DE RAMP VAN DE „SIMON BOLIVAR".
Hatson brengt den steen
aan 't rollen
H. Wandt
- nieuwe gebouw der Rijksverzekeringsbank le Amsterdam is Maandag door
den minister van Sociale Zaken, dr. J van den Tempel, officieel geopend. De
minister tijdens zijn rede
Ter gelegenheid van de uitreiking van onderscheidingen aan soldaten had „ergens"
op Fransch grondgebied een défilé plaats. Een tank passeert langs de ge
decoreerden
Na de ramp van de „Simon Bolivar". De 5-jarige Sally Marriott behoorde tot degenen, die van
den ondergang van het Nederlandsche schip gered konden worden. De kleine onder de hoede van
een liefderijke verzorgster
Edgar Levy en Walter
Boeninger, twee Duit-
sche jongens, die tot
de geredden van de
ondergegane „Simon
Bolivar" behoorden,
worden in het St.
Bartholomew's Hos
pital te Londen van
nieuw schoeisel voor
zien
Duitsche militaire piloten, die zich onder
scheiden hadden bij de jongste krijgs
verrichtingen, ontvingen uit handen van
generaal Felmy het IJzeren Kruis
Een Duitsch militair toestel werd Maandag bij Roermond gesignaleerd en van den grond at
onder vuur genomen. De plaats, wa3r het Duitsche toestel neerstortte, waarbij de bestuurder
om het leven kwam
Jhr mr A. M. van Haersma de With,
Nederlandsch gezant te Berlijn, die
momenteel te den Haag veitoett, bracht
Maandag een bezoek aan H M de
Koningin De gezant bij het vertrek
van het ministerie van Bu'tenlandscha
Zaken naar het paleis
Z. K H. Prins Bernhard bracht Maandag een bezoek aan de Frederik-kazerne te den Haag De Prins
slaat het inrijden der paarden in den ring gade Links de kolonel der Genie, Walaardt Sacré. Rechts
majoor v. d. Harst, commandant van het eerste depót der bereden artillerie
Aan een wissen dood ont
snapt. Leden der be
manning van de .Simon
Bolivar", die bij de ramp
van hun schip er het
leven konden afbrengen,
na behouden aankomst in
Londen
door
29
In de eerste plaats was het noodig, dat ik mijn
uiterlijk dusdanig veranderde, dat ng mij nooit zou
kunnen herkennen. Een vriend van m\j. een apo
theker, gaf mij een groote hoeveelheid van een tinc
tuur, die bereid was uit den wortel van een Zuid-
Amerikaansche lianensoort en die de merkwaardi
ge eigenschap heeft de daarmee ingesmeerde deelen
van de huid te doen inschrompelcn. De medicijn
mannen en koppensnellers aan de Beneden-Amazo
ne gebruiken dat goedje als zij met de zielen van de
dooden willen spreken om daarmee hun stamge-
nooten te imponeeren. Het behoudt gedurende
twaalf uren na het gebruik zijn werking en ik kan
U verzekeren, dat het allesbehalve aangeaaam is.
Ik zou er destijds veel gemak van hebben gehad
als ik geweten had op welke plaats ik Jack Lodsy
met mijn kogel had geraakt. Nu weet ik het. Ik
had zgn neus weggeschoten. Waarheen hp ge
vlucht was. wist ik niet. Ik zat hem achterna over
het geheele Amerikaansche continent, was dikwijls
geen vgf minuten van hem verwijderd om hem da
delijk daarop weer een voorsprong van ettelijke
dagen te moeten geven. In C-lifomië verloor ik zijn
Bpoor. Eerst veel later kwam ik er achter, dat hij
in San Francisco in een sanatorium van een specia
list voor moderne gezichtsplastiek was gewee9t.
waar hij zich voor grof geld niet alleen een nieu
wen neus had laten aanmeten, maar bovendien
oog een aantal van vorm totaal verschillende reaer-
ve-neuzen had laten maken, waarbij hij als reden
opgaf, dat hjj filmster was, zijn neus bij een duel
had verloren en nu voor verschillende rollen, diverse
neusmodellen noodig had.
