Automobilisten
Als de steenen spreken konden....
2)e Jausttateit (tif MauMnww.
Litteraire
Kantteekeningen.
De Vijand lacht!
Ik ontdek Amerika.
ZXTERDAG 13 JANUARI 1940
H A" A" R E E M'S D A G B C 'A D
De Fausttoren van het klooster Maulbronn.
Es zucken rote Strahlen
Mir um das Haupt Es weht
Ein Schauder vom Gewölb' herab
Und faszt mich an!
Goethe: „Faust".
■r "T|"ET was geen alledaagsch bezoek dat het
l_j| Wurtembergsche klooster Maulbronn in
H den jare 1516 zoo onverwacht ontving.
Niet dat de aangekomen gast toen al
foor zijn uiterlijk zou zijn opgevallen: een van
fijn latere „biografen" beschrijft hem wel als
jen „dor mannetje, hoog in de schouders en
foorzien van een grijzend baardje": maar ten
jde van zijn komst te Maulbronn moet de 26-
arige heel wat minder gelijkenis vertoond heb-
en met den stoffigen kamergeleerde zooals hij
i Gounod's Faustopera ten tooneele verschijnt
j Goethe hem in het hooggewelfd Gothisch stu-
eervertrek de ontoereikendheid van de weten-
;hap laat betreuren. Neen, de verwondering
logelijk ook verontrusting die het bezoek van
en vreemdeling onder de kloosterbroeders ge-
ekt zal hebben, mag veeleer worden toegeschre-
en aan de geruchten die omtrent den zonder-
ngen reiziger de ronde deden.
Dr. Johannes Faust was het die, wellicht met
en niet geheel zuiver geweten, den deurwachter
ringend toegang verzocht, om den Abt Johan-
es Entenfusz te spreken. De geleerde, ja zelfs
jgaafde doctor kende den overste van het kloos-
ïr Maulbronn nog van de schoolbanken, en aan-
emelijk is het dus dat Faust zijn jeugdvriend de
are reden van zijn komst niet verheelde: hij zal
ch wel weer, zooals vele malen in zijn avonluur-
|k leven, uit de voeten hebben moeten maken:
n het klooster Maulbronn, voornaam van repu-
itie en als landbouwende gemeenschap rijk aan
ronden, gebouwen, stallen en schuren, moet hem
fel een geschikte wijkplaats hebben toegesche-
en.
Gelijk men in dat deel van het Wurtemberg-
ihe land nog weet te vertellen, was de Abt niet
ngenegen, Faust een onderkomen te verschaf-
in, omdat hij voor de kloosterlijke geldkist hoop-
olle verwachtingen koesterde van de veelbespro-
en kennis der geheime wetenschappen, waar-
eer de doctor zou beschikken en die een nimbus
an gevreesde en toch bewonderd? geheimzinnig-
eid om zijn hoofd had geweven.
Vagebond of toovenaar?
IISTORISCHE gegevens voor zoover be-
1 trouwbaar maken aannemelijk, dat Johan-
es Faust te Knittlingen, een uur gaans van Maul-
ronn gelegen, is geboren. Van zijn jeugd is wei-
ig meer bekend dan dat hij, op een leeftijd van
ngeveer 15 jaar, in kennis kwam met den be-
oemden historicus en theoloog Trithemius, den-
ilfde, die later in een brief aan den hofastroloog
rirdung zulk een ongunstige getuigenis van
em zou afleggen, waar hij schreef: „Die man,
irer wien ge mij bericht, Georg Sabellicus, die
ch de vorst der necromanten (doodenbezweer-
ers) durft te noemen, is een vagebond, een leeg-
oofd en een onbetrouwbare snaak, waard om de
eur uitgeranseld te wordenZoo eigende hij
ch de volgende titels toe: Magister Georg Sabel-
cus, Faust Jr., bron der doodenbezwering, astro-
magiër, chiromant, aëromant, pyromant en
ydromantBovendien wist de briefschrijver
melden dat dezelfde doctor Faust, die zijn wa
rn naam achter het pseudoniem Sabellicus ver-
org, in een herberg had gepocht, dat hij het in
e alchemie van allen die ooit bestaan hadden
et verst had gebracht en al wat men maar wilde
isfc en kon!
