Als de sternen
kenden,
Litteraire
Kantteekeningen.
Een oplossing.
Ganzerik.
ZATERDAG 30 SEPTEMBER 1939
HAARLE M'S DAGBLAD
Kasteel Malmaison.
Malmaison simpel kasteel uit het midden
Öer 18e eeuw, zonder geschiedenis nog, zon
der pretenties; liefelijk gelegen in het bekoor
lijke landschap tusschen Parijs en St. Ger
main weliswaar, maar met schoonheid er
grootschheid matig bedeeld door de bouw
kunst dier dagen en toch: uitverkoren tot
kortstondig schouwtooneel van luister en glo
rie, tot stille getuige óók van wat een idylle
had kunnen zijn, maar zich ontwikkelde tot
tragedie: de tragedie van een keizerlijke liefde.
Een meisje was ze nog, Joséphine Tascher
de la Pagerie, toen ze, begeleid door haar va
der, van "het eiland Martinique naar Frankrijk
reisde en voor het eerst de landstreek bezocht
waar ..de Seine zijn stroom vertraagt in de
bochtige oevers temidden van bloeiende wei
den". Was het een voorgevoel van de beslis
sende rol die dit oord rond Malmaison in haar
bewogen leven zou spelen, dat ze veld
bosch, wijngaard en meide en het eenvoudige
Malmaison met zooveel uitbundigheid bewon
derde? Of deed de verwachting van het eerste
liefdesavontuur dat ze tegemoet ging haar hiel
de wereld zoo fleurig en blijmoedig zien? Want
ze was naar Frankrijk gekomen om haar
hand te schenken aan den Graaf de Beau-
harnais, gehoorzamend aan den wensch van
haar vader.
Jaren later in 1792 opnieuw in de om
geving van Malmaison, maar nu als Vicom-
tesse de Beauharnais, lachte Malmaison
omgeving haar niet minder toe. Men kan niet
zeggen dat ze treurde om de afwezigheid van
haar echtgenoot die als bevelvoerder van de
Fransche legerscharen aan den Rijn het de
mocratische Frankrijk verdedigde tegen de
aanvallende monarchieën: zelfs de arrestatie
van den Graaf wegens vermeend verraad aan
de Fransche zaak, zijn terechtstelling onder
de guillotine, haar eigen kortstondige ge
vangenschap, schijnen haar matig bewogen te
hebben. De bekoorlijke, levenslustige, ja wat
lichtzinnige weduwe de Beauharnais die schit
terde in de weelderige salons tijdens het Di
rectoire. mocht wel eens onderwerp zijn van
een ondeugend gesprekje, ze was bemind, Jo
sephine, wat men ook vertelde.
Maart 1796 was het, toen ze het jawoord gaf
aan een kwiek generaal, jonger dan zij, een
man die al heel wat van zich had doen spre
ken en van wien men verwachtingen koester
de: een zekeren Napoleon Bonaparte. En hij,
in wiens brein plannen van angstwekkende
draagwijdte rijpten en wiens adelaarsoog
meer gericht was op de landkaart van Europa
dan op menschelijke gestalten, hij is voor het
eerst en mogelijk ook voor het laatst van zijn
leven buiten zich zelf van liefde voor de be
koorlijke Josephine. „Ik ben. schrijft hij,
gansch en al van je vervuld, lieve, onvergete
lijke Josephine. Zal ik rust kunnen vinden
wanneer ik mij aan je lippen en aan je hart
overgeef aan de vlam die mij verteert?"
Niet lang daarna, in den roes van deze on
stuimige liefde, is Josephine, maar nu aan
Napoleon's zijde, opnieuw in de omgeving van
Malmaison. Ze verzuimde niet te vertellen
van haar verlangen, ééns in het bezit te zijn
van het zoo begeerde kasteel. Maar Generaal
Bonaparte is een man van beperkte middelen
en de eigenaar van Malmaison vraagt een
hooge somVerstoorde illusie? Neen. toch
zal Malmaison haar toebehooren geduld!