Dit verblijf in het sanatorium was oorzaak, dat
ik zijn spoor bijster werd. Ik veronderstelde destijds,
dat hij naar zijn vaderland was gevlucht en scheepte
mij in naar Engeland. In Londen aangekomen,
overlegde ik bij mijzelf, wat me te doen stond. De
kat vergeet, gelijk bekend, de muizen niet, en
Jack Lodsy had tijdens zijn vlucht tamelijk veel
geld opgemaakt, zoodat het voor de hand lag,
dat hij binnen niet te langen tijd weer een groo-
tere inbraak zou wagen. Ik moest dus gelegen
heid hebben alle opengescheurde brandkasten te
zien, omdat ik van de inbraak bij de Amour Cen
trale het „mc;rk Lodsy" onmiddellijk zou herken
nen. Dergelijke bezichtigingen zijn echter alleen
de politie toegestaan, en dus besloot ik tot Scot
land Yard toe te treden. Ik telegrafeerde met de
autoriteiten in Chicago, verzocht om aanbevelin
gen en andere'benoodigde documenten en ging
daarmee naar zijn lordschap, den adjudant-
staatssecretaris. Ik ondervond een volledige me
dewerking. Reeds den volgenden dag meldde zich
bij Scotland Yard een onnoozel rechercheur, die
voorgaf Thomas Green te heeten.
U zult kunnen begrijpen, dat de kleine dief
stalzaakjes, die ik kreeg toegewezen, weinig naar
mijn zin waren en dan ook nogal door mij wer
den verwaarloosd. Dat, samen met mijn uiterlijk,
mijn slordige kleeding. zorgde er voor. dat precies
gebeurde wat ik wilde, ofschoon mijn superieuren
natuurlijk weinig over mij tevreden waren. Ik ging
door voor een halve gare, dien men, omdat hij er
nu eenmaal was, schouderophalend, in vredesnaam
maar liet meeloopen.
Zoo precies had ik het rajj ook gedacht.
Ik wachtte op mijn tegenstander. Langen tijd
tevergeefs. Ik wilde mijn zoeken hier in Londen
al bgna opgeven om weer terug te gaan naar Cali-
fornië, teneinde daar opnieuw te beginnen, toen
plotseling dat merkwaardige geval kwam van het
gestolen Boeddhabeeldje uit het British Museum.
Ofschoon ik er geen flauw vermoeden van had,
dat deze onbeduidende zaak iets te maken kon
hebben met Jack Lodsy, interesseerde mg het
vreemde geval; ik vroeg mij af, tvelk verstandig
mensch een Boeddhabeeldje zou stelen, om het
meteen weer weg te geven. Dat William Hatson
met de heele zaak niets te maken had en de
volle waarheid sprak toen hg beweerde het beeld
in zijn handen gestopt te hebben gekregen, was
mij van het begin af duidelijk, want anders zou
hij niet naar de politie gekomen zijn.
Het kon niets anders zijn dan dat hier een
bende aan het werk was, waarvan een van de
leden, namelgk de dief zelf, de fout had begaan
het beeld aan den verkeerde te geven. Ik dacht
me de zaak ongeveer zoo, dat de eigenlgke dader
van zijn opdrachtgever bevel had gekregen het
gestolen beeld aan een man te geven, die hem om
half vier in den morgen bij het British Museum
om vuur zou vragen. Voor deze theorie sprak ook
het feit, dat Hatson onmiddellijk nadat hg de
Boeddha gekregen had, ook aangesproken werd
om vuur. Dat moest dus de man geweest zijn, die
oorspronkelijk het beeld in ontvangst had moeten
nemen en Hatson's optreden in de zaak was alleen
maar aan een toeval toe te schrijven. Verder
sprak nog voor deze opvatting, dat de organisator
van de bende zoo overtuigd was van het feit, dat
hij het beeld door middel van dien tusschenper-
-oon zou ontvangen, dat hij onmiddellijk het an
lere. het nagemaakte, naar de museum-directie
zond.
Maar wat was de reden van dat alles? Voor
niemand kon dat Siva Hazuza-beeld een zoo
groote waarde hebben, dat een dergelijke samen
werking gerechtvaardigd was geweest.
Aanvankelijk dacht ik aan een ziekelijken verza
melaar, wiens onzalige hartstocht hem in dat avon
tuur had gestort. Dat was echter niet zoo.
