Nieuwe Winstbelasting moet
50 millioen opbrengen
7528
Wettelijke regeling van vacantie
met behoud van loon.
Tien procent van de
gemaakte winst
van N.V.'s
Dividend- en tantième
belasting komt te
vervallen
keet met dan in 1938
tl NS DAG 16 JANUARI 1910
HXA'REEM'S DAGBEKD
E minister van financiën, jhr. mr. De Geer, heeft een wetsontwerp in
gediend tot heffing van een winstbelasting, onder welken naam een
directe belasting zal worden geheven van de binnen het rijk gevestigde
naamlooze vennootschappen, commanditaire vennootschappen op aandeelen,
coöperatieve vereenigingen en onderlinge verzekeringsmaatschappijenver-
eenigingen, die een beroep of bedrijf uitoefenen.
De opbrengst van deze belasting wordt geraamd op 50 millioen gulden,
zijnde 10 procent van de door Naamlooze Vennootschappen enz. in een jaar,
volgens schatting van den minister, gemaakte winst. Dit is 20 millioen hooger
dan de opbrengst van de bestaande dividend- en tantième-belasting, welke
bij aanneming van het thans ingediende ontwerp zal vervallen.
Aan de Memotie van Toelichting is het vol-
ende ontleend:
Naar de minister reeds in de millloenen nota
eeft medegedeeld, stelt hij zich voor, de nood-
skelijke versterking van de middelen des rijks
verkrijgen door een herziening van de inkom-
lenbelasting benevens door een verhooging van
en belastingdruk op de naamlooze vennoot-
chappen en de daarmede in de wet op de divi-
end- en tantièmebelasting 1917 op een lijn
estelde commanditaire venootschappen op
andeelen, coöperatieve en andere vereenigin-
en en onderlinge verzekeringmaatschappijen.
De thans voorgestelde vervanging van de divi-
end- en tantièmebelasting door een winstbelas-
ng moet in hoofdzaak worden gezien als een
westie van belastingtechniek. De bestaande
egeling van de belasting van de naamlooze
ennootschappen werkt in de practijk ongelijk
q dus onrechtvaardig, en aangezien de tegen-
oordige organisatie van den belastingdienst
oelaat, dit euvel te vermijden langs den weg
an den anderen beteren vorm van vennoot-
chapsbelasting, verdient een vervanging van de
Ividend- en tantièmebelasting door een winst-
elasting aanbeveling.
De belangrijkste vraag, die zich bij een be-
isting van de winst van naamlooze vennoot-
ihappen voordoet, is wel deze, wat voor de hef-
ng van een zoodanige belasting onder winst
loet worden verstaan.
Gesteld voor de taak van een juiste omschrij-
Ing, heeft de minister gemeend, niet te moeten
vernemen het winstbegrip dat aan de heffing
an de belastingen naar het inkomen ten grond-
lag ligt. De heffinge van de inkomstenbelasting
gebonden aan natuulijke personen, die kunnen
erven, het land verlaten, hun bronnen van
ücomsten verwisselen voor andere, in al welke
ivallen, door de werking van de artikelen 12 tot
met 14 der wet op de inkomstenbelasting 1914
opbrengst van de vervallen bronnen aan de
effing van de belasting onsnapt. Bovendien is
belasting sterk progressief, waardoor het te
eer noodzakelijk wordt, baten nauwkeurig toe te
ikenen aan het jaar waarin zij aan den be-
istingplichtige zijn opgekomen. Ten aanzien
an al deze factoren is de figuur bij de winstbe-
isting een andere.
De minister heeft daarom gemeend, bij de om-
'hr ij ving van het winstbegrip zich van de in-
omstenbelasting te kunnen losmaken en ook
rerigens er naar gestreefd, aan de afschrij-
ingspolitiek van de vennootschappen, enz. zoo
reinig mogelijk belemmeringen in den weg te
eggen. Daarentegen heeft hij, door den eisch
e stellen, dat de waardeering van de baten en
e lasten van de vennootschap overeenkomstig
oed koopmansgebruik dient te geschieden een
raarborg geschapen tegen misbruik. Wat goed
oopmans gebruik is en wat niet, zal door de
nrlsprudentie moeten worden uitgemaakt.
