PRINSES BEATRIX OP HET IJS.
KMiiiH
Echtpaar z.k.
Mr. Kea Bossers
gesteld van de Finsche soldaten, om als warme Meeding te dienen
bij de verdediging van hun land
Je ondergang van het Duitsche mailschip .Columbus Op den achtergrond
het zeekasteel, dat door de eigen bemanning tot zinken werd gebracht bij de
nadering van een Engelschen oorlogsbodem
Raden Ario Adipati Soejono, zoon van een kippenhok als woonplaats In het gehucht Opende onder de
den regent van Toeloengaggoen, is gemeente Grootegast huist een gezin van acht personenin een
benoemd tot lid van den Raad van kippenhok
Indië
De opvarenden van de .Columbus" werden door den Amerikaanschen kruiser
.Tuscaloosa aan boord genomen en in New York veilig aan wal gebracht. De
aankomst van een der geredden
hoogleeraar in de faculteit der letteren
en wijsbegeerte aan de Rijksuniversiteit
te Leiden
De ontzettende aardbevingscatastrophe in Turkije. Bij de puinhoopen
van hun vernielde woonhuizen trachtten velen door middel van
primitieve schuilplaatsen beschutting te vinden
Een aantal koks te Amsterdam had Donderdag de fornuizen voor een
wijle in den steek gelaten en de schaatsen ondergebonden voor een
wedstrijd op het ijs
i? «i c -
V-v 't
Prinses Beatrix
geniet van het
ijs Gezeten
in een slede,
voortgeduwd
door H. K H.
Prinses Juliana
op de schaats.
1
door
41
„En met hoeveel zijn we op tweeden Kerst
dag?"
„Met achtentwintig tot nu toe."
Ada ging op haar oom toe. „Wat maakt u
toch een drukte voor ons. U bent een echte schat,
een Ideaal oom, hè Jimmy?"
„Ja" zei Jimmy en knikte zyn oom maar eens
toe. Een beste ouwe baas, dat was hij.
Meester van Westhove Abbing zat in de foyer
van den Stadsschouwburg en roerde in zijn kopje
koffie.
„Westhove ook alleen vanavond?" hoorde
hij achter zich.
„Bonsoir Diepveld. Tja, wat wil je wij een
zame vrijgezellenKom bij zitten."
„Graag. Ik had je dezer dagen juist willen op
bellen."
„Waarover
„O, niets bïzonders een informatie."
„Ik had jou óók dezer dagen willen opbellen"
zei de ander.
„Waarover?"
„O, niets bizonders een invitatie."
„Dat klinkt heel wat beter. Kom jij maar het
eerst voor den dag."
„Voel je iets voor een drijfjacht in de buurt van
Amersfoort op den tweeëntwintigsten?"
„Buitengewoon graag, 'ns Kijken den twee-
•ntwintigsten, dat is Dinsdag dus geen zitting,
verder ook niets bizonders. Uitstekend, zeg.
Wie is de gastheer?"
„De Goedelaer uit Hilversum."
„Van „de Waeldonck"? Die ken ik heel goed."
„Wist ik. Daarom heb ik direct aan je gedacht,
toen hij me vroeg, of ik nog iemand wilde mee
brengen."
„Ik ben je zeer erkentelijk."
„Afgesproken dus. Nu wat had jij op je
hart?"
„O, ik wilde alleen een paar inlichtingen hebben
over een cliënt van je. Misschien kan ik je beter
na de Kerstdagen eens op je kantoor opbellen.
We moeten trouwens naar binnen."
Jimmy reed mee om de Amsterdamsche ja
gers in Hilversum te gaan afhalen.
„Zoo, Robberts, hoe gaat het? Geen ongelukken
meer gemaakt?"
Frank, druk bezig de geweren en koffers van
den witkiel over te nemen en op te bergen, draai
de zich om.
„Dag meneer van Westhove" zei hij en kleurde
herkende meteen den ander: de President, die
hem veroordeeld had.
„Nee, dank u meneer't gaat allemaal nog
goed" hakkelde hij.
„Mooi, mooi" zei Mr. van Westhove en liet zich
op de achterbank neervallen.
Hendrik keek voor den tienden keer op de
klok, schudde het hoofd.
„Snap-jij dat nou? vroeg hij afkeurend. „Half
acht zijn jullie vanmorgen weggereden den
heelen dag gejaagd, anders liggen ze na een
drijfjacht er om negen uur al onder. En nu is het
bij tienen en ik heb net weer wijn uit moeten zet
ten."
„Ga toch gerust weg" zei Frank. „Ik kan het
immers verder alleen wel af. Je komt er toch
bekaaid genoeg af deze week."
„Jij soms niet?"
„Maar op mij zit in Hilversum geen meisje te
wachten" lachte Frank. „Hoe is het? Waarom ga
je nou niet?" drong hjj aan, toen Hendrik nog
bleef treuzelen. „Vertrouw je 't me soms niet
toe?"
„TenminsteJg kimt zeker goed kegelen',
hè?"
„Gaat nogal" zei Frank verbaasd. „Hoezoo?"
„Vergéét dat dan asjeblief, als je Bourgogne
moet inschenken. Man, ik hield laatst m'n hart
vast, zooals jij met die Bourgognemand rondzwen-
gelde."
„Daar ben ik ook niet mee grootgebracht" lach
te Frank. „Maar ik beloof je, ik zal er vanavond
voorzichtig mee omspringen. Nog iets?"
„JaIn den wijnkelder weet je ook al geen
weg. Als er nou nog meer Bourgogne moet zijn
schry'f het even op, zeg derde vak links on
der. En de Hennesy tweede vak rechts boven. Als
ze soms nog een af zakker willen.