Rechtvaardig was deze zegsman niet, want de
esmade Faust had aan de Heidelbergsche Uni-
ersiteit in de theologie (volgens sommigen ook
ide geneeskunde) gestudeerd en er in 1509 zelfs
en doctorsgraad weten te veroveren. Wel was z'n
erleden toentertijd niet bepaald vlekkeloos: de
rave Franz von Sickingen dezelfde die rid-
erlijk Luther op den Wartburg in veiligheid
racht moest tot zijn teleurstelling ondervin-
en, dat Faust het schoolmeestersbaantje, waar-
an hij hem had geholpen, wegens ergerlijk wan-
edrag vaarwel moest zeggen. Ook nadat hij den
octorshoed had verworven bleef de bezadigd-
eid hem verre: Faust avonturierde door veler
eeren landen, toegerust met een niet alledaag-
che kennis van de schei- en natuurkunde, be-
iftigd met bijzonder verstandelijke gaven en be-
roedend, dai er tusschen hemel en aarde meer
i dan het wetenschappelijk denkvermogen van
en mensch kan peilen. Men beweerde bovendien
at hij mediamiek was en daarom herhaaldelijk
eraadpleegd werd.
In 1513 dook hij in Erfurt op, door sommigen
ook door zichzelf) „de Heidelbergsche halfgod"
enoemd, door anderen gehekeld als een praal-
Bns en een zot. In de Schlössergasse aldaar her-
[inert een huis („Zum Ancker" gedoopt) aan het
erblijf van dezen meester der zwarte kunst in de
Saksische hoofdstad. Als men de Erfurtsche Kro-
liek gelooven mag moet het gebeurd zijn, dat
bust aan een Franciscaner monnik, die hem wil-
iebekeeren, verklaarde: „ik erken graag uw goe
ie bedoelingen; ik weet, wat u mij voorhoudt,
eer wel. maar ik ben eenmaal zoover gegaan,
lat ik eeuwiglijk lichaam en ziel aan den duivel
'erpand heb en dit verbond met mijn bloed be-
legelde". Dezelfde kroniek verhaalt, hoe de Ma-
ister niet alleen van den professorenkatheder
lomerus verklaarde en de krijgshelden nauwkeu-
beschreef, maar hen zoowaar voor de oogen
ton de onthutste studenten deed verschijnen
len wonder dat eer verklaard kan worden uit
Faust's bekendheid met de laterna magica oftewel
tooverlantaarn (van welker bestaan nog maar
zeer weinigen wisten) dan aan bovenaardsche
:aven.
Faust, de magiër.
n)AT de toovermeester naar believen wijn uit
tafels tapte, een leegen disch in een hand
omdraaien van de rijkste keur van spijzen voor
zag, hoe hij op een door vier paarden getrokken
boomstam het naar hem genoemde smalle steeg
je door reed en na een door een priester gepre
velde duivelsbezwering veranderde in een door
vier hanen getrokken stroohalmweet de
Fausttraditie in Erfurt nog altijd te vertellen, om
maar te zwijgen van de talrijke spookgeschiede
nissen van zijn woonhuis.
Of al deze geruchtmakende gebeurtenissen zich
afspeelden vóór dan wel na zijn verblijf in het
klooster te Maulbronn, is niet met zekerheid te
zeggen, want de doctor vertoefde meer dan eens
in Erfurt. Maar begrijpelijk is het, dat ook het
klooster rijkelijk ging deelen in de sagen die door
de latere Volksboeken, waarin waarheid en ver
dichtsels bijna onontwarbaar ineengevlochten
zijn, voor het nageslacht bewaard bleven.
Hoe langen tijd Faust in het Maulbronnsche
klooster doorbracht is zelfs niet bij benadering
bekend. Wel vermeldt een plaatsbeschrijving van
Maulbronn uit 1841, dat „zich enkele jaren gele
den tusschen het Rebenthal en het gerechtege
bouw een dichtgemetseld laboratorium bevond,
dat den naam van Faustkeuken droeg". Daar
moet het dan geweest zijn, dat de alchemist won
derlijke brouwsels samenstelde, die hem (aldus de
sage) noodlottig werden: op een dag zou hij met
verdraaiden nek gevonden zijn: een explosie van
het duivelsch mengsel had zijn goddeloos leven
afgesloten. Volgens een andere lezing zou Faust
in den oostelijken hoektoren van het klooster
Maulbronn (den tegenwoordigen Fausttoren) een
schrikkelijk einde hebben gevonden; wat niet
wegneemt, dat Keulen, Slot Waerdenberg en Pra-
tau bij Wittenberg volijverig mededingen naar de
eer, Faust's stoffelijk overschot binnen hun gren
zen te bewaren. In al deze plaatsen toont men
den bezoeker de bloedvlekken, die aan den dood
van den „occultist der occultisten" herinneren.
