Als de sternen kenden, Litteraire Kantteekeningen. Een oplossing. Ganzerik. ZATERDAG 30 SEPTEMBER 1939 HAARLE M'S DAGBLAD Kasteel Malmaison. Malmaison simpel kasteel uit het midden Öer 18e eeuw, zonder geschiedenis nog, zon der pretenties; liefelijk gelegen in het bekoor lijke landschap tusschen Parijs en St. Ger main weliswaar, maar met schoonheid er grootschheid matig bedeeld door de bouw kunst dier dagen en toch: uitverkoren tot kortstondig schouwtooneel van luister en glo rie, tot stille getuige óók van wat een idylle had kunnen zijn, maar zich ontwikkelde tot tragedie: de tragedie van een keizerlijke liefde. Een meisje was ze nog, Joséphine Tascher de la Pagerie, toen ze, begeleid door haar va der, van "het eiland Martinique naar Frankrijk reisde en voor het eerst de landstreek bezocht waar ..de Seine zijn stroom vertraagt in de bochtige oevers temidden van bloeiende wei den". Was het een voorgevoel van de beslis sende rol die dit oord rond Malmaison in haar bewogen leven zou spelen, dat ze veld bosch, wijngaard en meide en het eenvoudige Malmaison met zooveel uitbundigheid bewon derde? Of deed de verwachting van het eerste liefdesavontuur dat ze tegemoet ging haar hiel de wereld zoo fleurig en blijmoedig zien? Want ze was naar Frankrijk gekomen om haar hand te schenken aan den Graaf de Beau- harnais, gehoorzamend aan den wensch van haar vader. Jaren later in 1792 opnieuw in de om geving van Malmaison, maar nu als Vicom- tesse de Beauharnais, lachte Malmaison omgeving haar niet minder toe. Men kan niet zeggen dat ze treurde om de afwezigheid van haar echtgenoot die als bevelvoerder van de Fransche legerscharen aan den Rijn het de mocratische Frankrijk verdedigde tegen de aanvallende monarchieën: zelfs de arrestatie van den Graaf wegens vermeend verraad aan de Fransche zaak, zijn terechtstelling onder de guillotine, haar eigen kortstondige ge vangenschap, schijnen haar matig bewogen te hebben. De bekoorlijke, levenslustige, ja wat lichtzinnige weduwe de Beauharnais die schit terde in de weelderige salons tijdens het Di rectoire. mocht wel eens onderwerp zijn van een ondeugend gesprekje, ze was bemind, Jo sephine, wat men ook vertelde. Maart 1796 was het, toen ze het jawoord gaf aan een kwiek generaal, jonger dan zij, een man die al heel wat van zich had doen spre ken en van wien men verwachtingen koester de: een zekeren Napoleon Bonaparte. En hij, in wiens brein plannen van angstwekkende draagwijdte rijpten en wiens adelaarsoog meer gericht was op de landkaart van Europa dan op menschelijke gestalten, hij is voor het eerst en mogelijk ook voor het laatst van zijn leven buiten zich zelf van liefde voor de be koorlijke Josephine. „Ik ben. schrijft hij, gansch en al van je vervuld, lieve, onvergete lijke Josephine. Zal ik rust kunnen vinden wanneer ik mij aan je lippen en aan je hart overgeef aan de vlam die mij verteert?" Niet lang daarna, in den roes van deze on stuimige liefde, is Josephine, maar nu aan Napoleon's zijde, opnieuw in de omgeving van Malmaison. Ze verzuimde niet te vertellen van haar verlangen, ééns in het bezit te zijn van het zoo begeerde kasteel. Maar Generaal Bonaparte is een man van beperkte middelen en de eigenaar van Malmaison vraagt een hooge somVerstoorde illusie? Neen. toch zal Malmaison haar toebehooren geduld! Als Napoleon ver van het liefelijk oord strijd levert in Egypte, stelt de lichtzinnige Jose phine, die de waarde van het geld nooit heeft leeren kennen, zich in het bezit van haar droomslot; Napoleon zal 300.000 franken moeten neertellen. Hij mag bij zijn terugkeer onaangenaam verrast zijn door het voldongen feit, nu Malmaison hem een maal toebehoort zullen kasteel en park een aanzien krijgen, Frankrijk's eersten Consul waardig. „Een bloemenininisterie". Aan de bekwaamste bouwmeesters van dien tijd, een Percier, een Fontaine wordt de ver fraaiing van Malmaison opgedragen; tuin architecten als Lepère