De minister vertrouwt, dat op deze wijze aan
iet bedrijfsleven de noodige vrijheid bij de
rinstbepaling wo?dt toegestaan, zonder dat
aardoor de belangen van den fiscus worden ge-
Het vorenstaande geeft mede den sleutel voor
ietgeen dient te geschieden bij het in werking
reden van de wet, waaromtrent geen bijzondere
«palingen in het ontwerp voorkomen. Uit arti-
sl 5 van het ontwerp en uit hetgeen hiervoor
erd opgemerkt volgt, dat grondslag voor de hef
ing van de belasting is het verschil tusschen de
lalans bij het begin van het jaar en die bij het
inde van het jaar en dat alle balansen worden
lanvaard, mits zij slechts volgens hetzelfde
ysteem zijn opgemaakt. Volgde derhalve een
Bderneming het systeem, haar bedrijfsmiddelen
ladelijk op f 1 af te schrijven, dan kan zij, fal
len het voor die onderneming steunt op goed
Dopmansgebruik, daarmede doorgaan, mits zij
»k haar balans bij den aanvang van het eerste
aar waarover de winstbelasting wordt geheven,
rolgens hetzelfde stelsel opmaakt. Wenscht zij
lit niet, en wenscht zij haar activa in bedoelde
alans op te nemen voor de werkelijke waarde,
lan is haar dat eveneens geoorloofd, doch dan
s zij verplicht, hetzelfde te doen in haar balan-
en over volgende jaren. Tegen een wijziging
ran systeem ter gelegenheid van de invoering
ran de winstbelasting zal geen bezwaar worden
[emaakt.
Het systeem van heffing van de uitdeelingsbe-
teting brengt mede. dat de fiscus bij dezen
rorm van heffing, behalve zijn recht over het-
leen over de uitgedeelde winst dadelijk ver
schuldigd is. tevens een voorwaardelijke aan
braak verkrijgt tot het bedrag van de belasting
over de niet uitgekeerde (gereserveerde) win-
iten.
Wordt derhalve de dividendbelasting op een
ater oogenblik afgeschaft, dan beteekent dit
Weliswaar, dat over de uitdeeling uit toekomstige
tosten geen belasting meer zal worden gehe
len, doch is er geen aanleiding, ook de aan
spraak van 's rijks schatkist op de belasting
over de in de toekomst te verrichten, uitdeelingen
Hit de oude reserves te doen vervallen.
Dit ..aandeel" van de overheid in de bij de af-
«chaffing van de dividend- en tantièmebelasting
tn de gelijktijdige invoering van de winstbelas-
g aanwezige reserves zou kunnen worden gel-
dend gemaakt, door bedoelde reserves aan een
speciale heffing te onderwerpen, aldus, dat bin-
sen een zeker tijdsverloop, bijv. van 3 jaar de
belasting over die reserves zou moeten worden
Ktaald.
De minister is echter van meening. dat het
denkbeeld van een zoodanige bijzondere heffing
boet worden verworpen, dit beteekent natuurlijk
niet, dat de bij de invoering van de winstbelas
ting bestaande reserves verder geheel buiten
aanmerking kunnen worden gelaten. Daargela
ten nog het belang van 's Rijks schatkist, ware
dit een onrechtvaardige bevoordeeling van de
vennootschappen die hun oude winsten heb
ben gereserveerd, tegenover de vennootschap
pen die hun vóór de inwerkingtreding van de
winstbelasting gemaakte winsten wel volledig
hebben uitgedeeld. Laatstgenoemde vennoot
schappen hebben hun volle pond betaald. Zij
mogen vorderen, dat ook de andere vennoot
schappen, van hetgeen niet meer is dan een
verandering van de wijze waarop de winst wordt
getroffen, niet een ongemotiveerd voordeel ge
nieten.
