EEN FASCISTISCHE HERDENKING TE ROME. Hatson brengt den steen aan Tt rollen H. Wcindt 5e; door 14 De vreemdeling bracht plotseling zijn hand ter hoogte van zijn bovenste vestknoop. Het was, als of de zilverenknop van zijn wandelstok electrisch geladen was. Toen hief hij, met zijn in een grijs wildleeren handschoen gestoken hand, den wan delstok langzaam ter hoogte van zijn gezicht en maakte daar eenige draaibewegingen, alsof hij een paar lastige vliegen wide verjagen. Toen liet hy zijn arm weer zakken en met onverschilligen blik liet hij den wagen voorbijrijden. Maar ook Mac Hardy en de professor gedroe gen zich zeer opvallend, toen de man voorbij kwam. Het is mogelijk, dat hun aandacht getrok ken werd door de zonderlinge handbewegingen; in elk geval zij staarden den vreemdeling aan; alsof hij een bovenaardsche verschijning was en draaiden zich zelfs nog eens om, toen hij al lang de Ladys Mile was ingeslagen. „Die man komt mij buitengewoon bekend voor", merkte de professor op en het was aan zijn gezicht te zien, dat hij gespannen nadacht. „Ik heb dat gezicht ook al eens ergens gezien", knikte Mac Hardy, en in zijn roode voorhoofd trokken angstwekkende óenkrimpels. Nog vreem der zou hij hebben opgekeken, wanneer hy den glimlach had kunnen zien, die op dat oogenblik om den mond van den langen, slanken heer speel de. Nadat de vreemdeling Hyde Park doorgewan- gaift had, verliet hy het weer aan den Noordkant Op Portman Square ging hij een groot koffiehuis binnen, zocht een plaatsje bfl het raam en liet de Amerikaansche kranten brengen. Ongeveer twee uur lang hield hij zich met de lectuur onledig. Laat in den avond begaf hfj zich naar Park Lane. Hij ging den tuin van het kasteel van Lord Winningham binnen en belde. „Ik zou mr. Moorman graag een oogenblik wil len spreken", verzocht hy den bediende. Zijn stem klonk hard en nasaal. Naar zijn uitspraak en tongval te oordeelen was hy een Fransc'nman. „Mr. Moorman is tot mijn spijt niet thuis. Het is Donderdag vandaag en dan is hij met zijn lord schap altijd bfj mr. Labory, Kan ik misschien een boodschap aannemen?" „Zoo, is hy nog niet thuis? Dan zal hij toch wel dadelijk komen, want een half uur geleden heeft hy my door iemand dit kaartje laten brengen!" De vreemdeling haalde een visitekaartje uit zyn portefeuille en gaf het den bediende. Op den ach terkant was met het karakteristieke, spitse hand schrift van Moorman geschreven: „Zeer geachte heer Ranchelle, Neemt U my niet kwalyk, dat ik U zoo laat nog lastig val. Ik zou U dringend willen verzoeken dadelijk na ontvangst van dit kaartje even bij mij te willen komen. Mocht ik nog niet thuis zijn, misschien wilt U dan even in myn kamer wach ten tot ik mij bij mr. Labory heb verontschuldigd. Ik zal zoo spoedig mogelijk naar huis komen. Hoogachtend, MOORMAN. „Dat ls natuurlyk wat anders", meende de be diende. „Als meneer zoo goed wil zyn mij te vol gen?" Toen de man een half uur later weer aan de deur van de kamer van den secretaris klopte Moorman was nog altyd niet verschenen om den bezoeker den goeden raad te geven in de bi bliotheek te wachten, waar hij zich den tijd met lectuur zou korten, liep monsieur Ranchelle zeer verstoord ls de kamer op en neer. - - „Het is goed, dat je komt, beste vriend, ik wou je niet uit bed halen, anders was ik al lang weg gegaan. Misschien wil je mr. Moorman zeggen, dat ik uiterst ontstemd ben. Het is gèen manier van doen, zijn