„O.K." zei Frank. „En ik zal er mee omgaan,
of het handgranaten zijn, is 't nou goed?"
„Vooruit dan maar" zei Hendrik en vertrok.
Om half twaalf zei Frank: „Zeg, zouden ze
binnen allemaal in slaap zijn gevallen?"
„Ga even kijken" ried Lies. „Vraag of ze nog
iets hebben willen, kaas of zoo."
Maar toen Frank de studeerkamer binnenkwam,
sliepen ze allesbehalve, de Jonker en zijn oude
vrienden.
„Neem me niet kwalijk, Jonker" zei Frank,
„maar is er nog iets van uw dienst?"
„Eh nee" zei de Jonker afwezig, „nee
Robberts, ik heb je niet meer noodig."
„Erg vief keek hg toch niet meer, de baas" rap
porteerde Frank in de keuken. „Waarom gaan ze
ook niet maffen? Kom, laten wg maar verstandi
ger zijn."
HOOFDSTUK XXIV-
We moeten na tafel allemaal in de hall komen"
kondigde Hendrik aan. „Verdraaid, Lies, wat heb
je die schaal heet laten worden. Ik brand m'n
vingers."
„En anders mopper je, dat het vleesch koud
wordt onder het voorsnijden" protesteerde Lies.
,/t Is jou ook nooit goed."
„Waar is die comedie straks voor noodig?" wil
de Annie weten.
Ze waren allemaal prikkelbaar door de drukte
van de laatste week en door het vooruitzicht van
nog twee dagen hard werken inplaats van vrij.
„Weet ik het" snauwde Hendrik. „Waar is
Frank? Kan die niet een handje helpen?"
„Frank is naar Hilversum, sigaren halen" zei
Lies zachtzinnig. „Dat weet je toch, je hebt hem
zelf gestuurd, omdat de afterdinners allemaal op
waren."
„Ik kan ook niet overal tegelijk om denken" zei
Hendrik verongelijkt.
Lies, alleen voor het fornuis, zuchtte maar eens.
Krettige Kerststemming, dacht ze. Dat was de
achterkant van zoo'n gezellige, ouderwetsche
Kerstmisviering. De gezelligheid strekte zich voor
alsnog niet uit tot de keukenafdeeling. En over
morgen werd het nog erger. AI die vreemde
menschen in de keuken, een kok voor hóór for
nuis. De meisjes zouden natuurlijk gek doen met
die vreemde knechtshoe werd ze 't allemaal
baas. Enfin, Frank was erbij en ze waren bij el
kaar met Kerstmis, dat maakte alles goed.
„Behalve aangebrande omelette" zei ze en
lachte hardop, kwakte meteen nijdig de pan op
het aanrecht. Gauw een nieuwe maken, 't kon
nog best. Ze was er veel te vroeg aan begon
nen, maar ze tafelden ook zoo ellendig lang.
Frank kwam terug met de sigaren. „Zeg, zou
ik nog moeten rijden vanavond?" vroeg hg Hen
drik. „Anders laat ik nu direct de radiateur af-
loopen. Het vriest flink."
„Vraag het zelf maar" zei Hendrik, nog nijdig.
„Ook goed" zei Frank beminnelijk. „Eet me
niet op. Ik kan 't niet helpen, dat jij vanavond
niet naar je meisje kunt."
„Rg'den?" ze de Jonker, toen Frank, achter zijn
stoel, hem de vraag toefluisterde, „Nee van
avond niet meer. Waarom? Je wilde toch niet
uitgaan
„Ik wilde alleen de radiateur laten ifloopen,
Jonker" zei Frank. „Voor de vorst."
„O Juist, ja, dat is uitstekend. Na 't diner ver
wacht ik jullie allen in de hall. Heeft Hendrik 't
je al gezegd?"
„Neen Jonker, zeker wel Jonker" zei Frank,
„Wat is dat voor een plechtigheid straks?" vroeg
hij in de keuken.
Ze wisten het geen van allen.
„Frank, wil je niet eerst eten?" vroeg Lies, toen
ze hem meteen weer naar de buitendeur zag schie
ten.
„Dadelijk. Eerst de wagen." Hg rende alweer
weg.
Om negen uur was het „aantreden", zooals
Hendrik zei. Ze probeerden allemaal beminnelijke
gezichten te trekken, wat pas goed lukte, toen
ze zagen, waar het om begonnen was: algemeens
uitdeeling van geschenken onder den kerstboom.
Dat was weer iets nieuws, maar nu tenminste
iets goeds. Ze herkenden er dadelijk het werk van
freule van Reeuwgck in. Zulke aardige en prac-
tische cadeaux zou de Jonker nooit hebben kun
nen verzinnen.
En in de keuken stonden punch en appelbollen,
zoodat de verschillende kwade buien nu wel hee-
lemaal afdreven.
„Op Eersten Kerstdag wil ik zoo weinig moge
lijk drukte en omslag hebben, Lies" had de Jonker
te voren gezegd. „Wanneer we nu b\j uitzonde
ring eens om één uur dineerden en dan 's avonds
een eenvoudige koffietafel, dan zouden jullie dien
dag allemaal zooveel mogelijk vrij kunnen hebben,
wat denk je daarvan?"
Lies vond het een prachtig plan, vooral voor
de drie anderen, maar ze had er wijselijk tevoren
niets van gezegd, uit angst, dat er misschien niets
van zou komen.
De verrassing was dus dubbel groot, toen er op
Eersten Kerstdag voor Hendrik, Annie en Wil-
lempje nog een vrijen middag en avond bleek over
te schieten.
„Maar morgen komen jullie allemaal om tialf
zeven, hoor" bedong Lies. „Anders komen w»
nooit klaar."
(Wordt .vervolgd).