Automobilisten Als de steenen spreken konden.... 2)e Jausttateit (tif MauMnww. Litteraire Kantteekeningen. De Vijand lacht! Ik ontdek Amerika. ZXTERDAG 13 JANUARI 1940 H A" A" R E E M'S D A G B C 'A D De Fausttoren van het klooster Maulbronn. Es zucken rote Strahlen Mir um das Haupt Es weht Ein Schauder vom Gewölb' herab Und faszt mich an! Goethe: „Faust". ■r "T|"ET was geen alledaagsch bezoek dat het l_j| Wurtembergsche klooster Maulbronn in H den jare 1516 zoo onverwacht ontving. Niet dat de aangekomen gast toen al foor zijn uiterlijk zou zijn opgevallen: een van fijn latere „biografen" beschrijft hem wel als jen „dor mannetje, hoog in de schouders en foorzien van een grijzend baardje": maar ten jde van zijn komst te Maulbronn moet de 26- arige heel wat minder gelijkenis vertoond heb- en met den stoffigen kamergeleerde zooals hij i Gounod's Faustopera ten tooneele verschijnt j Goethe hem in het hooggewelfd Gothisch stu- eervertrek de ontoereikendheid van de weten- ;hap laat betreuren. Neen, de verwondering logelijk ook verontrusting die het bezoek van en vreemdeling onder de kloosterbroeders ge- ekt zal hebben, mag veeleer worden toegeschre- en aan de geruchten die omtrent den zonder- ngen reiziger de ronde deden. Dr. Johannes Faust was het die, wellicht met en niet geheel zuiver geweten, den deurwachter ringend toegang verzocht, om den Abt Johan- es Entenfusz te spreken. De geleerde, ja zelfs jgaafde doctor kende den overste van het kloos- ïr Maulbronn nog van de schoolbanken, en aan- emelijk is het dus dat Faust zijn jeugdvriend de are reden van zijn komst niet verheelde: hij zal ch wel weer, zooals vele malen in zijn avonluur- |k leven, uit de voeten hebben moeten maken: n het klooster Maulbronn, voornaam van repu- itie en als landbouwende gemeenschap rijk aan ronden, gebouwen, stallen en schuren, moet hem fel een geschikte wijkplaats hebben toegesche- en. Gelijk men in dat deel van het Wurtemberg- ihe land nog weet te vertellen, was de Abt niet ngenegen, Faust een onderkomen te verschaf- in, omdat hij voor de kloosterlijke geldkist hoop- olle verwachtingen koesterde van de veelbespro- en kennis der geheime wetenschappen, waar- eer de doctor zou beschikken en die een nimbus an gevreesde en toch bewonderd? geheimzinnig- eid om zijn hoofd had geweven. Vagebond of toovenaar? IISTORISCHE gegevens voor zoover be- 1 trouwbaar maken aannemelijk, dat Johan- es Faust te Knittlingen, een uur gaans van Maul- ronn gelegen, is geboren. Van zijn jeugd is wei- ig meer bekend dan dat hij, op een leeftijd van ngeveer 15 jaar, in kennis kwam met den be- oemden historicus en theoloog Trithemius, den- ilfde, die later in een brief aan den hofastroloog rirdung zulk een ongunstige getuigenis van em zou afleggen, waar hij schreef: „Die man, irer wien ge mij bericht, Georg Sabellicus, die ch de vorst der necromanten (doodenbezweer- ers) durft te noemen, is een vagebond, een leeg- oofd en een onbetrouwbare snaak, waard om de eur uitgeranseld te wordenZoo eigende hij ch de volgende titels toe: Magister Georg Sabel- cus, Faust Jr., bron der doodenbezwering, astro- magiër, chiromant, aëromant, pyromant en ydromantBovendien wist de briefschrijver melden dat dezelfde doctor Faust, die zijn wa rn naam achter het pseudoniem Sabellicus ver- org, in een herberg had gepocht, dat hij het in e alchemie van allen die ooit bestaan hadden et verst had gebracht en al wat men maar wilde isfc en kon! Rechtvaardig was deze zegsman niet, want de esmade Faust had aan de Heidelbergsche Uni- ersiteit in de theologie (volgens sommigen ook ide geneeskunde) gestudeerd en er in 1509 zelfs en doctorsgraad