m
Wie
foeit
ex
mee?
aacdiye
cftoedfes
f. 2.50
Amecangen&
JCoe 10e aan oud
uieuio maken-
2
Menu van de week
Dames koopt
Hm tasschm!
JAC. GILEiN (Geenfilialen)
DONDERDAG 26 OCTOBER 1939
HX'AR GEM'S DSG BE'AD
«5
ANEGANG 34-HAARLEM
De klokmantel
methooge bont
kraag, die iedere
vrouw slank
doet schijnen
fl. 37.50
(Adv Ingez. Med.)
Wat is toch dat wonderlijke, dat ondefinieer
bare dat charme heet?
Schoonheid, zeggen sommigen, maar dat komt niet
uit: we kunnen vaak genoeg menschen ontmoeten
idie charme hebben en eerder leelijk dan mooi
zijn.
Goedheid, beweren anderen, maar er zijn goede
menschen te over, die door hun vrienden hooge-
lijk gewaardeerd worden, maar die lang geen aan
trekkingskracht op iedereen uitoefenen.
Gevoel voor humor wordt er ook wel eens be
weerd, maar er zijn er velen" onder onze mede
schepselen, die humor genoeg bezitten, maar naar
buiten zelfs een stuggen indruk maken.
Onlangs las ik een definitie van het begrip
charme die aldus luidde: Charme is, dat men
anderen er van weet te overtuigen, dat juist zij
bijzonder bij ons in den smaak vallen. Hierbij is
echter iets vergeten te noemen, waar het met de
charme mijns inziens eigenlijk om gaat, en wel,
dat degene die dan zoo charmeerend is voor an
deren. zichzelf wegcijfert om die anderen het
gevoel te geven, dat juist zij nu zoo extra in den
smaak vallen.
Wanneer wij zeggen dat iemand charmant is,
dan wekt dat bij velen herinneringen op aan den
charmanten Van der Hoogen uit de Camera
Obseura, die eigenlijk alleen maar poeslief en
aanstellerig was. Dat heeft met echte charme niets
te maken, echte charme cijfert zichzelf weg om
geheel aan anderen te denken, om zich te verdie
pen in de belangensfeer van andere menschen, en
om te probeeren anderen te begrijpen.
Sommigen hebben deze aantrekkelijke eigen
schap vrij gemakkelijk gekregen, maar het feit
dat ze hem gebruiken is op zichzelf al een ver
dienste. Anderen hebben er meer moeite mee,
maar omdat zij n-iet versagen om het na te streven,
gaat er iets ongeloofelijks frisch en verkwikkends
van ze uit.
Weer anderen doen het enkel maar na aan den
buitenkant, en dan komt er niet veel van terecht:
wie vriendelijkheid tegenover zijn medemenschen
niet met zijn volle hart bedrijft, dringt nooit tot
hun wezen door.
Velen zijn -er, die een enkele charmeerende
eigenschap hebben, en daarmee anderen soms op
eens verrassen kunnen.
Een hartelijk woord, een lieve glimlach, een
belangstellend briefje, een daad van medeleven,
dat zijn alle uitingen van een gemoed, dat zijn
medemenschen een genoegen wil doen of hen wil
helpen en daardoor zijn ze van groote waarde.
Echte charme kent geen huichelarij, geen lief
doen tegen beter weten in, maar een zuivere en
eerlijke belangstelling voor alles wat de mede
menschen betreft. Daarom had „de charmante"
ook geen charme, hij was alleen maar een akelig
ijdeltuitje dat zich tot eigen glorie bij anderen
aangenaam wilde maken.
Het is wel -eens moeilijk om het een van het
ander te onderscheiden, behaagzucht lijkt wel eens
echt te zijn, terwijl het alleen eigen ijdelheid of
voordeel zoekt. Maar dan opeens kan het ons
treffen: dit is niet echt, de ware charme heeft
een open vizier en een oprecht gemoed.
Wie charme wil aankweeken bij zichzelf moet
dat met de grootste voorziohtigheid doen en zich
steeds bij alles blijven afvragen: doe ik dat nu
omdat ik het echt meen of omdat ik zoo graag in
den smaal? wil' vallen. Op den duur wordt het een
tweede natuur om zich op die manier op anderen
in te stellen en de wereld zal er beter van worden.
