m Wie foeit ex mee? aacdiye cftoedfes f. 2.50 Amecangen& JCoe 10e aan oud uieuio maken- 2 Menu van de week Dames koopt Hm tasschm! JAC. GILEiN (Geenfilialen) DONDERDAG 26 OCTOBER 1939 HX'AR GEM'S DSG BE'AD «5 ANEGANG 34-HAARLEM De klokmantel methooge bont kraag, die iedere vrouw slank doet schijnen fl. 37.50 (Adv Ingez. Med.) Wat is toch dat wonderlijke, dat ondefinieer bare dat charme heet? Schoonheid, zeggen sommigen, maar dat komt niet uit: we kunnen vaak genoeg menschen ontmoeten idie charme hebben en eerder leelijk dan mooi zijn. Goedheid, beweren anderen, maar er zijn goede menschen te over, die door hun vrienden hooge- lijk gewaardeerd worden, maar die lang geen aan trekkingskracht op iedereen uitoefenen. Gevoel voor humor wordt er ook wel eens be weerd, maar er zijn er velen" onder onze mede schepselen, die humor genoeg bezitten, maar naar buiten zelfs een stuggen indruk maken. Onlangs las ik een definitie van het begrip charme die aldus luidde: Charme is, dat men anderen er van weet te overtuigen, dat juist zij bijzonder bij ons in den smaak vallen. Hierbij is echter iets vergeten te noemen, waar het met de charme mijns inziens eigenlijk om gaat, en wel, dat degene die dan zoo charmeerend is voor an deren. zichzelf wegcijfert om die anderen het gevoel te geven, dat juist zij nu zoo extra in den smaak vallen. Wanneer wij zeggen dat iemand charmant is, dan wekt dat bij velen herinneringen op aan den charmanten Van der Hoogen uit de Camera Obseura, die eigenlijk alleen maar poeslief en aanstellerig was. Dat heeft met echte charme niets te maken, echte charme cijfert zichzelf weg om geheel aan anderen te denken, om zich te verdie pen in de belangensfeer van andere menschen, en om te probeeren anderen te begrijpen. Sommigen hebben deze aantrekkelijke eigen schap vrij gemakkelijk gekregen, maar het feit dat ze hem gebruiken is op zichzelf al een ver dienste. Anderen hebben er meer moeite mee, maar omdat zij n-iet versagen om het na te streven, gaat er iets ongeloofelijks frisch en verkwikkends van ze uit. Weer anderen doen het enkel maar na aan den buitenkant, en dan komt er niet veel van terecht: wie vriendelijkheid tegenover zijn medemenschen niet met zijn volle hart bedrijft, dringt nooit tot hun wezen door. Velen zijn -er, die een enkele charmeerende eigenschap hebben, en daarmee anderen soms op eens verrassen kunnen. Een hartelijk woord, een lieve glimlach, een belangstellend briefje, een daad van medeleven, dat zijn alle uitingen van een gemoed, dat zijn medemenschen een genoegen wil doen of hen wil helpen en daardoor zijn ze van groote waarde. Echte charme kent geen huichelarij, geen lief doen tegen beter weten in, maar een zuivere en eerlijke belangstelling voor alles wat de mede menschen betreft. Daarom had „de charmante" ook geen charme, hij was alleen maar een akelig ijdeltuitje dat zich tot eigen glorie bij anderen aangenaam wilde maken. Het is wel -eens moeilijk om het een van het ander te onderscheiden, behaagzucht lijkt wel eens echt te zijn, terwijl het alleen eigen ijdelheid of voordeel zoekt. Maar dan opeens kan het ons treffen: dit is niet echt, de ware charme heeft een open vizier en een oprecht gemoed. Wie charme wil aankweeken bij zichzelf moet dat met de grootste voorziohtigheid doen en zich steeds bij alles blijven afvragen: doe ik dat nu omdat ik het echt meen of omdat ik zoo graag in den smaal? wil' vallen. Op den duur wordt het een tweede natuur om zich op die manier op anderen in te stellen en de wereld zal er beter van worden. E. E. J.