Als Napoleon ver van het liefelijk oord strijd
levert in Egypte, stelt de lichtzinnige Jose
phine, die de waarde van het geld nooit heeft
leeren kennen, zich in het bezit van haar
droomslot; Napoleon zal 300.000 franken
moeten neertellen. Hij mag bij zijn terugkeer
onaangenaam verrast zijn door het voldongen
feit, nu Malmaison hem een maal toebehoort
zullen kasteel en park een aanzien krijgen,
Frankrijk's eersten Consul waardig.
„Een bloemenininisterie".
Aan de bekwaamste bouwmeesters van dien
tijd, een Percier, een Fontaine wordt de ver
fraaiing van Malmaison opgedragen; tuin
architecten als Lepère en Brisseau beijveren
zich van de parken ware lusthoven te toove-
ren naar Engelsch model. In 1801 heeft alleen
de tuinaanleg al 600.000 franken verslonden;
wat deert het? Als Lodewijk XVIII aan zijn
Marie-Antoinette een Petit-Trianon kon
schenken, moet Napoleon Bonaparte Josephi
ne met een Malmaison gelukkig kunnen ma
ken, dat er niet voor onderdoet. Zij zelf. Jose
phine. behoefde waarlijk geen aansporing,
daaraan mee te werken: van heinde en verre
laat zij exotische bloemen en planten komen
om de arcadische weelde van haar lusthof te
verrijken: de beroemde botanicus Ventenat
wordt aangezocht deze wondere flora te ver
zorgen, de schilder Redouté. bijgenaamd ,.de
Raphael der bloemen", zal het levend kleuren-
schoon vereeuwigen op het doek ja, deze
eeredienst van de bloem verkrijgt zulk een
vermaardheid, dat ondeugende Franschen
fluisteren van een bloemenministerie waar
mee Frankrijk is verrijkt. Het gerucht, dat
tijdens den oorlog met Engeland de strenge
blokkade door den vijand slechts voor één ar
tikel niet van kracht was: bloemen bestemd
voor Josephine mag door de historie wel niet
bevestigd worden, kenschetsend is het wel.
December 1804: Napoleon is keizer gewor
den. Josephine keizerin! Nu wordt Malmaison
met recht een sprookjeskasteel, waar de eer
sten des lands verkeeren. en vreemde vorsten
te gast komen. Keizerin Josephine laat niet
na, nóg meer luister bij te zetten aan haar ge
liefde Malmaison: al ras is een diergaarde
voorzien van een keur van uitheemsche die
ren en verhuist, tot ergernis van Napoleon,
op Josephine's bevel, menig schilderij van de
musea naar Malmaison. Zeker, Napoleon mag
er de voorkeur aan geven in het naburige St.
Cloud te vertoeven voor zoover zijn verove
ringstochten hem niet her- en derwaarts drij
ven, Josephine leeft in een droom van weelde,
in een roes van gevierdheid. Maar.... is ze
van harte gelukkig? Haar garderobe telt 700
gewaden en 250 hoeden; ze bezit een keur van
edelsteenen, kostbare shawls en kapsels; ze
strooit met millioenen om zich heenEn
toch is het geen bittere tragedie dat zij. de
verwende, aan hem, die haar dit alles veroor
looft, dat ééne, dat h ij zoo vurig begeert, niet
vermag te schenken: een zoon? Ze weet hoe
dit verlangen aan hem knaagt; ze wéét het
en vreest het. Bange voorgevoelens brengen
de lichtzinnige Josephine soms tot vertwijfe
ling. Want ze is bijgeloovig; meer dan eens
raadpleegt ze de beroemde waarzegster Mme
Lenormand; de beteekenis die ze toekent aan
voorteekens wordt allengs beangstigend groot.
Een portret valt
Eens is Napoleon het gebeurde nog vóór
zijn kroning zoo heftig verstoord op zijn
broer Lucien dat hij de tabaksdoos van tafel
neemt en uitroept: Ik zal je breken als deze
doos! Met een smak smijt hij de doos op den
garond en zie, de doos blijft ongeschonden,
maar uit het deksel is een portret losge
sprongen de beeltenis van Josephine, ge
schilderd door Isabey. Onvoorzichtige tongen
verhalen dit voorval aan Josephine en lijk
bleek stamelt ze: „dat dat is een voorteeken
van onze scheiding!"