en Brisseau beijveren zich van de parken ware lusthoven te toove- ren naar Engelsch model. In 1801 heeft alleen de tuinaanleg al 600.000 franken verslonden; wat deert het? Als Lodewijk XVIII aan zijn Marie-Antoinette een Petit-Trianon kon schenken, moet Napoleon Bonaparte Josephi ne met een Malmaison gelukkig kunnen ma ken, dat er niet voor onderdoet. Zij zelf. Jose phine. behoefde waarlijk geen aansporing, daaraan mee te werken: van heinde en verre laat zij exotische bloemen en planten komen om de arcadische weelde van haar lusthof te verrijken: de beroemde botanicus Ventenat wordt aangezocht deze wondere flora te ver zorgen, de schilder Redouté. bijgenaamd ,.de Raphael der bloemen", zal het levend kleuren- schoon vereeuwigen op het doek ja, deze eeredienst van de bloem verkrijgt zulk een vermaardheid, dat ondeugende Franschen fluisteren van een bloemenministerie waar mee Frankrijk is verrijkt. Het gerucht, dat tijdens den oorlog met Engeland de strenge blokkade door den vijand slechts voor één ar tikel niet van kracht was: bloemen bestemd voor Josephine mag door de historie wel niet bevestigd worden, kenschetsend is het wel. December 1804: Napoleon is keizer gewor den. Josephine keizerin! Nu wordt Malmaison met recht een sprookjeskasteel, waar de eer sten des lands verkeeren. en vreemde vorsten te gast komen. Keizerin Josephine laat niet na, nóg meer luister bij te zetten aan haar ge liefde Malmaison: al ras is een diergaarde voorzien van een keur van uitheemsche die ren en verhuist, tot ergernis van Napoleon, op Josephine's bevel, menig schilderij van de musea naar Malmaison. Zeker, Napoleon mag er de voorkeur aan geven in het naburige St. Cloud te vertoeven voor zoover zijn verove ringstochten hem niet her- en derwaarts drij ven, Josephine leeft in een droom van weelde, in een roes van gevierdheid. Maar.... is ze van harte gelukkig? Haar garderobe telt 700 gewaden en 250 hoeden; ze bezit een keur van edelsteenen, kostbare shawls en kapsels; ze strooit met millioenen om zich heenEn toch is het geen bittere tragedie dat zij. de verwende, aan hem, die haar dit alles veroor looft, dat ééne, dat h ij zoo vurig begeert, niet vermag te schenken: een zoon? Ze weet hoe dit verlangen aan hem knaagt; ze wéét het en vreest het. Bange voorgevoelens brengen de lichtzinnige Josephine soms tot vertwijfe ling. Want ze is bijgeloovig; meer dan eens raadpleegt ze de beroemde waarzegster Mme Lenormand; de beteekenis die ze toekent aan voorteekens wordt allengs beangstigend groot. Een portret valt Eens is Napoleon het gebeurde nog vóór zijn kroning zoo heftig verstoord op zijn broer Lucien dat hij de tabaksdoos van tafel neemt en uitroept: Ik zal je breken als deze doos! Met een smak smijt hij de doos op den garond en zie, de doos blijft ongeschonden, maar uit het deksel is een portret losge sprongen de beeltenis van Josephine, ge schilderd door Isabey. Onvoorzichtige tongen verhalen dit voorval aan Josephine en lijk bleek stamelt ze: „dat dat is een voorteeken van onze scheiding!" En ze kwam, deze scheiding Het is Decem ber 1809: de familieleden en voorname digni-, tarissen zijn ten hove genoodigd. De Tuille- rieën baadt in licht als gold het een festijn, de hofkoetsen rijden af en aan, vorstelijke per sonen in kostbare gewaden betreden de zaal waar de plechtige bijeenkomst zal worden ge houden. En te midden van al die schittering wordt de beslissing bekend gemaakt die Na poleon en Josephine met beiderzijdsch goed vinden hebben genomen: de scheiding. Het is Napoleon zelf die het in bewogen woorden aankondigt: „God alleen weet, 'hoe zwaar mij deze stap is gevallenEn allen buigen het hoofd daarbij, want ze weten dat het geen rhetoriek is wat de keizetr daar zegt. Den volgenden dag brengt een koets door regen en wind Josephine terug naar wat eens een keizerlijken lusthof was en nu een oord der vertroosting is geworden naar Mal maison. Het is haar door den