DR. MARIA MONTESSORI NAAR BRITSCH INDIË.
Hatson brengt den steen
aan 't rollen
H. Wandt
De vijvers van het Nationale Park de Hooge Veluwe zijn met de zegen leeg-
gevischt. Menig prachtige karper werd buitgemaakt
Dr. Maria Montessori is Woensdag, op weg naar Britsch Indië, met
den Parijschen trein uit Amsterdam vertrokken. Verschillende bekenden
deden de paedagoge uitgeleide
De Britsche on
derzeeër
Thetis", die
eenigemaanden
geleden veron
gelukte, is na
veel tegenslag
en moeilijkhe- Aan Joodsche en andere vluchtelingen werden Woensdag te
deneindelijkaan Amsterdam de distributiestamkaarten, Rijksdistributiekaarten en
de oppervlakte petroleumkaarten uitgereikt op vertoon van politiekaarten en
gebracht. paspoorten
door
„Loop naar de maan met je kevers!" viel Hardy
hem woedend in de rede. „Je bent dien vervloek
ten kever toch zeker niet van Scotland Yard tot
hier toe nageloopen? Hoewel, ik geloof waar
achtig, dat je er toe in staat zou zijn! Vertel
op, wat kom je hier doen?"
Thomas Green wierp een smeekenden blik ten
hemel, toen zei hij, bijna verontschuldigend: „Ik
heb u gezocht, inspecteur".
„En moet je dan in zoo'n molshoop rond zitten
wroeten, als je mij zoekt? Je bent een nog
erger stumper dan die daarginds! En, vertel
verder, waarom heb je my gezocht? Heeft dat
zoo'n haast, dat je niet kon wachten tot ik op
het bureau terug was?"
„Haast, nu niet direct, inspecteur. Maar ik ge
loof toch wel, dat het geval u zal interesseeren.
Een uur geleden is bij de Towerbrug namelyk het
ontkleede lijk van een man opgehaald, die een
schotwond achter zijn rechteroor heeft!"
„Zoo. Nou, dan moeten we zoo gauw moge-
lyk het lyk zien te indentificeeren."
„Dat is niet noodig, inspecteur. Ik ken den
man."
„Aha, dat is wat anders. Hoe heet-ie? Wie
Is-ie
Rechercheur Green keek buitengewoon treurig.
,,Het is de inbreker O'Connor!" zei hy langzaam.
Mr. Plapman zat in café Nelson en wachtte op
hoofdinspecteur Hardy. Op de tafel voor hem lag
een schaakbord, waarop de witte en zwarte fi
guren nog op den aanvangsstand stonden. Naast
hem stonden een half leege whisky-flesch en een
glas. Van tijd tot tijd greep Plapman mechanisch
naar de flesch, goot een glas vol en dronk het in
één teug leeg. Bob, de oude kellner, leunde mis
moedig tegen een pilaar en staarde verder door het
hooge boogvenster naar den langskomenden men-
schenstroom naar buiten. Het kraken van de draai
deur deed hem opschrikken, onmiddellyk kwam hij
op Plapmans tafel toe en stofte den vrijen stoel
zorgvuldig af. Daarop maakte hy een buiging in
de richting van de deur eir draaide af. Uw dienaar
meneer de hoofdinspecteur. Ik wensch u goeden
avond, meneer de hoofdinspecteur?"
MacHardy was in een buitengewoon slechte
stemming. Na Plapman een korten groet te heb
ben verwaardigd, beval hy den kellner: „Whisky!"
„Wat ben jij in een ellendig humeur", merkte
Plapman op en zijn roode gezicht straalde van
genoegen.
„Een ellendig humeur is niet de uitdrukking. Ik
spring uit mekaar, zeg ik je. Het liefste zou ik
m'n eigen hoofd afbijten, als het kon. Ik zeg je,
Plapman, als het me te bar wordt, smyt ik de
heele zaak er bij neer, neem myn pensioen en
ga bijen houden of zooiets. Ik heb er genoeg van.
Meer dan genoeg heb ik er van!"
„Maar was is er dan in vredesnaam gebeurd,
Hardy? Kom, man, vertel!"
