Herwaardeering van den goudvoorraad voorgesteld VERDEDIGINGSWERKEN RADIO JUlHStr Voordeelig verschil op f221 millioen hesomd. in enkele maanden sterk verbeterd Ontzaglijk veel is verricht WOENSDAG 24 JANUARI 1940 HAARL'EM'S DA'GBC'AO 5 DE Regeering wil, blijkens een bij de Tweede Kamer ingediend wets ontwerp, den goudvoorraad van de Nederlandsche Bank herwaar deeren op den grondslag van een depreciatie van den gulden met 18 pro cent, hetgeen ongeveer overeenkomt met de geringste depreciatie, welke de gulden sedert het verlaten van den gouden standaard heeft vertoond. De nu door de regeering voorgestelde herwaardeering beteekent een waardeering van den totalen voorraad, op een bedrag, dat 221 millioen hooger is dan het thans opgevoerde bedrag Van het voordeelig verschil behoort een bedrag van 29.889.408 te worden bestemd voor vereffening van het destijds door de Nederlandsche Bank ge leden pondenverlies. Dit bedrag zal aan de reserves van de Bank worden toegevoegd. De rest van het voordeelige verschil behoort volgens het wets ontwerp aan den Staat ten goede te komen. Tot nu toe acht de minister van financiën het niet wenschelijk tot de wette lijke stabilisatie van den gulden over te gaan. De gulden blijft dus, ook ondanks de herwaardeering van den goudvoorraad, zwevend. In de memorie van toelichting zegt de minis ter, dat sedert Nederland in September 1936 den gouden standaard heeft verlaten, in de boeken der Nederlandsche bank de waardeering van den aan haar toebehoorenden goudvoorraad ge handhaafd is op den grondslag van den ouden aankoopprijs van goud, welke prijs laatstelijk 1647.50 per kg. fijn bedroeg. De depreciatie van den gulden is derhalve bij die waardeering buiten aanmerking gebleven. Deze gedragslijn was gebaseerd op de overweging, dat ook in an dere landen, met name in Engeland, een aan passing in het hierbedoelde opzicht van de boek houding der circulatiebank aan den werkelijken toestand niet had plaats gehad en, mede in ver band hiermede, op de mogelijkheid, dat binnen betrekkelijk korten tijd tot het herstel van den internationalen gouden standaard en een defi nitieve stabilisatie van de nationale geldeenhe- den zou besloten kunnen worden. De regeering was van oordeel dat uit hoofde van een en an der de nadeelen, welke uit de handhaving van den ouden goudprijs voortvloeiden, aanvaard moesten worden. Deze nadeelen betreffen in de eerste plaats de financiering van het Egalisatiefonds en voorts de voortzetting van de afschrijving op het door de Nederlandsche Bank geleden pondenverlies overeenkomstig de bij de wet van 27 Mei 1932 getroffen regeling. In beide opzichten is- in de eerste plaats het finan cieel belang van den staat in het geding. Wat de financiering van het Egalisatiefonds betreft, zij er op gewezen dat dit fonds rente dragende schulden heeft moeten aangaan tot een bedrag dat belangrijk te boven gaat hetgeen noodig zou geweest zijn indien voor het goud dat aan de Nederlandsche Bank werd verkocht, de feitelijke prijs had bedongen kunnen worden in- sfcede van den ouden, sedert de depreciatie fic tief geworden aankoopprijs van de Nederland sche Bank ad 1647.50 per kg. fijn. Dit laatste heeft geleid tot fictieve verliezen van het fonds, die gefinancierd worden met rentedragend schatkistpapier. Had het goud aan de bank te gen een reëelen, instede van den fictieven, prijs verkocht kunnen worden, dan zou het hierbo ven omschreven renteverlies kunnen vermeden zijn. Met betrekking tot de voortzetting van de af schrijving op hèt pondenverlies zij er aan her innerd dat, ingevolge de vorengenoemde wet van 1932, jaarlijks de helft van de winst der Neder landsche Bank, met een minimum van 1000.000 voor de delging van den thans nog tot een be drag van 7.629.955,16 in de boeken der bank voorkomenden verliespost moet aangewend wor den. De deelgerechtigden in die winst, waartoe wel in de eerste plaats de staat behoort, brengen hierdoor jaarlijks een offer ten gevolge van een fictieve goudwaarde van den gulden. Uit hoofde van de beide hierboven om schreven