-P. Een heerlijk warme SLIP-OVER is het ge bruikelijke vest van den winter geworden Een heerlijk warme slip-over ter vervanging van het vest in den winter, dat is onze taak van deze vveek. Een prettige taak en een dankbare; iedere echtgenoot, verloofde, zoon of broer weet een der gelijk kleedingstuk uitermate te waardeeren. Het is zoo heel anders, wanneer het „eigengebreid" is. Niet, dat men dat door dik en dun aan zooiets wenscht te zien, neen, meer nog de zorg en de toe wijding zijn het, welke zoo op prijs gesteld worden. Een prettig model blijft altijd de slip-over met de V-hals; bij een zeer sportief tenue staat de ronde, hoogvallende halsuitsnijding heel aardig, maar voor het dagelijksche leven handhaaft zich toch steeds de eerste en oudste uitvoering van de slip-over. Door den zeer langen tailleboord sluit de hier afge beelde slip-over keurig aan, terwijl zij hierdoor tevens een klein beetje uit den toon valt van haar bijna klassiek geworden zusteren. Ieder merk en iedere soort wol kan voor het breien van deze slip-over gebruikt worden. Voor een heer van normale grootte is van on geveer 200 tot 300 gram wol noodig; voor den taille- boord worden 4 naalden zonder knoppen gebruikt, welke iets fijner moeten zijn dan de 2 aluminium naalden voor het bovenstuk. Voor dikke wol is het nummer van deze laatste 4, terwijl voor sportwol uit onze SERIE DAMESHOEDEN MAGAZIJNEN Anegang 24 - frankestraat 35 (Adv. Ingez. Med.) enz. de nummers 3 of 3'/a in aanmerking komen. Vóór alle werk wordt even een proeflapje van 20 st. breedte en 20 nld. hoogte op de grove naal den gebreid en wel in den tricotsteek (recht breien aan de goede en averecht breien aan de verkeerde zijde van het werk). Het aantal verkregen centi meters in de breedte wordt nauwkeurig genoteerd. De totale bovenwijdte wordt nu gedeeld door het aantal breedtecentimers van het lapje en de uit komst hiervan vermenigvuldigd met 20. Het resul taat van dit sommetje geeft het aantal steken aan, dat op de vier naalden zonder koppen opgezet moet worden. Na het opzettten breien wij deze meteen in 1 recht 1 averecht, zoolang, tot de juiste hoogte onder de armen bereikt is. De steken worden nu voor de helft op een hulpnaald of draad gezet, terwijl wij met de andere helft, de rugzijde, op de dikkere naalden verdergaan. Hiermede wordt vol gens het uittelpatroontje in 't mooie damastmotiefje verder gebreid, terwijl in de eerste naalden aan weerszijden afgekant moet worden voor de arms gatuitsnijdingen. Deze afkantingen bedragen aan iedere zijde, 4, 4 en 2 st. telkens aan het begin dei- naalden. Wat het uittelpatroontje betreft, de „o"- teekens hierop betreffen de averechtsche steken, welke wij krijgen aan de goede zijde van het werk. De breedte der schouders wordt gemeten; daar zoowel hals- als armsgatboord 4 c.M. breed zullen worden, moeten 8 c.m. afgetrokken worden van iederen schouder. Door middel van de notitie van ons lapje berekenen wij weer het aantal steken, dat de schouders moeten tellen. Trekken wij dit aantal af van de steken, welke nog op de naald staan na het afkanten voor de armsgaten, dan weten wij meteen het aantal steken voor den hals Enkele centimeters vóór de juiste lengte is bereikt om de steken voor de r schouders af te kanten wordt reeds het grootste deel der steken in het midden van de naald afgekant. In de nog komende naalden volgen dan aan weerszijden de nog hierbij behoorende steken, zoodat de hals aan de rugzijde mooi gelijk toeloopt. Het mooiste wordt het werk nu, door de schoudersteken niet af te kanten, docü zoolang op een draad te rijgen en hen t.z.t. met die van de voorzijde samen te breien en eerst dan af te kanten. Nu de rugzijde klaar is, valt het breien van de voorzijde minder moeilijk, daar wij georiënteerd zijn. Minderingen voor de armsgatuitsnijdingen, 't aantal schoudersteken, de steken voor den hals en