De artikelen 38 en volgende van het het ont
werp bevatten derhalve een voorziening, krach
tens welke de oude reserves bij de heffing van
de winstbelasting In aanmerking worden ge
nomen in het jaar waarin zij als zoodanig ver
dwijnen. Dit verdwijnen doet zich vooreerst voor
wanneer deze oude reserves aan de deelgerech-
tigden in de winst worden uitgedeeld, vervolgens,
wanneer zij hun normale bestemming volgen om
r,e dienen tot dekking van latere verliezen. Uiter
aard leidt deze laatste wijze van opheffing van
de oude reserves niet tot een rechtstreeksche
heffing van winstbelasting. Slechts kan een ver
lies, dat uit een oude reserve kan worden ge
dekt, niet andermaal ten laste van de winst, na
melijk van die over een volgend jaar, worden ge
bracht. Ter voorkoming van geschillen in een
verre toekomst, wanneer de juiste gegevens wel
licht niet meer met voldoende nauwkeurigheid
kunnen worden vastgesteld, is het wenschelijk,
dat de op het overgangstijdstip in de vennoot
schap, vereeniging of maatschappij aanwezige
„oude" winst zoo spoedig mogelijk na het in
werking treden van de wet wordt vastgesteld.
De minister meent de totale belastbare
winst van de binnen het rijk gevestigde ven
nootschappen, enz., goede en slechte jaren
dooreen genomen, te mogen schatten op
bijna 500 millioen gulden 's jaars. In werke
lijkheid zal dit cijfer ongetwijfeld afwijkin
gen te zien geven. Wordt niettemin het ge
noemde bedrag van bijna 500 millioen gul
den voorshands aangehouden, dan zal het
tarief van de winstbelasting, teneinde een
opbrengst te verkrijgen van 50.000.000.—
's jaars, hetgeen ruim 20.000.000.hooger
is dan die van de 'bestaande dividend- en
tantièmebelasting, op 10 pCt. moeten worden
gesteld. Voor de heffing van opcenten ten
bate van de gemeenten ter schadeloosstel
ling voor de vervallen opcenten op de di
vidend- en tantièmebelasting zal binnenkort
een afzonderlijk ontwerp worden ingediend.
Zooals bekend is, was in het ontwerp tot
heffing van een nationale inkomsten- en winst
belasting de opbrengst der winstbelasting, onder
voorloopige handhaving der dividend- en tan-
tièmebebelasting, geraamd op 36 millioen. Ge
lijk evenzeer bekend is, vervulde echter in dat
ontwerp de winstbelasting een nog geheel andere
functie dan In het thans aangeboden ontwerp.
Dr. H. Colijn weer in Den Haag.
De minister van staat, dr. H. Colijn is Maan
dagmiddag met den snèltrein uit Parijs van
zijn buitenlandsche reis teruggekeerd.
AMSTERDAMSCHE STRAATNAMEN.
De heer G. Mensink te Overveen, een oud-
Amsterdammer, wijst er op dat in het artikel
van W. v. d. T. over „Amsterdamsche straat
namen" (opgenomen in ons blad van 5 Januari)
eenige onjuistheden voorkomen. Zoo is het vol
gens hem uitgesloten dat er in Amsterdam-Zuid
stegen zijn. Dit is zelfs in Oud-Zuid niet het ge
val. Eenige oude namen zijn niet juist gespeld
voor Groot-Hemelveld moet gelezen worden:
Groot Hemelrijk, voor Vijf Vliegensteeg: Vliegen
de Steeg, voor Voetboogsteeg, Voetboogstraat.
De Roompotstraat (niet steeg) en de Tien Ge-
metenstraat hebben niets met Oud-Amsterdam
uitstaande, deze straten zijn in Nieuw-Zuid ge
legen, in de nabijheid van den Gouden Rand.
W. v. d. T. houdt vol dat de Schoorsteenvegers-
steeg ende Suikerbakkerssteeg absoluut steegjes
zijn, trouwens het artikel handelde over stegen
in Oud-Amsterdam.
Bemanning van de „Vredenburg"
weer in ons land.
Hoe het schip verloren is gegaan.
Maandagmiddag is het s.s. „Aludra" van de
Stoomvaart Mij. van Nievelt Goudriaan te Rotter
dam aangekomen.
Dit schip had als passagiers een deel der be
manning van het Nederlandsche s.s. „Vredenburg"
aan boord, welk schip in Zuid-Amerika op de rot
sen is geloopen.
Nadat aan boord van de „Aludra" de douanefor
maliteiten vervuld waren, vertelde de eerste stuur
man, de heer M. Meinsma een en ander over de
ramp.
