HET IJS OP DE GROOTE RIVIEREN KRUIT. j Strijd om Atlantis Z K. H. Prins BernHard bracht Donderdag een bezoek aan generaal H. G. Winkelman, den nieuwen opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, in het gebouw van den Generalen Staf te 's Gravenhage - Bij het vertrek deed de generaal den hoogen bezoeker uitgeleide Een ijsdam van respectabele afmeting, die op de Waal ontstond tengevolge van het kruien der rivier De Waal bij Nij megen is gaan kruien en de meeste aanleg steigers hebben het niet over leefd Terwijl de schippers met angst en vreeze het kruierl der groote rivieren volgen, willen duizenden nieuwsgierigen niets van dit machtig schouwspel missen. Groote ijsschotsen, door de krachten der elementen op den oever geworpen, dienen zelfs als welkom» tribunes Mr. B. G A. Smeets, die benoemd is tot president van den Krijgsraad te 's Gravenhage De internationale biljartwedstrijden Nederland België zijn Donderdag avond onder groote belangstelling in Amsterdam begonnen Wederom klonk het door Nijmegen „eruut, eruut, de Waol die kruut". Dat heeft de .Nijmegen 5" ondervonden, welke boot door het kruiende ijs werd stukgeslagen en zonk. Slechts de pijp en de mast duiden de plek aan, waar het schip zich bevindt IJsbrekers hebben Donderdag hun werk op de Lek voortgezet. Over het traject Lexmond Vreeswijk werd niet minder dan acht uur gedaan. Een der vaartuigen aan den arbeid door Willy Reese 21 Op de film zag men halfnaakte kerel9 in den strijd met staal, beten en de zee. Hun lichamen glommen in het zweet van d«i arbeid. Men hoorde de massa's spreken en schertsen in honderd ver schil li ade talen en delecten. Men hoorde de klinkhamers slaan op het staal. Men zag en hoorde lange treinen met zware ladin gen door donkere mijngangen en over breede asfaltwegen rollen. Men zag tienduizenden men- schen aan het staal en het steen kleven, haar grove gestalten, geel, bruin, zwart, blank, maar eigenlijk waren zij allen zwart van het vuil, de stof, olie en zweet. Als verdwaasd staarden oogen door beschermende glazen de gezichten waren vertrokken, spieren en aderen spanden de huid onder den druk van den arbeid- Gekraak, geknet ter, gedonder, gedreun, net dolle gebrul der ma chines deed het drijvende stalen lichaam sidderen. En door dit gebrul heen klonken de bevelen der ingenieurs, de schelle fluitjes en ruwe bevelen der ploegbazen. Een drijvende hel van den arbeid was het wordende Atlantis. Dag en nacht weerklpnk het ruwe gezang over de zee, vermengde zich met het geweldige concert der wateren. Een jaar had de tijd opgeslokt, een jaar arbeid, zweet-dollars en voordat het groote werk voltooid zou zijn, zou hij nog meer jaren opslokken, jaren, arbeid, zweet en dollars en MacKinley, zgn schepper kon eerst dan aan trouwen denken. Een jaar was ook vergaan sinds het tijdstip, waarop voor de eerste maal in de groote Europee- «che dagbladen het slagwoord verschenen was: „On rays across the Atlantic!" Op stralen over den At- lantischen Oceaan!" Een jaar lang had Herbert Wallner voor dit parool gestreden, dat men nog altijd uitschreeuwde en dat toch altijd nog een leugen was. Vergeefs had hij tot nog toe tegen de overmacht van het kapitaal gevochten. Hg had gedreigd, dat hg alles zou vernietigen. Of zijn stralen overbrugden den ganschen oceaan van continent tot continent, of zij zouden zelfs het kleinste bergmeer niet over spannen. Om zijn bedreigingen had men echter slechts gelachen. Hg' scheen vergecea te zgn, dat zijn idee al lang niet meer aan hem toebehoorde. Hij was immers slechts