Keizer ge schonken. En nu nu herbergt Malmaison een keizerin zonder troon, een geliefde zonder minnaar. Want geliefd blijft ze; als voor heen maken vorstelijke personen haar hun opwachting, troosten de eersten des lands haar in deze pijnlijke eenzaamheid met hun gezelschap. Geliefd blijft ze ook door Na poleon; hij bezoekt haar van tijd tot tijd en schrijft haar met een innigheid die voor Josephine troost en vertwijfeling tegelijk be- teekend moet hebben: „Heb je dan werke lijk allen levensmoed verloren sedert je op Malmaison bent teruggekeerd? En toch is dit kasteel getuige van ons geluk en onze ge voelens geweest die nooit zullen en kunnen veranderen, tenminste niet van mijn kant..." Een vertroosting mag dit zijn, ze kan de bit tere pil. die de komende maanden voor haar in petto houden, niet vergulden. De Habs- burgsche hertogin Marie-Louise, 's keizers toekomstige gemalin, is naar Frankrijk ge komen en daarvoor moet Josephine wijken: Josephine's kamer te Malmaison. tijdelijk zal ze niet alleen het haar geschon ken Elysée maar ook Malmaison moeten mijden. Zes weken brengt ze door in het kasteel van Navarre en eerst als de roes der huwelijks feesten is weggeëbd, als Napoleon aan de zijde van de nieuwe keizerin Parijs verlaat. :s het Josephine vergund naar Malmaison terug te keeren. Het moet, naar men vertelt, een ge zegende zomerdag zijn geweest; Malmaison verwelkomde haar met z'n schoonste bloesem pracht en binnen wachtte haar een verras sing: een epistel van Napoleon. Terwijl Josephine vergetelheid zoekt in gezellig verkeer en ze de kracht schijnt te vinden, zich in haar lot te schikken, nadert nieuw onheil; niet ver mer is het oogenbiik waarop ze opnieuw Malmaison zal moeten verlaten. Ze weet het, de keizerin is in blijde verwachting en moet zooveel mogelijk ge spaard blijven voor iedere aanleiding tot ja- loerschheid. Vier maanden lang ligt Mal maison verlaten. De 20ste Maart, historische dag voor het Keizerlijk Frankrijk, maakt aan Josephine's ballingschap een einde: den Keizer is 'n zoon geboren hij heeft het Josephine zelf geschreven, een zoon, l'Aiglon In de schaduw van den roem Daarmee schijnen de jaren van schok kende gebeurtenissen voorbij; het leven op Malmaison voltrekt zich rustig en vredig. Vre diger althans dan daarbuitenEuropa staat in vuur en vlam; Napoleon's veroveringszucht kent geen grenzen, zijn land- en roemhonger is onverzadigbaar, succes volgt op succes. Maai' dan ineens dringen onrustbarende tijdingen tot Malmaison door. De kans is ge keerd, een machtige coalitie trekt te velde tegen den ontembaren Caesar, Napoleon's on dergang is nabij. Maart 1814 is het. als Josephine Malmaison verlaat en naar het veiliger kasteel van Na varre trekt; daar hoort ze -van den val van Parijs en van Napoleon's troonafstand. Won derlijke symboliek: als Napoleon naar Elba is verbannen en de Bourbons den Franschen troon bestegen hebben, komen Europeesche vorsten nara Malmaison, om hun opwachting te maken bij de ex-keizerin Josephine. Lang overleeft ze den tragisohen onder gang van Napoleon niet: 29 Mei 1914 sliep ze. na een kortstondig ziekbed, te Malmaison in: haar uitvaart droeg in weerwil van den Bour- bonschen naijver, een vorstelijk karakter. Het scherm der geschiedenis scheen op het punt te vallen en het eenzame Malmaison zich op te maken om van bont schouwtooneel var even roemruchte als tragische gebeurtenissen te verstillen tot curiosium der historie toen nog eens de oogen der gansche wereld zich richtten op het vermaarde kasteel. Weer gine de gestalte van Napoleon door de parken er. en vertrekken van Malmaison. de gestalte van een gebroken man. De honderd zegedager na z'n ontvluchting van Elba waren voorbij: Waterloo had de beslissing gebracht. Een machtsillusie was verstoord, een caesaren- droom gelijk zoovele andere ten einde ge droomd. Onttroond ten tweeden male zocht Napoleon zijn toevlucht op Malmaison ..als zocht hij