DE STRIJD OP DE NOORDZEE. HELSINKI ONDER RUSSISCI !EN AANVAL.
Echtpaar z.k.
Mr. Kea Bossers
door
9
„Prettig" zei Prank. „Maar ik dan wel hoor. Of
schoon we mogen toch allemachtig tevreden
ztjn, Lies."
„En of" beaamde Lies.
„Ja, weet je" zei Frank, „dat heb ik je nog
niet verteld. Woensdagmorgen ben ik immers ook
naar Amsterdam geweest, om onderdeelen voor de
Renault te bestellen. Dat ouwe kreng wordt waar
achtig weer opgelapt. Snap jij dat nou?"
„Was het dat, wat je vei'tellen wou?"
„Nee, wacht nou dat komt."
„Hoe moet jij nog ooit een behoorlijk pleidooi af
draaien, als je den draad niet meer vast kunt hou
den?"
„Maak je daar maar geen zorg over hoor. Als
die tijd nog ooit weer eens aanbreekt! Maar
luister nou, naar wat ik je eigenlijk vertellen wilde.
Nou, ik was dan in Amsterdam en omdat ik zoo
gauw klaar was met mijn boodschap en omdat ik
ook „in civiel" was, dacht ik weet je wat, ik wan
del even de stad door."
„Slippertje dus, netjes hoor!"
„Stil nou. 't Was elf uur, dus ik denk, ik ga
ergens een kopje koffie drinken, dan ben ik nog
vroeg genoeg thuis. En ik loop door de Kalver-
straat en wie denk je, dat ik daar bij Winkels
voor het raam zie zitten? Lentink van de sociaal-
economische af deeling, die' ze er tegelijk met mij
uitgegooid hebben. Hij ziet mij ook en tikt tegen
de ruit en ik ga natuurlijk naar binnen. Nou moet
Je jVSten, zeg, die vent is meester doctor, een kop
om van te rillen, yzig knap gewoonweg. In Utrecht
zeiden we altijd: „Lenting wordt nog eens prof."
En wat denk je, dat die nu uitvoert
„Geen idee van."
„Heeft een pension, samen met zijn vrouw. Heeft
zich ook eerst lam gesolliciteerd, net als ik. Ook
geen schijn van kans, niettegenstaande zijn schit
terend proefschrift, iets geweldigs was dat. „Nou"
zei hij, „en omdat we geen zin hadden, om ons
onnoozel beetje geld zoo maar op te soupeeren,
hebben we ten einde raad een pension overge
nomen."
„Wat ontzettend zielig" zei Lies.
„Dat mag je wel zeggen. Die kerel met zijn ca
paciteiten, waar ik niet aan kan tippen, die speelt
nou ook voor knecht en zijn vrouw ook voor meid,
of eigenijk zijn ze allebei duvelstoejagers van hun
pensiongasten met een hoop risico en narigheid
op den koop toe."
„Zie je wel," zei Lies, „heb ik nu geen gelijk
gehad? Maar wij hebben geboft."
„Omdat we gedürfd hebben. Omdat we den
sprong gewaagd hebben. Maar 't had veel slechter
kunnen uitvallen."
„Ozoo."
De lichtjes van Amsterdam. Lies ging Rechtop
zitten, om niets te missen. Amsterdam! Er was
maar één stad, die je zoo ontving. Je voelde je
ineens licht, vlot, feestelijk. Toch was ze de drukte
wel ontwend, voelde zich telkens bibberen, bij
Franks snelle manoeuvres door het drukke voor-
avondverkeer. Maar ze bewonderde meteen: wat
reed hij volmaakt, nu nog stukken beter dan vroe
ger. Veilig was het bij hem, altijd en overal.
„Waar gaan we eten?"
„Bij Heek" stelde Lies zuinig voor.
„Niks hoor, voor dezen éénen keer nemen we het
er eens van. Er is een nieuw ding geopend, dat
heel goed moet zijn. Ja?"
„Ik vind alles goed vanavond. Volmaakt," zei
Lies.