weten te veroveren. Wel was z'n erleden toentertijd niet bepaald vlekkeloos: de rave Franz von Sickingen dezelfde die rid- erlijk Luther op den Wartburg in veiligheid racht moest tot zijn teleurstelling ondervin- en, dat Faust het schoolmeestersbaantje, waar- an hij hem had geholpen, wegens ergerlijk wan- edrag vaarwel moest zeggen. Ook nadat hij den octorshoed had verworven bleef de bezadigd- eid hem verre: Faust avonturierde door veler eeren landen, toegerust met een niet alledaag- che kennis van de schei- en natuurkunde, be- iftigd met bijzonder verstandelijke gaven en be- roedend, dai er tusschen hemel en aarde meer i dan het wetenschappelijk denkvermogen van en mensch kan peilen. Men beweerde bovendien at hij mediamiek was en daarom herhaaldelijk eraadpleegd werd. In 1513 dook hij in Erfurt op, door sommigen ook door zichzelf) „de Heidelbergsche halfgod" enoemd, door anderen gehekeld als een praal- Bns en een zot. In de Schlössergasse aldaar her- [inert een huis („Zum Ancker" gedoopt) aan het erblijf van dezen meester der zwarte kunst in de Saksische hoofdstad. Als men de Erfurtsche Kro- liek gelooven mag moet het gebeurd zijn, dat bust aan een Franciscaner monnik, die hem wil- iebekeeren, verklaarde: „ik erken graag uw goe ie bedoelingen; ik weet, wat u mij voorhoudt, eer wel. maar ik ben eenmaal zoover gegaan, lat ik eeuwiglijk lichaam en ziel aan den duivel 'erpand heb en dit verbond met mijn bloed be- legelde". Dezelfde kroniek verhaalt, hoe de Ma- ister niet alleen van den professorenkatheder lomerus verklaarde en de krijgshelden nauwkeu- beschreef, maar hen zoowaar voor de oogen ton de onthutste studenten deed verschijnen len wonder dat eer verklaard kan worden uit Faust's bekendheid met de laterna magica oftewel tooverlantaarn (van welker bestaan nog maar zeer weinigen wisten) dan aan bovenaardsche :aven. Faust, de magiër. n)AT de toovermeester naar believen wijn uit tafels tapte, een leegen disch in een hand omdraaien van de rijkste keur van spijzen voor zag, hoe hij op een door vier paarden getrokken boomstam het naar hem genoemde smalle steeg je door reed en na een door een priester gepre velde duivelsbezwering veranderde in een door vier hanen getrokken stroohalmweet de Fausttraditie in Erfurt nog altijd te vertellen, om maar te zwijgen van de talrijke spookgeschiede nissen van zijn woonhuis. Of al deze geruchtmakende gebeurtenissen zich afspeelden vóór dan wel na zijn verblijf in het klooster te Maulbronn, is niet met zekerheid te zeggen, want de doctor vertoefde meer dan eens in Erfurt. Maar begrijpelijk is het, dat ook het klooster rijkelijk ging deelen in de sagen die door de latere Volksboeken, waarin waarheid en ver dichtsels bijna onontwarbaar ineengevlochten zijn, voor het nageslacht bewaard bleven. Hoe langen tijd Faust in het Maulbronnsche klooster doorbracht is zelfs niet bij benadering bekend. Wel vermeldt een plaatsbeschrijving van Maulbronn uit 1841, dat „zich enkele jaren gele den tusschen het Rebenthal en het gerechtege bouw een dichtgemetseld laboratorium bevond, dat den naam van Faustkeuken droeg". Daar moet het dan geweest zijn, dat de alchemist won derlijke brouwsels samenstelde, die hem (aldus de sage) noodlottig werden: op een dag zou hij met verdraaiden nek gevonden zijn: een explosie van het duivelsch mengsel had zijn goddeloos leven afgesloten. Volgens een andere lezing zou Faust in den oostelijken hoektoren van het klooster Maulbronn (den tegenwoordigen Fausttoren) een schrikkelijk einde hebben gevonden; wat niet wegneemt, dat Keulen, Slot Waerdenberg en Pra- tau bij Wittenberg volijverig mededingen naar de