E. E. J.-P.
Een heerlijk warme
SLIP-OVER is het ge
bruikelijke vest van
den winter geworden
Een heerlijk warme slip-over ter vervanging van
het vest in den winter, dat is onze taak van deze
vveek. Een prettige taak en een dankbare; iedere
echtgenoot, verloofde, zoon of broer weet een der
gelijk kleedingstuk uitermate te waardeeren. Het
is zoo heel anders, wanneer het „eigengebreid" is.
Niet, dat men dat door dik en dun aan zooiets
wenscht te zien, neen, meer nog de zorg en de toe
wijding zijn het, welke zoo op prijs gesteld worden.
Een prettig model blijft altijd de slip-over met
de V-hals; bij een zeer sportief tenue staat de
ronde, hoogvallende halsuitsnijding heel aardig,
maar voor het dagelijksche leven handhaaft zich
toch steeds de eerste en oudste uitvoering van de
slip-over.
Door den zeer langen tailleboord sluit de hier afge
beelde slip-over keurig aan, terwijl zij hierdoor
tevens een klein beetje uit den toon valt van haar
bijna klassiek geworden zusteren. Ieder merk en
iedere soort wol kan voor het breien van deze
slip-over gebruikt worden.
Voor een heer van normale grootte is van on
geveer 200 tot 300 gram wol noodig; voor den taille-
boord worden 4 naalden zonder knoppen gebruikt,
welke iets fijner moeten zijn dan de 2 aluminium
naalden voor het bovenstuk. Voor dikke wol is het
nummer van deze laatste 4, terwijl voor sportwol
uit onze
SERIE
DAMESHOEDEN MAGAZIJNEN
Anegang 24 - frankestraat 35
(Adv. Ingez. Med.)
enz. de nummers 3 of 3'/a in aanmerking komen.
Vóór alle werk wordt even een proeflapje van
20 st. breedte en 20 nld. hoogte op de grove naal
den gebreid en wel in den tricotsteek (recht breien
aan de goede en averecht breien aan de verkeerde
zijde van het werk). Het aantal verkregen centi
meters in de breedte wordt nauwkeurig genoteerd.
De totale bovenwijdte wordt nu gedeeld door het
aantal breedtecentimers van het lapje en de uit
komst hiervan vermenigvuldigd met 20. Het resul
taat van dit sommetje geeft het aantal steken
aan, dat op de vier naalden zonder koppen opgezet
moet worden. Na het opzettten breien wij deze
meteen in 1 recht 1 averecht, zoolang, tot de juiste
hoogte onder de armen bereikt is. De steken worden
nu voor de helft op een hulpnaald of draad gezet,
terwijl wij met de andere helft, de rugzijde, op de
dikkere naalden verdergaan. Hiermede wordt vol
gens het uittelpatroontje in 't mooie damastmotiefje
verder gebreid, terwijl in de eerste naalden aan
weerszijden afgekant moet worden voor de arms
gatuitsnijdingen. Deze afkantingen bedragen aan
iedere zijde, 4, 4 en 2 st. telkens aan het begin dei-
naalden. Wat het uittelpatroontje betreft, de „o"-
teekens hierop betreffen de averechtsche steken,
welke wij krijgen aan de goede zijde van het werk.
De breedte der schouders wordt gemeten; daar
zoowel hals- als armsgatboord 4 c.M. breed zullen
worden, moeten 8 c.m. afgetrokken worden van
iederen schouder. Door middel van de notitie van
ons lapje berekenen wij weer het aantal steken,
dat de schouders moeten tellen. Trekken wij dit
aantal af van de steken, welke nog op de naald
staan na het afkanten voor de armsgaten, dan
weten wij meteen het aantal steken voor den hals
Enkele centimeters vóór de juiste lengte is bereikt
om de steken voor de r schouders af te kanten
wordt reeds het grootste deel der steken in het
midden van de naald afgekant. In de nog komende
naalden volgen dan aan weerszijden de nog hierbij
behoorende steken, zoodat de hals aan de rugzijde
mooi gelijk toeloopt. Het mooiste wordt het werk
nu, door de schoudersteken niet af te kanten, docü
zoolang op een draad te rijgen en hen t.z.t. met die
van de voorzijde samen te breien en eerst dan af
te kanten.