omstandigheden lijdt de staat een nadeel, dat aan de hand der huidige gege vens op omstreeks 2Vz millioen per jaar kan gesteld worden. Hierbij valt in het oog te houden dat, zou de rente op de geldmarkt een verdere stijging gaan vertoonen, dit na deel dientengevolge aanmerkelijk zou kun nen toenemen. Na het voorafgaande zal het geen verwonde ring wekken, dat de minister zich heeft afge vraagd of in Nederland aan de tot dusver ge volgde, hierboven uiteengezette gedragslijn zou zijn vast te houden. Hij is tot de slotsom gekomen, dat deze vraag ontkennend moet beantwoord worden en dat het niet redelijk zou zijn, het brengen van niet on belangrijke offers voor het instandhouden van een fictie voort te zetten. Alle groote landen en öe overgroote meerderheid der overige landen hebben thans de depreciatie van hun munt eenheid in de boekhouding der circulatiebanken tot uitdrukking gebracht. Dit moet er toe lei den, dat een terugkeer tot de oude pariteit en een belangrijke vermindering van de huidige de preciatie niet langer geacht kunnen worden op het terrein der redelijke verwachtingen te lig gen. Bovendien is duidelijk tot uiting gekomen, dat op een herstel van den gouden standaard en een definitieve stabilisatie van de nationale geldeenheden binnen betrekkelijk korten ter mijn niet valt te rekenen. Men moge zulks be treuren, het feit valt niet te ontkennen en de regeering acht zich verplicht uit dit feit de con sequenties te trekken. De minister is niet van oordeel, dat thans tot de wettelijke stabilisatie van den gulden zou zijn over te gaan. Zoolang belangrijke andere landen niet tot het herstel van den internationalen gouden standaard bereid zijn, dient, naar zijn meening, ook Nederland zijn vrijheid te behou den. Het karakter van een zwevende valuta wordt derhalve door de voorgestelde regeling niet aan den gujden ontnomen. Deze regeling beoogt, bij wijze van voorloopige voorziening, te geraken tot een herwaardeering Van den goudvoorraad van de Nederlandsche Bank op den grondslag van een depreciatie van den gulden met 18 ten honderd. Dit percentage stemt ongeveer overeen met de geringste depre ciatie. welke de gulden sedert het verlaten door Nederland van den gouden standaard, heeft vertoond. De tegenwoordige depreciatie bedraagt ten naastenbij 22 ten honderd. De minister meent echter met het oog op het zooeven om- ichreven karakter van den gulden als zwevende valuta en in verband met de abnormaal hooge kosten welke onder de geldende omstandigheden aan goudverzendingen verbonden zijn voors hands niet verder te mogen gaan dan in het wetsontwerp wordt voorgesteld. De thans voorgestelde herwaardeering zal een belangrijk verschil opleveren met het bedrag van ruim 1013 millioen, waarop de goudvoorraad op 2 Januari 1940 te boek stond. Op den grondslag van de niervoren bedoelde depreciatie van 18 pCt. zal de goud voorraad van de Nederlandsche Bank te waardeeren zijn tegen een prijs van 2009 per kilogram fijn. Deze prijs beteekent een waardeering van den totalen voorraad op een bedrag, dat ruim 221 millioen hooger gelegen is dan het thans opgevoerde bedrag. Ter voorkoming van misverstand zij reeds aan stonds opgemerkt, dat een aanmerkelijk deel van dit verschil voor de Bank een zuiver fictief karakter draagt, aangezien het ontstaan is uit den hierboven bedoelden verkoop van goud door het egalisatiefonds aan de Bank tegen den fic tieven prijs van 1647.50 per kg. fijn. De minis ter stelt er prijs op te dezer plaatse mede te dee- den, dat, afgescheiden van het fictieve verlies dat uit den verkoop tegen 1647.50 voor het Egalisatiefonds is voortgevloeid, de rekening van dit fonds een batig saldo aanwijst. Van het hiervoren bedoeld voordeelig verschil behoort een bedrag van 29.889.408,15 te worden besteed tot vereffening van het destijds door de Nederlandsche Bank geleden pondenverlies. Dit verlies zou niet geleden zijn, wanneer reeds ter stond na den val van het Engelsche pond ook hier te lande de gouden standaard ware losge laten. Nu zulks later is geschied, moet de winst, hieruit