En ze kwam, deze scheiding Het is Decem
ber 1809: de familieleden en voorname digni-,
tarissen zijn ten hove genoodigd. De Tuille-
rieën baadt in licht als gold het een festijn, de
hofkoetsen rijden af en aan, vorstelijke per
sonen in kostbare gewaden betreden de zaal
waar de plechtige bijeenkomst zal worden ge
houden. En te midden van al die schittering
wordt de beslissing bekend gemaakt die Na
poleon en Josephine met beiderzijdsch goed
vinden hebben genomen: de scheiding.
Het is Napoleon zelf die het in bewogen
woorden aankondigt:
„God alleen weet, 'hoe zwaar mij deze
stap is gevallenEn allen buigen het
hoofd daarbij, want ze weten dat het geen
rhetoriek is wat de keizetr daar zegt.
Den volgenden dag brengt een koets door
regen en wind Josephine terug naar wat eens
een keizerlijken lusthof was en nu een oord
der vertroosting is geworden naar Mal
maison. Het is haar door den Keizer ge
schonken.
En nu nu herbergt Malmaison een
keizerin zonder troon, een geliefde zonder
minnaar. Want geliefd blijft ze; als voor
heen maken vorstelijke personen haar hun
opwachting, troosten de eersten des lands
haar in deze pijnlijke eenzaamheid met hun
gezelschap. Geliefd blijft ze ook door Na
poleon; hij bezoekt haar van tijd tot tijd en
schrijft haar met een innigheid die voor
Josephine troost en vertwijfeling tegelijk be-
teekend moet hebben: „Heb je dan werke
lijk allen levensmoed verloren sedert je op
Malmaison bent teruggekeerd? En toch is
dit kasteel getuige van ons geluk en onze ge
voelens geweest die nooit zullen en kunnen
veranderen, tenminste niet van mijn kant..."
Een vertroosting mag dit zijn, ze kan de bit
tere pil. die de komende maanden voor haar
in petto houden, niet vergulden. De Habs-
burgsche hertogin Marie-Louise, 's keizers
toekomstige gemalin, is naar Frankrijk ge
komen en daarvoor moet Josephine wijken:
Josephine's kamer te Malmaison.
tijdelijk zal ze niet alleen het haar geschon
ken Elysée maar ook Malmaison moeten
mijden.
Zes weken brengt ze door in het kasteel van
Navarre en eerst als de roes der huwelijks
feesten is weggeëbd, als Napoleon aan de zijde
van de nieuwe keizerin Parijs verlaat. :s het
Josephine vergund naar Malmaison terug te
keeren. Het moet, naar men vertelt, een ge
zegende zomerdag zijn geweest; Malmaison
verwelkomde haar met z'n schoonste bloesem
pracht en binnen wachtte haar een verras
sing: een epistel van Napoleon.
Terwijl Josephine vergetelheid zoekt in
gezellig verkeer en ze de kracht schijnt te
vinden, zich in haar lot te schikken, nadert
nieuw onheil; niet ver mer is het oogenbiik
waarop ze opnieuw Malmaison zal moeten
verlaten. Ze weet het, de keizerin is in blijde
verwachting en moet zooveel mogelijk ge
spaard blijven voor iedere aanleiding tot ja-
loerschheid. Vier maanden lang ligt Mal
maison verlaten. De 20ste Maart, historische
dag voor het Keizerlijk Frankrijk, maakt aan
Josephine's ballingschap een einde: den Keizer
is 'n zoon geboren hij heeft het Josephine
zelf geschreven, een zoon, l'Aiglon
In de schaduw van den roem
Daarmee schijnen de jaren van schok
kende gebeurtenissen voorbij; het leven op
Malmaison voltrekt zich rustig en vredig. Vre
diger althans dan daarbuitenEuropa staat in
vuur en vlam; Napoleon's veroveringszucht
kent geen grenzen, zijn land- en roemhonger
is onverzadigbaar, succes volgt op succes.