Waar hij dan ook den laatsten adem uitgebla
zen mag hebben, het was stellig niet te Maul
bronn tijdens het verblijf dat Abt Entenfusz hem
welwillend in 1516 verleende. In 1525 signaleert
men hem in Basel en Leipzig. Intusschen had de
geleerde doctor zijn kennis der zwarte kunst ver
rijkt aan de universiteit te Krakau. waar dit
„vak" toentertijd gedoceerd werd. Zijn oponthoud
te Leipzig schijnt bevestigd te worden door een
tweetal wandschilderingen in Auerbach's wijn
kelder iden kenners van Goethe's Faust welbe
kend); één daarvan stelt de vermaarde geschie
denis voor, volgens welke de tooverdoctor op een
wijnvat naar buiten gereden kwam, en draagt het
onderschrift:
Doctor Faustus zu dieser Frist,
Aus Auerbachs Keiler geritten ist,
Auf einem Fasz mit Wein geschwind,
Welches gesehen viel Mutter und Kind.
Solches durch seine subtilne Kunst hat
gethan
Und des Teufels Lohn empfangen davon.
Gelukkig heeft het de sage nooit geschaad dat
de nuchtere feiten den bouw van Auerbach's kel
der in 1530 stellen, 5 jaren dus na den befaam-
den wijnvat-rit.
Zijn bezoek aan Basel is onafscheidelijk ver
bonden met een onheilspellende spookhistorie:
eens overnachtte Faust in een zeer rijk klooster.
De wijn, die de gastvrije prior hem deed voorzet
ten, bleek magister Faust te schraal te zijn, want
dringend verzocht hij den kloosterbroeder hem
een beteren drank te schenken. De kloosterling
beriep zich erop, dat het hem verboden was, den
prior te wekken. Maar de helderziende Faust riep
uit: „De sleutels liggen daarginds, in den hoek
open een ander vat". Toen de kloosterbroeder in
z'n weigering volhardde, voegde Faust hem toe:
„wacht maar, binnenkort zult ge wonderbaarlyke
dingen beleven, ongastvrije broeder!" Nauwelijks
was Faust den volgenden morgen vertrokken, of
het lieve leven begon: een duivel, door den too
vermeester gezonden, maakte den monniken het
verblijf in het klooster ondragelijk, dat zij elders
onderdak moesten zoeken. „En nog aldus de
geschiedenis klinkt zoodra monniken het ge
bouw betreden, zulk een tumult, dat de bewoners
rust noch duur hebben.
Agrippa von Nettesheim, medicus en kaballis-
tisch tijdgenoot van Faust, beschrijft de aanwe
zigheid van een „beroemd Duitsch toovenaar" aan
het hof van Frans I in dergelijke bewoordingen,
(Adv. Ingez. Med.)
U kunt blijven rijden. Geen last van slippen en
ljzel op Uw voorruit. Laat Uw wagen behandelen
a 5.—.
SHELL SERVICE STATION,
AMSTERDAMSCHE VAART 322 - Telef. 16773
(Adv. Ingez. Med.)
RembrandtFaust.
dat er moeilijk twijfel aan kan zijn of hij had Dr.
