DE BEGRAFENIS VAN DR IR H WORTMAKI De teraardebestelling van dr. ir. H. Wortman, voorzitter van den Zuider zeeraad en oud-directeur generaal der Zuiderzeewerken had Dinsdag te Amersfoort plaats Op niet minder dan 100 000 oliebollen was Dinsdag de eetlust der Utrechtsche burgerij geschat, toen in de Domstad de oliebollendag werd gehouden voor het Voedingsfonds der t.b c. bestrijding. Het Nederlandsche leger, als altijd paraat, liet z>ch niet onbetuigd Z.Exc Léon C. Nemry, gezant van België te Kopenhagen, is benoemd tot Belgisch gezant te den Haag, als op volger van baron Herry Bij den Gem. Geneeskundigen Dienst te Amsterdam is men Dinsdagavond begonnen met de maatneming in verband met het bestellen van gasmaskers voor de bevolking Om den kans op verkeersongelukken bij eventueele verduistering tot een minimum te beperken, worden vele trottoirbanden in de Amsterdamsche straten wit geschilderd Te Ravenswaay aan de Lek is voor het Amsterdam-Rijnkanaal een hulpdijk aangelegd, welke 6V» meter boven N.A.P. ligt, doch door Een monument wordt beschermd tegen luchtaan- a'en hoogen waterstand thans gevaar loopt. Een bekisting wordt aangebracht, om het gevaar te keeren vallen. Het kerkje van Asselt, bekend om zijn kunst schatten, wordt van zandzakbarricades voorzien Koningin-weduwe Elizabeth van België blijft haar belangstelling voor de ge- mobiliseerden toonen De vorstin met eenige officieren tijdens haar bezoek aan een der Belgische militaire kampen Hatson brengt den steen aan 't rollen door H. Wandt De secretaris had wel een flauw vermoeden van wat er had plaats gehad, maar wijselijk hield hij zjjn mond. „Niet te gelooven, mr. Moorman, twee kippen zag ik, twee barbaars bruin gebakken kippen moest ik hulpeloos in een pan zien liggen! Sanne, de keukenmeid dat bloeddorstige vrouwsper soon werd me als een vegetarische keukenmeid aanbevolen! Sanne en Betsy, het kamermeisje, bekenden de arme slachtoffers uitsluitend met het doel. ze op tc eten, te hebben gebraden. Wat zegt u van twee zulke verschrikkelijke vrouwen, mr. Moorman Denkt u, dat zfj die arme hoenders zelf gedood hebben? Aangezien Moorman nog nooit gehoord had, dat een kip zelfmoord pleegt, gaf hij de mogelijkheid toe, maar probeerde het feit een beetje af te zwak ken met de veronderstelling dat het ook zou kun nen dat zij de dieren reeds dood gekoeht hadden. „Gekocht? Maar zijn er hier in Park Lane dan nog lieden, die bij wjjze van beroep in doode dieren handelen? Daar moest men toch van over heidswege Lord Winningham werd gestoord door een knecht die binnen kwam „Mr. Mac Hardy, hoofdinspecteur van Scot land Yard, verzoekt zjjn lordschap, hem een ©ogenblik te willen ontvangen". Sir Frederic zei den bediende den inspecteur in de ontvangkamer te laten, verliet zjjn opgeluchten secretaris en liet Mac Hardy ruim tien minuten wachten, voor hij verscheen „Goede middag mr. Hardy. U komt waarschijn lijk wegens John, mijn verdwenen butler?" Mac Hardy groette beleefd, haalde uit zgn acte- tasch een omvangrijk dossier te voorschijn en ver klaarde: „Wij hebben John Claiton gevonden, my- lord. Hij is de onbekende man, die indertijd in Kings Road in een taxi werd aangetroffen. Het lijk heeft reeds een sectie ondergaan en de politie- doctoren hebben vergiftiging vastgesteld. Of John Claiton zelfmoord gepleegd heeft, of door anderen vermoord werd, is niet met zekerheid