Maai' dan ineens dringen onrustbarende
tijdingen tot Malmaison door. De kans is ge
keerd, een machtige coalitie trekt te velde
tegen den ontembaren Caesar, Napoleon's on
dergang is nabij.
Maart 1814 is het. als Josephine Malmaison
verlaat en naar het veiliger kasteel van Na
varre trekt; daar hoort ze -van den val van
Parijs en van Napoleon's troonafstand. Won
derlijke symboliek: als Napoleon naar Elba
is verbannen en de Bourbons den Franschen
troon bestegen hebben, komen Europeesche
vorsten nara Malmaison, om hun opwachting
te maken bij de ex-keizerin Josephine.
Lang overleeft ze den tragisohen onder
gang van Napoleon niet: 29 Mei 1914 sliep ze.
na een kortstondig ziekbed, te Malmaison in:
haar uitvaart droeg in weerwil van den Bour-
bonschen naijver, een vorstelijk karakter.
Het scherm der geschiedenis scheen op het
punt te vallen en het eenzame Malmaison zich
op te maken om van bont schouwtooneel var
even roemruchte als tragische gebeurtenissen
te verstillen tot curiosium der historie toen
nog eens de oogen der gansche wereld zich
richtten op het vermaarde kasteel. Weer gine
de gestalte van Napoleon door de parken er.
en vertrekken van Malmaison. de gestalte
van een gebroken man. De honderd zegedager
na z'n ontvluchting van Elba waren voorbij:
Waterloo had de beslissing gebracht. Een
machtsillusie was verstoord, een caesaren-
droom gelijk zoovele andere ten einde ge
droomd.
Onttroond ten tweeden male zocht Napoleon
zijn toevlucht op Malmaison ..als zocht hij daar
de schaduw der geliefde, die heengaand uit zijn
leven, meteen geluk en voorspoed scheen tp
hebben meegedragen".
Nog bloeien Josephine's rozen in het rasa -
riium van Malmaison; nog staan er de meu
belen. temidden waarvan ze lefde. Het déca
bleef, de spelers gingen.
De laatste bladzijde van Malmaison's ge
schiedenis werd op St. Helena omgesdagen
op het het doodsbed van een verbannen
keizer„Ik heb mijn lieve Josephine ge
zien, maar ze heeft mij niet willen omar
men"Ze was niets veranderd en nog
steeds vol liefde voor me. Ze zei, dat we el
kaar spoedig zouden weerzien, om nooit meer
te scheiden
C. J. E. DINAUX.
Carla Simons. Ik wil leven.
Henriette van Eyk. Truus de nacht
merrie. Beide uitgaven van Querido,
Amsterdam.
Ernst en kortswijl, om een ouderwetschen
scheurkalendertitel te gebruiken, leveren de
beide schrijfsters, wier namen hierboven
staan. Ieder doet .het op eigen gelegenheid en
zeer persoonlijke wijze. Carla Simons is het
ernst met het leven: Henriette van Eijk niet
minder, doch die verhult dan ernst in spot
van sprookje en geestig ideeënspel. Carla
Simons ontbreekt in haar ernst het gevoel
voor humor, waarmee Henriette van Eyk mis
schien te royaal omspringt. Van de beide
schrijfsters is het echter, en van ieder in haar
soort, een mooi boekje, bestemd voor de plank
waarop men de boeken bewaart, die iets te be
duiden hebben.
De eerste verhaalt ons het leven van een
jonge vrouw, met wie een vriendschap ont
stond van weinig weken, maar die voorgoed
zal duren. Zij heeft de jonge Zuid-Amerikaan-
sche in Italië ontmoet, en hun wegen zijn
daarna voor goed weer uit elkaar gegaan Maar
voor de schrijfster ls Celia's zuivere levenswil
vol aantrekkelijkheid, ze ziet zichzelve in haar,
als in een spiegel, misschien stralender door
haar eigen artist-zijn en ze vertelt dat leven
in korte, maar complete toetsen, die aan het
slot de herinnering aan een gaaf beeld nala
ten.
