DRIJF-IJS OP HET IJSELMEER EN BUITEN-IJ Echtpaar z.k Mr. Kea Bossers Keeds hebben zich op het IJselmeer ijsvelden gevormd ten gevolge van de vorst der laatste dagen. In de nabijheid van het Buiten-IJ is veel drijf-ijs waar te nemen Het bootenhuis voor de -Prins Bernhard", de nieuwe reddingboot, welke door de Nederlandsche jeugd aan de N Z.H. Redding Mij. ten geschenke, is gegeven, dat binnenkort tegelijk met dit vaartuig te Scheveningen in gebruik zal worden Op wacht aan den Rijn Een Duitsche soldaat overziet in den vallenden avond het stroomgebied der rivier, waar deze de natuurlijke grens tusschen Puitschland en Frankrijk vormt Een sectie zware mitrail leurs op motoren met zij span, opgesteld tijdens de oefeningen van het Neder landsche veldleger, welke dezer dagen gehouden werden President Kallio tijdens zijn bezoek aan de Mannerheim-linie, waar de Finsehe soldaten heldhaftiger! tegenstand bieden aan de Russische aanvallers Burgemeester mr. P. J. Reymer be zichtigt de postzegeltentoonstelling, welke te Roermond geopend is en vele interessante exemplaren bevat Een slachtoffer van het oorlogsgeweld ter zee. Een Engelsoh schip is door een Duitschen onderzeeër getorpedeerd. De explosie verricht haar vernielend werk en het vaartuig verdwijnt in de golven In en om de Oranje sluizen te Amsterdam brengt het ijs, dat zich gevormd heeft op het IJselmeer en Buiten-Y veel moei lijkheden met zich, waarvan het schutten veel hinderondervindt door 23 „Wacht maar eens, tot je Ada gezien hebt. Tot ziens hoor, Lies en 't beste." Hy schudde haar han den. „Hallo Frank" zei h\j, „ik neem juist af scheid van je vrouw." „Dat zie ik" zei Frank droog. „Je gaat vanmid dag hè? Ik zie je straks nog wel." „Waar had je het zoo druk over met Jimmy?" vroeg Frank onmiddellijk toen ze alleen waren. Lies keek hem even aan. De dot, hij was alweer jaloersch. ..Over het Huwelijk" zei ze. „En over de Liefde. Jimmy vindt jou een boffer." „Interessant" snauwde Frank. „Krijgen we nog boterhammen „Doe toch niet zoo mal, Frank" kalmeerde Lies. „Jimmy zal jou toch ook wel verteld hebben, waar om hij zoo ijlings vertrekt vandaag." „O dat, ja. Had hij het daarover? Hij moet het zelf maar weten. hoor. Ik snap den heelen kerel niet. Als je wist, zeg, wat een moeite zijn oom voor hem doet, om hem aan 't werk te krijgen. De kansen, die dié jongen gewoon maar voor 't grypen heeft. En dan vertelt hij: „Oom wil me als medewerker hebben bij die en die, vrienden van hem. Een geweldig kantoor, maar ik dank je fees telijk." De oude heer slooft zich gewoonweg voo> hem uit. En ik als ik één zoo'n kans kreeg, zooals Jimmy ze bij tientallen heeft afge poeierd Ik kan me er woest over maken." „Stil maar" zei Lies, blij, dat Frank woede in andere banen dreef, „jouw kans komt ook nog wel eens. En z<>g. Frankmeteen kwamen Toos en Annie binnen. Nu werd het natuurlijk avond, vóór ze met de dooe bonbons te voorschijn kon komen, dacht Lies. Vervelend was dat. ^Ooeienmiddag" klonk de stem van Bart, toen ze Juist klaar waren met koffiedrinken. „En hier waren «ie aardbeien." „Wat moet daarmee?" Lies, de kopjeskwast in de hand, keek verschrikt naar de twee volle man den. „Ik heb je toch laten waarschuwen gisteravond" zei Bart verongelijkt. „Ze moesten eraf. Je ken ze geen dag meer bewaren." „Ik weet van niets" snibde Lies. „Heeft Toos het dan niet gezegd? Ze