het motief, het is alles geheel gelijk. Echter worden de halssteken nu niet op de laatste naalden afgekant, doch wordt hiermede reeds begonnen op enkele c.m. afstand van den tailleboord. Het is dan noodig het werk met twee draden verder te breien, meteen na de eerste afkanting in het midden. Het aantal te breien naalden is door de rugzijde bekend geworden en om nu een mooie gelijke V-hals te krijgen, wordt even berekend, per hoeveel naalden er aan weerszijden een steek geminderd moet wor den, om tenslotte slechts de schoudersteken over te houden. (Vergeet U vooral niet, dat dit minderen telkens twee maal geschiedt, bij het berekenen der naalden vergissen wij ons daarin gauw!) Het min deren langs den hals gaat het beste, door steeds de twee buitenste steken samen te breien. De hals- en armsgatboorden worden apart ge breid op de dunne naalden in 1 recht 1 averecht. Deze steken worden berekend naar de notitie van ons lapje. Elke boord moet 4 c.m. breed worden. De afwerking van de slip-over volgt nu; zijn de schouders dichtgebreid, dan kunnen wij meteen de zijnaden stikken (aan de binnenzijde van het werk en met de brei wol). De boorden worden nu langs hals en armsgaten gespeld en met onzichtbare steekjes vastgezet; dit geschiedt zoowel aan de goede zijde als aan de verkeerde, om toch vooral het omrimpelen ervan te voorkomen. De uiteinden worden eenvoudig dichtgenaaid, terwijl deze bij den hals aan de voorzijde zijn genomen en nu meteen schuin afgestikt worden aan den binnen kant. De overschietende puntjes worden even te- gengezoomd. Met een niet te warmen bout en een vochtigen doek persen wij de slip-over nog even aan de bin nenzijde op om volledig succes ermede te hebben, want het motief zal nu prachtig tot zijn recht komen, evenals alle verdere breiwerk. NORA HANA. le nld. ooooooovwwvv herhalen van O. 2e vooooovwwvvw O. 3e vvooovvvvwvvwv O. 4e V VVO W V VVVVWWW O. 5e vvooovvvvwvvwv O. 6e vooooovvvvvvvvv O. 7e ooooooovvwwv O. 8e oooooooooooooo O. 9e en volgende naalden herhalen van de le nld. af. Zondag. Vliegenzwammen Rijstsoep Kalfstong met snijboo- nen. Aardappelen. Appelmoes met schuimkop. Maandag. Gehakt met savoyekool in een schotel Aardappelen. Gebraden appelen. Dinsdag Haché van rauw vleesch Bieten Aardappelen. Vruchten Woensdag Groentesoep Andijvie met spiegel eieren Aardappelen. Donderdag Rijst met kaassaus Kalfslapjes Spercieboonen Aardappelen. Vrijdag Stokvisch met rijst, ge bakken uien en mos terdsaus Kopje koffie Zaterdag Schoteltje panvisch Ketelkoek met stroop- saus. Deze verpleegster verloor 25 pond overtollig vet op eenvoudige wijze door "s morgens bij het op staan een glas mousseerend Wex te nemen. ,.Ik was leelijk. opgeblazen, pafferig, bleek en kort ademig." schrijft zij. ,,Ik nam steeds toe in ge wicht. Ik probeerde alle mogelijke medicijnen met zeer weinig resultaat. Op zekeren dag probeerde ik Wex. Toen ik hiermee door ging. bemerkte ik dat mijn vleesch steviger werd. Ik sliep ook veel beter. Ik ben nu 25 pond lichter geworden en mijn gezondheid is zeer vooruitgegaan." Mevr. M. W. Wanneer U Uw slank figuur wilt terugkrijgen, moet U doen als deze verpleegster. Neem Wex. het mousseerende zout met druivensapderivaten. Op veilige en aangename wijze vermeerdert Wex de levenskracht, zooals het overtollig vet vermin dert. Alle apothekers en drogisten verkoopen Wex in handige, apart verpakte hoeveelheden, een doos van 6 stuks voor 40 cent. of een groote flesch voor MOUSSEEREND V DRUIVENZ0U1 MOUSSEEREND V v00r r"stcrcf* r gratl3 209 bij den vakman DAT IS UW VOORDEEL Thans allééq MDERWAREHFiBEIKK ANEGANG 48 lAdv. ingez. Mea.t Recepten Vliegenzwammen. 