Faust op het oog. En inderdaad maakt ook het
oudste Faustboek melding van diensten, die Jo
hannes Faust aan een met Karei V in oorlog zijn-
den monarch bewees. Dat Faust, naar hij be
weerd moet hebben, met behulp van de zwarte
kunst zijn koninklijken opdrachtgever een over
winning deed behalen, getuigt van een zelfde
fantasie als de mare van de „bergen legers, paar
den en wagens en de schatten die hij te voor
schijn kon tooveren, de huwelijks- en liefdesver
bonden die hij wist te bewerkstelligen en verbre
ken en de ongeneeslijke ziekten als tering, water
zucht en dergelijke die hij cureerde
Het einde van Dr. Faust
rvjr OEST men op de oude Faustboeken afgaan
L^JL dan zou onze necromant (op influistering
van zijn „huisgeest" Mephistofeles en begeleid
door zijn satanischen poedel) de volgende kunst
stukken hebben klaargespeeld: een reis naar de
Hel en naar de sterren te ondernemen; in gezel
schap van drie studenten op een ladder te vliegen
van Wittenberg naar Salzburg en dat nog wel
op een vastennacht om er zich te goed te doen
aan den wijn in den bisschoppelijken kelder; de
slaapkamer van Keizer Maximiliaan tot een won-
dertuin te betooverenen zich middelerwijl
telkenmale uit de voeten te maken, wat hem zoo
prompt gelukte, dat het geloof in zijn magische
kracht, zich onzichtbaar te maken, algemeen
werd.
De Faustboeken, waarin na zijn dood tallooze
verhalen uit den volksmond, die al het toover-
achtige, wonderbaarlijke, spookachtige en demo
nische aan zijn persoon placht te verbinden,
zijn saamgebracht, verzuimden niet zijn afscheid
van het ondermaansche in een griezelig tafereel
te beschrijven: de laatste dag van zijn verbond
met den Duivel was aangebroken; zijn einde na
derde. Te middernacht stek een huilende storm
wind op en in Faust's kamer klonk een jammer
lijk gefluit en gesis, alsof het huis vol slangen was.
Toen men den volgenden dag de kamerdeur open
de, vond men wat er nog van den Magister over
was: de Duivel had hem vermorzeld. Dit gruwe
lijk einde zou zich in een klein dorp nabij Wit
tenberg hebben voltrokken. In de annalen van
het geslacht Zimmern wordt echter enkele malen
het stadje Stauffen in Wurtemberg als sterf
plaats genoemd. Niettemin verklaart de schrij
ver van een omvangrijke occulte Fauststudie, Carl
Riesewetter, een schriftuur te bezitten, waarin
een medium, in trance gebracht, getuigde, dat
Faust „te Maulbronn gestorven is, bij zijn vriend
Abt Johannes Entenfusz.
Zou de historische eerepalm dan tóch aan den
Maulbronnschen Fausttoren toekomen?
C. J. E. DINAUX
K. van der Geest. Wrakhout.
Den Haag, Leopold's Uitg. Mij.
Ina BoudierBakker, Uren
metAndersen. Baarn, Hollandia
Drukkerij.
Onder de Hollandsche romanschrijvers die het
leven aan en op zee met een sterke, indringen
de kracht hebben waargenomen en aan die waar
nemingen een zeer bijzonder en persoonlijk
karakter hebben verleend, toen zij die als schrij
vende kunstenaars verwerkten, neemt Van der
Geest een belangwekkende plaats in. Het is bij
dezen auteur niet zoo zeer het verhaal van de
menschen en gebeurtenissen dat boeit, als wel
de innerlijke gesteldheid van den schrijver
zelf, zooals deze op menschen en feiten uit zijn
waarnemingsveld reageert. Wat er daar feitelijk
op één dier Waddeneilanden, waarvan in Wrak
hout sprake is, voorvalt, zou in berichtenstijl
met een paar woorden na te vertellen zijn, dcch
zou met de litteraire waarde van het boek
weinig te maken hebben. Een boek als dit staat
een goed eind van de werkelijkheidsbeschrijving
af, die eens als copieerlust des dagelij kschen
levens bij Beets als een ongehoorde nieuwig
heid gebrandmerkt werd. Doch in honderd jaar
zijn ook in de litteratuur de bakens herhaalde
malen verzet en de nog schuchtere aanloop die
een Beets dorst nemen naar een getemperd
realisme werd intusschen weer lang achterhaald
door zeer verschillende andere waarnemings en
iutdrukkingswijzen. Ook in de letterkundige
productie leerden wij surrealisme, dynamisme,
verticalen stijl enz. kennen, terwijl een nog
gevoeliger slag aan het realisme werd toege
bracht door de herleefde belangstelling voor de
romantiek en het sprookje, die den lezer, ver
moeid van een tevel aan werkelijkheid, thans
een kalmeerenden dronk aanbieden. Het is niet
tievallig, dat alleen reeds in ons land de laatste
jaren verschillende boeken over Hans Andersen
verschenen en het wijsgeerige sprookje weer op
geld doet.