De „Vredenburg" die toebehoorde aan de Stoom
vaart Mij. Atlantica te Rotterdam was in Augustus
uit Vlaardingen vertrokken met bestemming Ha
vanna, waar graan voor de Nederlandsche regee
ring zou worden gehaald. De uitreis verliep zonder
dat men iets bemerkte van den oorlog, waarvan
men hoorde, toen het schip op den grooten oceaan
voer. Nadat lading was ingenomen, vertrok de Vre
denburg op 18 November van Buenos Aires met
bestemming Rotterdam.
Twee dagen later toen men het eiland Lobos
passeerde, werd plotseling een schok gevoeld. Het
schip bleek op een rots te zijn gestooten. Het was
lek, maar gevaar voor de bemanning was niet aan
wezig. In Punta Golest werd bergingsmateriaal be
steld en toen dit Zondagavond aan boord gebracht
was, wilde men de schade gaan herstellen. Dien
nacht stak echter een stevige storm op, die het
werken aan dek onmogelijk maakte. De storm duur
de den geheelen nacht, scheen toen even te bedaren
om den volgenden avond weer in kracht toe te
nemen. Des nachts groeide de storm tot een orkaan
De bergingsinstallatie sloeg stuk. Het schip werd
zoo vast op de rotsen gedreven, dat het reddeloos
verloren was. De bemanning is naar Montevideo
gegaan en deels met de „Aludra", deels met een Bel
gische stoomboot naar Nederland vertrokken. De
leden der bemanning, die met de laatste boot zullen
aankomen, worden op 22 dezer te Antwerpen ver
wacht.
Man door rioolgas vergiftigd.
De 54-jarige ongehuwde G. van Z. te Kampen !s
dood op zijn bed gevonden. De man, die aan tuber
culose leed, lag in een lighal achter de woning van
zijn schoonzuster. Toen men bij den man kwam,
bleek hij te zijn overleden. Een geneesheer consta
teerde gasvergiftiging. Het ongeluk is gebeurd,
doordat een afsluiter van het riool door de vorst
"is gesprongen. Rioolgassen zijn langs de afvoerbui
zen in het verblijf van Van Z. doorgedrongen,
waardoor hij om het leven is gekomen.
Incasseerder verduisterde drie
duizend gulden belastinggeld.
Een incasseerder van den gemeentelijken belas
tingdienst te Alkmaar heeft bekend, dat hij in de
laatste twee jaren bij het ophalen van belasting
gelden een bedrag van drieduizend gulden heeft
verduisterd.
INSTALLATIE VAN PROF. W. VAN DEN BERG.
De nieuwe hoogleeraar-directeur van de rijks
academie voor beeldende kunsten.
In de gehoorzaal van de Rijks-academie voor
beeldende kunsten te Amsterdam, is hedenmid
dag de nieuwe hoogleeraar-directeur, prof. W
van den Berg, geïnstalleerd.
Bij ontstentenis van den voorzitter van de
commissie van toezicht, hield de heer J. van
Hasselt, ondervoorzitter van deze commissie,
de openingsrede van deze bijeenkomst van leden
der commissie van toezicht, hoogleeraren,
lectcren en leeraren van de academie.
Na deze toespraak heeft de nieuwe hoog
leeraar-directeur een rede gehouden.
(Adv. Ingez. Med.)
Plaats eer
Groentje in Haarlem's Dagblad, zooals
48596
keer gedaan werd in 1939, weer
Voorontwerp van wet bij den Hoogen Raad van
Arbeid aanhangig gemaakt.
De Minister van Sociale Zaken heeft bü den
Hoogen Raad van Arbeid aanhangig gemaakt
een voorontwerp van een wettelijke regeling
inzake vacantie met behoud van loon.
Aan de toelichting tot dit voorontwerp is het vol
gende ontleend:
Al geniet een niet onbelangrijk aantal arbeiders
vacantie, algemeene practijk is het nog geenszins,
terwijl ook niet is te verwachten, dat het dit zonder
overheidsbemoeiing binnen afzienbaren tijd zal wor
den. In tal van bedrijven, waaronder er ook zijn,
waar vacantie als zeer noodzakelijk moet worden
beschouwd, hebben de organisaties der werknemers
niet voldoenden invloed om een algemeene regeling
ten deze tot stand te doen komen. In verband hier
mede is de minister van oordeel, dat voor vacantie
een wettelijke regeling dient te worden bevorderd.