te ontdek ken. De politie is geneigd, het eerste te gelooven, omdat volgens de verklaring van den chauffeur, die Claiton reed, de man alleen in den wagen zat." „Alles goed en wel, maar waarom zou de arme John zelfmoord gepleegd moeten hebben? Voor zoover ik weet, had hij toch geen zorgen en het beviel hem bij mij best!", merkte de geschrokken edelman op. Hoofdinspecteur Hardy trok een ambtelijk ge zicht en verklaarde gewichtig: „De politie gelooft het motief tot Claiton's zelfmoord wel te kennen. Ik verzoek mylord kalm te blijven en niet te schrikken, maar de butler was eenmisdadiger. Hij behoorde, zooals wij met zekerheid hebben kunnen vaststellen, tot een bende, die eenigen tijd terug op klaarlichten dag een juwelierswinkel op Trafalgar Square plunderde. John Claiton had daarbij de taak de beide politie-agenten op een afstand te houden, hetgeen hij klaar speelde door een flauwvallen te simuleer en. Een half uur later was John Claiton een lijk!" Lord Winningham stond sprakeloos. Hoewel Mac Hardy hem vooruit gewaarschuwd had. niet te schrikken, sidderde hij over zijn geheele lichaam en stamelde ontzet: „Hoe is het mogelijk! En zoo iemand heb ik dagelijks om mg heen gehad! Hoe is het in vredesnaam mogelgk!" „Misschien was het berouw", vervolgde Mac Hardy onvervaard. „Berouw is een uiting van het geweten, die men bij de meeste verdorven indivi duen van tijd tot tijd ziet optreden. Misschien echter ook was het de angst voor straf, die Clai ton in den dood dreef Maar nu het eigenlijke doel van mijn bezoek, mylord. Ik zou u willen vragen, of u niet bepaalde sieraden of ook geld vermist. Op Claiton werden namelijk twee kostbare ringen, een waarde volle dasspeld en een tamelijk hoog bedrag aan geld gevonden. Aangezien de politie veronderstelt, dat dergelijke dingen moeilijk het eigendom van een butler kunnen zijn, ben ik hier gekomen om uw lordschap daarover te vragen." Lord Winningham schudde zijn hoofd en ant woordde met groote beslistheid: „Uitgesloten, mr. Hardy. Volkomen uitgesloten. Contant geld heb ik overigens nooit in huis, daar mijn secreta ris al de loopende rekeningen met chèques hono reert- Sieraden draag ik niet en heb ik persoonlijk ook nooit bezeten, omdat zulks niet met mijn op vattingen strookt. De geërfde familiesieraden van de Winningham's bevinden zich in een safe van de Bank van Engeland en daar zijn ze, zooals u zult moeten toegeven, voor dieven onbereikbaar." Mac Hardy was teleurgesteld. Hij wilde juist afscheid nemen, toen hij bedacht, dat hg nog iets te vragen had. „Mr. Labory, de directeur van het British Mu seum, heeft mij indertijd, toen die geheimzinnige zaak met het gestolen Boeddhabeeldje het gesprek van den dag vormde, verteld dat u, mylord, een ervaren kenner van Aziatische kunstwerken bent en dat hij u destijds ook de beide beeldjes, het echte en het valsche, ter beoordeeling heeft laten zien. Ik zou nu graag van u weten, mylord, of uw meening dezelfde is als die van de museum directie?" Lord Winningham glimlachte gevleid, drukte op een belknopje en beval den bediende, die even later binnentrad: „Breng mij het album, waarin de foto's van de beide Siva-Hazusa-beeldjes zijn geplakt!" Nadat de bediende zich verwijderd had, ver klaarde hij Hardy: „Voor een leek is het onder scheid, bij vergelijking van de twee beeldjes, on mogelijk te zien Ja, ik zou zelfs durven