Wrakhout nu is geen sprookje, doch ook geen
copie van een alledaagsche werkelijkheid. De
samenleving der eilandbewoners zooals Van der
Geest die schildert is voor den al te nuchteren
lezer niet compleet, hem zal het allicht vreemd
voorkomen dat aan bijna alle optredende figureD
„alevel iets raars" is en hij zal, gevoed in het
realisme, niet direct kunnen inzien dat deze
schrijver in de eerste plaats de kunst van het
„weglaten" verstaat en vervolgens heel sterk is
in het scheppen van een gevoelssfeer, van waar
uit de lezer den gang der dingen heeft te vol
gen.
Er is iets beklemmends in deze vertelling over
primitieve menschen en een schijnbaar nog pri
mitieve samenleving, doch er gaat een sterke
suggestie van uit. Er is iets van het noodlot in
Jan, van Kees en Niene, die na jaren lang
zwervens op het eiland terugkeert, in verlaten
heid leeft en zich bedrinkt. Er is een raadsel
in dezen man, die een veldwachter, tegen wien
hij eigenlijk niets heeft de hersens inslaat en
daarvoor boete doet door een ander uit de
branding te redden, wanneer deze bij een poging
om met de reddingboot een gestrand schip te
bereiken, over boord geslagen is. Die andere
wordt gered, maar Jan van Kees en Niene ver
drinkt en zijn laatste gedachte is voor zijn reeds
lang overleden moeder, aan wie hij nu in volle
tevredenheid zegt, zijn vreemd misdrijf geboet te
hebben.
Op dezen Jan heeft de schrijver de aandacht
van den lezer saamgetrokken maar ook van de
andere bewoners van het kustdorp, waarmee hij
in aanraking komt, geeft Van der Geest schets
matige portretten die den stempel dragen van
het oer-instinct dat bij deze afgezonderde eiland
bewoners door geen beschaving aangeraakt schijnt
Wrakhout heeft iets van een duister sprookje,
dat op werkelijkheid gebouwd is, beklemmend
soms, zooals reeds gezegd, doch fascineerend
geschreven en boeiend om den inhoud, tot het
slot.
Het laatste Hollandsche boek dat aan den
sprookjesdichter Andersen gewijd is schreef en
compileerde mevr. Ina BoudierBakker. Den
De ban den-vijand, die nóóit
slaapt, maar altijd op de
loer ligtdie vijand lacht,
als hij u kan hóóren remmen
Alléén in noodgevallen is
bruusk remmen geoorloofd,
want banden-zuinigheid is
een nationaal belang I
titel vindt men hierboven. In deze bloemlezing
geeft de bekende schrijfster in eigen vertaling
fragmenten uit de romans van Andersen, die
hier minder bekend zijn dan zijn sprookjes,
waarvan ook een aantal is opgenomen. Een
enkel vers en eenige proza-fragmenten vullen
den inhoud verder aan, die den Deenschen
schrijver in ruimer mate bij ons bekend kan
maken. Niet het minst belangrijke is hier de
mooi-afgeronde, met blijkbare sympathie ge
schreven inleiding van mevr. Boudier, die de
lezer vooral niet moet overslaan, omdat ze over
het wezen van den dichter een zuiver licht doet
schijnen en tegelijk diens beste qualiteiten naai
den voorgrond brengt. Zoo is ook het biogra-
phische gedeelte dezer inleiding sober en zake
lijk gesteld, zonder de bewondering van de
schrijfster voor den dichter te verbergen.
