Ik heb gekozen, Arkadi.. Nu het veevoeder schaarsch wordt, krijgen de afgevallen eikels weer eenige waarde. De jeugd beijvert zich in de stads parken met het rapen Het kostbaarste bezit van het Rijksmuseum te Amsterdam, Rembrandts .Nachtwacht", is uit de lijst verwijderd en naar een veiliger plaats overgebracht Twintig Nederlandsche Rijnschepen, die zich te Straatsburg bevonden, hebben toestemming gekregen, om naar Nederland terug te keeren. Een der schepen passeert de Rijnbrug te Arnhem FEUILLETON Een roman oit het hooge Noorden. AGATHE POGNER. .(Nadruk verboden) 26) Mijd metgezellen deelden dezen wensch wij hadden al sinds weken geen ei meer in huis en derhalve begaven wij ons ge zamenlijk op weg. Onze roeilboot als een slee achter ons aan sleepend, klommen we over grootere en kleinere ijsblokken de open zee tegemoet. Daar lieten we onze boot in het water glijden en roeiden opgewekt in de richting van het eiland. Het was geen ge makkelijk werkje, want de drijvende ijsschot- sen omringden ons van alle zijden. Het ge vaarlijke karakter van de onderneming prik kelde ons echter en spoorde ons aan om voort te gaan. Lachend sprongen we van onze boot op de schotsen en van de schotsen weer in de boot terug. Dat ging zoo den geheelen weg door en heelhuids arriveerden we op het eiland. Daar ontrolde zich aan mijn blik een on vergetelijk tafereel. Duizenden, neen, tien duizenden zeevogels zaten amphitheatersgewijs in de uitgehalde rotsen op hun nest en koes terden zich behaaglijk in de zon. Onze na dering scheen hen niet in het minst te ver ontrusten. Beseften zij, dat zij zoo geweldig in aantal waren, dat wij geen schade onder hen zouden kunnen aanrichten? Wij van onzen kant intusschen begrepen, dat een ondoordacht geluid voldoende zou zijn om onze vermetelheid die aan waaghalze rij grensde met dood te bekoopen, want bij het geringste verdachte gedruisch werpen deze gevleugelde rotsbewoners zich met luid ge- krijsch op het water en de kracht, waarmee dit door zulk een massalen zwerm geschiedt, zoo enorm en brengt het water dusdanig in beroering, dat ons bootje stellig onmiddel lijk zou kapseizen. Bijna onhoorbaar bewogen we derhalve onze boot langs de kust, voorwaarts. Wij spraken geen woord, tot we tenslotte aan een plek kwamen, waar de broedplaatsen nog slechst verspreid lagen. Hier gingen we aan land en profiteerden we van onze overmacht door een groot aantal nesten te plunderen. Nadat we onzen buit in de boot hadden ge borgen, wilden we op dezelfde plek een maal tijd aanrichten, maar dit scheen ons niet ver gund te zijn, want plotseling lieten we ons smakelijk maal in den steek, om onze boot na te rennen welke door een speelsche golf was opgenomen en dreigde te worden meegesleurd. We konden haar nog op het laatste moment te pakken krijgen, maar daarmee was onze opgewekte stemming voorloopig van de baan. Vol ontzetting dachten we er aan welk een verschikkelijke dood ons beschoren zou zijn geweest, als de boot inderdaad was wegge dreven. Onverwijld aanvaardden wij daarom den terugtocht en daarbij bleek al spoedig, dat de doorgestane emotie op het eiland slechts het begin was geweest van een reeks van gevaren, welke ons van dat oogenblik af bedreigden. Overal schenen de ijsbergen ons opzettelijk in den weg te drijven. Alles, wat wij aan durf en kracht bezaten, moest worden opgewekt om den talloozen gevaren het hoofd te bieden en nóg hadden wij de hoop, de baai behouden te zullen bereiken, niet opgegeven, toen het verderf in den vorm van een reusachtig ijs blok in adembenemende snelheid op ons toe kwam. Aan ontkomen was niet te denken, want andere, niet minder gevaarlijke schotsen om ringden ons van alle kanten. „De doodzei Niikita zacht. Berustend lieten wij de roeispanen zinken. Er restten ons nog slechts één of twee minuten voor den ondergang. Wij zaten als versteend. Had een snelle sprong in het water ons kunnen redden, dan zouden we er niet toe in staat zijn geweest deze laatste poging te wagen. Als het staal aan een magneet, zoo hingen onze blikken aan den dood en verderf brengenden ijsberg. „Nog 10 seconden!" riep Wadim. „Nog vijf! nog drie!" Daar lag de berg voor ons. Zijn nabijheid deed ons de oogen sluiten. Wij voelden een schok en daarop nog een. Wij hoorden een angstwekkend geknars en gekraak, maarzonken niet. Wat had dat te beteekenen? Angstig opende ik mijn oogen. En wat zag ik? Onze boot dreef rustig verder. Maar links en rechts van ons stonden hooge, loodrechte witte muren. „Er is een wonder gebeurd!" riep Nikita, diep onder den indruk van deze, schier onbe grijpelijke redding. „Een gToot. overweldigend wonder!" Met diepen ernst sloeg hij een kruis. Onze beide andere metgezellen zwegen ook, ik was niet in staat een