„De halve menschheid is van Lotje getikt ge
worden! Gisteren liet de baas me roepen om me te
vertellen, dat het niet te pas kwam, om ln uit
oefening van den dienst aan dengene, dien men
verhoort, een borrel te vragen. Heb je ooit zoo
iets gehoord, Plapman? Die halfgare lord Win
ningham bood me een verfrissching aan en toen
ik hem om een whisky vroeg, begon hij te vloe
ken. Daarna heeft hy zich by den baas beklaagd.
Had ik 'n glas karnemelk moeten vragen? Of mis
schien terpentijn? Natuurlijk krijg ik het nu ieder
oogenblik op m'n brood. Als er een doodgescho
ten inbreker uit de Theems wordt opgevischt en
ik heb den dader een half uur later niet te pakken,
dan zegt de baas: „Hm... ja, als de hoofdinspec
teur van den alcoholduivel bezeten is, dan hebben
de moordenaars natuurlijk een buitengewoon aan
genaam bestaan!"
Plapman lachte, schonk zijn glas vol en dronk
den hoofdinspecteur toe: „Proost, Hardy! Overi
gens, wat was dat met dien doodgeschoten inbre
ker? Hebben jullie al eenig vermoeden?"
MacHardy wilde antwoorden, maar plotseling
viel een donkere schaduw over het kleine tafeltje
en toen de twee mannen opkeken, ontdekten zij
achter het raam een platgedrukten neus, die be
hoorde by een gezicht, dat veel overeenkomst ver
toonde met een verschrompelden aardappel. Twee
oogen van een onwaarschijnlijke hemelsblauwe
kleur blikten spiedend rond. Onmiddellyk daarop
verdween de zonderlinge verschijning en spoedde
zich met reuzenschreden naar den ingang van het
café.
„Rechercheur Green zoekt je, Hardy!" lachte
Plapman. „Een merkwaardige snurker!"
Op hetzelfde oogenblik kwam Green door de
draaideur en trad op bet tafeltje van zijn chef toe.
„Neemt u me niet kwalijk, dat ik u stoor, inspec
teur, maar ik heb een dringend verzoek aan u".
„Nou, wat is er dan? Kom er maar mee voor
den draad.1" bromde Hardy goedmoedig en hij
keek zijn ondergeschikte afwachtend aan.
Green schraapte verlegen zijn keel en begon
toen aarzelend: „Zooals u weet, inspecteur, heb
ik nog altyd drie weken vacantie tegoed, die ik
van het voorjaar niet genomen heb. Nu zou ik u
willen vragen of u er bezwaar tegen hebt, dat ik
die vacantie nu opneem".
MacHardy stond sprakeloos van verbazing. Aan
gezien sprakeloosheid echter slecht bij zijn tem
perament paste, hapte hij hoorbaar naar adem
om het komende antwoord van voldoende lucht
verzekerd te zijn. Toen barstte hij los: „Jy bent de
meest idiote kerel, die er ooit over onzen aardbol
heeft geloopen! Op het oogenblik, dat we zoo dik
in 't werk zitten, dat we ons gewoonweg geen raad
weten, kom jij doodkalm om vacantie te vragen!
Denk je eigenlyk, dat vacantie er alleen is om zoo
maar te vragen? En waarom wil je dadelijk va
cantie hebben?"
„Ikikziet ueen lid van de In
sectenclub heeft mij geschreven, dat in Ierland
e n nieuwe keversoort gesignaleerd is en nu wou
ik zoo gauw mogelijk
„En nu wil jy zoo gauw mogelijk naar Ierland!"
riep MacHardy brullend van het lachen. „Vooruit
kerel, ga met den eersten den besten trein. Ik zal
blij zijn, als ik je kwijt ben. Je bent nog erger van
Lotje getikt dan ik altijd geloofd heb. Maar ik
zeg je, dat ik zulke lui op mijn afdeelkig niet ge
bruiken kan en ik zal er voor zorgen, dat je wordt
overgeplaatst. En nu, verdwyn!"
Rechercheur Green groette en verliet het café.
Wat had den schuchteren man er toe bewogen
zoo plotseling vacantie te vragen? Toen hij een
half uur geleden zijn huis in St. Johns Road ver
liet, had nog geen haar op zijn hoofd er aan ge
dacht naar Ierland te gaan.
