EEN FASCISTISCHE
HERDENKING TE ROME.
Hatson brengt den steen
aan Tt rollen
H. Wcindt
5e;
door
14
De vreemdeling bracht plotseling zijn hand ter
hoogte van zijn bovenste vestknoop. Het was, als
of de zilverenknop van zijn wandelstok electrisch
geladen was. Toen hief hij, met zijn in een grijs
wildleeren handschoen gestoken hand, den wan
delstok langzaam ter hoogte van zijn gezicht en
maakte daar eenige draaibewegingen, alsof hij een
paar lastige vliegen wide verjagen. Toen liet hy
zijn arm weer zakken en met onverschilligen
blik liet hij den wagen voorbijrijden.
Maar ook Mac Hardy en de professor gedroe
gen zich zeer opvallend, toen de man voorbij
kwam. Het is mogelijk, dat hun aandacht getrok
ken werd door de zonderlinge handbewegingen;
in elk geval zij staarden den vreemdeling aan;
alsof hij een bovenaardsche verschijning was en
draaiden zich zelfs nog eens om, toen hij al lang
de Ladys Mile was ingeslagen.
„Die man komt mij buitengewoon bekend voor",
merkte de professor op en het was aan zijn gezicht
te zien, dat hij gespannen nadacht.
„Ik heb dat gezicht ook al eens ergens gezien",
knikte Mac Hardy, en in zijn roode voorhoofd
trokken angstwekkende óenkrimpels. Nog vreem
der zou hij hebben opgekeken, wanneer hy den
glimlach had kunnen zien, die op dat oogenblik
om den mond van den langen, slanken heer speel
de.
Nadat de vreemdeling Hyde Park doorgewan-
gaift had, verliet hy het weer aan den Noordkant
Op Portman Square ging hij een groot koffiehuis
binnen, zocht een plaatsje bfl het raam en liet de
Amerikaansche kranten brengen. Ongeveer twee
uur lang hield hij zich met de lectuur onledig.
Laat in den avond begaf hfj zich naar Park
Lane. Hij ging den tuin van het kasteel van Lord
Winningham binnen en belde.
„Ik zou mr. Moorman graag een oogenblik wil
len spreken", verzocht hy den bediende. Zijn stem
klonk hard en nasaal. Naar zijn uitspraak en
tongval te oordeelen was hy een Fransc'nman.
„Mr. Moorman is tot mijn spijt niet thuis. Het
is Donderdag vandaag en dan is hij met zijn lord
schap altijd bfj mr. Labory, Kan ik misschien een
boodschap aannemen?"
„Zoo, is hy nog niet thuis? Dan zal hij toch wel
dadelijk komen, want een half uur geleden heeft
hy my door iemand dit kaartje laten brengen!"
De vreemdeling haalde een visitekaartje uit zyn
portefeuille en gaf het den bediende. Op den ach
terkant was met het karakteristieke, spitse hand
schrift van Moorman geschreven:
„Zeer geachte heer Ranchelle,
Neemt U my niet kwalyk, dat ik U zoo laat
nog lastig val. Ik zou U dringend willen verzoeken
dadelijk na ontvangst van dit kaartje even bij mij
te willen komen. Mocht ik nog niet thuis zijn,
misschien wilt U dan even in myn kamer wach
ten tot ik mij bij mr. Labory heb verontschuldigd.
Ik zal zoo spoedig mogelijk naar huis komen.
Hoogachtend,
MOORMAN.
„Dat ls natuurlyk wat anders", meende de be
diende. „Als meneer zoo goed wil zyn mij te vol
gen?"
Toen de man een half uur later weer aan de
deur van de kamer van den secretaris klopte
Moorman was nog altyd niet verschenen om
den bezoeker den goeden raad te geven in de bi
bliotheek te wachten, waar hij zich den tijd met
lectuur zou korten, liep monsieur Ranchelle zeer
verstoord ls de kamer op en neer. - -
„Het is goed, dat je komt, beste vriend, ik wou
je niet uit bed halen, anders was ik al lang weg
gegaan. Misschien wil je mr. Moorman zeggen,
dat ik uiterst ontstemd ben. Het is gèen manier
van doen, zijn kennissen des nachts urenland op
zich te laten wachten".
