HET JUBILEUM VAN Mr. Dr. A. BARON RÖELL.
Strijd om Atlantis
André Bellessort is benoemd tot per
manent secretaris van de Académie
Francaise als opvolger van Georges
Goyau
Namens alle burgemeesters in Noord-Holland vverd den jubileerenden commissaris
der Koningin in deze provincie, mr. dr. A baron Röell, een schilderstuk aan
geboden door jhr. H. L M. van Nispen tot Sevenaer, burgemeester van Laren
Zvveedsche vrijwilligers in hun kamp
nabij Tornea in Finland luisterend aan
de radio naar de laatste berichten van
het strijdtooneel
Ook aan de kusten waakt de Fransche
marine. Een stuk geschut opgesteld
in een der observatieposten
Het werk van het Finsche Roode Kruis aan het Salla-front stelt aan de leden zware eischen in verband
met de koude en de uitzonderlijke weersgesteldheid. Een der posten nabij de voorste linies
Lotta's voorzien de Zweedsche vrijwilligers, die voor Finland komen strijden, van spijs en drank in een
der kampen
Les in het redden van drenkelingen in het kader der
zwemcursussen, welke door O en O. in de zwem
baden van verschillende plaatsen in Nederland voor
de militairen worden georganiseerd
De jubileerende commissaris der
Koningin in Noord-Holland, mr. dr. A.
baron Röell temidden der burge
meesters. die hun gelukwenschen
kwamen aanbieden
Ir. J. G. Schilthuis
hoofdingenieur van
Waterstaat in
is benoemd tot
den Provincialen
Groningen
door
Willy Reese
1
HOOFDSTUK I
Gloeiend heet brandde de Augustuszon over Ber
lijn. De menschen sleepten zich moeizaam voort
over de straten, ademden hitte, stof, benzinedam
pen en zweet in. Het asfalt dampte.
Ingenieur Herbert Wallner ademde verlicht op,
toen de huisdeur zwaar achter hem in het slot
viel. Een weldadige koelte omringde hem hier.
Maar dan kreeg de zonnehitte hem nog eenmaal
voor enkele seconden in haar greep. Dat was
namelijk, toen hij over het binnenplein liep, langs
een paar vuilnisbakken, waaruit een onaange
name lucht opsteeg, die ach vermengde met den
reuk van een bloeiende jasmynstruik. Tegen de
steile muren van het blok huizen weerklonk het
geluid van zijn schreden.
Weer viel achter hem een deur dicht. Maar nu
werd hy niet door koelte, maar door etensgeuren
ontvangen. Die waren op elke verdieping anders
en de vierde etage was de plaats waar zij elkaar
ontmoetten. En bovendien was er op de vierde
verdieping nog niet gekookt.
Herbert. Wallner bleef even staan. Hij, de breed
geschouderde, blonde reus, zes en twintig jaren
oud... wat gai zoo iemand om een paar zonne
stralen en viei trappen? Niets' Absoluut niets.
Het waren ook met de zon en de trappen, daar
was een man als hij, die twee wereldrecords op
den langen afstand op zijn naam had staan, met
bang voor. Maar de menschen, die niets van hem
wilden weten, die voor zyn groote idee niet anders
over hadden dan een nauwelijks merkbaar schou
derophalen of in het beste geval een beleefd ge
baar, deze menschen hadden hem zijn kracht
ontnomen. Vergeefs had hij getracht, hun de
oogen te openen, opdat zy konden zien. Maar zij
wilden niet hooren en wilden niet zien. Steeds op
nieuw had hy het in hun ooren gebruld: „Op stra
len over den Atlantischen Oceaan!" Maar zij ble
ven voor zulke woorden doof!
Herbert Wallrrer haalde een smallen, langen
sleutel uit zyn zalc en opende de deur. Daar om
gaf hem eindelijk weer koelte en aangename duis
ternis. Het was zeer verstandig van Li geweest,
dat zij de zon buitengesloten had.
Li was trouwens een prachtkameraad, En wat
was zij dapper! Haar kreeg men er niet gemak
kelijk onder.