„Het zijn alledaagsche dingen: een mooi
kind groeide verweg op; gratie en talent wer
den begrijpend tot muziek geleid: Harold en
Celia: twee wezens die nooit samen passen
konden en na de geboorte van het onge-
wenschte kind groeit er na roes en eerste lust
een groot gevoel van liefde. Maar ook dit keer
drijft het leven alles uit elkaar: talent wordt'
nutteloos verspeeld, verlangen wordt gedood:
onontkoombaarheid der alledaagsche dingen".
„Er blijft een jonge vrouw met een rijzig
kind; een huilende onmacht naar schoonheid
en genade van volkomene muziek en heimwee
naar een verloren land, heimwee naar de geu
rende nacht, de zoete nacht vol argelooze
kïnder-blijheid.
„Dat is alles. Vergeef het me, Celia, dat ik
het niet grooter maken kon, van meer belang.
Ik had het verhaal van je leven lief; ik hield
van jou, omdat je. trillend en gespannen, de
bloote voeten in het water, gereed stond door
de eindelooze zee te waden. om. aan de over
kant, opnieuw en béter te beginnen in een
nieuw land van avontuur.
,Wij zijn van dezelfde soort; wij hooren bij
elkaar: ik zal me nooit meer eenzaam voelen
als ik ben teruggekeerd tot de menschen
waarbij ik leef".
Carla Simons heeft zich in Celia's leven, in
innig meeleven verdiept en de alledaagsche
dingen in dat leven een glans van schoonheid
medegegeven.
Wat er in Henriëtte van Eyk's droomsprook-
jes ernstig is gaat schuil onder de massa's
confetti harer geestigheden, maar het is er
desalniettemin, Zij blijft een unieke verschij
ning in het leger onzer belletristen, de eenige
bij wie het onverzwakte plezier in allerlei her-
sengrollen met werkelijk dichterschap gepaard
gaat. Het is een onverwachte combinatie van
oergein met natuurlijk woordgevoel en beeld
vermogen; aan het eerste dankt ze haar suc
ces over de breede linie; op het tweede de
aandacht te vestigen lijkt niet overbodig om
dat men die door al de grappigheid van de
rest wel over het hoofd ziet, misschien.
Hoe origineel is bijvoorbeeld een zinnetje
als dit, waarmee het vierde verhaal aanvangt:
„De ochtendzon scheen door de zolder. De
stofjes dansten als heel kleine splintertjes
regenboog in de warme lucht":
Direct sfeer scheppend zijn die eerste paar
regels, waarmee het boekje opent: „In een
donkere hoek, achter een koffer, op de zol
der van een oud huis aan de gracht, woonde
Truus, de nachtmerrie".
Die vijf achtereenvolgende plaatsbepalingen
geven, in haar juiste verband, al dadelijk toe
gang tot de materie, die we behandeld zullen
zien. Deze auteur schrijft maar niet raak, zoo
als hij die alleen op de grapjes let allicht zou
gaan denken.zij bewijst juist telkens haar
Uit den tijd
Plezierritjes zijn nü zeker uit den
tijd! Elk ongemotiveerd gebruik van
de auto dient men na te laten, want
het landsbelang eischt:
ZUINIG ZIJN MET BENZlNEj
techniek volkomen in haar macht te hebben,
Waar dat in haar kraam te pas komt viert zij
den teugel en schrijft dan die langs den
neus-wegsche spotternijtjes, waar haar lezers
zoo verzot op zijn:
„Het stokpaard Jupiter woonde in een net
pension. „Een fatsoenlijk persoon" zeien ze
daar. Hij was indertijd begonnen z'n kost te
verdienen met het bïjharken van tuintjes en
parken. Later was ie aangesteld tot vastbezol-
digd onder-harker in het plantsoen voor het
stadhuis, en nu was ie onlangs bevorderd rot
leeraar harken aan de gemeentelijke tuin
bouwschool".