Toen monsieur Ranchelle een paar minuten la
ter op zijn gemak langs Piccadilly wandelde,
scheen zyn boosheid totaal verdwenen te zijn. Hy
floot een ondefinieerbare melodie tusschen zijn
tanden, maar plotseling werd zijn oog getroffen
door een schrille lichtreclame. Een blauw-gele pijl
wees naar een zijstraat. „Flamingo-bar" verduide
lijkten de gloeiende letters.
En evenals 's middags, toen de wagen van Mac-
Hardy voorgekomen was, gleed een flauw glim
lachje over het gezicht van den man. Toen ging
hy de zijstraat in.
„Viooltjes, meneer?" klonk een bedeesde meis
jesstem, toen monsieur Ranchelle de Flamingo-
Bar wilde binnengaan, en een slanke, teere hand
hield hem een geurig boeketje voor.
„Dat zijn heel mooie Nizza-viooltjes", bewon
derde Ranchelle en hij drukte het meisje een
bankbiljet in de hand. Maar plotseling begonnen
de vingers van Dorothy te trillen en de viooltjes
vielen op den grond. Monsieur Ranchelle bukte
zich snel en het leek, of de bloemen hem van zijn
oorspronkelijke plan, de Flamingo-Bar binnen te
gaan, hadden afgebracht, want met een licht
knikje ging hij weer in de richting van Piccadilly
terug. Dorothy stond nog altijd op dezelfde plaats
en haar wijd geopende oogen staarden den man
na.
Toen hy verdwenen was, opende zy langzaam
haar hand er lag een opgevouwen biljet van
twintig pond in.
Vreemd genoeg dacht het meisje er geen
oogenblik aan, dat de deftige kooper zich kon
hebben vergist. Zij ging de bar binnen, zette haar
mand in een hoek en was een oogenblik later weer
op straat. Een paar minuten later klom zij boven
op een bus, 4i« Jr. öe achting van St Johns Road
ging. -
„Mr. Green!" riep een aarzelende meisjesstem
onder het open raam van het huis van den recher
cheur.
Een oogenblik later verscheen een in het wit
gekleed bovenlichaam in het donkere venster. Een
zaklantaarn flitste aan en in den kleinen licht
kring werd Green's gerimpelde gezicht boven den
blauwen kraag van zijn pyjama zichtbaar.
„Hallo, wat is er aan de hand?" riep Green.
Nu gedroeg Dorothy zich buitengewoon zonder
ling. Zij drukte zich namelijk vast tegen den muur
en reageerde niet op Green's roepen. Pas lang na
dat de rechercheur weer verdwenen was, haastte
zy zich zonder om te kijken terug.
Wanneer hoofdinspecteur Hardy dit nachtelijk
tafereel had kunnen waarnemen, zou hy zeker
gegromd hebben: „En dat wil inspecteur worden!
Wie op straat iemand zoekt, richt toch het licht
van zijn lamp niet op zijn eigen armzalige ge
zicht!"
En daarin zou hy niet zoo heelemaal ongelyk
gehad hebben.
„Monsieur Ranchelle was er nieft erg over te
spreken, dat u hem gisteravond tevergeefs hebt
laten wachten, mr. Moorman", vertelde de bediende
den volgenden morgen den secretaris van zijn lord
schap.
„Wie was slecht te spreken?" vroeg Moorman,
niet-begrijpend.
„Wel, monsieur Ranchelle. Ik geloof tenminste,
dat hij zoo heette. Hij kwam om ongeveer elf uur
en heeft zoowat een half uur op uw kamer ge
wacht. Toen duurde het hem te lang en hy is ta
melijk boos weggegaan".
Moorman trok een gezicht, alsof men hem in een
of ander Kirgiezendialect had toegesproken. Toen
antwoordde hy langzaam: „Ik ken geen heer, die
zoo heet. Dat moet een vergissing zijn. Hoe zag hij
er uit?"