Herbert Wallner wierp zijn jas op een stoel en
maakte het zich gemakkelijk. Nadat hij zich wat
verfrischt had, ging hij naar de zitkamer van Li
en wierp de dikke rol met papieren en plannen
op de schrijftafel. Dat roodgelakte meubel dreig
de reeds in elkaar te zakken door den last van
papieren en teekenïngen. Het was er toch ook
eigenlyk niet voor bestemd, volgeladen te worden
met fantastische ir.genieursplannen en zich de
gelakte huid door sigarettenpeukjes te laten ver
branden. Het stond daar, opdat Li er haar brieven
aan kon zitten schrijven. Maar Li was den ge-
heelen dag weg en schreef dus geen brieven en
daarom had zij het goedgevonden, dat Herbert
die slechts een klein slaapkamertje bewoonde,
aan haar schrijftafel werkte. En juist daarom,
omdat Li zoo'n goede kameraad was, zakte het
roodgelakte bureau niet in elkaar, al leunde de
ingenieur er ook zwaar op.
Herbert was even op den divan neergevallen.
Zijn oogen richtten zich op een punt van het pla-
.ond en bh ven daai star naar kijken. De trekken
in zijn dooi zon en lucht gebruinde gezicht kre
gen harde, scherpe lynen, zooals houtsnijders ze
kerven. Boven den neuswortel tusschen de wenk
brauwen, verscheen een klein driehoekje, een be
wijs, dat Herbert Wallner erg het land had.
Dat ging nu al een jaar lang zoo. Slechts een
spottendglimlachje hadden ze over voor hem en
zijn groote idee. Feiten verlangden ze te zien. En
wanneer hij dan zeide: „Laat me een jaar in Uw
laboratoria werken en U zult feiten zien", dan
knoopten de heeren hun jassen dicht, en weiger
den. De zeer moeilijke omstandigheden, waarin de
geheele samenleving verkeerde, veroorloofden niet
kostbare proeven te nemen voor een probleem,
dat op dit oogenblik slechts als een utopie kon
worden beschouwd,
Het beleefde glimlachje was het, waarmee deze
menschen dan him spyt betuigden en hem weg
stuurden, dat Herbert Wallner nu weer voor zich
zag, het zweefde door de kamer als een grijnslach.
Wallner sprong op van den divan, trok de don
kere overgordijnen van de balcondeur weg, trad
naar buiten, wierp een blik over de zee van daken,
die rondom hem golfde, zoover het oog reikte.
Wat was hij een jaar geleden met groote ver
wachtingen met zyn groote idee te voorschyn ge
komen! Met welk een enthousiasme had hij toen
voor den eersten keer zijn idee uiteengezet tegen
over vyf groote heeren uit het zakenleven.
Langs stralen baant het licht zich een weg. Zoo
als een viaduct zijn stalen armen over breede da
len, wilde stroomen en diepe afgronden spant, zoo
overbruggen de stralen van het licht het nachte
lijk duister. Evenals die stalen viaducten, waar
over menschen en vrachten zich voortbewegen,
moeten ook de stralen tot rails worden, die lan
den en zeeën overbruggen. En daarover zal de
stralenglijder met menschen en vrachten voort
snellen met dezelfde zekerheid, waarmee een trein
voortsnelt over den spoorweg....
Een lichte beweging over zyn dikke, blonde haar
ontrukte Herbert Wallner aan zijn gedachten.
Eerst dacht hij, dat het de teere hand van Li was,
maar het waren slechts haar zyden kousen, die
Mevrouw Orgelmann, de eigenares van het pen
sion, gewasscherr en te drogen gehangen had.
Herbert ging weer terug in de kamer, stak een
sigaret op en begon een kort, maar belangrijk ge
sprek met zichzelf.
„Zoo kan het niet verder gaan. Sinds acht
maanden ben ik het lieve kind hier tot last.
Iedere sigaret, die ik rook, moet zij sparen van
haar salaris. En die goede Mevrouw Orgelmann
kon het maar niet over haar hart verkrygen, hem
de deur uit te gooien, omdat hij huurschuld had.