Ik liet in de krant een advertentie zetten, waarin
William Hatson werd opgeroepen zich aan te mel
den. Ik rekende er op, dat een van de betrokkenen
nieuwsgierig zou zijn, wie die advertentie had ge
plaatst. Op de afgesproken plaats verschenen
twee personen. Plapman en Cleenharp. Eerst ver
dacht ik Little Edy en ik meende, dat Plapman
alleen een rol speelde als een geïnteresseerde bui
tenstaander, omdat hij met den hoofdinspecteur be
vriend was. Ik had mij echter vergist. Het was
precies omgekeerd. Maar dat zal ik u straks ver
klaren.
Onderwijl had de brutale juweelenroof plaats ge
had. De daders hadden zich bediend van een onmid
dellijk werkend verdoovingsmiddel, dat zij in een
koffertje hadden meegebracht. Zij zelf waren im
muun voor de werking van het gifgas, omdat zij
zich voor het korte oponthoud in den winkel een
paar kleine, geniaal uitgedachte zuurstof patronen
in de neusopeningen hadden geschoven en hun
mond eenvoudig gesloten hielden. Het heele voor
val duurde geen twee minuten.
Bij de nasporingen, die op dit opzienbarende ge
val volgden, kwam ik vooi den eersten keer In aan
raking met sir Frederic Winningham.
Sir Frederic, zooals ik hem voor het goed be
grip van mijn verhaal ook verder wil blijven noe
men, was juist in den tijd, dat ik in Scotland Yard
in dienst trad. naar Londen gekomen Hij gaf voor,
uit Indië te komen, huurde een kasteel,
verzamelde een staf bedienden om zich heen en
leidde verder een uiterst teruggetrokken leven. Tot
zijn regelmatigen kennissenkring behoorden, zooab
bleek, de heer Labory, de directeur van het British
Museum, met wien hij op onopvallende manier
kennis gemaakt had, en diens vrienden. Aange
zien de Winningham's in Engeland geen familie
hebben, ondervond hij geen moeilijkheden.
Nu zgn butler, John Claiton. Hij was de eenige
die wist, dat de zoogenaamde lord een misdadige)
was. Toen het dan ook zoover was, moest de ge
vaarlijke getuige sterven. Ik heb de taxi, waarin
destijds het lijk van Claiton is gevonden, systema
tisch onderzocht en vond bij die gelegenheid een
klein stukje papie", dat met een punaise onder aan
het houten geraamte van de zitting was bevestigd.
Er stond maar één woord op: „Allright!" Toen ik
de punaise met een mes verwijderd had, ontdekte
ik iets zeer merkwaardigs. Het voorwerp had niet
alleen de gewone punt, maar in de tegenoverge
stelde richting, dus op den platten kop, bevond zich
nog een punt En deze punt was bloedig. Een nader
onderzoek wees uit, dat zij met een snelwerkend
Indisch slangengif was geprepareerd. Het geheel
was een duivelsche uitvinding, zoo geconstrueerd
met het doel om den nietsvermoedenden Claiton uit
den weg te ruimen. In normalen toestand vielen de
twee punten van de punaise samen, zonder dat de
eene zichtbaar was. Drukte men echter met den
vinger op den kop, clan boorde de eene punt zich
in het hout, terwijl de andere het vleesch van den
vinger vergiftigde. Ik stelde mij den gang van
zaken zoo voor, dat Winningham zijn medeplich
tige had opgedragen het gelukken van den juwee
lenroof door middel van dat briefje aan een derda
of aan hemzelf mede te deelen. In ieder geval moet
hij hem de zaak zoo verklaarbaar gemaakt hebben,
dat de ongelukkige niet de minste achterdocht
koesterde toen hij het briefje en de punaise kreeg.
Door deze zaak kwam ik voor het eerst in het
huis van den pseudo-lord, maar ik had natuurlijk
nog altijd geen vermoeden, dat deze zelf in het
geval betrokken was.
Mijn latere successen dank ik eigenlijk slechts
aan mgn voorgewende manie om potlooden t®
verzamelen. Plapman's potlood, dat ik na de Hat-
sonensceneering bij mij stak zonder dat hg het
merkte, wees mij den weg. Er zijn vele menschen,
die de loffelijke gewoonte hebben de einden van
hun potlooden met hun tanden te bewerken.
.(Slot volgtïi