Schemerlicht en zachte stoelen. Gedempte mu
ziek. Och, het was eigenlijk niets bizonders: do
zijn keeren hadden ze samen in restaurants ge
geten. Maar nu, na ruim twee maanden niets
anders dan de keuken op „de Waeldonclc" leek
het „een spi'ookje" zei Lies.
Frank zag haar genieten. Een blij kind, dat
voor het eerst mee uit mag. Hoe was het mogelijk,
dat je, twee jaar getrouwd, nog iederen dag meer
van je vrouw ging houden. Hij voelde zijn oogen
vochtig worden. Sentimenteele idioot, schold hij
zichzelf.
„Wat kijk je vent, is er iets?"
„Nee hoor. Alleen ik vind jou zoo'n schat."
„Ik jou ook. Is het niet net, of we samen
stiekum uit zijn?"
„Een slippertje, is het ook. Daar hoort een
cocktail bij, vind je niet? Laten we nu vanavond
alles in stijl doen."
„Ik vind alles best, heb ik al gezegd."
Overmoedig dronken ze elkaar toe, hun oogen
keken
„Aha, daar hebben we de obscuurlingen!" De
stem van Gerard. „Gesnapt, vadertje! Til" hjj
wenkte zijn vrouw „kom eens gauw, wat zeg
je van die idylle?"
Gelach en handengeven. Stomme verbazing bij
Tilly en Gerard.
„En dit noemen jullie een lager levensniveau, als
ik het wel heb?" informeerde Gerard, toen ze alle
vier achter een nieuwe cocktail zaten.
„Dit noemen wy een slippertje" pareerde Lies.
„De eerste avond in twee maanden, dat we samen
uit zyn."
,,'t Is tragisch. Ineens een facheux troisième èn
een facheuse quatrième erbij."
„Jullie zult toch wel niet erg f&cheux zyn, hè?"
smeekte Lies.
„Hangt er van af, wat je daaronder verstaat. Al
leen laten doen we jullie in geen geval."
„Maar natuurlijk niet, kerel." Frank had zich
over zijn teleurstelling heen gewerkt. Het tête-A-
tête ging dus niet door. In vredesnaam. Hij was
toch ook blq, z\jn oude vrienden te zien.
„Blijven jullie hier ook eten? Laten we dan
sam-sam doen" stelde hy vlug voor, bang, dat Ge
rard hen zou uitnoodigen.
Gerard begreep hem. „Uitstekend zeg. Wij zyn
dienstbodenloos vandaag, dan eten we altijd in de
stad."
Altijdsoesde Lies. Kon het bestaan, dat je
zooiets gewóón ging vinden, deze weelde van be
diend te worden, van dingen te eten, die je niet
zelf had klaargemaakt.
Och nonsens, lachte ze zichzelf uit, een half jaar
geleden vond je het immers zelf ook buitenge
woon.
Ze aten gezellig. Tilly en Gerard waren tactvol,
vroegen niet uit.
„En wat doen we nu?" vroeg Gerard, toen ze
aan de koffie toe waren.
„Ja, hebben jullie plannen? Wij wilden naar
een revue of zooiets."
„Best, dan gaan we mee, vind je niet, Til Ik zal
hier wel even om plaatsen laten telefoneeren. Dat
nieuwe ding, hoe heet het ook weer, is iederen
avond stampvol."
„Dol zeg". Lies kneep Tilly's arm. „Ik vind het
toch zoo eenig, dat we jullie getroffen hebben."
„Willen we dan maar?"
„Ik heb de wagen buiten staan" zei Frank.
„O, meneer doet het niet minder. Wat noemen
jullie eigenlijk een voldoend levensniveau? Ik heb
een tramabonnement" plaagde Gerard.
Ze gingen. Ineens trof het Lies de manier,
waarop Frank vooruitrende, het portier openrukte
en stram in de houding bleef staan, tot zy ingestapt
waren. Zouden de anderen dat niet merken? Als
je zoo onder kennissen uit was, rolde je toch maar
zooals het uitkwam je wagen binnen. Bij het uit
stappen hetzelfde: Frank bliksemsnel eruit en al
bij het andere portier, nog vóór zij konden opstaan.
Lies zuchtte: de macht der gewoonte. Het métier
drukte langzaamaan zyn stempel op je. Z\j zou
maar oppassen, dat Til haar handen niet zag.