Li is werkelijk dapper, zij is de eenige, die niet om
myn plannen lacht; zy gelooft in me. Daarom wil
ik haar niet langer teleurstellen en tot last zijn."
Zwaar viel hij op den kleinen stoel voor het
bureau neer en begon al de daarop liggende tee-
keningen op te rollen en in zinken kokers te doen.
Daarop nam hij een vel postpapier en stelde een
heel gewonen sollicitatiebrief om een betrekking
als ingenieur op. In den brief kwam geen woord
te staan over zyn groote plannen en ideeën. Het
was een geweldig besluit, waartoe hy den moed
had gevonden, het was een harden stryd, dien
hij met zichzelf te voeren had, om de groote ge
dachte, dien hem vijf volle jaren dag en nacht
had bezig gehouden, op te geven.
Herbert Wallner wierp een blik op de klok...
over twee minuten sloten de zaken.
HOOFDSTUK 2
Negentien uur en enkele minuten had de dag
al geduurd. In het centrum der stad stroomden
de menschen by menigte uit warenhuizen en za-
kenpaleizen, stortten zich temidden van het ver
keer bestormden de ondergrond-banen, trams en
autobussen, alsof het rijdende forten waren, die
veroverd en bezet moesten worden. Grootendeels
waren het employé's, die blij waren weer een dag
van werken achter zich te hebben en nu zoo snel
mogelyk naar huis, In vele gevallen nog voor de
rest van den dag naar buiten wilden.
Ook de „Salon de Paris" had reeds zyn poor
ten gesloten. De salon was een van de beroemdste
modehuizen van Berlijn. Tot diep in den nacht
waren de acht zeer breede, zeer hooge etalage
vensters op den hoek van den Kurfürstendamm
en de Joachimthalerstrasse helder verlicht om de
laatste Parijsche nieuwtjes op modegebied te ia-
ten zien. Madame Laimais had kans gezien, de
eerste kringen van Berlijn en van het rijk als
klant te winnen. Madame Launais was eigenlijk
maar heel gewoon: juffrouw Biii-ger geboren en
getogen tusschen Alexanderplatz en Spittelmarkt.
Maar waarschijnlijk zouden de rijke dames nooit
de „Salon de Paris" zyn binnengetreden, wanneer
daar een juffrouw Bürger had gedemonstreerd wat
men te Parijs droeg. Zoo is een Duitsche nu een
maal. En Madame Launais was verstandig en za
kelijk genoeg, om rekening te houden met deze
wenschen van haar gewaardeerde clientèle. Ook
zorgde zij er steeds voor, slechts zeer knappe
meisjes haar klanten te laten bedienen. Een mooi
meisje laat een japon nu eenmaal veel beter tot
zijn recht komen. Maar bovendien deed ze dit
voor de heeren, die de dames vaak begeleiden.
Van hen immers hing het tot stand komen van ds
zaken meestal af.
Alice Bernauer had in enkele jaren in byzon-
dere mate het vertrouwen van Madame Laïnail
weten te winnen. Ze was nu de eerste verkoop
ster van den salon. Slechts in zeer enxele geval
len demonstreerde madame nog zelf een model
voor een cliënte. Alice was in tweeërlei opzicht
beroemd. Twee jaar geleden was zij, gedurende
haar zomervacantie te Heringsdorf uitgeroepen
tot schoonheidskoningin, en wat voor Madame
Launais nog belangrijker was, zij had haar irr de
zaak nog nooit een strop bezorgd. Een eigenschap
die ook zeer werd gewaardeerd door haar werk
geefster was ook, dat Alice Bernauer de kunst
verstond, steeds met de noodige reserves tegen
over de mannelijke, betalende klanten op te tre
den, zonder daarbij onaangenaam of grof te wor
den. Ook haar collega's mochten haar graag lij
den. Geen harer was afgunstig op haar, omdat
ze met haar nauwelijks twee en twintig jaren
een bevoorrechte positie in het huis Launais be
kleedde.
(Wordt vervolgd).