Hier ironiseert zij maatschappelijk en op
beminnelijke wijze. Zij kan even beminnelijk
ergens een geestelijken hak zetten:
..Truus gaapte (d.i. het droompaardje).
„Ze ging een beetje makkelijker liggen op
het stroo. graaide met een voorpoot een sta
peltje boeken naar zich toe, greep Het Leven
van Augustinus. snuffelde aan het eind om te
zien hoe het afliep, om tenslotte in slaap te
vallen met haar kop op bladzij drie".
Wij zijn nu niet, als anderen, zóó verzot ge
weest op de verhalen van Gravin Knal
consorten. Ook kan ons de vergelijking van
haar werk met dat van den sprookjesdichter
Andersen niet als geheel geslaagd voorkomen.
Bij de Hollandsche schrijfster zijn improvisa
tie en bewuste compositie veel meer dooréén
gemengd en mist het werk te veel de afge
ronde gaafheid der verhalen van den wereld-
beroemden collega. Maar in Truus de nacht
merrie vind ik al veel meer belieersching en
gebondenheid dan in veel vroeger werk, het
avontuur van „Siegbert en Santje" in deze
reeks is bijvoorbeeld een klein bewijs dat ook
zonder te veel studentikoosheid en muzikan
tengrapjes door Henriette van Eyk een licht
tragisch geval luchtig-fljn behandeld kan
worden.
In Truus, het elegante droompaardje met
het zwiepende staartje, heeft zij een alleraar
digst bindsel gevonden tusschen de acht korte
verhalen die van droomen vertellen, en van
droomers, die hun wenschen in vervulling
zien gaan, zonder er buitensporig gelukkig
door te worden.
Ik wil besluiten met de erkenning dat mijn
waardeering voor Henriëtte van Eyk's talent
door Truus aanzienlijk gestegen ls.
Margreet Velsen-Quast. Kruispunt.
Uitg. Mij. Holland, Amsterdam.
Een Hollandsch meisje in Indië dat pas haar
onderwijsacte van de Kweek in handen kreeg,
wordt verliefd op een getrouwden man, wiens
vrouw van geen scheiding weten wil. Veel
soesah is er om Wendie, het meisje, dat tegen
haar ouders in opstand komt. doch vrij onver
wacht zich bij het noodzakelijke neerlegt. Een
vrij onbelangrijk geval, dat op „harmlose"
wijze verteld wordt, onopvallend als litterair
kunstproduct, doch vlot leesbaar geschreven,
J. H. DE BOIS
In ons land houdt elk genootschap, e'.ke
bond, elke unie en elke vereenigïng een jaar
vergadering, een jaarlijksche bijeenkomst of
een congres.
Het vaststellen van de plaats, waar zulk een
bijeenkomst zal worden gehouden stuit veel
al op moeilijkheden en protesten en heeft
heel wat voeten in de aarde.
Men zou het zich in dit opzicht gemakke
lijk kunnen maken als men systematisch, zoo
als hieronder aangegeven, te werk ging. De
volgende „verzamelplaatsen" liggen voor de
hand:
De vrouwen te Helpman Groningen).
De veeartsen te Dieren (Geld.)
De werkloozen te Kostverloren (Gron.)
De hengelaars te Visvliet (Gron.)
De waschvrouwen te Helder (N.-H.)
De jagers te Hindeloopen (Fr.)
De kippenhouders te Hoenderloo (Geld.)
De eierhkndelaren te Eibergen (Gld.)
De brouwer te Biervliet (Zeel. of te Brou
wershaven (Zeel.)
De aannemers te Huizen (N.H.)
De timmerlieden te Spijkerboor (Drente).
De stucadoors te Witten- (Dr.)
De wagenmakers te Assen (Dr.)
De smeden te Blaasbalg (N.-Brab.)
De slagers te Oss (N.-Brab.)
De kleermakers te Broek (N.H.)
De tuinlieden te Schoonhoven (Z.H.)
De sociëteitsbesturen te Uithuizen (Gr.)