voortvloeiende, uiteraard in de eerste plaats dat vroegere verlies compenseeren. De rest van het voordeelig verschil behoort, naar het inzien van den minister, aan den Staat ten goede te komen, al is, juridisch gezien, de goudvoorraad, zooals deze op den datum van het verlaten door Nederland van den gouden stan daard, tot een bedrag van rond 670 millioen op de balans der Nederlandsche Bank voorkwam, onbetwistbaar het eigendom van de Bank, en derhalve ook de te maken winst op dien voor raad, zoo staat hier toch tegenover, dat bij de beoordeeling van dit vraagstuk niet de zuiver juridische verhouding, doch de publiekrechtelij ke functie van de bank moet praevaleeren. Ook in andere landen is dit aldus ingezien. Overigens is de minister met het bankbestuur van oordeel dat goed beleid medebrengt dat ook het genoemde bedrag van 29.889.408,15 niet be stemd wordt tot uitkeering aan de deelgerech tigden in de winst der bank. Meerbedoeld bedrag zal, na aftrek van het saldo-pondenverlies ad ruim 7.6 millioen, geheel tot versterking van de reserve-positie der bank worden gebezigd. Griep, Keu, Pijn. h°&™hiSbg altijd een poeder of cachet van Mijnhardt. Mijnbardt's Poeders per stuk 8 ct. Doos 45 ct. Cachets, genaamd, .Mijnhardt jes"2st. 10ct.Doos50ct (Adv. ingez. Med.) Wissels te Amsterdam weigerden. Treinen hadden groote vertraging. Dinsdagavond omstreeks kwart voor acht ont stond ter hoogte van het Westerpark te Amster dam, waar de spoorbanen HaarlemAmsterdam en ZaandamAmsterdam elkaar ontmoeten een technische storing, welke het noodig maakte de wissels daar ter plaatse met de hand om te leggen. In den treinenloop bracht dit aanvankelijk een groote vertraging. Zoowel in aankomst als vertrek.. De trein uit Dordrecht, die om 19.45 moet bin nenkomen, liep eerste te 21 uur binnen. De trein naar Dordrecht, die om 20.13 moet vertrekken, ging eerst te 21 uur weg. Met man en macht werkte men om de vertraging zooveel mogelijk in te perken, zoodat deze om 9 uur nog een half uur bedroeg. Ook in de richting Zaandam heerschte ver traging. Deze vond zijn oorzaak niet alleen in de wisselstoring bij het Westerpark, maar ook in een ontsporing te Koog Zaandijk, waar om streeks half acht een rijtuig met één as was ontspoord. Over een spoor bleef men den dienst onder houden, hetgeen een vertraging van een kwar tier meebracht. Oude man aan brandwonden overleden. Dinsdagavond om kwart voor zeven is in het perc. 2e Weteringdw.straat 35 te Amsterdam 'n 64- jarige man op een petroleumkachel gevallen. Er ontstond een kleine binnenbrand, welke de brandweer spoedig had gebluscht. De oude man liep deerlijke brandwonden op en moest naar het Binnengasthuis worden overgebracht. Daar is hij kort na aankomst overleden. AMERICAN BLEND (Adv. Ingez. Med.) Pseudo-geestelijke te Roermond aangehouden. Schuldig aan diefstal en oplichting. De politie te Roermond is er in geslaagd de hand te leggen op zekeren C.. geboren te Wittem die zich jarenlang voor geestelijke heeft uitgege ven en als zoodanig heeft rondgezworven in Oos tenrijk, Duitschland, België, Frankrijk en Ita lië. Ook in ons land heeft hij op verscheidene plaatsen zijn practijken uitgeoefend. Vrijdagavond om zeven uur werd de politie te Roermond opgebeld door een geestelijke uit deze gemeente met de mededeeling, dat zich iemand in zijn gezelschap bevond, die zich als geeste lijke voordeed, doch dien hij niet vertrouwde. Na dit telefoontje achtte de pseudo-geestelijke het blijkbaar raadzamer zich uit de voeten te maken. Hij had evenwel bij den geestelijke, dien hij had bezocht, een adres achtergelaten, waar hij den nacht zou doorbrengen. De politie vervoegde zich aan dit adres, waar zij een onderzoek instelde. Men vond o.a. een koffer met waschgoed en priester kleeren, w.o. eén bonnet en steek. Bij verder onderzoek bleek, dat de gezochte zich ook te Maasniel had opgehouden. Daar kreeg de politie eenige nadere gegevens. Het signalement kon thans worden vastgesteld, waarop de politie- radio-omroep dit verspreidde. Het bleek, dat de man zich van Roermond