Wij hebben hier het vorig jaar het boek be
sproken dat Dr. P. H. Ritter aan „Een zwerver
met de tooverfluit" wijdde. De inleiding van
Mevr. Boudier kan als aanvulling daarop dienst
doen. Of de door haar gegeven fragmenten uit
de grootere prozawerken kunnen aanzetten tot
het lezen dier werken in hun geheel is een andere
zaak. Ook is het mdj c.p het oogenblik niet
bekend of van bijv. „De Improvisator" of „Maar
een speelman" goede Hollandsche vertalingen
bestaan. Met de sprookjes is dat zoo geheel
anders. Daarvan zijn er enkele zoo zeer gemeen
goed van allen geworden dat de moeders ze aan
de kinderen vertellen zonder zelfs te weten dat
ze van Andersen zijn. Men denke aan de ver
schillende gedaanten die bijv. Het leeiijke jonge
Eendje heeft aangenomen in verschillende voor
de jeugd pasklaar gemaakte edities. Goede be
werkingen van de Sprookjes zijn indertijd door
mevrouw Martha van Eeden—van Vloten ge
maakt en er zijn er nog wel andere
Maar tenslotte brengt dit deeltje der Serie
„Uren metiets anders en iets nieuws. Het
bevat zooveel waardoor de wensch, met een vol
lediger Andersen kennis te maken, kan worden
opgewekt, dat het reeds daardoor zijn bestaans
recht bewijst en we het een goede ontvangst
toewenschen. Men zal het alleen al met genoegen
lezen om het prachtig-ironische sprookje ,X>e
Schaduw", dat mevr. Boudier in zijn geheel
vertaalde of men zal uit de reisherinneringen
het aardige fragment, waarin Andersen van zijn
bezoek bij Charles Dickens vertelt, in herinnering
houden. Het zou een interessant experiment zijn,
een roman als De Improvisator, die nu ruim
honderd jaar geleden geschreven werd, eens in
extenso in het Hollandsch te kunnen lezen. En
dat niet alleen om de gecamoufleerde autobio-
graphie die het boek bevat, doch meer om te
zien of stijl en verteltrant van den dichter, waar
hij romancier wordt, ons nog evenzeer pakken
als zijn tijdgenooten. De reman werd direct na
haar verschijning in verscheidene Europeesche
talen uitgegeven en maakte Andersen beroemd.
J. H. DE BOIS.
In het midden
de waarheid.
DOOR een miniatuur winter-won
derland van wit-besneeuwde boo-
men en zilveren magnolia-bla
ren liepen de gelukkige gasten, die Zaterdag
avond, het debuut-bal bijwoonden van Miss
Renee Mc Greery in de Burlingham Country
Club. Glinsterend doch delicaat als een kerst
boom-ornament was de witte Jurk van de débu
tante, een strak lijfje met vierkante schouders
en een rok. waarin 72 yards zijde was verwerkt,
geborduurd met briljanten en paarlen, een kapje
van dezelfde stof en eveneens fraai bewerkt, was
op het haar bevestigd en de charmante Renee
droeg een garve witte orchideeën. Mrs. William
Leib, de moeder van de débutante had een rood-
moiré jurk aan. aan de linkerzijde van de rok
prijkte eeln rood-zijden roos. Glanzend-wlt ta
fellinnen, glinsterend zilver en kristal sierden de
tafels waaraan aanzaten Elena Madison, Marie
Louise Bocqueraz. Berenice en Lurline Roth,
Letitia Pecci-Blunt
Zóó begint de eerste van de vijf volle society
pagina's van San Francisco's grootste dagblad,
de Chronicle en zoo is dat iederen dag van de
zelfde moiré een jurk in alle tweeduizend dag
bladen van de Vereenigde Staten.
Zóó worden iederen dag alle honderd millioen
krantenlezers van dit wat zei u? O ja
van dit democratische land getracteerd op
alle etentjes, feestjes, echtscheidinkjes. op alle
verlovingen, huwelijken, lunches, op alle thee
visites, huwelijksreizen en romances waarmede
de „socialite set" zich hier dag aan dag, avond
aan avond, jaar na jaar, een heel menschen-
leven lang bezig houdt.
Honderd millioen vrouwen en mannen, die
haastig werken om zich onderdak, eten en een
Fordje te verschaffen; honderd millioen mannen
en vrouwen die in één of twee sobere kamers
hun leven leven, die Zaterdags naar de bioscoop
mogen voor eens een afwisselinkje, die nooit
een rok of smoking dragen en blij zijn, wan
neer zij ieder jaar een pak van 25 dollar kun
nen koopen; die nooit een avondjurk „delicaat
als een kerstboomversiering" dragen, doch altijd
een jurkje van twee dollar en een blousje van
99 cent; honderd millioen democratische Staats
burgers van dit democratische land vergapen
zich dag na dag aan de pagina's van hun krant
waarin de weelde en de leege levens van hon
derd duizend „socialites" worden uitgemeten
bij 72 yards tegelijk.