De bediende gaf een vry nauwkeurige beschry-
ving van den bezoeker, vertelde van Moorman's
visitekaartje en kwam tenslotte bezorgd met de
al
mogelijkheid, dat het wel eens een inbreker geweeefc
zou kunnen zijn.
Die vrees bleek echter ohgegrond, want toett
Moorman zijn bezittingen aan een nauwkeurige core!
tröle had onderworpen, miste hij niet het geringd
ste. Een uur later had hij de heele geschiedenis ai
weer vergeten, want hij had het dien dag buiten*
gewoon druk. Lord Winningham had hem namelijK
opgedragen een hem toebehoorend stuk grond te»
verkoop aan te bieden en Moorman had Zy'n han»
den vol met de kooplustigen te onderhandelen. Te
gen den middag kwam er een kleine, dikke heei^
die zich voorstelde als William Proudly en beweer
de zich zeer voor den grond te interesseeren, waar
op hij een pluimvee-farm zou willen bouwen. Hjj
had een onaangenaam klinkende, hooge, schorre
stem en onder zijn linkerarm hield hy een groote
rose-roode paraplu, zooals de Schotsche schaapher
ders die dragen.
Mr. Proudly wilde den grond dadelyk bezichtigen
en Moorman moest, of hij wilde of niet, wel met
hem meerijden naar Brixton.
Deze man zou heel goed de invulbiljetten voor
de belasting kunnen hebben uitgevonden, dacht de
secretaris tijdens den rit, want mr. Proudly deed
zich kennen als een onvermoeid vrager. Er was
niets in Moorman's leven en bezigheden, dat hem
niet interesseerde. Toen zijn persoon genoeg waa
uitgevraagd, kwam zyn meester, lord Winningham,
aan de beurt.
„Is zyn lordschap erg excentriek?" wilde d«
kleine man onder andere weten.
tiNeen, niet zoo erg", gaapte Moorman.
„Ik hoor altyd erg graag verhalen over
eigenaardig lords. Ik heb er een gekend, die
die snoot nooit zyn neus. Een zonderlinge eigen
schap, vindt U niet?"
Mr. Proudly's oogen glinsterden als kooltjes
vuur.
„Inderdaad. Buitengewoon zonderling. Ja, je
hebt vreemde menschen", gaf Moorman ongeïnte
resseerd toe en hy slaakte een zucht van verlich
ting, omdat zy op de plaats van bestemming wa
ren aangekomen, .(Wordt vemlgö).
De officieele herdenking van den Fascistischen opmarsch naar Rome werd door Mussolini bijge
woond. De Duce tijdens de feestelijkheden in de Italiaansche hoofdstad
Bij ruw weer op den Atlantischen Oceaan in dagen van oorlog. Fransche
marine-vaartuigen op zoek naar vijandelijke dulkbooten
Aan den nieuwbenoemden gezant van
Finland bij het Ned. Hof. Z.Exc. Hugo
Valvanne, werd Donderdag een exem
plaar van de zoojuist gereed gekomen
vertaling van Unto Seppanen's Finsche
roman .Waar de meren bruisen" aan
geboden
Gereed om den vijand onder vuur te nemen. Een
close up aan boord van een der Fransche oorlogs
bodems op den Atlantischen Oceaan
Koningin Eilzabeth van Engeland bracht een bezoek aan de
fabriek in Richmond, waar invalide oudstrijders bezig zijn met
het vervaardigen van kunstpapavers, die op 11 November worden
verkocht tot steun van oud-strijders
De vrouwelijke auto-hulpdienst der Fransche gedecoreerden
van het Legioen van Eer hield deze week in het Bois de
Boulogne te Parijs oefeningen, waarbij hef gasmasker niet
vergeten werd
bodem. Fransche soldaten in een verlaten
Het dak van een der huizen werd vernield
tijdens het bombardement
Aan den Sloterweg te Amsterdam
is het Nationaal Luchtvaart Labo
ratorium in aanbouw, dat o m zal
worden uitgerust met een grooten
luchttunnel
In verschillende gemeenten van Nederland is thans de Staat van Beleg
afgekondigd, waartoe de kennisgeving aan de raadhuizen werd aange
plakt
"k»i< h K"1"*#
flielfesaaSlW
staal van beleg is