woord uit te brengen. Maar met zeldzame blikken staarde ik de groote, snel voortdrijvende ijsblokken na. Mijn geheele lichaam beefde. Ik voelde, dat mij een nieuw leven was ge schonken. En ik zou trachten het goed te be steden. Eiken dag wilde ik het iets goed bren gen, Want nu waardeerde ik het. Neen, ik had het lief! Ik beminde het met een harts tochtelijke, alles omvattende liefde. Toen wij gisteren van een korte jacht te rugkeerden, wachtte mij een merkwaardige verrassing Mella, de eens kortharige hond, die hier inderdaad een behoorlijke warme, zij het dan wat borstelige vacht had gekregen, was moeder geworden en zij had— waar schijnlijk bij gebrek aan een geschikter plaats den vollen- zegen van haar moederschap, drie zoons en twee dochters, eenvoudig op mijn bed gedeponeerd Toen ik niets vermoe dend mijn kamer binnen trad, kwam ze mij zoo vroolijk blaffend tegemoet, dat ik haar het eigenmachtig binnendringen in mijn ap partementen gaarne vergaf. „Blijf maar hier", zei ik, „dan zal ik in tusschen jouw plaats buiten wel innemen". Ik volgde het voorbeeld van mijn makkers, die zonder zich om den vorst te bekommeren, reeds den derden dag onder den blooten hemel sliepen. Ik trok mijn bontjas aan, riep Dobrez, zocht een zonnig plekje en bereidde mij voor om te gaan slapen. Doch deze rust scheen mij niet vergund te zijn, want ik lag nog niet goed en wel, of Bisa, een andere hond. kroop plotseling dicht tegen mij aan en vlijde zich tusschen mij en Dobrez in. Ze lag geen minuut rustig. Nu eens keerde zij zich om, dan weer rekte ze zich uit en nadat ze me eerst met haar staart in mijn oogen had geslagen, kriebelde ze mij bij een volgende gelegenheid met de punt van haar oor in mijn neus. Toen begon het me te ver velen. „Bisa", zei ik vermanend, „gedraag je fat soenlijker! Je ligt hier niet onder honden!" Daarop begon zij te steunen, alsof ik het geheele hondenras doodelijk had beleedigd en terwijl ze mij met haar smeekende, trouwe oogen onafgebroken bleek aankijken, legde ze haar kop op mijn hand. Nu eerst begreep ik hoe de vork in den steel zat. Tja, daar had ik werkelijk niet aan gedacht, dat dieren eveneens moeten lijden, wanneer de natuur haar rechten eischt. Toen alles voorbij was, pakte ik de geheele nakomelingschap in een mand en droeg deze naar mijn kanier. Daarna gaf ik beide hon denmoeders een groot stuk brood. Zij namen het gretig, maar kennelijk verwonderd aan. Sinds hun als dageiijksch voedsel vleesch werd voorgezet was brood een soort lekkernij voor hen geworden. Toen mijn metgezellen uitgeslapen waren en Bisa's telgen wat nader bekeken, wilden zij haar dochtertje, dat een merkwaardige gelijkenis vertoonde met een rat, verdrinken, maar daartegen verzette ik mij met klem. Ik had haar in 't leven geholpen, ik zou er ook voor zorgen, dat ze in leven bleef. Na het eten zocht ik wederom een plaatsje om te rusten, maar ditmaal ging ik vTij ver van huis weg. Ik lag echter niet lang. Een zeldzame in nerlijk onrust belette me den slaap te vatten. Derhalve gaf ik mijn pogingen op, floot mijn hond en wandelde met hem over de schitte rende sneeuwvelden. Uit het zuiden kwam de eerste lauwe wind. Hij streek langs mijn gezicht als een lief kozing. Hij klonk me in de ooren als een ge dicht. Ik sloot mijn oogen om hem beter te kun nen hooren en het leek me, of hij geheel tot muziek was geworden. Ik hoorde nieuwe tonen, nieuwe klanken, nieuwe melodieën. Een wereld van schoonheid en wonderen doemde voor mij op. De stroo- mende overvloed groeide tot een belofte, een openbaring. En de eenzaamheid herschiep haar in onmetelijke rijkdommen. Toen ik vroeger met blijde haast alle mo gelijke kostbaarheden bijeenschraapte, werd ik zienderoogen armer. Maar nu ik met leege handen stond, droeg zelfs de wind mij kostelijke gaven toe. Toen begreep ik: men moet veel, neen, men moet alles opgeven; eerst dan leert men het ware goede waardeeren. Ik lachte in stil' - blijdschap voor mij heen. (Wordt vervolgd). De markten in de verschillende plaatsen langs de Fransche grens zijn dagelijks overvol. Honderden koopers verdringen zich, om een plaats bij de Ontzaglijke rookkolommen stegen op, toen Zondag 24 September Warschau andermaal ten prooi was aan hevige bombardementen De uitwerking van een voltreffer De defensie-maatregelen in het inundatie-gebied. Wanneer een dijk niet onder water komt, wordt hij In het Vondelpark te Amsterdam zijn de De Nederlandsche verdedigingsmaatregelen. Ten behoeve van het schutsveld in werkzaamheden voor de overbrugging het inundatiegebied moeten hier en daar enkele boomen worden omgehakt tusschen Van Baerlestraat en Roemer Visscherstraat in vollen gang

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1939 | | pagina 14