eer, Faust's stoffelijk overschot binnen hun gren zen te bewaren. In al deze plaatsen toont men den bezoeker de bloedvlekken, die aan den dood van den „occultist der occultisten" herinneren. Waar hij dan ook den laatsten adem uitgebla zen mag hebben, het was stellig niet te Maul bronn tijdens het verblijf dat Abt Entenfusz hem welwillend in 1516 verleende. In 1525 signaleert men hem in Basel en Leipzig. Intusschen had de geleerde doctor zijn kennis der zwarte kunst ver rijkt aan de universiteit te Krakau. waar dit „vak" toentertijd gedoceerd werd. Zijn oponthoud te Leipzig schijnt bevestigd te worden door een tweetal wandschilderingen in Auerbach's wijn kelder iden kenners van Goethe's Faust welbe kend); één daarvan stelt de vermaarde geschie denis voor, volgens welke de tooverdoctor op een wijnvat naar buiten gereden kwam, en draagt het onderschrift: Doctor Faustus zu dieser Frist, Aus Auerbachs Keiler geritten ist, Auf einem Fasz mit Wein geschwind, Welches gesehen viel Mutter und Kind. Solches durch seine subtilne Kunst hat gethan Und des Teufels Lohn empfangen davon. Gelukkig heeft het de sage nooit geschaad dat de nuchtere feiten den bouw van Auerbach's kel der in 1530 stellen, 5 jaren dus na den befaam- den wijnvat-rit. Zijn bezoek aan Basel is onafscheidelijk ver bonden met een onheilspellende spookhistorie: eens overnachtte Faust in een zeer rijk klooster. De wijn, die de gastvrije prior hem deed voorzet ten, bleek magister Faust te schraal te zijn, want dringend verzocht hij den kloosterbroeder hem een beteren drank te schenken. De kloosterling beriep zich erop, dat het hem verboden was, den prior te wekken. Maar de helderziende Faust riep uit: „De sleutels liggen daarginds, in den hoek open een ander vat". Toen de kloosterbroeder in z'n weigering volhardde, voegde Faust hem toe: „wacht maar, binnenkort zult ge wonderbaarlyke dingen beleven, ongastvrije broeder!" Nauwelijks was Faust den volgenden morgen vertrokken, of het lieve leven begon: een duivel, door den too vermeester gezonden, maakte den monniken het verblijf in het klooster ondragelijk, dat zij elders onderdak moesten zoeken. „En nog aldus de geschiedenis klinkt zoodra monniken het ge bouw betreden, zulk een tumult, dat de bewoners rust noch duur hebben. Agrippa von Nettesheim, medicus en kaballis- tisch tijdgenoot van Faust, beschrijft de aanwe zigheid van een „beroemd Duitsch toovenaar" aan het hof van Frans I in dergelijke bewoordingen, (Adv. Ingez. Med.) U kunt blijven rijden. Geen last van slippen en ljzel op Uw voorruit. Laat Uw wagen behandelen a 5.—. SHELL SERVICE STATION, AMSTERDAMSCHE VAART 322 - Telef. 16773 (Adv. Ingez. Med.) RembrandtFaust. dat er moeilijk twijfel aan kan zijn of hij had Dr. Faust op het oog. En inderdaad maakt ook het oudste Faustboek melding van diensten, die Jo hannes Faust aan een met Karei V in oorlog zijn- den monarch bewees. Dat Faust, naar hij be weerd moet hebben, met behulp van de zwarte kunst zijn koninklijken opdrachtgever een over winning deed behalen, getuigt van een zelfde fantasie als de mare van de „bergen legers, paar den en wagens en de schatten die hij te voor schijn kon tooveren, de huwelijks- en liefdesver bonden die hij wist te bewerkstelligen en verbre ken en de ongeneeslijke ziekten als tering, water zucht en dergelijke die hij cureerde Het einde van Dr. Faust rvjr OEST men op de oude Faustboeken afgaan L^JL dan zou onze necromant (op influistering van zijn „huisgeest" Mephistofeles en begeleid door zijn satanischen poedel) de volgende kunst stukken hebben klaargespeeld: een reis naar de Hel en naar de sterren te ondernemen; in gezel schap