kwam gisteren om een uur of zes bij ons langs en toen heb ik 't expres gevraagd. Kee moest het ook altijd een dag van te voren weten, als ze jam moest maken." „Niemand heeft me iets gezegd" jammerde Lies. „En nou zit ik ermee. Jij kunt er niets aan doen, Bart, dat weet ik wel." De aardbeien. Zanderig, kleverig, overrijp. Schoonmaken en wasschen. Nog eens wasschen. De vieze modder onderin de emmers. Weer wasschen. De jampotten schoonmaken. Als hij nu maar stijf werd. Ze had 't pas één keer gedaan, voor de grap drie potjes. Voiig jaar in haar poppenkeukentje thuis. Inmaken zonde van je zomer, zeiden de vriendinnen. Dagen lang in de keuken rondknoeien, als je in die tijd kon zwemmen en tennissen. Waar waren anders de conservenfabrieken voor? Hij werd niet stijf natuurlijk niet. Nog eens koken waar was het recept gebleven? En de aardappelen moesten op. Thuis deed je 't zoo'n dag met boterhammen, hls je 't al in je hoofd haalde, zooiets te ondernemen. Verbeeld je. als ze na eens aan de studeerkamer ging aankloppen: Jonker, vindt u het goed, om vanmiddag brood te eten? nee, dat ging niet: neemt u voor vandaag genoegen met koude scho tels? Kijken zou hij. brrrr. Bespottelijk eigenlijk om zoo bang te zijn. Hij was toch geen barbaar. En er waren geen gasten vandaag. Voor hem alleen voor één keer er was toch nog nooit iets niet in orde geweest. Vooruit, ze waagde het; ze kwam anders toch niet klaar. Even de kleefboel wegwasschen, witte jas uit, een kammetje door haar krullen. „Jonker, mag ik u even storen De grijze oogen keken op. „Ja Lies?" „Ik wilde vragen" begon ze haperend, „of u vandaag voor één keer genoegen zoudt willen ne men met een koude maaltijd. Er is namelijk een misverstand." „Inderdaad?" Hoffelijke conversatietoon. Of ze 't over het weer hadden of over de Tweede Kamer debatten. Niet lachen, dacht ze gauw aan iets treurigs denken deden ze op school ook altijd. „Met de aardbeien" zei ze vlug. „Ik moest van middag onverwacht jam maken. En nu is de boel een beetje in de war, in verband met uw diner, ziet u." „Goed, goed." Een geruststellend gebaar van achter het bureau. „Je regelt het maar, zooals het het beste uitkomt. Wat jij op tafel brengt, smaakt me altijd." „Dank u wel, Jonker" zei Lies blozend, glipte meteen weg. Verlegen schepseltje toch, dacht de Heer van „de Waeldonck" met een glimlachje. Koud kalfsvleesch, harde eieren en sla met mayonnaise, overlegde Lies al in den gang. En voor den Jonker ook nog een beetje aardappelsla. „Wat nou?" vroegen ze in koor in de keuken, toen Lies de broodschaal op tafel zette. „Je bent in de war" zei Hendrik. ,,'t Zou geen wonder zijn" zei Lies met een venij- nigen blik naar Toos. „Kijk maar eens op het aan recht. Twintig potten" eindigde ze trotsch. „Zal ik helpen?" vroeg Frank, toen ze alleen waren met de klevende overblijfselen van de jam makerij. „Wat een smeerboel, zeg al die pannen." En hij trok moedig zijn jas uit. „Lief ben je" zei Lies. „Zeg, de Jonker was toch zoo aardig vanmiddag. Hij heeft het namelijk óók zonder diner moeten doen. Hii zei zeg, hrj zei, dat hij alles lekker vond, wat ik hem voorzette." „Geweldig" zei Frank. „Heb je geen opslag ge vraagd? Waar moet die pan naartoe?" Hij bukte zich voor het aanrecht. „Oei, kijk eens, wat ik hier vind. Een verborgen schat van Toos of van Annie!" Hij hield de opzichtige doos