daar de schaduw der geliefde, die heengaand uit zijn leven, meteen geluk en voorspoed scheen tp hebben meegedragen". Nog bloeien Josephine's rozen in het rasa - riium van Malmaison; nog staan er de meu belen. temidden waarvan ze lefde. Het déca bleef, de spelers gingen. De laatste bladzijde van Malmaison's ge schiedenis werd op St. Helena omgesdagen op het het doodsbed van een verbannen keizer„Ik heb mijn lieve Josephine ge zien, maar ze heeft mij niet willen omar men"Ze was niets veranderd en nog steeds vol liefde voor me. Ze zei, dat we el kaar spoedig zouden weerzien, om nooit meer te scheiden C. J. E. DINAUX. Carla Simons. Ik wil leven. Henriette van Eyk. Truus de nacht merrie. Beide uitgaven van Querido, Amsterdam. Ernst en kortswijl, om een ouderwetschen scheurkalendertitel te gebruiken, leveren de beide schrijfsters, wier namen hierboven staan. Ieder doet .het op eigen gelegenheid en zeer persoonlijke wijze. Carla Simons is het ernst met het leven: Henriette van Eijk niet minder, doch die verhult dan ernst in spot van sprookje en geestig ideeënspel. Carla Simons ontbreekt in haar ernst het gevoel voor humor, waarmee Henriette van Eyk mis schien te royaal omspringt. Van de beide schrijfsters is het echter, en van ieder in haar soort, een mooi boekje, bestemd voor de plank waarop men de boeken bewaart, die iets te be duiden hebben. De eerste verhaalt ons het leven van een jonge vrouw, met wie een vriendschap ont stond van weinig weken, maar die voorgoed zal duren. Zij heeft de jonge Zuid-Amerikaan- sche in Italië ontmoet, en hun wegen zijn daarna voor goed weer uit elkaar gegaan Maar voor de schrijfster ls Celia's zuivere levenswil vol aantrekkelijkheid, ze ziet zichzelve in haar, als in een spiegel, misschien stralender door haar eigen artist-zijn en ze vertelt dat leven in korte, maar complete toetsen, die aan het slot de herinnering aan een gaaf beeld nala ten. „Het zijn alledaagsche dingen: een mooi kind groeide verweg op; gratie en talent wer den begrijpend tot muziek geleid: Harold en Celia: twee wezens die nooit samen passen konden en na de geboorte van het onge- wenschte kind groeit er na roes en eerste lust een groot gevoel van liefde. Maar ook dit keer drijft het leven alles uit elkaar: talent wordt' nutteloos verspeeld, verlangen wordt gedood: onontkoombaarheid der alledaagsche dingen". „Er blijft een jonge vrouw met een rijzig kind; een huilende onmacht naar schoonheid en genade van volkomene muziek en heimwee naar een verloren land, heimwee naar de geu rende nacht, de zoete nacht vol argelooze kïnder-blijheid. „Dat is alles. Vergeef het me, Celia, dat ik het niet grooter maken kon, van meer belang. Ik had het verhaal van je leven lief; ik hield van jou, omdat je. trillend en gespannen, de bloote voeten in het water, gereed stond door de eindelooze zee te waden. om. aan de over kant, opnieuw en béter te beginnen in een nieuw land van avontuur. ,Wij zijn van dezelfde soort; wij hooren bij elkaar: ik zal me nooit meer eenzaam voelen als ik ben teruggekeerd tot de menschen waarbij ik leef". Carla Simons heeft zich in Celia's leven, in innig meeleven verdiept en de alledaagsche dingen in dat leven een glans van schoonheid medegegeven. Wat er in Henriëtte van Eyk's droomsprook- jes ernstig is gaat schuil onder de massa's confetti harer geestigheden, maar het is er desalniettemin, Zij blijft een unieke verschij ning in het leger onzer belletristen, de eenige bij wie het onverzwakte plezier in allerlei her- sengrollen met werkelijk dichterschap gepaard gaat. Het is een onverwachte combinatie van oergein met natuurlijk woordgevoel en beeld vermogen; aan het eerste dankt ze haar suc ces over de breede linie; op het tweede de aandacht te vestigen lijkt niet overbodig om dat men die door al de grappigheid van de rest wel over het hoofd ziet, misschien. Hoe origineel is bijvoorbeeld een zinnetje als dit, waarmee het vierde verhaal