kennissen des nachts urenland op zich te laten wachten". Toen monsieur Ranchelle een paar minuten la ter op zijn gemak langs Piccadilly wandelde, scheen zyn boosheid totaal verdwenen te zijn. Hy floot een ondefinieerbare melodie tusschen zijn tanden, maar plotseling werd zijn oog getroffen door een schrille lichtreclame. Een blauw-gele pijl wees naar een zijstraat. „Flamingo-bar" verduide lijkten de gloeiende letters. En evenals 's middags, toen de wagen van Mac- Hardy voorgekomen was, gleed een flauw glim lachje over het gezicht van den man. Toen ging hy de zijstraat in. „Viooltjes, meneer?" klonk een bedeesde meis jesstem, toen monsieur Ranchelle de Flamingo- Bar wilde binnengaan, en een slanke, teere hand hield hem een geurig boeketje voor. „Dat zijn heel mooie Nizza-viooltjes", bewon derde Ranchelle en hij drukte het meisje een bankbiljet in de hand. Maar plotseling begonnen de vingers van Dorothy te trillen en de viooltjes vielen op den grond. Monsieur Ranchelle bukte zich snel en het leek, of de bloemen hem van zijn oorspronkelijke plan, de Flamingo-Bar binnen te gaan, hadden afgebracht, want met een licht knikje ging hij weer in de richting van Piccadilly terug. Dorothy stond nog altijd op dezelfde plaats en haar wijd geopende oogen staarden den man na. Toen hy verdwenen was, opende zy langzaam haar hand er lag een opgevouwen biljet van twintig pond in. Vreemd genoeg dacht het meisje er geen oogenblik aan, dat de deftige kooper zich kon hebben vergist. Zij ging de bar binnen, zette haar mand in een hoek en was een oogenblik later weer op straat. Een paar minuten later klom zij boven op een bus, 4i« Jr. öe achting van St Johns Road ging. - „Mr. Green!" riep een aarzelende meisjesstem onder het open raam van het huis van den recher cheur. Een oogenblik later verscheen een in het wit gekleed bovenlichaam in het donkere venster. Een zaklantaarn flitste aan en in den kleinen licht kring werd Green's gerimpelde gezicht boven den blauwen kraag van zijn pyjama zichtbaar. „Hallo, wat is er aan de hand?" riep Green. Nu gedroeg Dorothy zich buitengewoon zonder ling. Zij drukte zich namelijk vast tegen den muur en reageerde niet op Green's roepen. Pas lang na dat de rechercheur weer verdwenen was, haastte zy zich zonder om te kijken terug. Wanneer hoofdinspecteur Hardy dit nachtelijk tafereel had kunnen waarnemen, zou hy zeker gegromd hebben: „En dat wil inspecteur worden! Wie op straat iemand zoekt, richt toch het licht van zijn lamp niet op zijn eigen armzalige ge zicht!" En daarin zou hy niet zoo heelemaal ongelyk gehad hebben. „Monsieur Ranchelle was er nieft erg over te spreken, dat u hem gisteravond tevergeefs hebt laten wachten, mr. Moorman", vertelde de bediende den volgenden morgen den secretaris van zijn lord schap. „Wie was slecht te spreken?" vroeg Moorman, niet-begrijpend. „Wel, monsieur Ranchelle. Ik geloof tenminste, dat hij zoo heette. Hij kwam om ongeveer elf uur en heeft zoowat een half uur op uw kamer ge wacht. Toen duurde het hem te lang en hy is ta melijk boos weggegaan". Moorman trok een gezicht, alsof men hem in een of ander Kirgiezendialect had toegesproken. Toen antwoordde hy langzaam: „Ik ken geen heer, die zoo heet. Dat moet een vergissing zijn. Hoe zag hij er uit?" De bediende gaf een vry nauwkeurige beschry- ving van den bezoeker, vertelde van Moorman's visitekaartje en kwam tenslotte bezorgd met de al mogelijkheid, dat