Nu de rugzijde klaar is, valt het breien van de
voorzijde minder moeilijk, daar wij georiënteerd
zijn. Minderingen voor de armsgatuitsnijdingen,
't aantal schoudersteken, de steken voor den hals
en het motief, het is alles geheel gelijk. Echter
worden de halssteken nu niet op de laatste naalden
afgekant, doch wordt hiermede reeds begonnen op
enkele c.m. afstand van den tailleboord. Het is dan
noodig het werk met twee draden verder te breien,
meteen na de eerste afkanting in het midden. Het
aantal te breien naalden is door de rugzijde bekend
geworden en om nu een mooie gelijke V-hals te
krijgen, wordt even berekend, per hoeveel naalden
er aan weerszijden een steek geminderd moet wor
den, om tenslotte slechts de schoudersteken over
te houden. (Vergeet U vooral niet, dat dit minderen
telkens twee maal geschiedt, bij het berekenen der
naalden vergissen wij ons daarin gauw!) Het min
deren langs den hals gaat het beste, door steeds
de twee buitenste steken samen te breien.
De hals- en armsgatboorden worden apart ge
breid op de dunne naalden in 1 recht 1 averecht.
Deze steken worden berekend naar de notitie van
ons lapje. Elke boord moet 4 c.m. breed worden.
De afwerking van de slip-over volgt nu; zijn de
schouders dichtgebreid, dan kunnen wij meteen de
zijnaden stikken (aan de binnenzijde van het werk
en met de brei wol). De boorden worden nu langs
hals en armsgaten gespeld en met onzichtbare
steekjes vastgezet; dit geschiedt zoowel aan de
goede zijde als aan de verkeerde, om toch vooral
het omrimpelen ervan te voorkomen. De uiteinden
worden eenvoudig dichtgenaaid, terwijl deze bij
den hals aan de voorzijde zijn genomen en nu
meteen schuin afgestikt worden aan den binnen
kant. De overschietende puntjes worden even te-
gengezoomd.
Met een niet te warmen bout en een vochtigen
doek persen wij de slip-over nog even aan de bin
nenzijde op om volledig succes ermede te hebben,
want het motief zal nu prachtig tot zijn recht
komen, evenals alle verdere breiwerk.
NORA HANA.
le nld.
ooooooovwwvv
herhalen van
O.
2e
vooooovwwvvw
O.
3e
vvooovvvvwvvwv
O.
4e
V VVO W V VVVVWWW
O.
5e
vvooovvvvwvvwv
O.
6e
vooooovvvvvvvvv
O.
7e
ooooooovvwwv
O.
8e
oooooooooooooo
O.
9e
en volgende naalden herhalen van de
le
nld. af.
Zondag.
Vliegenzwammen
Rijstsoep
Kalfstong met snijboo-
nen.
Aardappelen.
Appelmoes met
schuimkop.
Maandag.
Gehakt met savoyekool
in een schotel
Aardappelen.
Gebraden appelen.
Dinsdag
Haché van rauw vleesch
Bieten
Aardappelen.
Vruchten
Woensdag
Groentesoep
Andijvie met spiegel
eieren
Aardappelen.
Donderdag
Rijst met kaassaus
Kalfslapjes
Spercieboonen
Aardappelen.
Vrijdag
Stokvisch met rijst, ge
bakken uien en mos
terdsaus
Kopje koffie
Zaterdag
Schoteltje panvisch
Ketelkoek met stroop-
saus.
Deze verpleegster verloor 25 pond overtollig vet
op eenvoudige wijze door "s morgens bij het op
staan een glas mousseerend Wex te nemen. ,.Ik
was leelijk. opgeblazen, pafferig, bleek en kort
ademig." schrijft zij. ,,Ik nam steeds toe in ge
wicht. Ik probeerde alle mogelijke medicijnen met
zeer weinig resultaat. Op zekeren dag probeerde
ik Wex. Toen ik hiermee door ging. bemerkte ik
dat mijn vleesch steviger werd. Ik sliep ook veel
beter. Ik ben nu 25 pond lichter geworden en mijn
gezondheid is zeer vooruitgegaan." Mevr. M. W.
Wanneer U Uw slank figuur wilt terugkrijgen,
moet U doen als deze verpleegster. Neem Wex.
het mousseerende zout met druivensapderivaten.
Op veilige en aangename wijze vermeerdert Wex
de levenskracht, zooals het overtollig vet vermin
dert. Alle apothekers en drogisten verkoopen Wex
in handige, apart verpakte hoeveelheden, een doos
van 6 stuks voor 40 cent.
of een groote flesch voor
MOUSSEEREND V
DRUIVENZ0U1
MOUSSEEREND V v00r r"stcrcf*
r gratl3
209
bij den vakman
DAT IS UW VOORDEEL
Thans allééq
MDERWAREHFiBEIKK ANEGANG 48
lAdv. ingez. Mea.t
Recepten
Vliegenzwammen. 1 ei per persoon, 1 tomaat
per 2 personen, mayonnaise.