Het aangeboden ontwerp kent in het alge
meen aan de arbeiders, op wie het betrekking
heeft, voor elke dertig dagen, gedurende welke zij
bij eenzelfden werkgever werkzaam zijn ge
weest, een halven dag vacantie toe. Als grond
slag is daarbij genomen de periode van 1 Mei
van eenig jaar tot 1 Mei van het daaropvolgende
jaar. De vacantie, die zij over deze periode heb
ben verdiend, moet hun telkens in het laatstbe
doelde jaar worden gegeven. Neemt een dienst
betrekking een einde, voordat dat jaar verloo-
pen is, dan heeft de werkgever de keuze om de
vacantie, die de arbeider heeft verdiend, maar
nog niet genoten, of wel te geven vóór het einde
der dienstbetrekking, of wel door extra-loon te
vervangen.
De minister heeft gemeend deze regeling voorals
nog te moeten beperken tot arbeiders, werkzaam
in fabrieken of werkplaatsen, winkels en kantoren.
Aan de Kroon ware over te laten, haar mede van
toepassing te doen zijn op die categorieën onder de
overige arbeiders, ten aanzien van wie er eveneens
reden is, een wettelijke vacantie in te voeren. Zon
der wetswijziging zou door zoodanigen maatregel
dus bijv. aan de arbeiders in den land- of den tuin
bouw of aan bepaalde groepen onder hen een ver
lof kunnen worden verzekerd, (de arbeiders in de
verwante veenderijen vallen, daar deze ondernemin
gen fabrieken of werkplaatsen zijn, reeds aanstonds
onder de wet.)
Bij het ontwerpen der boven geschetste regeling is
gedacht aan werknemers, die langeren tijd bij een
zelfden werkgever* in dienst blijven, voor arbeiders,
die vaak van patroon verwisselen, moeten andere
bepalingen worden opgesteld, waarbij het zgn. va-
cantiebonnensysteem. dat in sommige bedrijven
reeds krachtens collectieve arbeidsovereenkomst
toepassing vindt, zou kunnen worden gevolgd. De
bedoeling is, dat dit nader bij algemeenen maatre
gel van bestuur wordt uitgewerkt.
Aan de toelichting tot de artikelen van dit voor
ontwerp is het volgende ontleend:
In den regel zal de arbeider het grootste genot van
zijn vacantie hebben, als hij die in de zomermaan
den ontvangt Er zijn echter gevallen, waarin het
onmogelijk is voor den werkgever om ze hem in
den genoemden tijd te geven (men denke b.v. aan
reisbureaux). In verband daarmede wordt voorge
steld in artikel 2, dat de vacantie, zoo mogelijk tus
schen 30 April en 1 October moet vallen. Om gelijk
soortige redenen is een voorschrift opgenomen vol
gens hetwelk die vacantie zooveel mogelijk aan
eengesloten moet worden gegeven.
Aangezien het niet uitgesloten is. dat zich met be
trekking tot deze regeling in bijzondere omstandig
heden moeilijkheden voordoen is voor de gevallen,
waarin zoodanige omstandigheden aanwezig zijn,
in het eerste lid van artikel 5 de mogelijkheid van
dispensatie opengesteld voor bedrijven, gedeelten
van een bedrijf of groepen van ondernemingen in
een bedrijf in het geheele land of bepaalde gedeel
ten des lands. Waar het hier bijzondere omstandig
heden betreft, behoeft een zoodanige dispensatie
slechts betrekking te hebben op een bepaald jaar.
Voor het verleenen er van is naar de meening van
den minister de minister van sociale zaken de aan
gewezen autoriteit.
Indien het bedrijfsleven zelf een vacantieregeling
heeft vastgesteld, welke niet achterstaat bij die van
het ontwerp, verdient het de voorkeur, haar te doen
praevaleeren boven de wettelijke regeling, daar zij
zich nauwer heeft kunnen aansluiten aan de behoef
ten van het betrokken bedrijf. Op grond van deze
overweging is in het tweede lid van artikel 5 voorge
steld om het geven van ontheffing voor te schrijven.