de technische leider van de stralen-laboratoria. Zgn werk kon hij niet meer opgeven, alleen nog maar zichzelf. Zijn strgd tegen Atlantis liep te pletter tegen de macht zijner tegenstanders. Hij wa3 slechts uitvinder, idealist. Er waren bittere woorden gevallen tusschen Wall ner en Frundsberg. Alice Bernauer had in dezen strgd ingegrepen. Eerst had zg nogmaals getracht Herbert terug te winnen. Terwgl zij zichzelf op offerde, terwijl haar innerlgk zich steeds meer ver zette, had zij gevochten, totdat Frundsberg geko men was om haar te zeggen, dat hij nu toch in een verloving varr zijn zuster met Herbert Wallner had toegestemd, wel had moeten toestemmen, omdat de gezondheid van zijn zuster onder zijn weigering te lijden had. HOOFDSTUK XXIII. „Goedenmorgen, Mevrouw". De kamenier ging naar het venster en trok het gordQn open. Meteen sprongen vroolgk een paar zonnestralen door het raam. Goedenmorgen mevrouw, hebt u goed geslapen? De knappe Hella, de vrouw van den bekenden Industrieel Frundsberg, draaide zich slaperig op de andere zijde. Neen, zij had niet erg goed geslapen. Ze was pas omstreeks middernacht van haar zomervacantie aan de Noordzee teruggekeerd, de lange treinreis zat haar nog in de ledematen. Het meisje verdween en verscheen weer, de thee tafel voor zich uit rollend, w aarop het ontbgt stond uitgesteld. De mooie Hella strekte in een wonderlgk gevoel van welbehagen het slanke lichaam in het breede mahoniehouten bed, hotelbedden blijven toch hotelbedden, al zijn ze nog zoo goed en al staan ze in het beste hotel. Toen ging ze rechtop zitten en begon te ontbijten. Zij was werkelijk een char mante vrouw. Uit het smalle, fijne gezicht keken twee groote blauwe oogen, die er nog uitzagen als kinderoogen, een beetje droomerig. De slape rige oogen openden zich echter verrast, toen ze de prachtige rozen ontdekten, die het meisje mee naar binnen gebracht had. De vleugels van den smallen neus vibreerden licht onder den sterken geur der rozen. Om de licht gebogen lippen kwam een lachje Mevrouw Hella wist wel, wie haar deze rozen gezonden had. Haar kleine, teere hand ging even door het lokkige, zachte blonde haar en greep dan naar het briefje, dat aan het boeket was bevestigd de ruiker kwam van haar echt genoot. „Mevrouw is zeer bruin geworden". Het kamermeisje had volkomen gelijk. En vooral hier temidden van de witte kussens en de zalmkleurige zijde van de pyama contrasteerde de bruine tint van haar huid sterk. Terwijl Mevrouw Frundsberg daarna haar pareltandjes in een broodje met ham drukte, be dacht zij, dat het toch lief was van haar man, dat hij haar bloemen gestuurd had. Eenigen tijd later kwam het meisje met de telefoon aan een langen snoer in de slaapkamer. „Mijnheer Wallner is aan de telefoon. Hij in formeerde of mevrouw en de juffrouw al van de reis terug waren. Hij heeft de laatste dagen iede- ren morgen opgebeld." Mevrouw Frundsberg greep naar de telefoon. „Goedenmorgen, jawel, eindelijk weer terug, dank je, heel goed. Zoo. Nu, als je er zoo naar verlangt Annie terug te zien, omdat je haar iets zoo vree- selijk belangrijks hebt te vertellen, dan mag je vanmiddag bg ons komen theedrinken. Neen, neen, je hoeft niet bang te zijn, we kunnen dan onge stoord praten. En nu tot vanmiddag." Mevrouw Hella legde den hoorn weer op het apparaat, dat het meisje op een tafeltje bij het bed had gezet. „Hg gelooft, zijn doel nu eindelijk bereikt te hebben. Hij gelooft dat hij nu zoo ver is, dat hij Frundsberg dwingen kan, Atlantis op te geven. Vandaag nog zou een gewichtig besluit