BANGE UREN OP DE GROOTE RIVIEREN. DE MIJNBRAND IN BELGIË. Strijd om Atlantis door Willy Reese 22 Juist toen Herbert Wallner z\jn jaquet aan schoot, werd er geklopt. Het meisje zei: „Juffrouw Bernauer verzoekt U dringend te spreken. Ze is juist uit Berlijn aangekomen. Op het werk heeft zij U tot haar spyt niet meer aan getroffen, zij wacht beneden in de salon". Eerst mompelde Herbert een verwensching, wat het meisje gelukkig niet verstond, daarna zei hij: „Ik kom dadelijk". Twee minuten later stond 1"1 voor Li. Slap was de hand, die hij haar gaf. „Je bezoek komt een beetje ongelegen. Je had moeten telefoneeren, je moet me niet kwalijk ne men, dat ik je verzoeken moet, kort te zijn. Ik ben uitgenoodigd en kan daarom maar enkele mi nuten voor je beschikbaar stellen". Li bleef rustig en terughoudend. „Het spijt me wel. maar je zult me moeten aan- hooren, zelfs op gevaar af, dat je onbeleefd moet zijn en een beetje te laat komen". Herbert Wallner had al een scherpe opmerking op de tong, maar de telefoon op de schrijftafel voorkwam nog juist, dat hij die uitsprak. „Hallo, ja, ik ben het zelf. Ach, dat spijt me. Wil je de juffrouw mijn hartelijke groeten doen en spoedige beterschap wenschen? Ik zal zoo vrij zijn, haar morgen weer op te bellen en te.informee- ren naar haar gezondheid." Hard legde Herbert den hoorn weer op de te lefoon. En tot Li zei hij zeer koel en vormelijk: ^Ik ben tot ja beschikking"» Li liet niet merken, wat zij op dit oogenblik voelde, want ze begreep zeer goed, wie Herbert zooeven had afgezegd. Misschien voelde ze ook heelemaal niets, omdat het uiterst onbelangrijk was in vergelijking tot de dingen, die haar hier heen hadden gevoerd. Een oogenblik was het stil in de kamer een stilte voor den storm. Li leunde achterover in den stoel, de fijne, smalle handen lagen op de arm leuningen, de punt van haar rechtervoet teakende kringen in het niets. Haar rust was echter slechts voorgewend, was niets anders dan geweldige zeif- beheersching. Hei'bert zat nog zoo, als hij \>or de telefoon gesproken had, de handen speelde mot een briefopener, een officiersdegen in miniatuur, „Nu, wat voert je hierheen?" Li's oogen keken in de zijne, hielden zijn blik vast. „Je hebt gisteren gesproken in een geheime be stuursvergadering, zonder Berlijn ervan op de hoogte te stellen". „Dus dat was het. Nu goed, ja, ik heb gespro ken. Ik heb Berlijn er niet van verwittigd, omdat het rnijn opvattingen niet deelt. Nu zal het echter mijn opvattingen wel deelen moeten." Li sprong boos op. „Zie je dan niet in, dat je zoo op een verkeerden weg bent?" „Nee, volstrekt niet. Ik hield het voor mijn plicht de wereld duidelijk te maken, dat ze zich in een afgrond stort." Li deed een paar stappen in zijn richting, stond nu vlak bij hem. Mjj kun je niet voor den mal houden. Je speelt een gemeen spelletje, alleen om jou wil door te drjjven. Voordat het groote werk Atlantis begon nen werd is de zeebodem op die plaats nauw keurig op zijn vulcanischen ondergrond onder zocht. Er bleek, dat op die plaats de zeebodem sedert de eerste metingen, meer dan honderd jaar geleden, op geen enkele wijze veranderd is. En nu kom jij en beweert, dat in het jaar 1867 een meting la gedaan, die een inzinking van den zeebodem van vijfhonderd meter heeft bewezen. Deze me ting zou men echter op licht te bevroeden gronden voor de wereld verzwegen hebben. Het was een geluk, dat wij nog bijtijds van je voordracht heb ben kennis gekregen, om te kunnen verhinderen, dat er iets van tot de wereld zou doordringen, hetgeen zeker tot groote onrust en onder bepaalde omstandigheden zelfs tot gevaar voor het werk zou hebben kunnen leiden. Toch zal het wel niet uitblijven, dat de leiding van het concern nog nader over dit punt zal spre ken. Daarom ben ik gekomen om je te waar schuwen. Herroep dadelijk de gisteren door je uitgesproken beweringen. Ik smeek he<t je. Ik vraag het je alleen in je eigen belang. Ik ben bij je gekomen terwille van onze vriendschap. Je vernietigt op deze manier slechts je zelf en je werk". Herbert