het wel eens een inbreker geweeefc zou kunnen zijn. Die vrees bleek echter ohgegrond, want toett Moorman zijn bezittingen aan een nauwkeurige core! tröle had onderworpen, miste hij niet het geringd ste. Een uur later had hij de heele geschiedenis ai weer vergeten, want hij had het dien dag buiten* gewoon druk. Lord Winningham had hem namelijK opgedragen een hem toebehoorend stuk grond te» verkoop aan te bieden en Moorman had Zy'n han» den vol met de kooplustigen te onderhandelen. Te gen den middag kwam er een kleine, dikke heei^ die zich voorstelde als William Proudly en beweer de zich zeer voor den grond te interesseeren, waar op hij een pluimvee-farm zou willen bouwen. Hjj had een onaangenaam klinkende, hooge, schorre stem en onder zijn linkerarm hield hy een groote rose-roode paraplu, zooals de Schotsche schaapher ders die dragen. Mr. Proudly wilde den grond dadelyk bezichtigen en Moorman moest, of hij wilde of niet, wel met hem meerijden naar Brixton. Deze man zou heel goed de invulbiljetten voor de belasting kunnen hebben uitgevonden, dacht de secretaris tijdens den rit, want mr. Proudly deed zich kennen als een onvermoeid vrager. Er was niets in Moorman's leven en bezigheden, dat hem niet interesseerde. Toen zijn persoon genoeg waa uitgevraagd, kwam zyn meester, lord Winningham, aan de beurt. „Is zyn lordschap erg excentriek?" wilde d« kleine man onder andere weten. tiNeen, niet zoo erg", gaapte Moorman. „Ik hoor altyd erg graag verhalen over eigenaardig lords. Ik heb er een gekend, die die snoot nooit zyn neus. Een zonderlinge eigen schap, vindt U niet?" Mr. Proudly's oogen glinsterden als kooltjes vuur. „Inderdaad. Buitengewoon zonderling. Ja, je hebt vreemde menschen", gaf Moorman ongeïnte resseerd toe en hy slaakte een zucht van verlich ting, omdat zy op de plaats van bestemming wa ren aangekomen, .(Wordt vemlgö). De officieele herdenking van den Fascistischen opmarsch naar Rome werd door Mussolini bijge woond. De Duce tijdens de feestelijkheden in de Italiaansche hoofdstad Bij ruw weer op den Atlantischen Oceaan in dagen van oorlog. Fransche marine-vaartuigen op zoek naar vijandelijke dulkbooten Aan den nieuwbenoemden gezant van Finland bij het Ned. Hof. Z.Exc. Hugo Valvanne, werd Donderdag een exem plaar van de zoojuist gereed gekomen vertaling van Unto Seppanen's Finsche roman .Waar de meren bruisen" aan geboden Gereed om den vijand onder vuur te nemen. Een close up aan boord van een der Fransche oorlogs bodems op den Atlantischen Oceaan Koningin Eilzabeth van Engeland bracht een bezoek aan de fabriek in Richmond, waar invalide oudstrijders bezig zijn met het vervaardigen van kunstpapavers, die op 11 November worden verkocht tot steun van oud-strijders De vrouwelijke auto-hulpdienst der Fransche gedecoreerden van het Legioen van Eer hield deze week in het Bois de Boulogne te Parijs oefeningen, waarbij hef gasmasker niet vergeten werd bodem. Fransche soldaten in een verlaten Het dak van een der huizen werd vernield tijdens het bombardement Aan den Sloterweg te Amsterdam is het Nationaal Luchtvaart Labo ratorium in aanbouw, dat o m zal worden uitgerust met een grooten luchttunnel In verschillende gemeenten van Nederland is thans de Staat van Beleg afgekondigd, waartoe de kennisgeving aan de raadhuizen werd aange plakt "k»i< h K"1"*# flielfesaaSlW staal van beleg is

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1939 | | pagina 14