Ik heb gekozen, Arkadi
Slecht» enkele visschers wagen zich met hun schepen dicht onder de kust in verband met het mijnengevaar. Op den voorgrond
een schelpenvisscher, die, nu het badzeizoen afgeloopen is, zijn werk kan aanvangen
De overlevenden van de .Courageous het Engelsche vliegtuigmoederschip, Londen in oorlogstijd. Het stadsbeeld der Engelsche hoofdstad is geheel
dat door een Duitschen onderzeeer getorpedeerd werd, zijn door torpeoo- j- i i i i
jagers in Engeland aan wal gebracht Terug op vaderlandschen bodem van den ernst der huidige dagen doortrokken
Aan de Vereeniging .De Zaansche Molen" is de uit het
jaar 1620 dateerende oliemolen .Het Pink" te Koog aan
de Zaan in eigendom aangeboden
Eenzaam en ver
laten ligt de vis-
schersvloot m de
haven van Sche-
veningen
De heer J W. Kallenborn, inspecteur
ven politie te Amsterdam, is belast
met de leiding van het bureau inzake
♦etsrfccaties en internafcenete rweda-
difers
Het badseizoen is door het vroegtijdig vertrek der gasten
op ongewone wijze geëindigd. Schevenmgen bereidt zich
voor op den komenden winter
FEUILLETON
Een .oinan uit het hooge Noorden,
door
AGATHE POGNER.
(Nadruk verboden)
30 November
Dag en nacht, stond de maan aan den
hemel Er heerschte een volkomen windstilte.
Wij besloten van het goede weer te profi-
teeren en op jacht te gaan. Derhalve bepak
ten we onze sleden en begaven ons op weg, zij
het dan niet voordat we Putschock rijkelijk
van het noodige voedsel hadden voorzien.
Het doel van mijn tocht was de Walvisch-
baai, want ook mijn metgezellen verheugden
zich er op weer eens met andere menschen in
aanraking te komen.
Al zeer spoedig ontmoetten wij een kudde
rendieren, hoewel wij onmiddellijk alle ge
weren afvuurden, konden we er slechts drie
van neerleggen. Dit was te betreurenswaar
diger omdat onze voorraad rendiervleesch
bedenkelijk begon te slinken. Wij zochten
een bergplaats en begroeven daar onzen buit
tot de terugreis. Daarna stookten we van
het meegebrachte hout een klein vuur en
schaarden ons er rond omheen voor den
maaltijd.
Na het eten zongen Tychon en Nikita eenige
liederen. Wadim rookte. Ik had mijn hoofd
op ae borst van Dobrez gelegd en sloot mijn
oogen Weldra viel ik in een diepen slaap.
Plotse.joe echter schrok ik wakker door een
guripen trillenden glans.
Wat was er gebeurd? Stond de aarde in
.lammen? Was de hemel uiteen gescheurd?
Of braakten de bergen vuur uit?
Ik stond als een klein kind voor den eersten
kerstboom. Het wonder, dat ik te aanschou
wen kreeg, benam mij den adem en de spraak.
Het was een stralen vuurwerkzooals
menschen handen dat nooit zouden kunnen
vervaardigen, een lichten en schitteren, zoo
bont en zoo rijk aan afwisseling, dat men het
nauwelijks kan beschrijven.
De hemel scheen bedekt door een gouden
sluier, welke het bleeke, zilveren licht van
den maansikkel nog juist zichtbaar liet. Dan
vloeiden de stralen ineen en vormden een
groote fantastische bloem, die uit rose, licht
groene en gele kleuren was samengesteld. De
bloem wera een ster, de ster een visch, de
visch een krans en de krans wederom een
bloem. Ik vroeg me verbijsterd af, welke
machtige toovenaar een zoo sprookjesachtigen
hoorn van overvloed bezat, dat hij den gan-
schen hemel met zulke stralenwonderen kon
beschilderen.
Zoo zag dus het Noorderlicht er uit!"
Ik had 't me voorgesteld als een groote, tel
kens verspringende ster of als een rollende
lichtkogel of zooals het in tal van boeken
was afgebeeld— als een stralenkrans met
een donker vlak in het midden. Nu zag het
er uit, of een bovenaardsch wezen met vormen
en kleuren speelde en spelend iets onvergete
lijks schiep.
Intusschen waren ook mijn metgezellen
opgestaan. Voor hen was het Noorderlicht
niets nieuws meer: desondanks wekte het ook
thans weer hun bewondering, omdat het er
plotseling uitzag, alsof men een regenboog in
stukken sneeuw had uitgespreid.
Opgewekt vervolgens wij onzen tocht. Het
was heerlijk in het schijnsel van dit flikke
rende licht over de witte vlakte te jagen. Wij
hadden daarbij het geluk drie van die sieT':;ke
kleine vossen te treffen die men hier slt-..ts
bij hooge uitzondering vindt.
Volgens het kompas konden we niet ver
meer van de Walvischbaai verwijderd zijn,
toen een berin met haar jong ons pad kruis
ten. Onmiddellijk trokken wij achter het nog
geheel versche spoor aan en het duurde geen
half uur of het geweldige dier lag onbeweeg
lijk aan onze voeten.
Het berenkind werd aan een touw gebon
den en wederom viel mij de eer te beurt als
berenleider op te treden. Daar ik echter lust
noch geduld had toe te zien hoe de doode
beer van haar huid werd ontdaan, ging ik
voorloopig alleen met Dobrez en het hevig
tegenstribbelende beertje op pad.
Het Noorderlicht was verdwenen, maar de
maan schonk, evenals voorheen, haar helder
en geruststellend licht.