Op de naleving van deze regeling is in het aan
geboden ontwerp tweeërlei sanctie gesteld: een
privaatrechtelijke en een publiekrechtelijke. De eer
ste sanctie bestaat in een civiele actie van den ar
beider tegen den werkgever tot betaling van extra-
loon over den tijd, dat deze hem in strijd met de
voorschriften geen vacantie heeft gegeven. Op deze
wijze ontvangt de werknemer althans een geldelijke
vergoeding voor hetgeen hem is onthouden. En om
te voorkomen, dat ook deze hem zou kunnen ont
gaan, wordt verder bepaald, dat hij van het recht
daarop geen afstand kan doen. Voorts ware ter ver-
gemakkeling van het invorderen dezer vergoeding
vast te stellen, dat daarvoor de eenvoudige proce
dure zal gelden, welke gevolgd wordt in zaken be
treffende een arbeidscontract.
Vijf dooden bij het ongeluk te
Groningen.
Thans kan worden medegedeeld, dat de bij de
ontploffing in de provincie Groningen om het le
ven gekomen militairen zijn: de sergeant v. d. Zee
en de dienstplichtige soldaten Rooda, Homan en
Kolthof. Ook een vijfde slachtoffer is aan de opge-
loopen verwondingen overleden.
Kolendanipvergif tiging
St. Odiliënberg.
te
Landbouwer om het leven gekomen vrouw in
ernstigen toestand naar het ziekenhuis
vervoerd.
Toen de melkboer Maandagmorgen op zijn
aanhoudend kloppen op de deur van de woning
van het landbouwersgezin van Cruchten aan
den Molenweg te Sint Odiliënberg, nabij Roer
mond, geen gehoor kreeg, waarschuwde hij de
buren, die zich via een openstaand raam toe
gang tot de woning van den landbouwer ver
schaften. Daar vond men de 45-jarige Van
Cruchten en zijn vrouw bewusteloos op bed lig
gen. Onmiddellijk werd doktershulp ingeroepen.
De geneesheer stelde vast, dat de man door
kolendampvergiftiging reeds om het leven was
gekomen, doch met behulp van een zuurstofap
paraat slaagde hij er in de levensgeesten bij de
vrouw op te wekken. Zij moest echter in ernsti
gen toestand naar het ziekenhuis te Roermond
worden overgebracht.
Vrouw door tram gedood.
Noodlottige poging om nog op den
wagen te springen.
Maandagmiddag om tien minuten voor vijf
was in de de Clerqstraat nabij de Bilderdijk-
straat te Amsterdam juist een tramtrein van de
N.Z.H.T.M. van de halte Bilderdijkstraat in de
richting Haarlem vertrekken, toen tien meter
verder aan de noodrem werd getrokken. De tram
stond in een oogwenk stil. De bestuurder keek
naar buiten en zag een vrouw op straat liggen.
Getuigen verklaarden, dat de vrouw hard was
komen aanloopen en op het achterbalcon van.
den middelsten wagen wilde springen. Zij sprong
mis en viel tusschen den tweeden en den derden
wagen. Het slachtoffer, een 47-jarige vrouw uit
de Jan Evertsenstraat. werd overreden en zeer
ernstig gewond. De geneeskundige dienst ver
voerde haar naar het Wilhelminagasthuis. Bij
aankomst aldaar bleek zij echter reeds te zijn
overleden.
-- fiaff
,Een koud doch belangrijk baantje voor den schildwacht bij de bewaking van een
gecamoufleerd vliegtuig der Eogelscbe luchbtrljdkraahien .ergens in frankrijk"
Eendenjacht wordt op 1 Februari
gesloten.
De minister van Economische Zaken, overwegen
de, dat ten gevolge van de bijzondere weersomstan
digheden een verdere bescherming van de verschil-
lerde soorten eenden wenschelijk is, heeft onder
afwijking van zijn beschikking van 28 Juni 1939
bepaald, dat met ingang van 1 Februari a.s. de jacht
op alle soorten eenden met schietgewees, met d$
kooi, met netten als anderszins gesloten zal wordeflj