Echtpaar z.k. Mr. Kea Bossers I De hardrijwedstrijden op de baan der Amsterdamsche IJsclub. Jan Roos (rechts), winnaar van de 500 M., tevens van den heelen wedstrijd en Havekotte, die tweede werd, in actie Bij de jongste oefeningen van het Nederlandsche veldleger bleek wederom de kracht van het inundatie-gebied, ook in bevroren toestand. Het gelukt den vechtwagens niet, het terrein te passeeren als gevolg van de in der haast opgeworpen ijs-barrières door 43 „Gerard?" ontsnapte Frank. Er begon hem een Ucht op te gaan. Heeft die wist u van hem... „Wees maar gerust. Dokter Scholten heeft me niet je geheim verraden en ook niet mijn belang- atelling of hulp voor je ingeroepen, integendeel, op een avond, na een vergadering waarop we met zeer deprimeerende resultaten de moeiiyk- heden van jullie generatie besproken h' dden, ver telde dokter Scholten, om mij een riem onder het hart te steken, jouw geval als moedgevend voor beeld, als voorbeeld, dat zooals hij het noem de de besten zich altijd r >g weten te r-<dden. Hij verzweeg angstvallig je - tam, vertelde alleen, dat je vader rechter gewei was èn dat je mo menteel ln angst en vrees leefde voor een ver oordeeling in verband met een aanrijding. Wij hadden dienzelfden morgen in jouw zaak uit spraak gedaan ik herinnerde me ineens: het geboortebewijs van dien chauffeur vanmorgen en toen 'ik verder ging informeeren, bleek het wonderlijk genoeg inderdaad te kloppen. En toen heb ik niet stilgezeten en de rest weet je." „O" zei Frank schor, „ik kan het niet onder woorden brengen u weet niet. wat het voor mij Is hoe dankbaar ik u ben, u allebei en de Jonker ookhet is ik kan het nog niet ge- looven .Lies in de keuken begreep niet, waar Frank bleef. Wat had hij nu weer voor een karweitje gekregen? Daar ging de vrije middag. Eindelijk de deur ging open. En binnen kwamde Jonker zelf. Ze vloog verschrikt overeind. „Lies" zei de Jonker, „ik wilde graag, dat je even mee naar binnen ging." „Jazeker Jonker" zei ze verbaasd. „Mag ik even?" Ze trok haar witte jas uit, keek even in den spiegel. Wat was er nu weer aan de hand? Zeker weer iets veranderen aan de tafelschikking voor morgen, dacht ze. Misschien kwamen er nog wel meer gasten. „Naar de eetkamer, Jonker?" vroeg ze in de hall. „Eetkamer, hoezoo?" vroeg deze verstrooid. „Ik dacht, dat u misschien de tafel nog gewij zigd wilde hebben" weifelde ze. Wat deed hij toch vreemd nu bleef hij ineens peinzend stilstaan. „De tafel ja 't is goed, dat je 't zegt. Er moet nog voor twee personen by gedekt worden. Kan dat? Enfin, dat is van later zorg. Ga nu maar eerst even mee." De studeerkamer. Waren ze nu allemaal gek aan het worden? Frank in een clubfauteuil tus- schen de twee Amsterdamsche heeren in. Frank met een sigaret en een glas port voor zich. „Ja" hoorde ze Frank lachend zeggen, „nu be gint het allemaal zoo'n beetje door te dringen. Maar één ding heb ik nog niet begrepen. Waarom wilde u weten, of ik een smoking had?" Volslagen wartaal, dacht Lies. En de Jonker, die maar lachte en van den een naar den ander keek. „Dat was een grapje van my" zei de Jonker. „Om het nog een beetje ingewikkelder te maken. De bedoeling is doodeenvoudig, dat ik er pry's op stel. dat jullie morgen aan het diner deelneemt." „As je me nou" zei Lies. „Neem me niet kwalijk Jonker, maar „Je begrijpt er niets van, hè?" zei de Jonker. Frank kreeg haar nu pas in het oog. „Lieske toch" jubelde hij. „Kindje, luister toch eens „Voorloopig naar mij" zei de Jonker en schoof hem opzjj. „Ik heb eerst nog een appeltje te schil len met Mevrouwtje Robberts. Want ik weet niet, hoe de heeren juristen er over denken, maar naar mijn meening is Mevrouw voor vijftig procent me de schuldig aan het gepleegde bedrog „Voor vijfenzeventig" riep Frank. „Lies heeft het heele plan verzonnen." „Is dat waar?" vroeg de Jonker streng. „Welk plan?" vroeg Lies. Als ze nu niet gauw zeiden wat er aan de hand was, begon ze te huilen. „Wat is er toch?" riep ze. „Waarom doet u zoo vreemd? Als u als u het werkelijk weet van ons, dat we dat we nou ja, waarom bent u dan niet kwaad?" „Ik ben zóó verschrikkelijk kwaad" zei de Jon ker, „dat ik uw man op staandon voet ontslagen heb. Maar hij heeft alweer een andere betrekking, dus 't kan hem, zooals u ziet, vrij weinig schelen." „Maar nu mag ik de rest vertellen" bedelde Frank. „Lies, ik kom één Januari bij meneer van West- hove op kantoor als jongste medewerker." „Ooo!" juichte Lies en vloog Frank om den hals. „Wat zalig, jongen, o wat heerlijk voor je. Maar" ze wendde zich weer tot den Jonker, ,hoe is dat allemaal ineens gekomen en wie moeten we er voor bedanken? Het is zoo verschrikkelijk prachtig, het is heusch te mooi om waar te zijn." „Kom er nu eens rustig bij zitten" zei de Jon ker, „dan zullen we alles eens uitvoerig vertellen." Toen