vallen, en dandan zou Annie zijn vrouw worden. Hoe had ze naar dit oogenblik verlangd, wat had ze gestreden, om van haar man toestemming voor dit huwelijk te krijgen. En nu. nu ze eindelijk haar doel bereikt had, nu voelde zij geen echte vreugde, alle mogelijke gedachten kwamen plotseling in haar op. Wat had ze dan toch gedaan? Als het huwelijk van Annie maar niet werd als dat van haar. Die groote, sterke, machtige Frundsberg was voor de kinderen nooit een ware vader ge weest, evenmin als een werkelijk echtgenoot voor haar. Had zij zich niet in den loop der jaren meer en meer van hem vervreemd? Was hij niet slechts een gast in zijn eigen huis En wanneer hg ge komen was, had dan niet ieder hem uit den weg moeten blijver.? Was hij niet altijd nerveus en overwerkt geweest? De kinderen mochten hem slechts goedenmorgen, goedendag en goedennacht zeggen, hg had nauwelijks den tijd, ze eens de hand over het hoofd te strgken. En had zij niet nachten lang wakker gelegen in bed, op hem wachtende, gewaeht, tot hij dan eindelijk kwam, als de nieuwe dag reeds daagde, moe en afgemat, haar nog slechts een vluchtigen kus op het voor hoofd drukte en dan ging slapen? En later had hij daar ook dien vluchtigen kus niet meer gegeven, maar was dadelijk naar zijn eigen kamer gegaan. Zoo was het eenzaam om haar heen geworden. Hij had gedacht dat het voldoende was, als hij nu en dan haar vergezelde naar de modesalon en haar mooie dure kleeren en sieraden kocht. Een paar kennissen hadden getracht haar uit haar eenzaamheid te trekken, maar het was hun niet gelukt. Zg was alleen gebleven, alleen geble ven, alleen met zichzelf en Annie, de zuster van Frundsberg, totdat Herbert Wallner in het le* ven van haar schoonzuster was gekomen. Maal wat had deze Annie gebracht? Niets, heelemaal niets, absoluut niets; gereserveerd was hij haar tegemoet getreden. Zij had hem ieder vriendelijk woord van de lippen moeten afdwingen, Maar wel licht was het juist dat, wat Annië had aangetrok ken. Daarna zijn houding tegenover haar man. De beide mannen waren verbitterde tegenstanders ge worden. Zoo was zij aan den kant van Annie en Herbert komen te staan. Een onduidelgke begeer te had haar daartoe gedreven: zg wilde zien, hoe de groote, sterke Frundsberg het onderspit zon delven. Dat was een wonderlijke gedachte geweest en nu?" Mevrouw Frundsberg kleedde zich aan. Buiten in den tuin speelden de kinderen Freddy en Ha- rald met een groote, opgeblazen gummibal. Prins, de herdershond, nog jong en dartel, sprong naar de bal, die knapte, er was een knal en de kinderen begonnen te schreien. Mevrouw Frundsberg kreeg een eigenaardige gedachte: ze vergeleek den jon gen herdershond met den jongen ingenieur; dan wendde zg zich weer naar de kamer en kleedde zich verder. HOOFDSTUK XXIV. Herbert Wallner verliet vandaag het werk een half uur eerder dan gewoonlgk, stuurde zijn two- sitter met een snelheid van zestig kilometer doof de straten van Duisburg, hetgeen hem een pro cesverbaal kostte en reed met een vaart van tegen de honderd kilometer naar Neudorf, waar hij in het huis van een oude officiersweduwe woonde. Haastig liep hij het huis binnen: hoed af, jas en vest uit, boord af. ander overhemd aan, blik in den spiegel, hand langs de kin, neen, scheren was niet noodig, snel een sigaret aangestoken, waar is de aansteker, fluiten, ha, daar is hij al, over vijf en dertig minuten moet ik bij haar zijn. De eer ste keer dat wij elkaar weerzien, sinds zij van de reis terug is". .(Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 12