Snijdt de kleine tomaten in de helft, hol ze wat
uit en kook in dien tijd de eieren hard. Snijd een
kapje van het gepelde ei af, dat het kan staan,
zet de halve tomaat die met wat zout en peper be
strooid is, er als een kap bovenop. Hak de afge
sneden stukjes eiwit fijn, strooi ze over de toma
ten, plaats de zwammen op versche slablaadjes en
garneer de schotel met mayonnaise.
Appelmoes. In dezen tijd eten wij graag ap
pelmoes, maar de hoeveelheid suiker is een bezwaar
Dit wordt opgeheven als een derde deel van de
hoeveelheid moesappelen vervangen wordt door
zoete appelen. Maak ze op de bekende wijze schoon,
kook ze bijna gaar en voeg er dan de in stukjes ge
sneden moesappelen bij, zeef ze tezamen zooals ap
pelmoes altijd gezeefd wordt.
Haché van rauw vleesch. 400 gr. rundpoulet,
100 gr. vet of boter, 2 uien.
Bereiding: Het vleesch wasschen en in de bo
ter bruin bakken. Als het vleesch bijna goed is,
de uien toevoegen, deze bruin bakken en daarna
pl.m. 3/4 L. water toevoegen. Kruidnagel, laurier
blad, azijn en wat peper en zout er bij doen en het
vleesch laten stoven tot het zacht is (1 a lVi uur).
Het vocht binden met wat aangemengde bloem of
maizena, de kruiden verwijderen en op smaak af
maken.
(Adv. ingez. Med.)
Een aardig jurkje met
bloemmotieven.
We hebben nog een keurige jurk van den vori«
gen winter in de kast hangen, maarze
verveelt ons gruwelijk! Laten we dus eens kijken
hoe we 't oude beestje een ander cachet kunnen
geven.
Hiertoe zoeken we uit onze lappendoos een
stukje kant, waarvan de bloemmotieven kunnen
worden losgeknipt. We moeten dus goed opletten
of er wel bloemen (vrij groote) in de kantstof
zitten en anders een stukje kant koopen, dat
voor ons doel geschikt is.
Hebben we de bloemen met een klein randje
kantstof er omheen is wel de veiligste weg!
losgeknipt, dan rijgen we ze netjes op de stof,
waarna we iedere bloem met een festonsteek in
afstekende kleur of in de kleur der jurk vastzet
ten. Tenslotte worden de rijgdraden eruit ge
haald-
Onze teekening geeft aan op welke wijze u
een aardig effect krijgt, 't Kan natuurlijk ook
anders, dat is een kwestie van smaak. Vooral een
jong meisje zal van zoo'n oud-nieuw japonnetje
nog veel plezier kunnen beleven.
Wat kunnen we doen?
Geen valsch optimisme, maar diepe,
heilige ernst is nu geboden.
Er is één zinnetje, dat in de weken, de maan
den, die achter ons liggen, telkens en telkens
weer door vrouwen wordt uitgesproken, vragend,
dringend: „wat kunnen we doen?"
Er is een drang in ons, te werken; een drang
om te dienen, te helpen, te verzoenenVan
daar die vraag. Vandaar de cursussen in Eerste
hulp, die druk. overdruk bezocht zijn, vandaar de
groote legers vrouwen, die uittrekken om in de
vrijwillige hulpdiensten te gaan werken, vandaar
het trappelend ongeduld om te kunnen beginnen
aan het breien van warme kleedingstukken voor
de soldaten, vandaar de snelle organisatie van
den bloedtransfusiedienst
Achter dit alles staat de vraag van duizenden,
van millioenen vrouwen niet slechts in ons
land, maar ook daarbuiten: wat kunnen we doen?
Die vraag gaat dieper, dan de oppervlakkige
toehoorder beseft. Die vraag is nog nooit zóó
diep gegaan als in onzen tijd. Er zijn meer oor
logen geweest, en de vorige wereldoorlog was
wel de allergruwelijkste in menschenheugenis. En
in dien oorlog boden ook duizenden, millioenen
vrouwen zich aan om te helpen, te dienen. En
wie zal zeggen, hoeveel offers zijn gebracht, hoe
veel leed dapper gedragen, hoeveel heldhaftige
daden verricht door vrouwen?
Maar.... de sfeer van toen was een andere.