Maar toen Green langzaam door de Old Street
slenterde, had hij een kleinen, dikken heer ont
moet met een rose-roode paraplu onder zijn linker
arm. Met een onaangenaam klinkende hooge,
schorre stem had hij hem toegevoegd: „Zware zor
gen, hè, rechercheur Green?"
De politieman had verbaasd opgekeken en op
z'rr gewone, bedachtzame manier geantwoord:
„Dat gaat, dank u wel."
De man met de schorre stem had een snellen
blik om zich heen geworpen en toen, ieder woord
op een bijzondere manier nadrukkelijk uitspre
kend, gezegd: „Salo Levy is vanmorgen het Ka
naal overgestoken, wanneer het u interesseert,
rechercheur. Ik verwed m'n kop tegen een plum
pudding, dat over een paar dagen de gestolen ju-
weelen in Amsterdam verhandeld worden!"
Verrast was Green blijven staan en toen had hij
vriendelijk gevraagd: „Vertelt u me es, waarom
stelt u toch zooveel belang in de zaken van de
politie?"
„Dat. m'n brave rechercheur, zal ik u zeggen,
als het tijd is. Maar wanneer u me niet vertrouwt,
kunt u me natuurlijk arresteeren".
Green schudde het hoofd. „Maar waarom, m'n
beste vriend? Ik meen het goed met u. Zooals ik
zie, hebt u nog altijd een speciale voorliefde voor
plumpudding. Ik zou er toch niet te veel van eten.
Dat is u in Chicago al niet erg goed bekomen.
Goeden avond".
Toen Green al lang om den hoek van de straat
was verdwenen, stond de kleine man nog steeds
op dezelfde plaats. „Kent hij mij?" peinsde hij in
zichzelf. „Koe in vredesnaam? Ik verwed m'n
kop
Plotseling werd het roode gezicht van den zon
derlingen man lijkbleek en hy prevelde: „Die
oogen... die oogen! Waar heb ik die merkwaar
dige oogen al eerder gezien?"
Rustig en zeker zocht de reusachtige vogel zijn
weg door de wolken. De „Colibrie" was eert van de
modernste passagiersvliegtuigen van den dienst
tusschen Londen en Amsterdam. Het slechte zicht
tengevolge van de laag drijvende wolken bracht
de weinige passagiers er toe, de verveling te ver
drijven met onderlinge gesprekken. Twee dames
moeder en dochter zaten tegenover elkaar aan
het raam en vermaakten zich kostelijk met den
grooten slanken meneer, wiens gezicht er zoo on
gelooflijk verschrompeld uitzag.
Het was de rechercheur van politie Thomas
Green van Scotland Yard. Hij had zich klaarblijke
lijk in de richting vergist, want Ierland lag aan
den tegenovergestelden kant.
Overigens had Green een verbazingswekkende
gedaanteverwisseling ondergaan. Hij was gekleed
in een grijs reiscostuum, dat onberispelijk zat.
Ook waren zijn zakken niet, als gewoonlijk, vol
gepropt met allerlei rommel Hij had alle nood
zakelijke benoodigdheden in een lichtbruine var-
kensleeren koffer gepakt, waarvoor een mil-
lionnair zich niet zou behoeven te schamen. Ver
der droeg hij een slappe, grijze sportpet en in het
net. naast zijn koffer, bevond zich een keurige
lichtgrijze demi.
„(Wordt vervolgd^
De aanvragen voor het verkrijgen van
gasmaskers kunnen nu op de postkan
toren worden ingediend Een gegadigde
vervoegt zich «an een der loketten te
den Haag
De heer P. J. J. Vogelzang, stationchef
op het vliegveld Eelde, is tot haven
meester van dit vliegveld benoemd
Gasmaskers staren U aan. In de gaskamer aan het depót van den
Gem. Reinigingsdienst te Den Haag konden Woensdag diegenen, die
in het bezit zijn van een gasmasker, hun eigendom beproeven. Velen
maakten van deze gelegenheid gebruik
De Finsche delegatie bij haar vertrek uit Helsinki voor de onder
handelingen te MoskouV.l.n.r.Paasikivi, Nykopp en Paesonen
De Schie, een der typische Rotterdamsche binnenwateren, is gedempt en de
brug bij het Hofplein wordt afgebroken. Een en ander is van groote beteekenis
voor de nieuwe verkeerswegen, waarvan het Hofplein het knooppunt zal
worden