het verhaal uit was, huilde Lies op Franks schouder. „Van blijdschap" zei ze. „Frankfe, had je dat ooit kunnen denken Hij had alle hoop al opgegeven, nog ooit zijn eigen werk te zullen te rugkrijgen" vertelde ze. „Als u eens wist, hoe hij gevochten heeft, om er overheen te komen, om zich te verzoenen met het idee, dat hij nooit meer iets anders dan chauffeur, hoogstens misschien later garagehouder of zooiets zou kunnen wor den. U kunt het niet beseffen, wat u voor ons doet." Om zeven uur ontdekte de Jonker ineens: „We moeten soupeeren en nu merk ik pas, dat ik heele- maal zonder personeel zit. Mevrouw Robbers, zoiidt u misschien zoo vriendelijk willen zijn „Nee" zei Lies. „Beslist niet. Tenminste niet, vóór u weer Lies zegt. En bovendien hebt u Frank pas met één Januari ontslagen en my heelemaal niet, dus in ieder geval zijn we nu allebei nog ge woon in functie. Kom, Frank, ga mee naar de keu ken, voor het souper zorgen." Frank, die met zijn beide beschermheeren al was ondergedoken in zeeën van juristerij, hoorde het maar half. „Geen sprake van", protesteerde de Jonker, „wat dat in functie blijven betreft, tenminste. Dat is absoluut uitgesloten." „En morgen dan?" vroeg Lies. „Morgen hoop ik jullie als mijn gasten aan tafel te mogen begroeten; dat heb ik toch straks al ge zegd." „Geen sprake van", zei Lies nu. „Ik vind het buitengewoon hartelijk van u het overweldigt me gewoonweg maar dat kunnen we niet doen, om meer dan één reden niet. Ik weet zeker, dat Frank er ook zoo over denkt." „Laten we nu eerst eens zien, iets te eten te krijgen", zei de Jonker practisch, „dan kunnen we het over de rest strakjes nog wel eens hebben. En als ik dan je hulp mag inroepen, Lies, want ik weet werkelyk zelf geen weg in de keuken." Het wei-d een soort picnic in de studeerkamer met sandwiches en koffie. Ze wilden allemaal mee helpen, vertelden allemaal, dat ze 't in hun stu dententijd zoo goed geleerd hadden, zelf voor eten en drinken te zorgen. „Vooruit dan maar", zei Lies. „Meneer Diepveld, wilt u dan even op de melk letten En meneer van Westhove mag brood snijden." Na tafel dook de Jonker zelf in den kelder en lcwam met een paar bestofte flesschen aanzetten. „Goed, dat Hendrik het niet ziet", lachte Frank „Bent u niet in het verkeerde vak terechtge komen „Voor een gelegenheid als deze weet ik zelf wel, wat ik uitzoeken moet", zei de Jonker. Hendrik, dacht Frank. Hoe moest dat nu mor gen? 't Zou een ingewikkelde geschiedenis worden, De afgetreden commandant der Zeemacht in r Ned. Indië, vice-admiraal H. Ferwerda, werd b bij zijn aankomst met den boottrein te den b Haag door verschillende marine-autoriteiten F verwelkomd I Tengevolge van den mist ging veel aantrekkelijkheid van den „Molen- en ji Merentocht~ door Noord-Holland voor de deelnemende schaatsenrijders ver- j loren. De bekende molen „De School meester" te Westzaan vervaagd in den zwaren nevel 1 Zeeland op de schaats tijdens de kampioenschapswedstrijden in het schoonrijden, welke op de banen van de Middelburgsche IJsclub werden gehouden al die explicaties tegenover Hendrik en de meisjes. Allicht zouden ze het verkeerd opnemen en dan morgen, juist met al die drukte 't ging niet, on mogelijk. „Mag ik u iets vragen, Jonker sorry, meneer de Goedelaer" zei Frank. „Neen d&t leer ik nooit dat klinkt me zoo gek ,,'t Went wel" lachte de ander, „je hebt nog wel aan moeilyker dingen moeten wennen, 't laatste jaar. Maar wat wilde je vragen?" „Over morgen", zei Frank. „Lies heeft het straks ook al gezegd, die invitatie van u ik vind het ongelooflijk aardig van u en u begrijpt wel, wat een eer het voor ons allebei is, maar aarjjiemen kunnen we het onmogelijk." „En waarom niet? Ik stelde me er juist zooveel van voor, jullie bij de andere gasten te introdu- ceeren." „Ik geloof niet, dat behalve Jimmy „Jimmy? Wat Jimmy?" viel de oude heer hem verbaasd in de reden. „Allemachtig" schrok Frank. „Dat weet u ook nog niet. Jimmy en ik zijn oude studievrienden. Hij herkende me den eersten dag al." „Dus die was ook al in het complot? Het wordt hoe langer hoe fraaier. Heb je soms nog meer medeplichtigen „Verder niemand" betuigde Frank. „Hier in huis heeft niemand ooit iets gemerkt of vermoed, dat weten we zeker. En daarom om nu nog eens op morgen terug te komen, gelooft u zelf ook niet, dat het voor ons allemaal veel beter is, wanneer we doen, alsof er niets gebeurd is? Dan kunnen Lies en ik morgen gewoon ons werk doen en hoe ven we Hendrik en de meisjes niet met uitleggingen te overvallen." „Tja" zei de Jonker. „Van den eenen kant heb je wel gelijk. Hoewel ik het wel een beetje absurd vind, dat je hier in huis nog langer voor knecht blijft-spelen. Het bezwaart me feitelyk, vooral wat je vrouw betreft." (Slot VOlgtg»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 8