In 1914 zag ik, midden in een stralend-blijde
groote vacantie naar huis geroepen, onze soldaten
opmarseheeren. terwijl de omroeper door de stra
ten schreeuwde zijn oproep aan „alle milicijns en
landweermannen". Ik zag de snikkende, verplet
terde vrouwen afscheid nemen van wie zij dach
ten. dat over een paar dagen óók zouden worden
gestort in den oorlogsbaaierdIk voelde
temidden van het rumoer de diepe stilte der
fc*ezenlooze ontzetting in de harten. Ontzetting
om wat voor verreweg de meesten was gekomen
als een donderslag uit een helderen hemel.
Want we leefden zóó knusjes voor 1914.We
zorgden zoo goed voor onze belangetjes, voor
onzen stand en ons bedoeninkje. we waren zoo
verstard in onze burgerlijke zelfgenoegzaamheid,
datons voornaamste gevoel, toen de hel over
ons losbarstte, eigenlijk was een kinderlijke ver
ontwaardiging over het feit, dat menschen het
waagden onze rust te storen en ons al dat
ongemak op den hals te schuiven!
Wij hebben van 1914 tot '18, heel trouw ons best
gedaan, heel ijverig ons bemoeid met de vluchte
lingen, heel véél bivakmutsen gebreid. Maar onze
gedachten omtrent den oorlog bleven negatief.
De ouderen onder ons weten ongetwijfeld nog.
hoe zij voelden in dien somberen mobilisatietijd.
Een gevoel van afkeer, van verontwaardiging om
dat beestachtig gedoe, zoo vlak bij onze grenzen,
maar geen heldere, duidelijke bewustwording van
wat die oorlog, want iedere oorlog in wezen is:
kristallisatie, manifestatie van ons aller vreeselijk
tekort, van ons aller voortdurend tegenover el
kander gepleegd onrecht, dat eindelijk is losge
barsten!
En nu? Deze oorlog is niet onverwachts ge
komen; reeds lang heeft hij dreigend over ons ge
hangen. En toch reeds de na-oorlogsche jaren
hebben het bewezen, dat de mentaliteit van de
vrouw nog nagenoeg dezelfde is gebleven.
We hebben gezien, hoe vooral na den oorlog,
de vrouw zich heeft ontwikkeld, zich los gemaakt
uit haar ondergeschikte positie in het gezin, hoe
ze overal op de arbeidsmarkt haar plaatsje
heeft veroverd. We hebben ook gezien, hoe de
vrouw in vele landen het stemrecht kreeg.(en
is er veel door veranderd in de wereld?).
En we zagen tenslotte, hoe geweldige legers
van vrouwen zich aaneen hebben gesloten in haar
strijd tegen den oorlog en vóór den vrede. Lezin
gen hebben we gehoord, optochten meegemaakt,
ons voor een moment één gevoeld met duizenden
vrouwen in den vredesgang. Als in een visiqen
gezien een nieuwe wereld, waar het recht zal
zegevieren.
Maar heeft dit alles een waarachtige, een gees
telijke beteekenis gehad? Of zijn in ons vredes-
streven alleen maar tot uiting gekomen onze ang
sten om wat ónze rust, óns gemak zou kunnen
aantasten? Zijn onze gedachten zoo oppervlakkig,
zoo vluchtig geweest, dat ze geen gewicht hebben
gelegd in het groote spel der krachten op deze
wereld?
Ongetwijfeld is dat zoo geweest, want anders
kon er nu géén oorlog zijn uitgebarsten!
Een wonderlijk beeld, een verbrokkeld, verward
beeld rijst op voor de vrouw, die in deze dagen
met vrouwen praat, overnu, natuurlijk over
„den toestand".
Eén ding staat als een paal boven water, en
dat hebben we dan tenminste zeer bewust gewon
nen er is onder de vrouwen over 't algemeen geen
partijtrekken voor deze of gene beweging of
ideologie, voor dit of dat land. D i t was anders in
1914. Onbewust van de zware verantwoordelijk
heid, die we op ons laadden door de fakkel van
haat altijd maar brandende te houden, praatten
we praatten, praattenNu praten we niet
zooveel meer over politiek. Oude, versleten,
groote leuzen zoo vaak gehoord, zóó vreeselijk
m lange ellendejaren in al hun voosheid door-
proefd willen ons niet weer over de lippen.