van drie studenten op een ladder te vliegen van Wittenberg naar Salzburg en dat nog wel op een vastennacht om er zich te goed te doen aan den wijn in den bisschoppelijken kelder; de slaapkamer van Keizer Maximiliaan tot een won- dertuin te betooverenen zich middelerwijl telkenmale uit de voeten te maken, wat hem zoo prompt gelukte, dat het geloof in zijn magische kracht, zich onzichtbaar te maken, algemeen werd. De Faustboeken, waarin na zijn dood tallooze verhalen uit den volksmond, die al het toover- achtige, wonderbaarlijke, spookachtige en demo nische aan zijn persoon placht te verbinden, zijn saamgebracht, verzuimden niet zijn afscheid van het ondermaansche in een griezelig tafereel te beschrijven: de laatste dag van zijn verbond met den Duivel was aangebroken; zijn einde na derde. Te middernacht stek een huilende storm wind op en in Faust's kamer klonk een jammer lijk gefluit en gesis, alsof het huis vol slangen was. Toen men den volgenden dag de kamerdeur open de, vond men wat er nog van den Magister over was: de Duivel had hem vermorzeld. Dit gruwe lijk einde zou zich in een klein dorp nabij Wit tenberg hebben voltrokken. In de annalen van het geslacht Zimmern wordt echter enkele malen het stadje Stauffen in Wurtemberg als sterf plaats genoemd. Niettemin verklaart de schrij ver van een omvangrijke occulte Fauststudie, Carl Riesewetter, een schriftuur te bezitten, waarin een medium, in trance gebracht, getuigde, dat Faust „te Maulbronn gestorven is, bij zijn vriend Abt Johannes Entenfusz. Zou de historische eerepalm dan tóch aan den Maulbronnschen Fausttoren toekomen? C. J. E. DINAUX K. van der Geest. Wrakhout. Den Haag, Leopold's Uitg. Mij. Ina BoudierBakker, Uren metAndersen. Baarn, Hollandia Drukkerij. Onder de Hollandsche romanschrijvers die het leven aan en op zee met een sterke, indringen de kracht hebben waargenomen en aan die waar nemingen een zeer bijzonder en persoonlijk karakter hebben verleend, toen zij die als schrij vende kunstenaars verwerkten, neemt Van der Geest een belangwekkende plaats in. Het is bij dezen auteur niet zoo zeer het verhaal van de menschen en gebeurtenissen dat boeit, als wel de innerlijke gesteldheid van den schrijver zelf, zooals deze op menschen en feiten uit zijn waarnemingsveld reageert. Wat er daar feitelijk op één dier Waddeneilanden, waarvan in Wrak hout sprake is, voorvalt, zou in berichtenstijl met een paar woorden na te vertellen zijn, dcch zou met de litteraire waarde van het boek weinig te maken hebben. Een boek als dit staat een goed eind van de werkelijkheidsbeschrijving af, die eens als copieerlust des dagelij kschen levens bij Beets als een ongehoorde nieuwig heid gebrandmerkt werd. Doch in honderd jaar zijn ook in de litteratuur de bakens herhaalde malen verzet en de nog schuchtere aanloop die een Beets dorst nemen naar een getemperd realisme werd intusschen weer lang achterhaald door zeer verschillende andere waarnemings en iutdrukkingswijzen. Ook in de letterkundige productie leerden wij surrealisme, dynamisme, verticalen stijl enz. kennen, terwijl een nog gevoeliger slag aan het realisme werd toege bracht door de herleefde belangstelling voor de romantiek en het sprookje, die den lezer, ver moeid van een tevel aan werkelijkheid, thans een kalmeerenden dronk aanbieden. Het is niet tievallig, dat alleen reeds in ons land de laatste jaren verschillende boeken over Hans Andersen verschenen en het wijsgeerige sprookje weer op geld doet. Wrakhout nu is geen sprookje, doch ook geen copie van een alledaagsche werkelijkheid. De samenleving der eilandbewoners zooals Van der Geest die schildert is voor den