1 ei per persoon, 1 tomaat per 2 personen, mayonnaise. Snijdt de kleine tomaten in de helft, hol ze wat uit en kook in dien tijd de eieren hard. Snijd een kapje van het gepelde ei af, dat het kan staan, zet de halve tomaat die met wat zout en peper be strooid is, er als een kap bovenop. Hak de afge sneden stukjes eiwit fijn, strooi ze over de toma ten, plaats de zwammen op versche slablaadjes en garneer de schotel met mayonnaise. Appelmoes. In dezen tijd eten wij graag ap pelmoes, maar de hoeveelheid suiker is een bezwaar Dit wordt opgeheven als een derde deel van de hoeveelheid moesappelen vervangen wordt door zoete appelen. Maak ze op de bekende wijze schoon, kook ze bijna gaar en voeg er dan de in stukjes ge sneden moesappelen bij, zeef ze tezamen zooals ap pelmoes altijd gezeefd wordt. Haché van rauw vleesch. 400 gr. rundpoulet, 100 gr. vet of boter, 2 uien. Bereiding: Het vleesch wasschen en in de bo ter bruin bakken. Als het vleesch bijna goed is, de uien toevoegen, deze bruin bakken en daarna pl.m. 3/4 L. water toevoegen. Kruidnagel, laurier blad, azijn en wat peper en zout er bij doen en het vleesch laten stoven tot het zacht is (1 a lVi uur). Het vocht binden met wat aangemengde bloem of maizena, de kruiden verwijderen en op smaak af maken. (Adv. ingez. Med.) Een aardig jurkje met bloemmotieven. We hebben nog een keurige jurk van den vori« gen winter in de kast hangen, maarze verveelt ons gruwelijk! Laten we dus eens kijken hoe we 't oude beestje een ander cachet kunnen geven. Hiertoe zoeken we uit onze lappendoos een stukje kant, waarvan de bloemmotieven kunnen worden losgeknipt. We moeten dus goed opletten of er wel bloemen (vrij groote) in de kantstof zitten en anders een stukje kant koopen, dat voor ons doel geschikt is. Hebben we de bloemen met een klein randje kantstof er omheen is wel de veiligste weg! losgeknipt, dan rijgen we ze netjes op de stof, waarna we iedere bloem met een festonsteek in afstekende kleur of in de kleur der jurk vastzet ten. Tenslotte worden de rijgdraden eruit ge haald- Onze teekening geeft aan op welke wijze u een aardig effect krijgt, 't Kan natuurlijk ook anders, dat is een kwestie van smaak. Vooral een jong meisje zal van zoo'n oud-nieuw japonnetje nog veel plezier kunnen beleven. Wat kunnen we doen? Geen valsch optimisme, maar diepe, heilige ernst is nu geboden. Er is één zinnetje, dat in de weken, de maan den, die achter ons liggen, telkens en telkens weer door vrouwen wordt uitgesproken, vragend, dringend: „wat kunnen we doen?" Er is een drang in ons, te werken; een drang om te dienen, te helpen, te verzoenenVan daar die vraag. Vandaar de cursussen in Eerste hulp, die druk. overdruk bezocht zijn, vandaar de groote legers vrouwen, die uittrekken om in de vrijwillige hulpdiensten te gaan werken, vandaar het trappelend ongeduld om te kunnen beginnen aan het breien van warme kleedingstukken voor de soldaten, vandaar de snelle organisatie van den bloedtransfusiedienst Achter dit alles staat de vraag van duizenden, van millioenen vrouwen niet slechts in ons land, maar ook daarbuiten: wat kunnen we doen? Die vraag gaat dieper, dan de oppervlakkige toehoorder beseft. Die vraag is nog nooit zóó diep gegaan als in onzen tijd. Er zijn meer oor logen geweest, en de vorige wereldoorlog was wel de allergruwelijkste in menschenheugenis. En in dien oorlog boden ook duizenden, millioenen vrouwen zich aan om te helpen, te dienen. En wie zal zeggen, hoeveel offers zijn gebracht, hoe veel leed dapper gedragen, hoeveel heldhaftige daden verricht door vrouwen? Maar.... de sfeer van toen was een andere. In 1914 zag ik, midden in een stralend-blijde groote vacantie naar huis geroepen, onze soldaten opmarseheeren. terwijl de omroeper door de stra ten schreeuwde zijn