Gesoigneerd was anders. Ze zuchtte nog eens.
Eenmaal binnen gooide ze het weer van zich af.
„Nu gaan we een afzakker drinken" stelde Ge
rard voor, terwyl ze in de vestiaire op "nun jassen
wachtten.
„Wij niet" zei Frank, „wy gaan netjes naar huis.
Maar we zullen jullie wel eerst afzetten."
„Dan drinken wc by ons nog een whisky."
„Beslist niet" zei Lies. „Aan de voordeur nemen
we afscheid."
„Gezellige menschen zijn jullie" zuchtte Gerard.
„En moeten we jullie nu weer zoo maar in het
niet laten verdwijnen?" klaagde Tilly onderweg.
„Liever wel, Til" zei Lies ernstig. „Het is een
buitengewone avond geweest en het is hecrlyk, dat
we jullie getroffen hebben. Maar laten we nu af
scheid nemen tot dén volgenden keer, en verder
niets."
„Vooruit dan maar, koppige idioten," zei Gerard
en hy lachte maar half. „Het beste hoor."
„Hou je taai. Tot ziens."
„Het is eigenlijk niets dan malle trotB van
Frank, om zoo geheimzinnig te doen" bromde
Gerard over zyn groc. „Denkt hij soms, dat ik,
omdat ik nu toevallig oogarts ben, ooit mijn neua
zou ophalen voor een vriend, al was hij godbetert
bootwerker of putjesschepper?"
„Nee" bedaarde Til. „dat is het hem niet, dat
weet ik zeker. Je moet de zaak anders beschouwen.
Tenslotte was Franks vader rechter en Lies' vader
kolonel. Dus zullen ze, als Frank nu zooals wy
denken werkelijk een heel ondergeschikte be
trekking heeft, sowieso al een harde dobber heb
ben. En dan ligt het toch voor de hand, dat hun
omgang met ons dat alleen nog maar erger zou
maken. Ze hebben het moeilyk genoeg, die twee
geloof dat maar gerust. Ik heb vanavond iets ge
zien, waardoor ik dat zeker weet."
„Wat dan?" vroeg Gerard ontdaan.
„De hanger van Lies" zei Tilly stil. Toen zwegen
ze allebei.
„Morgen om half negen kliniek" zei Gerard met
een oog op de klok.
(Wordt vervolgd).
Marktdag in Helsinki, de Finsche hoofdstad, die het tooneel werd van bombar
dementen door Russische vliegtuigen, waarbij vele slachtoffers te betreuren
ziin
De kostbare monumenten in de historische
kerken van Parijs zijn allen schuilgegaan achter
barricades en zandzakpyramides, om beveiligd
te zijn tegen bombardementen. Zoo ziet
het interieur van vele trotsche gebouwen der
Fransche hoofdstad er thans uit
Op alle postkantoren in Nederland it
Vrijdag de verkoop der weldadigheids
postzegels .Voor het Kind" begonnen.
Op het hoofdpostkantoor te Amsterdam
was de directeur, de heer A van Veen,
de eerste, die zijn inkoopen deed aan
het speciaal loket
Ook de Oude Maas is buiten haar oevers getreden, tengevolge waarvan de geheele Langstraat Luitenant-generaal H A C. Fabius is
in Noord Braband grootendeels onder water staat. Een kijkje in de omgeving van Waalwijk inhchti^gendienst^6''van h°den ^Nedifr-
landschen Generalen Stat
De Britsche torpedojager .Gipsy" is aan de Engelsche Oostkust op een mijn
geloopen en gezonken. Slechts de bovenbouw van het vaartuig steekt nog
boven water uit. Interessant is het, op te merken, dat op last van den cencor
door den Engelschen fotograaf de achtergrond uit de foto verwijderd moest
worden, teneinde iedere plaatsbepaling onmogelijk te maken
Waar grootmach
ten elkaar be
strijden. Snelheids
impressie tijdens
de patrouillevaart
vaneen Engelschen
torpedojager op
de Noordzee
Hoog water in Helmond. De schuilloopgraven voor het personeel van een
der groote textielfabrieken zijn in onderaardsche bassins herschapen