al te nuchteren lezer niet compleet, hem zal het allicht vreemd voorkomen dat aan bijna alle optredende figureD „alevel iets raars" is en hij zal, gevoed in het realisme, niet direct kunnen inzien dat deze schrijver in de eerste plaats de kunst van het „weglaten" verstaat en vervolgens heel sterk is in het scheppen van een gevoelssfeer, van waar uit de lezer den gang der dingen heeft te vol gen. Er is iets beklemmends in deze vertelling over primitieve menschen en een schijnbaar nog pri mitieve samenleving, doch er gaat een sterke suggestie van uit. Er is iets van het noodlot in Jan, van Kees en Niene, die na jaren lang zwervens op het eiland terugkeert, in verlaten heid leeft en zich bedrinkt. Er is een raadsel in dezen man, die een veldwachter, tegen wien hij eigenlijk niets heeft de hersens inslaat en daarvoor boete doet door een ander uit de branding te redden, wanneer deze bij een poging om met de reddingboot een gestrand schip te bereiken, over boord geslagen is. Die andere wordt gered, maar Jan van Kees en Niene ver drinkt en zijn laatste gedachte is voor zijn reeds lang overleden moeder, aan wie hij nu in volle tevredenheid zegt, zijn vreemd misdrijf geboet te hebben. Op dezen Jan heeft de schrijver de aandacht van den lezer saamgetrokken maar ook van de andere bewoners van het kustdorp, waarmee hij in aanraking komt, geeft Van der Geest schets matige portretten die den stempel dragen van het oer-instinct dat bij deze afgezonderde eiland bewoners door geen beschaving aangeraakt schijnt Wrakhout heeft iets van een duister sprookje, dat op werkelijkheid gebouwd is, beklemmend soms, zooals reeds gezegd, doch fascineerend geschreven en boeiend om den inhoud, tot het slot. Het laatste Hollandsche boek dat aan den sprookjesdichter Andersen gewijd is schreef en compileerde mevr. Ina BoudierBakker. Den De ban den-vijand, die nóóit slaapt, maar altijd op de loer ligtdie vijand lacht, als hij u kan hóóren remmen Alléén in noodgevallen is bruusk remmen geoorloofd, want banden-zuinigheid is een nationaal belang I titel vindt men hierboven. In deze bloemlezing geeft de bekende schrijfster in eigen vertaling fragmenten uit de romans van Andersen, die hier minder bekend zijn dan zijn sprookjes, waarvan ook een aantal is opgenomen. Een enkel vers en eenige proza-fragmenten vullen den inhoud verder aan, die den Deenschen schrijver in ruimer mate bij ons bekend kan maken. Niet het minst belangrijke is hier de mooi-afgeronde, met blijkbare sympathie ge schreven inleiding van mevr. Boudier, die de lezer vooral niet moet overslaan, omdat ze over het wezen van den dichter een zuiver licht doet schijnen en tegelijk diens beste qualiteiten naai den voorgrond brengt. Zoo is ook het biogra- phische gedeelte dezer inleiding sober en zake lijk gesteld, zonder de bewondering van de schrijfster voor den dichter te verbergen. Wij hebben hier het vorig jaar het boek be sproken dat Dr. P. H. Ritter aan „Een zwerver met de tooverfluit" wijdde. De inleiding van Mevr. Boudier kan als aanvulling daarop dienst doen. Of de door haar gegeven fragmenten uit de grootere prozawerken kunnen aanzetten tot het lezen dier werken in hun geheel is een andere zaak. Ook is het mdj c.p het oogenblik niet bekend of van bijv. „De Improvisator" of „Maar een speelman" goede Hollandsche vertalingen bestaan. Met de sprookjes is dat zoo geheel anders. Daarvan zijn er enkele zoo zeer gemeen goed van allen geworden dat de moeders ze aan de kinderen vertellen zonder zelfs te weten dat ze van Andersen zijn. Men denke aan de ver schillende gedaanten die bijv. Het leeiijke jonge Eendje heeft aangenomen in