omhoog. „Nee, van mij" zei Lies verrukt. „Van Jimmy ge kregen vanmorgen. Schattig hè?" Met een smak vloog de doos bonbons over de keukentafel. „Zóó" snauwde Frank. „Ja, zóó" zei Lies. „Ik wou het je vanmorgen nog vertellen, maar toen kwamen de anderen juist binnen. En daarna heb ik het heelemaal vergeten door die ellendige jammakerij. Ik had ze gauw weggestopt, omdat ik het een beetje gek vond tegenover Toos en Annie." „Tegenover Toos cn Annie, jawel" zei Frank, in gehouden drift in zijn stem. „Tegenover mij was je natuurlijk niet van plan om het geheim te aou- den, o heelemaal niet." „Wees toch niet altijd zoo onredelijk, Frank. Er steekt toch niets in, dat Jimmy, als jouw vriend, mij een doos bonbons geeft. Vroeger kreeg ik toch ook zoo dikwijls attenties van jouw vrienden. Al leen ik ben er nu dubbel blij mee. omdat ik tegenwoordig nooit meer zoo verwend word." „Vroeger was vroeger en nu Is nu" zei Frank koppig. „En nu komt het niet te pas, dat je zoo iets aanneemt." „Dus omdat ik nu dienstmeisje ben, is het vol gens jou van mjj onbehoorlijk, als een ènder me behandelt als mevrouw Róbberts. Daar komt jouw redeneering op neer. als ik het wel heb." „Hou je spitsvondigheden maar vóór je" zei Frank ruw. „Je hebt me goed genoeg begrepen." Lies ging op hem toe en sloeg haar armen om zijn hals. „Ik heb begrepen" zei ze, „dat je voor de zoo- veelste keer weer eens onzinnig jaloersch bent. En dat zul je zelf ook toegeven, als je éven eerlijk wilt zijn. Waarom gun je me nu dat beetje vrien delijkheid van Jimmy niet eens? Het is toch geen wonder, dat ik het leuk vind, zooveel prettige dingen heb ik toch ook niet... Frankie" smeekte ze, „waarom kun je dat krankzinnige wantrouwen toch niet overwinnen? Ik heb je er toch nooit en nooit reden voor gegeven. Ik ben zoo bang zoo bang, dat we nog eens heel erg ongelukkig zullen worden door jouw jalouzie." Ze snikte het uit. Frank, verteederd, hief haar betraand gezichtje. „Je hebt gelijk" zei hy berouwvol. „Ik ben een lammeling en een idioot. Maar 't komt alleen, doordat ik zoo verschrikkelijk veel van je hou.'* „Rare manier om je liefde te toonen." Lie* lachte alweer door haar tranen heen. „Help liever afdrogen, het sop is natuurlijk ijskoud. En ik ben zoo moe, ik ben toch zoo moe." Frank had zichzelf wel kunnen trappen. Daar had ze nu den heelen dag geploeterd en gesjouwd met werk, dat ze maar nèt aankon en voor afwis seling maakte hij 's avonds een scène om niets. Ineens sloeg het hem weer neer: de rommelige keuken, Lies' moe gezichtje, hun heele vreemde bestaan. Dat ze alleen vol kon houden, zoolang ze samen één waren en er samen het beste van maakten. „Jimmy had gelijk" zei hij opeens. „Ik ben een boffer. En ik ben jou niet waard." „Dat is teveel op één dag" zei Lies. „Eerst Jimmy, toen de Jonker en au jij ook nog. Zie je niet, hoe verwaand ik word?" „Maar toch ben ik bly, dat hy weg is" zei Frank logisch. „Frank, ik wil uit" zei Lies, toen ze 's middags na tafel even alleen waren. „Waarheen?" vroeg Frank ongeduldig. „Ik heb geen tijd. zeg. Vertel het vanavond maar." „Nee, ik wil vanavond uit." „Direct vanavond al Waarom Is er iets blzon- ders?" „Och, jy zult het wel niets bizonders vinden, anders zou het je zelf al wel opgevallen zijn" zei Lies verongelijkt. „Wat dan in 's hemelsnaam?" Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1939 | | pagina 8