oproep aan „alle milicijns en landweermannen". Ik zag de snikkende, verplet terde vrouwen afscheid nemen van wie zij dach ten. dat over een paar dagen óók zouden worden gestort in den oorlogsbaaierdIk voelde temidden van het rumoer de diepe stilte der fc*ezenlooze ontzetting in de harten. Ontzetting om wat voor verreweg de meesten was gekomen als een donderslag uit een helderen hemel. Want we leefden zóó knusjes voor 1914.We zorgden zoo goed voor onze belangetjes, voor onzen stand en ons bedoeninkje. we waren zoo verstard in onze burgerlijke zelfgenoegzaamheid, datons voornaamste gevoel, toen de hel over ons losbarstte, eigenlijk was een kinderlijke ver ontwaardiging over het feit, dat menschen het waagden onze rust te storen en ons al dat ongemak op den hals te schuiven! Wij hebben van 1914 tot '18, heel trouw ons best gedaan, heel ijverig ons bemoeid met de vluchte lingen, heel véél bivakmutsen gebreid. Maar onze gedachten omtrent den oorlog bleven negatief. De ouderen onder ons weten ongetwijfeld nog. hoe zij voelden in dien somberen mobilisatietijd. Een gevoel van afkeer, van verontwaardiging om dat beestachtig gedoe, zoo vlak bij onze grenzen, maar geen heldere, duidelijke bewustwording van wat die oorlog, want iedere oorlog in wezen is: kristallisatie, manifestatie van ons aller vreeselijk tekort, van ons aller voortdurend tegenover el kander gepleegd onrecht, dat eindelijk is losge barsten! En nu? Deze oorlog is niet onverwachts ge komen; reeds lang heeft hij dreigend over ons ge hangen. En toch reeds de na-oorlogsche jaren hebben het bewezen, dat de mentaliteit van de vrouw nog nagenoeg dezelfde is gebleven. We hebben gezien, hoe vooral na den oorlog, de vrouw zich heeft ontwikkeld, zich los gemaakt uit haar ondergeschikte positie in het gezin, hoe ze overal op de arbeidsmarkt haar plaatsje heeft veroverd. We hebben ook gezien, hoe de vrouw in vele landen het stemrecht kreeg.(en is er veel door veranderd in de wereld?). En we zagen tenslotte, hoe geweldige legers van vrouwen zich aaneen hebben gesloten in haar strijd tegen den oorlog en vóór den vrede. Lezin gen hebben we gehoord, optochten meegemaakt, ons voor een moment één gevoeld met duizenden vrouwen in den vredesgang. Als in een visiqen gezien een nieuwe wereld, waar het recht zal zegevieren. Maar heeft dit alles een waarachtige, een gees telijke beteekenis gehad? Of zijn in ons vredes- streven alleen maar tot uiting gekomen onze ang sten om wat ónze rust, óns gemak zou kunnen aantasten? Zijn onze gedachten zoo oppervlakkig, zoo vluchtig geweest, dat ze geen gewicht hebben gelegd in het groote spel der krachten op deze wereld? Ongetwijfeld is dat zoo geweest, want anders kon er nu géén oorlog zijn uitgebarsten! Een wonderlijk beeld, een verbrokkeld, verward beeld rijst op voor de vrouw, die in deze dagen met vrouwen praat, overnu, natuurlijk over „den toestand". Eén ding staat als een paal boven water, en dat hebben we dan tenminste zeer bewust gewon nen er is onder de vrouwen over 't algemeen geen partijtrekken voor deze of gene beweging of ideologie, voor dit of dat land. D i t was anders in 1914. Onbewust van de zware verantwoordelijk heid, die we op ons laadden door de fakkel van haat altijd maar brandende te houden, praatten we praatten, praattenNu praten we niet zooveel meer over politiek. Oude, versleten, groote leuzen zoo vaak gehoord, zóó vreeselijk m lange ellendejaren in al hun voosheid door- proefd willen ons niet weer over de lippen. Waarover praten we dan? We zeggen eerst, al lemaal. dat 't vreeselijk is, en ontzettend. Dat 't onbegrijpelijk is. Enmisschien zeggen we er nog bij, "dat je eigenlijk maar nergens over moet spreken, omdat je er maar