naar Nijmegen had begeven, waar hij in een klooster had over nacht. Hij werd door de rechereche achter haald en op transport gesteld naar Roermond, waar hij Maandagavond arriveerde en nog den zelfden avond aan een scherp verhoor werd on derworpen. Hierbij kwam vast te staan dat de man zich bij zijn omzwervingen had schuldig gemaakt aan diefstal en oplichting. Onder het voorwendsel, dat hij over eenige maanden te Marseille priester zou worden gewijd, had hij geld en onderdak weten te verkrijgen. De man had in verschillende kloosters en seminaries ver toefd. PERSONALIA Bij Koninklijk besluit is benoemd tot hoogheem raad van het Hoogheemraadschap van de uitwate- rende sluizen in Kennemerland en West-Friesland de heer C. A. Honig te Overveen. Strategisch inzicht van Maurits bleek juist Tijdens een oefening, welke dezer dagen ergens bij het veldleger onder het oog van luitenant- generaal J. J. G. baron van Voorst tot Voorst werd gehouden, was een van onze verslaggevers in de gelegenheid een stukje te zien van de ver sterkte linie, welke als tooneel van de oefening diende. Militaire geheimhouding eischt, dat over onze defensiewerken niet te veelvuldig geschreven wordt, en daarom kan een verslaggever niet te veel in details treden. Toch deed het hem goed eens van nabij te zien wat hij wel wist. dat be stond: krachtige en moderne versterkte linies Ons leger zou, als de nood aan den man zou komen, niet in het open veld behoeven te vech ten. doch zou beschikken over weerstands- lijnen, waar het den vijand zou kunnen opwach ten. Nu trof het in zooverre slecht, dat het betrok ken stuk „front" geografisch al zeer sterk was, doordat het in de flank beschermd werd door waterloopen en inundaties, terwijl ook overigens de terreingesteldheid in de flanken van het acces zoodanig was. dat het acces ook zonder ver sterkingen moeilijk te forceeren zou zijn. De defensiewerken, welke hier zijn uitgevoerd, zijn daarom niet zoo uitgebreid, dat zij representatief voor alle andere versterkte terreinstrooken ge noemd kunnen worden; er zouden veel .mooiere" getoond kunnen worden. Het hierbedoelde acces d.w.z. een niet- ge'ïnundeerde strook tusschen inundaties dcor- loopende sluit aan op de defensiewerken van onze vaderen. Stukken van de achterste lijn da teeren uit den tijd van Prins Maurits, wiens stra tegisch inzicht nog steeds waarde heeft. Dit wordt door een anecdotische bijzonderheid ge ïllustreerd: Eenige jaren geleden besloot een gemeentebestuur een groote aarden verhooging in de buurt van het acces, een onnut lijkende terp, te doen sloopen om met de aldus gewonnen aarde eenige lager gelegen weilanden op te hoo- gen. Onbekend met deze voorgeschiedenis besloot 'eenige maanden geleden de artillerie-officier, die opdracht had ter bescherming van het acces een goede plaats voor de opstelling van eenige batterijen te zoeken, een aarden verhooging ce doen aanbrengenprecies op de plaats, waar driehonderd jaar lang de door Maurits bevolen wal gelegen had. De theorie, dat onze oude fortificaties geen waarde meer zouden hebben, heeft afgedaan. Bij den aanleg van versterkingen op groote schaal, zooals deze in de laatste zes maanden is aan gepakt, heeft men van de oude forten en wallen ook dankbaar gebruik gemaakt. Zoo werd in het Denkt U er aan, bij voorkomende aanleiding een Groentje in .Haarlem's Dagblad te plaatsen? In 1939 gebeurde dat 48596 maal; werkelijk een afdoende bewijs dat dit een verstandige daad is bij de oefening betrokken acces de achterste lijn gevormd door een gemoderniseerd fort en een forschen wal. die achter de Inundaties aan de flanken doorliep. Het fort was van nieuwe stalen patserkoepels voorzien. De wal was aanzienlijk versterkt, zoowel door het storten van enorme massa's klei als door het aanbrengen van beton nen kazematten. Eenvoudig was dit niet, aange zien dit soort wallen tevens waterkeerend behoort te blijven ook bij beschieting. Men begrijpt, dat het smalspoor, dat over den dijk liep, maanden en maanden in bedrijf is geweest voor deze enor me grondverplaatsing. De