De postduivenhouders te Duiven (Geld.)
De kerkeraden te Kerkrade (Limb.)
De kappers te Haren (Gron.)
De schoenmakers te Waspik (N.-Brab.)
De schoenpoetsers te Glimmen (Gron.)
De houtzagers te Balk (Fr.)
De landbouwers te Akkerman (Geld.)
De schutters te Schijf (N.-Brab.)
De dammers te Amsterdam (N.H.), Rotter-
dan (Z.H.)Schiedam tZ.H.L Zaandam (N.H.)
Monnikendam (N.H.), Veendam (Gr.), Dldam
(Geld.) of Dubbeldam (Z.H i 7n dan rest er
nog een ruime keuze in dammen.
Voor welke instellingen Zwammerdam en
Roermond de aangewezen vergaderplaatsen
zouden zijn moge aan des lezers fantasie
worden overgelaten.
Deze ly'st is nog voor aanmerkelijke ver
lenging vatbaar. Zorg over de plaatsruimte
heeft ons gestuit
POTENTILLA.
Het geslacht PotcntllJa behoort tot de roos-
achtigen. De in het wild voorkomende soorten
lijken misschien nog wel het meest op de
aardbei, hoewel hun bloemen meestal geel zijn
en ze lang niet allemaal drietaliige blaadjes
hebben, (denken we bijvoorbeeld maar aan de
vinspletige bladen van het zilverschoon).
Van die lage kruidachtige Potentilla's zijn er
eenige zeer geschikt vor den rotstuin. Ze vin
den daa.r ook meestal vanzelf de voorwaarden
waaronder ze het beste groeien, n.l. veel zon
en een zandigen bodem.
Een zeer mooi plantje, dat niet hooger wordt
dan ongeveer twintig centimeter en goudgele
bloemien draagt, is de Potentilla aurea, als
we het wilden vertalen zouden we deze plant
goudpotentil moeten noemen. Zoo is er ook een
zilverpotentil, Potentilla argenta, maar hier
slaat de naam op de blaadjes, die mooi zilver
grijs zijn; de bloempjes zijn eveneens geel.
Potentilla fruticosa.
Potentilla alba blijft evenals de beide voor
gaande soorten zeer laag en prijkt van Juni
tot Augustus met vele witte bloempjes.
Ook is er een soort met oranje-gele, bijna
zalmkleurige bloemen, Potentilla Tonguel.
Al deze soorten gedijen zeer goed in de zan
dige tuinaarde van een rotstuintje. Ze moe
ten matig vochtig worden gehouden en ver
langen veel zon.
Eigenlijk behoort de bespreking van deze
rotsplantjes niet thuis in de maand Septem
ber, want de meeste bloeien van Juni tot
Augustus.
Maar wie wel degelijk onder dc laatblocien-
de behoort, te worden genoemd, is de
Potentilla fruticosa. de eenige soort van dit
geslacht, die niet kruidachtig is maar in alle
gedaante van een gracieus, laagblijvend
heestertje een zeer dankbare gast is voor onze
tuinen.
Vooral voor een kleinen tuin, waar we niet
al te veel in kunnen plaatsen en waar we
misschien ook niet al te veel kosten aan kun
nen besteden is dit mooie rijkbloeiende
heestertje een ware uitkomst.
Het verlangt niet veel zorgen en bloeit
zeer lang achtereen van Mei tot October, dus
een vol halfjaar.
Op de bijgaande foto kunt u zien hoe vol
en feestelijk de heester bloeit. De gele bloe
men hebben den mooien vorm van een enkel-
'oloemige wilde roos. Het struikje lijk* we! op
een egelantier in het klein en in het geel.
De bladen hebben een mooie frischgroene
kleur, ze zijn tot zeventallig gevind en de
enkele blaadjes zijn lang en slank. Het geheel
is zepr fijntjes en sierlijk en door den over
vloed van gele bloemen en den langen bloei
tijd is de Potentilla fruticosa een vrooiijke
aanwinst voor onze tuinen.
A. J. D,