somber van wordt, t Het doet ook soms pijnlijk aan, vrouwen te hooren spreken in deze dagen, te hooren be weren en betoogen. Ik sprak o.a. een zéér voor aanstaande vrouw uit onze feministische krin gen. Ze zei: „Nu zie je eens, wat er van komt, als de vrouwen niet mogen meespreken. Daar door is de wereld zoo geworden!" Maar heeft deze vrouw, een intellectueele, fijn gevoelige vrouw, dan geen begrip van het spel der krachten in de wereld? Voelt ze niet, dat wij reeds lang onze stem zouden hebben kunnen doen klinken in de wereld, als we het waardig waren geweest? Als we maar niet altijd weer de oogen gesloten hadden voor onze hoogste roeping? Wat hebben we gedaan met onze vredestaak, vijf-en-twintig jaar lang? Congressen belegd, op tochten gehouden, gepraatmaar hebben we vrede gehad in ons huis. met onze dienstboden? Hebben we eerlijk en uit al onze kracht gepro beerd haar te begrijpen, of hebben wij ze weg gejaagd, naar de woestijn van de fabrieken? Wat hebben we gedaan met ons huwelijk? Hebben we dit ideaal hooggehouden, ongerept bewaard of hebben we allerlei vernietigende klachten toege laten het aan te tasten? Wat doen we met onze kinderen. Gaan wij vrij uit als zij ondaniks hun frissche jeugd vol écht optimisme, het leven leeg en hol, misschien laag en gemeen vinden? Wat hebben we gedaan met de slachtoffers van onzen tijd, met de werklooze stakkers aan onze deur? Hebben we ons uiterste best gedaan voor hen óf bleef het bij een flauwe poging, een wantrouwende blik, een achteloos ge geven geldstuk? Wat hebben we gedaan ja, en dat is het ergste met ons geloof? Er is zoo ontzaglijk veel tekort in ons Ja, er is óók winst en zeer zeker ook geestelijke groei ge weest in de jaren, die achter ons liggen van den eenen wereldbrand tot den anderen. Maar nu is het tijd, te zien op ons tekort. Te voelen de volle zwaarte van ons aller schuld, een schuld, die er niet minder door wordt als de verschrikking mocht halthouden bij onze grenzen. In de afgeloopen zeven weken, dat de oorlog nu heeft geduurd, zijn eenige tienduizenden men schen soldaten en burgers, ook vrouwen en kinderen gevallen. Zelfs als het hiermee zou zijn afgeloopen, dan zou weer zóó aannemelijk veel haat en wrok zijn gezaaid, dat vele, vele jaren van werk en offers noodig zouden zijn om deze vernietigende krachten te verzoenen. Diepe, heilige ernst is daarom de geestesge steldheid, die ons geboden is; niets minder dan dat. Zwijgen, werken, dienen. Geen verwijt aan anderen, geen tjjdsverspilling door jammerklachten, maar onze dagelijksche taak opnemen in het bewustzijn, dat we hierin en hiermee willen trachten iets goed te maken van ons groot tekort. Dan wijkt het valsche optimisme voor echte, rustige kracht, ondanks alles. Dit gaat niet maar zoo opeens, misschien kost het moeite misschien is het voor menigeen een lange weg. Maar de uitkomst is zeker: als de vrouwen van Nederland dezen diepen weg vermogen te gaan, dan zal hier het begin worden gevonden van de nieuwe innerlijke vredesbereidheid, die eens zij het spoedig, zij het na nog onnoemelijk veel lijden over de wereld móét zegevieren. Dat kunnen, dat móéten we doen! R. DE RUYTERv. d. FF,ER Een oud vrouwtje kwam tot sultan Soliman II, wierp zich voor zijn troon en klaagde, dat de soldaten van den sultan, terwijl ze sliep, haar heele boeltje hadden weggestolen. De sultan lachte ongeloovig en zei: „Als je daar niets van gehoord hebt, dan zul je wel erg vast geslapen hebben". „Natuurlijk" zei het vrouwtje „ik heb rustig en vast geslapen, want ik dacht: de sultan waakt wel over zijn onderdanen". Dat hielp: Soliman gaf haar een ruime scha devergoeding. i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1939 | | pagina 8