oude linie echter kon slechts als basis die nen: moderne verdediging eischt diepte. Daarom was de artillerie in het algemeen achterwaarts en een groot deel der overige troepen naar voren op gesteld. De versterking in de diepte was volledig het werk der laatste maanden. Het ongeveer 500 meter breede acces heeft maanden lang werk ge geven aan een regiment infanterie, eenige afdee- Jingen artillerie en andere hulptroepen, plus aan een aantal burger-aannemers en hun werklieden. De troepen zorgden voor den handenarbeid. Zij hadden uit hun midden ook betonploegen ge vormd, die naast de burgerarbeiders bij de uitvoe ring van de betonnen kunstwerken meehielpen. Een breede tankgracht, behoorlijk van versper ringen voorzien, sloot het acces over de volle breedte af. De gracht was machinaal gegraven. Voorts was het terrein-doorspekt met hindernis sen, mijnenvelden en kleine vuurspuwende ber gen: mitrailleuropstellingen en schuttersnesten. Als men becenkt, dat al deze opstellingen niet ge graven konden worden, maar door ophooging moesten ontstaan, dan krijgt men eenig besef van den geweldigen arbeid die daartoe noodig is geweest. Het kenmerkende van moderne linies is, dat zij van buiten af weinig zichtbaar zijn. Met de Maginot-linie is dat b.v. ook het geval. Zoo'n paar knobbels in het terrein, wat beteekenen zij voor een aanvaller? Zoo denkt de leek misschien, wan neer de aanblik van kleine betonnen en aarden kazematten hem bij den eersten oogopslag wei nig imponeert. Zij beteekenen vuur op een punt waar de vijand het liever niet wilde hebben. Men kan er op rekenen, dat evenals Maurits zijn aarden wal blijkbaar op het aangewezen punt had gemaakt ook thans de pillendoozen en mijnenvelden en draadversperringen en tank grachten enz. precies daar zijn aangelegd, waar zij noodig zijn. De militair noemt dat uitbuiten van het terrein. Het is van oudsher de opzet van de strategen geweest den vijand te laten vechten op een plaats die men voor hem heeft uitgezocht. Tegenwoordig beteekent dat nog meer dan vroe ger, hetgeen duidelijk wordt bij de beschouwing van een modern vuurplan, waarop aan elk kruis punt, elk boschje, elke bocht in een dijk. elke boerderij, elke sloot een speciaal vuur is toege dacht. daar te brengen door het daartoe geëigende wapen. In dat licht beteekenen zij veel. die ver spreide knobbels in het polderland. En dat zij klein zijn, dan des te beter: het zal den vijand moeite kosten ze één voor één onschadelijk te maken. De tijd, die ons leger sinds de mobilisatie heeft gehad, is goed besteed. Het werk was hard en een tonig. doch het resultaat is, dat het Nederland sche volk zich niet onbeschermd behoeft te ge voelen. Ook wij hebben thans gordels van staal, beton, aarde en water. PHILIPS EN ERRES. OOK IN HUURKOOP. HAGEMAIN Ged. Oude Gracht 52 TELEFOON 12762 HAARLEM. (Adv. Ingez. Med.) in Haarlem en daarbuiten. Een familiegroep, door Toon Kelder. Op één der laatste tentoonstellingen in Rot terdam was Kelder's jongste, omvangrijke en belangrijke doek te zien, dat hierbij wordt af gebeeld. Het lijkt me interessant genoeg in den ontwikkelingsgang van dezen hedendaag- schen schilder, om er in onze wekelijksche be schouwingen een reproductie van op te nemen. Figuurschilderijen van dezen omvang stellen eischen, die nu niet direct door iederen schilder op aesthetisch lofwaardige wijze kunnen wor den ingewilligd. Behalve de meer nuchtere kun digheden van een behoorlijk verantwoorde- teekening is een eerste vereischte daarbij, een temperament bij den schilder, dat hem toe staat de bloedwarmte van zijn eigen wezen, in zijn kleur over te gieten en die kleuren zoo danig te arrangeeren dat er, als het ware een welluidende muziek van uitgaat. Toon Kelder nu, heeft temperament en is in zijn kleurposities muzikaal. Het kan ons vóórkomen dat hij met betrek king tot deze rasechte schildereigenschappen onder de huidige Hollandsche schilders slechts één grooten mededinger, soms zelfs zijn anti pode heeft: Jan Sluyters. Om die twee harts tochtelijke minnaars van den vloeienden