aanvangt: „De ochtendzon scheen door de zolder. De stofjes dansten als heel kleine splintertjes regenboog in de warme lucht": Direct sfeer scheppend zijn die eerste paar regels, waarmee het boekje opent: „In een donkere hoek, achter een koffer, op de zol der van een oud huis aan de gracht, woonde Truus, de nachtmerrie". Die vijf achtereenvolgende plaatsbepalingen geven, in haar juiste verband, al dadelijk toe gang tot de materie, die we behandeld zullen zien. Deze auteur schrijft maar niet raak, zoo als hij die alleen op de grapjes let allicht zou gaan denken.zij bewijst juist telkens haar Uit den tijd Plezierritjes zijn nü zeker uit den tijd! Elk ongemotiveerd gebruik van de auto dient men na te laten, want het landsbelang eischt: ZUINIG ZIJN MET BENZlNEj techniek volkomen in haar macht te hebben, Waar dat in haar kraam te pas komt viert zij den teugel en schrijft dan die langs den neus-wegsche spotternijtjes, waar haar lezers zoo verzot op zijn: „Het stokpaard Jupiter woonde in een net pension. „Een fatsoenlijk persoon" zeien ze daar. Hij was indertijd begonnen z'n kost te verdienen met het bïjharken van tuintjes en parken. Later was ie aangesteld tot vastbezol- digd onder-harker in het plantsoen voor het stadhuis, en nu was ie onlangs bevorderd rot leeraar harken aan de gemeentelijke tuin bouwschool". Hier ironiseert zij maatschappelijk en op beminnelijke wijze. Zij kan even beminnelijk ergens een geestelijken hak zetten: ..Truus gaapte (d.i. het droompaardje). „Ze ging een beetje makkelijker liggen op het stroo. graaide met een voorpoot een sta peltje boeken naar zich toe, greep Het Leven van Augustinus. snuffelde aan het eind om te zien hoe het afliep, om tenslotte in slaap te vallen met haar kop op bladzij drie". Wij zijn nu niet, als anderen, zóó verzot ge weest op de verhalen van Gravin Knal consorten. Ook kan ons de vergelijking van haar werk met dat van den sprookjesdichter Andersen niet als geheel geslaagd voorkomen. Bij de Hollandsche schrijfster zijn improvisa tie en bewuste compositie veel meer dooréén gemengd en mist het werk te veel de afge ronde gaafheid der verhalen van den wereld- beroemden collega. Maar in Truus de nacht merrie vind ik al veel meer belieersching en gebondenheid dan in veel vroeger werk, het avontuur van „Siegbert en Santje" in deze reeks is bijvoorbeeld een klein bewijs dat ook zonder te veel studentikoosheid en muzikan tengrapjes door Henriette van Eyk een licht tragisch geval luchtig-fljn behandeld kan worden. In Truus, het elegante droompaardje met het zwiepende staartje, heeft zij een alleraar digst bindsel gevonden tusschen de acht korte verhalen die van droomen vertellen, en van droomers, die hun wenschen in vervulling zien gaan, zonder er buitensporig gelukkig door te worden. Ik wil besluiten met de erkenning dat mijn waardeering voor Henriëtte van Eyk's talent door Truus aanzienlijk gestegen ls. Margreet Velsen-Quast. Kruispunt. Uitg. Mij. Holland, Amsterdam. Een Hollandsch meisje in Indië dat pas haar onderwijsacte van de Kweek in handen kreeg, wordt verliefd op een getrouwden man, wiens vrouw van geen scheiding weten wil. Veel soesah is er om Wendie, het meisje, dat tegen haar ouders in opstand komt. doch vrij onver wacht zich bij het noodzakelijke neerlegt. Een vrij onbelangrijk geval, dat op „harmlose" wijze verteld wordt, onopvallend als litterair kunstproduct, doch vlot leesbaar geschreven, J. H. DE BOIS In ons land houdt elk genootschap, e'.ke bond, elke unie en elke vereenigïng een jaar vergadering, een jaarlijksche bijeenkomst of een congres. Het vaststellen van de plaats, waar zulk een bijeenkomst zal worden gehouden stuit veel al op moeilijkheden en protesten en heeft heel wat voeten in de aarde. Men zou het zich in dit opzicht gemakke lijk kunnen maken als men systematisch, zoo als hieronder aangegeven, te werk ging. De volgende „verzamelplaatsen" liggen voor de hand: De vrouwen te Helpman Groningen). De veeartsen te Dieren (Geld.) De werkloozen te Kostverloren (Gron.) De hengelaars te Visvliet (Gron.) De waschvrouwen te Helder (N.