Toen ik den laatsten heuvel, die mij nog
van de nederzetting scheidde, had beklom
men, vloog Pelka mij met groote sprongen
tegemoet. Zij was in 't geheel niet verbaasd
over mijn ietwat theatralen intocht. „Ha
Dobrez!" riep ze en het volgende oogenblik
vloog ze in mijn armen.
„Sinds het helder weer is", zei ze, „heb ik
eiken dag met den verrekijker naar je uitge
zien, want grootvader zei: als hij nog wil ko
men, dan moet het nu gebeuren. Over een
paar dagen zal de storm zoo'n grooten tocht
niet meer toelaten"
Ik deelde haar mede, dat Daada het goed
maakte en dat zij haar liet groeten. Pelka
knikte stil en staarde ietwat bedroefd voor
zich uit. Blijkbaar was zij nog niet heelemaal
over de scheiding heen. Even later trok ze
me aan mijn bontjas en terwijl ze met alle
teekenen van blijde opwinding voor mij post
vatte zei ze:
.Hij is er al, Arkadi! Drie dagen geleden is
hij gekomen. We hadden ons een geheele
maand verrekend!" °n
„Wie is gekomen?"
Pelka lachte schaterend en dat klonk als
een zilveren klokje.
„Tjé. wat ben jij vergeetachtig! Mamoesja's
nieuwe kind natuurlijk! Het is een jongen!
grootmoe en ik hebben haar getroost. Van
daag is ze voor het eerst opgestaan. Daarom
ben ik je gauw tegemoet geloopen. Mamoesja
heeft gezegd, dat ik je dadelyk mee moest
brengen. Alle mannen zijn op jacht. En geen
een weet iets van onzen kleinen jongen".
Ik bond mijn beertje aan een paal, liet
Dobrez achter om hem gezelschap te houden
en volgde Pelka in huis.
Stepanida begroette mij allerhartelijkst en
liet me vol trots een klein bundeltjezien,
waarin een pop met een vuurrood gezichtje
lag.
„Dat is hij!"
Boem! Daar had ik het bundeltje al op mijn
arm. Terwijl ik doodsangsten uitstond, dat ik
het wicht zou laten vallen, gaf Stepanida mij
haar groote blijdschap te kennen over mijn
komst, want nu moest ik peetoom zijn en
Katja peettante. Het feestmaal was al voor
bereid en het wachten was nog slechts op
de mannen.
„Ik zal eens kijken, of ze er al aankomen",
zei Pelka ijverig, terwijl zy den kijker nam en
naar buiten ging.
De zuigeling op mijn arm begon zich te
roeren. Stepanida ging hem verzorgen. In
tusschen vroeg ze mij, waarom ik niet ge
trouwd was? Ze zag immers, dat ik van kin
deren hield.
Daarop vertelde ik haar het droeve ver
haal van mijn huwelijk en Taja's plotselingen
dood. In een spontane opwelling van mede
lijden stak ze mij haar hand toe.
Pelka, die intusschen weer binnen was ge
komen, duwde me onverwachts een klein
pakje in de hand. Ze had het zelf voor me
gemaakt, zei ze. Ik dacht reeds aan een of
ander breiwerkje of iets dergelijks, maar ik
bleek mijn vriendinnetje snooaelijk miskend
te hebben, want het pakje bevatte een tame
lijk verfomfaaid en tot op de laatste bladzijde
beschreven schoolschrift.
Ik bladerde het door. Het waren uitsluitend
letters. Slechts een enkele maal vond ik een
samenhangend woord. De letterteekens waren
met veel moeite door een ongeoefende hand
neergeschreven, maar deze handjes hadden,
behalve den penhouder, iets zeldzaam kos
telijks laten spreken: een warm, kinderlijk
hart.
„Grootvader beweerde, dat je toch niet
zou begrijpen, wat ik voor je heb geschreven,
maar grootmoe zei: Als hij met je in de grot
kan spelen, kan hij ook alles lezen!"
Mijn eerzucht verbood me voor haar onder
te doen en derhalve haalde nu ook ik mijn
schrift te voorschijn. Het succes was buiten
gewoon. Pelka kreeg zelfs tranen in haar
oogen. Zij klom op mijn knie en eischte, dat ik
onmiddellijk met voorlezen zou beginnen.
Ik kwam er echter niet toe dezen wensch
te vervullen, want een aanhoudend uitgelaten
geblaf van tientallen honden verbrak de
buiten heerschende stilte.
„Daar komen de mannen! De mannen!"
Alles, wat loopen kon, vloog hen tegemoet.
Vooraan Stepanida met haar bonten bun
deltje.
Geweldig! Was dat een spektakel!
Driemaal werden de geweren geladen en ter
verwelkoming van den nieuwen wereldburger
afgevuurd. Deze zelf ging intusschen van
hand tot hand. Allen wilden hem zien! Allen
wilden hem omhelzen!
Wenjamin nam zijn vrouw op den arm en
tilde haar hoog in de lucht. Daarna draaide
hij met haar in oen kringetje rond, zoo onge
veer als een beer, die pogingen doet om te
dansen. Maar allen klapten in de handen en
riepen: „B.ravo! Hoera! Lang zullen ze leven!"
Nu werden de voorbereidingen voor den
doop en het feestmaal met verdubbelden ijver
voortgezet. Allen hielpen een handje mee,
alleen Rodion had zyn hoofd verloren, zóó
zeer was de blhcHohao over de komst van
het zoo vurig v -gde kleinkind hem in d«
"oenen geslagen.
•Wordt veivolgd).