beweren, dat mr. Labory niet geweten zou hebben met een vervalsching te doen te hebben, toen hij het eerste beeld toege zonden kreeg, als hij daarna niet het tweede, het echte, ter vergelijking er bij gekregen had. De ver valsching is zonder eenigen twijfel door een mees ter vervaardigd en vertegenwoordigt ontegenzegge lijk een groote waarde, ook al is die dan natuurlijk niet te vergelijken met de antiquarische en zeld- zaamheidswaarde van het oorspronkelijke". Op dat oogenblik kwam de bediende terug. Zwij gend reikte hjj Winningham het album en wilde zich buigend verwijderen. Met een gebaar hield Winningham hem echter terug. „Misschien stelt mr. Hardy prgs op een verfris- sching, William?" De bediende draaide zich correct om en keek den hoofdinspecteur afwachtend aan. „Buitengewoon vriendelijk van u, mylord", aar zelde Mac Hardy.. „Als ik zoo vrij mag zijn, dan graag een whiskey met soda". Het was, als voer op hetzelfde moment de duivel zelf het vreedzame ontvangvertrek van Winnig- ham's kasteel binnen. Sir Frederic liet het album op den grond vallen en staarde den inspecteur aan, alsof hg een verschijning uit de onderwereld was. Mac Hardy, hoewel niet veel van de plotselinge verandering in de houding van zijn gastheer begrij pend, trachtte tactvol te zijn. „Neemt u met niet kwalijkmisschien heeft uw lordschap geen sodawater in huis? Dan Is whiskey puur ook uit stekend!" „In vredesnaampure whisky wil hij drin ken! In mijn fatsoenlijke huis veronderstelt men de aanwezigheid van pure whisky! Mensch, wat be zielt U?! Nu verwonder ik mg niet meer over de verdorvenheid van deze wereld, als zelfs politie ambtenaren dergelijke bedwelmende vergiften ge bruiken! Mr. Hardy, ik beschouw ons gesprek als beëindigd en ik zou u willen verzoeken om, voor het geval, dat de politie nog nadere Inlichtingen van mij mocht verlangen, een beambte te willen zenden, wiens moreele eigenschappen in overeen stemming zijn met de zeden en gebruiken van mijn huis!" De laatste woorden sprak de vertoornde lord, ter wijl hij al in de deuropening stond en hoofdin specteur MacHardy was zelfs niet in staat den korten groet te beantwoorden, aangezien zijn mond beangstigend wijd openstond. Pas toen hij bij de deur was, waarheen de grijnzende bediende hem begeleidde, kwam hg een beetje tot zichzelf. „De arme kerel is niet goed snik!" zei hij hoofdschud dend tot zichzelf. „Maar ik weet wel, met geen paarden krggen ze me nog eens daar naar bin» nen!" Terwgl hij, nog steeds niet heelemaal van zijn verbazing bekomen, door het park liep, dat het kasteel omgaf, zag hij plotseling uit een seringen- boschje een paar zwarte laarzen omhoog steken. Nieuwsgierig trad hij naderde. Op den grond lag een man uitgestrekt, die met een grassprietje in dfl aarde woelde. Zóó was zijn aandacht in beslag ge nomen, dat hij den hoofdinspecteur niet eens hoorcH komen. Maar daar barstte MacHardy los: „Wel alle dui vels, is dan vandaag iedereen van Lotje getikt 1 Wat doe jg daar in vredesnaam, rechercheui Green?" De zonderlinge politieman scheen hevig geschrok ken. „Daardaar-is-ie ingekropen", stotterde h}j en wees op sen klein gaatje in den grond. „Wat? Wie is daar ingekropen?" „Een kever. Hoe hij heet, weet ik jammer ge noeg niet, want ik heb hem maar eventjes geziem Maar. .(Wordt vervolgd#

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1939 | | pagina 10