schilder- trant draait tegenwoordig wel zoo ongeveer de belangstelling der kunstliefhebbers, voor zoover die niet door andere richtingen en doelstellin gen in de kunst in beslag worden genomen. Want hier wil volstrekt niet gezegd worden dat de twee genoemde artisten de eenige van be lang zijnde schilders van dezen tijd in ons land zijn°; wèl dat zij als louter schilders werkend zonder zich in een keurs van principes en theorieën vast te leggen, tot de rijkst-begaaf- den behooren. Beiden hebben zij hun bewon deraars zoo goed als hun bedillers, onverschil lig laten zij ons niet en juist omdat ook de be dillers wel eens eenig recht hebben kan men de conclusie trekken, dat men bij beiden met levende menschen, die dóór-experimenteeren doorgroeien en niet met routine-werkers te doen heeft. Het werk van Kelder is, als men wil, sterk op een element van Gallischen oorsprong afge stemd:' Sluyters heeft naar veel méér kanten opengestaan voor hem prikkelende beïnvloeding van buiten-af. Het in hoofdzaak Duitsche expres sionisme heeft op Kelder geen vat gehad, aan de buitensporigheden er van heeft hij niet ge offerd, al zal hij, naar ik meen, de eerste zijn om te erkennen, dat zijn ietwat oudere collega, ook in diens flirtations met de typisch Duitsche kabalistiek der psychologische schil derkunst, steeds van een groot meesterschap in de zuiver technische uitvoering heeft blijk gegeven. Wat soms Kelder verweten wordt is een te vlot spelen met zijn technische vaardigheid, het zich geheel laten drijven op de bekoorljikheden van zijn palet, in één woord, het blijven rusten op de charme die er ongetwijfeld van zijn mu zikale klem- en vloeiende schilderwijs uitgaat. Hij zal met het grootste genoegen een been ver- waarloozen, als bij de schildering van een mooi paarlmoeren vrouwennaakt de tors en de rest van het lichaam hem buitengewoon voldoen. Dat zijn bij lange niet zijn minste schilderijen. maar den leek stoort die onvolkomenheid, die hij als een opzettelijke nonchalance beschouwt, misschien zelfs als aanstellerij, y/at in wezen niets anders is, dan de verwachting van den schilder, dat de beschouwer wel zien zal, waar om hij dat lichaam zoo schilderde en dat het in het vage gelaten been, darbij van geen be- teekenis is. Zooals men van een negentig-jarigen Japan- schen kunstenaar, Hokusai, kon spreken als over den „grijsaard, verzot op teekenen", zoo kan men van Sluyters cn Kelder zeggen dat het artisten zijn op het schilderen verliefd. Twee kunstenaars wier geaardheid, zich in hun werk openbarend, zinnelijk is in wezen en dat bij elk van hen, weer op verschillende wijze zich uitend. Prikke lend soms de een, slaapwiegend charmeerend vaak de ander, doch beiden ras-schilders, zon der verder étiket. Het beeld van zijn gezin, dat Kelder in Rot terdam tentoonstelde, is af en tot in de finesses verantwoord. Zelfs de reproductie in zwart- en-wit laat de mooie en wel overwogen verhoudingen zien, die er tusschen de lichte en donkere partijen bestaan. An ders dan in de naakten van een paar jaar geleden heeft de schilderwijs in dit laatste werk iets doorwrochts, doorkneeds gekregen zonder aan aantrek kelijkheid te verliezen. In de uitdrukking van de moeder heeft de schilder weer dat mys- terieuse gelegd dat hij haar vaak geeft en gaf, ook in vroe gere portretten. Reëel gezien en met een klaarblijkelijke gene genheid bekeken, zijn de beide kinderen, waarvan vooral het meiske. op moeder's schoot aan haar maaltijd bezig, toch weer den charmeur Kelder op zijn best vertegenwoordigt. Ons plaatje doet wel zien dat we hier met een imposant stuk le vende kunst te maken hebben. En als ?t nog noodig mocht zijn den Gallischen geest waarvan onze puur Hollandsche schilder doordrongen is, te bewijzen, dan kan men zich een histori sche lijn trekken die over Edouard Manet naar de Span jaarden loopt. Het mooie in de ^oede levende kunst blijft dat :e historische draden opneemt ;n verder spint, er den inslag van den eigen tijd aan toevoe gend. J. H. DE BOIS.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 5