Waarover praten we dan? We zeggen eerst, al
lemaal. dat 't vreeselijk is, en ontzettend. Dat 't
onbegrijpelijk is. Enmisschien zeggen we er
nog bij, "dat je eigenlijk maar nergens over moet
spreken, omdat je er maar somber van wordt, t
Het doet ook soms pijnlijk aan, vrouwen te
hooren spreken in deze dagen, te hooren be
weren en betoogen. Ik sprak o.a. een zéér voor
aanstaande vrouw uit onze feministische krin
gen. Ze zei: „Nu zie je eens, wat er van komt,
als de vrouwen niet mogen meespreken. Daar
door is de wereld zoo geworden!"
Maar heeft deze vrouw, een intellectueele, fijn
gevoelige vrouw, dan geen begrip van het spel der
krachten in de wereld?
Voelt ze niet, dat wij reeds lang onze stem
zouden hebben kunnen doen klinken in de wereld,
als we het waardig waren geweest? Als we maar
niet altijd weer de oogen gesloten hadden voor
onze hoogste roeping?
Wat hebben we gedaan met onze vredestaak,
vijf-en-twintig jaar lang? Congressen belegd, op
tochten gehouden, gepraatmaar hebben we
vrede gehad in ons huis. met onze dienstboden?
Hebben we eerlijk en uit al onze kracht gepro
beerd haar te begrijpen, of hebben wij ze weg
gejaagd, naar de woestijn van de fabrieken? Wat
hebben we gedaan met ons huwelijk? Hebben we
dit ideaal hooggehouden, ongerept bewaard of
hebben we allerlei vernietigende klachten toege
laten het aan te tasten?
Wat doen we met onze kinderen. Gaan wij vrij
uit als zij ondaniks hun frissche jeugd vol écht
optimisme, het leven leeg en hol, misschien laag
en gemeen vinden? Wat hebben we gedaan met
de slachtoffers van onzen tijd, met de werklooze
stakkers aan onze deur? Hebben we ons uiterste
best gedaan voor hen óf bleef het bij een flauwe
poging, een wantrouwende blik, een achteloos ge
geven geldstuk?
Wat hebben we gedaan ja, en dat is het
ergste met ons geloof?
Er is zoo ontzaglijk veel tekort in ons Ja, er is
óók winst en zeer zeker ook geestelijke groei ge
weest in de jaren, die achter ons liggen van den
eenen wereldbrand tot den anderen.
Maar nu is het tijd, te zien op ons tekort. Te
voelen de volle zwaarte van ons aller schuld, een
schuld, die er niet minder door wordt als de
verschrikking mocht halthouden bij onze grenzen.
In de afgeloopen zeven weken, dat de oorlog nu
heeft geduurd, zijn eenige tienduizenden men
schen soldaten en burgers, ook vrouwen en
kinderen gevallen. Zelfs als het hiermee zou
zijn afgeloopen, dan zou weer zóó aannemelijk
veel haat en wrok zijn gezaaid, dat vele, vele
jaren van werk en offers noodig zouden zijn om
deze vernietigende krachten te verzoenen.
Diepe, heilige ernst is daarom de geestesge
steldheid, die ons geboden is; niets minder dan
dat.
Zwijgen, werken, dienen.
Geen verwijt aan anderen, geen tjjdsverspilling
door jammerklachten, maar onze dagelijksche
taak opnemen in het bewustzijn, dat we hierin en
hiermee willen trachten iets goed te maken van
ons groot tekort. Dan wijkt het valsche optimisme
voor echte, rustige kracht, ondanks alles. Dit gaat
niet maar zoo opeens, misschien kost het moeite
misschien is het voor menigeen een lange weg.
Maar de uitkomst is zeker: als de vrouwen van
Nederland dezen diepen weg vermogen te gaan,
dan zal hier het begin worden gevonden van de
nieuwe innerlijke vredesbereidheid, die eens zij
het spoedig, zij het na nog onnoemelijk veel
lijden over de wereld móét zegevieren.
Dat kunnen, dat móéten we doen!
R. DE RUYTERv. d. FF,ER
Een oud vrouwtje kwam tot sultan Soliman
II, wierp zich voor zijn troon en klaagde, dat de
soldaten van den sultan, terwijl ze sliep, haar
heele boeltje hadden weggestolen. De sultan
lachte ongeloovig en zei: „Als je daar niets van
gehoord hebt, dan zul je wel erg vast geslapen
hebben".
„Natuurlijk" zei het vrouwtje „ik heb rustig
en vast geslapen, want ik dacht: de sultan
waakt wel over zijn onderdanen".
Dat hielp: Soliman gaf haar een ruime scha
devergoeding. i