verschillende voor de jeugd pasklaar gemaakte edities. Goede be werkingen van de Sprookjes zijn indertijd door mevrouw Martha van Eeden—van Vloten ge maakt en er zijn er nog wel andere Maar tenslotte brengt dit deeltje der Serie „Uren metiets anders en iets nieuws. Het bevat zooveel waardoor de wensch, met een vol lediger Andersen kennis te maken, kan worden opgewekt, dat het reeds daardoor zijn bestaans recht bewijst en we het een goede ontvangst toewenschen. Men zal het alleen al met genoegen lezen om het prachtig-ironische sprookje ,X>e Schaduw", dat mevr. Boudier in zijn geheel vertaalde of men zal uit de reisherinneringen het aardige fragment, waarin Andersen van zijn bezoek bij Charles Dickens vertelt, in herinnering houden. Het zou een interessant experiment zijn, een roman als De Improvisator, die nu ruim honderd jaar geleden geschreven werd, eens in extenso in het Hollandsch te kunnen lezen. En dat niet alleen om de gecamoufleerde autobio- graphie die het boek bevat, doch meer om te zien of stijl en verteltrant van den dichter, waar hij romancier wordt, ons nog evenzeer pakken als zijn tijdgenooten. De reman werd direct na haar verschijning in verscheidene Europeesche talen uitgegeven en maakte Andersen beroemd. J. H. DE BOIS. In het midden de waarheid. DOOR een miniatuur winter-won derland van wit-besneeuwde boo- men en zilveren magnolia-bla ren liepen de gelukkige gasten, die Zaterdag avond, het debuut-bal bijwoonden van Miss Renee Mc Greery in de Burlingham Country Club. Glinsterend doch delicaat als een kerst boom-ornament was de witte Jurk van de débu tante, een strak lijfje met vierkante schouders en een rok. waarin 72 yards zijde was verwerkt, geborduurd met briljanten en paarlen, een kapje van dezelfde stof en eveneens fraai bewerkt, was op het haar bevestigd en de charmante Renee droeg een garve witte orchideeën. Mrs. William Leib, de moeder van de débutante had een rood- moiré jurk aan. aan de linkerzijde van de rok prijkte eeln rood-zijden roos. Glanzend-wlt ta fellinnen, glinsterend zilver en kristal sierden de tafels waaraan aanzaten Elena Madison, Marie Louise Bocqueraz. Berenice en Lurline Roth, Letitia Pecci-Blunt Zóó begint de eerste van de vijf volle society pagina's van San Francisco's grootste dagblad, de Chronicle en zoo is dat iederen dag van de zelfde moiré een jurk in alle tweeduizend dag bladen van de Vereenigde Staten. Zóó worden iederen dag alle honderd millioen krantenlezers van dit wat zei u? O ja van dit democratische land getracteerd op alle etentjes, feestjes, echtscheidinkjes. op alle verlovingen, huwelijken, lunches, op alle thee visites, huwelijksreizen en romances waarmede de „socialite set" zich hier dag aan dag, avond aan avond, jaar na jaar, een heel menschen- leven lang bezig houdt. Honderd millioen vrouwen en mannen, die haastig werken om zich onderdak, eten en een Fordje te verschaffen; honderd millioen mannen en vrouwen die in één of twee sobere kamers hun leven leven, die Zaterdags naar de bioscoop mogen voor eens een afwisselinkje, die nooit een rok of smoking dragen en blij zijn, wan neer zij ieder jaar een pak van 25 dollar kun nen koopen; die nooit een avondjurk „delicaat als een kerstboomversiering" dragen, doch altijd een jurkje van twee dollar en een blousje van 99 cent; honderd millioen democratische Staats burgers van dit democratische land vergapen zich dag na dag aan de pagina's van hun krant waarin de weelde en de leege levens van hon derd duizend „socialites" worden uitgemeten bij 72 yards tegelijk. Persmeneeren en -juffrouwen met gulzige notitieboekjes, onbescheiden camera's en van honing druipende