Persmeneeren en -juffrouwen met gulzige
notitieboekjes, onbescheiden camera's en van
honing druipende potlooden sluipen rond de
feestzalen, de dinertafels, de nachtclubs, de
altaren, de zwembassins, de hotels en de buiten
verblijven der .socialites", opdat geboekstaafd
worde dat de lieve Miss Mattie Livermore de
rumba heeft gedanst met de fortuinlijke mr.
Alfred Hurtgen (een romance?), dat mr. en mi's.
J. A. Levensaler een cocktailparty hebben ge
geven voor dr. Stewart Krinball (een verloving?)
dat mevrouw Edith Hurtgen (in 1930 gescheiden
van Peter Mc. Bean, in 1932 gescheiden van
Ned Megowan, in 1936 gehuwd met Louis Whittell
u weet wel de zelfde LouisWhittell, die in
1937 gescheiden is van Jannie Kamm en in
1939 van Barbara Blyth, de augurkjes-milionair)
wij hei-zeggen: dat mevrouw Edith Hurtgen drie
avonden achter elkaar in de exclusieve, want
dure El Maricco Club gezien is, soupeerende,
babbelende, lachende met Louis Gibbs, de
kopernitraat-milliardair lieve lezeressen en
waarde lezers: zou dat twee echtscheidingen en
een nieuw huwelijk beteekenen? Wel laten we
dat dan eens even uitrekenen: Edith is 13.500.000
dollar waard en Louis ruw geschat en naar be
neden afgerond) 116.000.000 dollar, dat maakt
samen zoowat 130.000.000 dollar.
En de Stewart-McAllisters zijn naar hun villa
op Hawaii vertrokken om in den winter weer in
hun appartementen in het Waldorf-Astoria te
rug te keeren; en de Nickel-Morse's (zij van zich
zelf een meisje Duke Dorris) zijn naar Bermuda
vertrokken; en de Wattris-McGettigans hebben
een diner gegeven in de Savoy-Plaza, en de Spie
ker Camerons gaan scheiden, en.
Zóó iederen dag tienduizend pagina's honing
en goud, moiré en orchideeën, millioenen en er
fenissen, villa's en plezierjachten en nachtclub
romances verzameld, nagespeurd, opgekrab
beld, uitgekauwd en besuikerd door schamele
krantenmeneeren voor honderd millioen naar ro
mantiek en rijkdom en nachtclubs en orchideeën
en dollars hunkerende democratische burgers van
dit democratische land.
Het is een vertooning die, dag in dag uit. even
belachelijk als tragisch is. even onsociaal als par-
venu-ig, even zielig als zalig en even verwarrend
als alle aspecten van dit land der scherpe tegen
stellingen.
Waar de strijd van arbeid tegen kapitaal, in
wezen een strijd van het kapitalisme der vakver-
eenigingen tegen het kapitalisme der privé-ver-
mogens is.
Waar de democratie ophoudt waar eigendom
begint.
Waar de dollar bepaalt wie „socialite" is en wie
niet.
Een land waar ge het platste materialisme ziet
èn het verhevenste idealisme: de felste haat van
de bezitloozen naast de grootste vereering voor de
bezitters.
In de San Francisco Chronicle, het grootste
dagblad van een groote stad. iederen dag twee
pagina's oorlogsnieuws en vijf pagina's jurken,
nachtclubs, débutantes, cocktail-party's, echt
scheiding en romance.
Het is moeilijk Amerika en het Amerikaansche
volk te begrijpen. En zijn democratie, waar het
zoo prat op gaat, is nóg moeilijker te begrijpen.
Zij strekt zich uit tusschen Abraham Lincoln en
de schitterende avondjurk van de lieve Renee
McGreery. Tusschen de menschenrechten en de
huwelijksreis van de Nickel-Morse's. Tusschen de
werkverschaffing en het koekjes-fortuin van
Peter Zulck.
En ergens midden tusschen een New-Yorksche
kelderwoning en het buitenhuis van de Mc Allis-
ters in Miami ligt de waarheid.
Mr. E. ELIAS
Elsa Molijn heeft een boek geschreven ,Met
open oog en oor". Voorzien van illustraties van
Jet Schokking, is dit boek bij A. W. Sijthoff's
Uitgeversmaatschappij N.V. verschenen. Het zal
vooral in padvinderskringen de aandacht trek
ken, want het verhaal speelt in de padvinders*
wereld.