-H.) De jagers te Hindeloopen (Fr.) De kippenhouders te Hoenderloo (Geld.) De eierhkndelaren te Eibergen (Gld.) De brouwer te Biervliet (Zeel. of te Brou wershaven (Zeel.) De aannemers te Huizen (N.H.) De timmerlieden te Spijkerboor (Drente). De stucadoors te Witten- (Dr.) De wagenmakers te Assen (Dr.) De smeden te Blaasbalg (N.-Brab.) De slagers te Oss (N.-Brab.) De kleermakers te Broek (N.H.) De tuinlieden te Schoonhoven (Z.H.) De sociëteitsbesturen te Uithuizen (Gr.) De postduivenhouders te Duiven (Geld.) De kerkeraden te Kerkrade (Limb.) De kappers te Haren (Gron.) De schoenmakers te Waspik (N.-Brab.) De schoenpoetsers te Glimmen (Gron.) De houtzagers te Balk (Fr.) De landbouwers te Akkerman (Geld.) De schutters te Schijf (N.-Brab.) De dammers te Amsterdam (N.H.), Rotter- dan (Z.H.)Schiedam tZ.H.L Zaandam (N.H.) Monnikendam (N.H.), Veendam (Gr.), Dldam (Geld.) of Dubbeldam (Z.H i 7n dan rest er nog een ruime keuze in dammen. Voor welke instellingen Zwammerdam en Roermond de aangewezen vergaderplaatsen zouden zijn moge aan des lezers fantasie worden overgelaten. Deze ly'st is nog voor aanmerkelijke ver lenging vatbaar. Zorg over de plaatsruimte heeft ons gestuit POTENTILLA. Het geslacht PotcntllJa behoort tot de roos- achtigen. De in het wild voorkomende soorten lijken misschien nog wel het meest op de aardbei, hoewel hun bloemen meestal geel zijn en ze lang niet allemaal drietaliige blaadjes hebben, (denken we bijvoorbeeld maar aan de vinspletige bladen van het zilverschoon). Van die lage kruidachtige Potentilla's zijn er eenige zeer geschikt vor den rotstuin. Ze vin den daa.r ook meestal vanzelf de voorwaarden waaronder ze het beste groeien, n.l. veel zon en een zandigen bodem. Een zeer mooi plantje, dat niet hooger wordt dan ongeveer twintig centimeter en goudgele bloemien draagt, is de Potentilla aurea, als we het wilden vertalen zouden we deze plant goudpotentil moeten noemen. Zoo is er ook een zilverpotentil, Potentilla argenta, maar hier slaat de naam op de blaadjes, die mooi zilver grijs zijn; de bloempjes zijn eveneens geel. Potentilla fruticosa. Potentilla alba blijft evenals de beide voor gaande soorten zeer laag en prijkt van Juni tot Augustus met vele witte bloempjes. Ook is er een soort met oranje-gele, bijna zalmkleurige bloemen, Potentilla Tonguel. Al deze soorten gedijen zeer goed in de zan dige tuinaarde van een rotstuintje. Ze moe ten matig vochtig worden gehouden en ver langen veel zon. Eigenlijk behoort de bespreking van deze rotsplantjes niet thuis in de maand Septem ber, want de meeste bloeien van Juni tot Augustus. Maar wie wel degelijk onder dc laatblocien- de behoort, te worden genoemd, is de Potentilla fruticosa. de eenige soort van dit geslacht, die niet kruidachtig is maar in alle gedaante van een gracieus, laagblijvend heestertje een zeer dankbare gast is voor onze tuinen. Vooral voor een kleinen tuin, waar we niet al te veel in kunnen plaatsen en waar we misschien ook niet al te veel kosten aan kun nen besteden is dit mooie rijkbloeiende heestertje een ware uitkomst. Het verlangt niet veel zorgen en bloeit zeer lang achtereen van Mei tot October, dus een vol halfjaar. Op de bijgaande foto kunt u zien hoe vol en feestelijk de heester bloeit. De gele bloe men hebben den mooien vorm van een enkel- 'oloemige wilde roos. Het struikje lijk* we! op een egelantier in het klein en in het geel. De bladen hebben een mooie frischgroene kleur, ze zijn tot zeventallig gevind en de enkele blaadjes zijn lang en slank. Het geheel is zepr fijntjes en sierlijk en door den over vloed van gele bloemen en den langen bloei tijd is de Potentilla fruticosa een vrooiijke aanwinst voor onze tuinen. A. J. D,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1939 | | pagina 13