potlooden sluipen rond de feestzalen, de dinertafels, de nachtclubs, de altaren, de zwembassins, de hotels en de buiten verblijven der .socialites", opdat geboekstaafd worde dat de lieve Miss Mattie Livermore de rumba heeft gedanst met de fortuinlijke mr. Alfred Hurtgen (een romance?), dat mr. en mi's. J. A. Levensaler een cocktailparty hebben ge geven voor dr. Stewart Krinball (een verloving?) dat mevrouw Edith Hurtgen (in 1930 gescheiden van Peter Mc. Bean, in 1932 gescheiden van Ned Megowan, in 1936 gehuwd met Louis Whittell u weet wel de zelfde LouisWhittell, die in 1937 gescheiden is van Jannie Kamm en in 1939 van Barbara Blyth, de augurkjes-milionair) wij hei-zeggen: dat mevrouw Edith Hurtgen drie avonden achter elkaar in de exclusieve, want dure El Maricco Club gezien is, soupeerende, babbelende, lachende met Louis Gibbs, de kopernitraat-milliardair lieve lezeressen en waarde lezers: zou dat twee echtscheidingen en een nieuw huwelijk beteekenen? Wel laten we dat dan eens even uitrekenen: Edith is 13.500.000 dollar waard en Louis ruw geschat en naar be neden afgerond) 116.000.000 dollar, dat maakt samen zoowat 130.000.000 dollar. En de Stewart-McAllisters zijn naar hun villa op Hawaii vertrokken om in den winter weer in hun appartementen in het Waldorf-Astoria te rug te keeren; en de Nickel-Morse's (zij van zich zelf een meisje Duke Dorris) zijn naar Bermuda vertrokken; en de Wattris-McGettigans hebben een diner gegeven in de Savoy-Plaza, en de Spie ker Camerons gaan scheiden, en. Zóó iederen dag tienduizend pagina's honing en goud, moiré en orchideeën, millioenen en er fenissen, villa's en plezierjachten en nachtclub romances verzameld, nagespeurd, opgekrab beld, uitgekauwd en besuikerd door schamele krantenmeneeren voor honderd millioen naar ro mantiek en rijkdom en nachtclubs en orchideeën en dollars hunkerende democratische burgers van dit democratische land. Het is een vertooning die, dag in dag uit. even belachelijk als tragisch is. even onsociaal als par- venu-ig, even zielig als zalig en even verwarrend als alle aspecten van dit land der scherpe tegen stellingen. Waar de strijd van arbeid tegen kapitaal, in wezen een strijd van het kapitalisme der vakver- eenigingen tegen het kapitalisme der privé-ver- mogens is. Waar de democratie ophoudt waar eigendom begint. Waar de dollar bepaalt wie „socialite" is en wie niet. Een land waar ge het platste materialisme ziet èn het verhevenste idealisme: de felste haat van de bezitloozen naast de grootste vereering voor de bezitters. In de San Francisco Chronicle, het grootste dagblad van een groote stad. iederen dag twee pagina's oorlogsnieuws en vijf pagina's jurken, nachtclubs, débutantes, cocktail-party's, echt scheiding en romance. Het is moeilijk Amerika en het Amerikaansche volk te begrijpen. En zijn democratie, waar het zoo prat op gaat, is nóg moeilijker te begrijpen. Zij strekt zich uit tusschen Abraham Lincoln en de schitterende avondjurk van de lieve Renee McGreery. Tusschen de menschenrechten en de huwelijksreis van de Nickel-Morse's. Tusschen de werkverschaffing en het koekjes-fortuin van Peter Zulck. En ergens midden tusschen een New-Yorksche kelderwoning en het buitenhuis van de Mc Allis- ters in Miami ligt de waarheid. Mr. E. ELIAS Elsa Molijn heeft een boek geschreven ,Met open oog en oor". Voorzien van illustraties van Jet Schokking, is dit boek bij A. W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij N.V. verschenen. Het zal vooral in padvinderskringen de aandacht trek ken, want het verhaal speelt in de padvinders* wereld.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 13