Wallner maakte een afwerende bewe ging. „Je spant je tevergeefs in. Ik geef den strijd niet op. En wat ik beweer, zal ik te zgner ttfd be wijzen. Ik heb zelf de aanteekeningen over die op meting in 1867 in handen gehad. Een vertegen woordiger van een Amerikaansch blad heeft me verzocht, mijn houding te bepalen tegenover het bewijsmateriaal, dat hij mij voorlegde. Als Berlijn dus verhinderd heeft, dat de woorden, die ik giste ren irr de bestuursvergadering gesproken heb, pu bliek worden, dan zal het toch niet kunnen ver hinderen, dat men dezelfde woorden misschien reeds morgen in Amerikaansche kranten zal kun nen lezen." Li staarde Herbert ontzet aan. „Herbert, ben je krankzinnig geworden, dat kan toch niet. Dat is bedriegerij, doorzie je de heele zaak dan niet? Een journalist die een dergelijk bewijs in handen heeft komt toch niet eerst naar Duitschland, om jouw meening te hooren. Het document, dat hij je voorgelegd heeft, kan niets anders dan een grove vervalsching zjjn, waarmee hjj zoo niets kan beginnen. Maar in verband met jouw houding tegenover dit document komt de zaak in een heel ander licht te staan. Daar moe ten ongetwijfeld intriges achter zitten. Wij moe ten ten koste van wat ook verhinderen, dat deze Amerikaan gebruik maakt van wat jij hem hebt gezegd." Herbert Wallner had slechts een licht ironisch glimlachje voor Li's opgewonden woorden. „Je zult niets meer kunnen verhinderen. Wat ik gezegd heb, werd vanmorgen naar de overzijde van den Oceaan getelegrafeerd. Maar natuurlijk nu de drijvende stad gevaar loopt, worden feiten tegengesproken, documenten, betrouwbare bewijs stukken voor vervalschingen uitgemaakt. Het is niet mijn taak, de drijvende stad te redden. Het is beter, dat zij nu zonder menschenlevens in elkaar stort, dan dat ze later in de zee verdwijnt." Li geraakte in steeds grooter opwinding. „Maar Herbert, dat alles is waanzin. Je bent in handen gevallen van een of anderen gewetenloo- zen speculant. Ze hebben juist jou als slachtoffer gekozen, omdat je al vaker tegenover persverte genwoordigers de meening hebt verdedigd, dat het beter was den oceaan in zijn geheel met een stra- lenbaan te overspannen. Noem me den naam van den man, wien je dat interview hebt toegestaan, en zeg me, waar ik hem vinden kan". Herbert Wallner liet zich niet van zjjn stuk brengen. „Mr. Brown, hij is vanmiddag al weer vertrok ken". „Dus een zekere Mr. Brown, waar is hij heen gegaan?" „Dat weet ik niet. Het heeft ook geen doel meer, de telegrammen zijn al lang in Amerika, worden wellicht al gezet." „Toch moeten we weten wie die Mr. Brown is. Welke kranten vertegenwoordigt hij „Hg noemde er verschillende ik heb ze niet onthouden. Maar je zult dat wel merken, als het interview verschenen is." Wallner maakte nu voor het eerst een beweging, legde den briefopener uit zijn handen en zette den voet van den stoel. Li was buiten zichzelf. Was die man dan totaal gek geworden? „Het interview mag niet verschijnen", zei ze. „Het zal verschijnen!" Toen gaf Li het op. „Zeg me tenminste waar je dien man gespro ken hebt." „Gisteren heeft hij me hier opgezocht. Vanmid dag hebben we elkaar nog eens in een restaurant in de stad ontmoet. Hij noemde onder andere de Chicago Tribune." Li ademde een beetje op. „Tenminste een spoor, dat we volgen kunnen. Mag ik hier dadelijk een telefoongesprek aanvra gen?" Voordat Herbert ertoe kwam, iets te zeggen, had Li Berlijn reeds aangevraagd. Dringend. Drie minuten later had zij het. Toen sprak ze volle twintig minuten met Dr. Volkers. Herbert hoorde het verbaasd aan. Was dat de kleine verkoopster uit het Berlijnsche modehuis?, Ja, dadelijk met de Chicago-Tribune in ver» binding stellen en vragen of zij een reporter hebben opgedragen, Herbert Wallner te interviewen. In dien dat niet het geval is, de grootste voorzichtige held in acht nemen. Als het interview verschijnt* onmiddellijk tegenmaatregelen nemen. U begrijpt me toch, dr. Volkers, we moeten dan dadelijk een tegenspraak Ianceeren. Mijnheer Wallner is stellig het slachtoffer geworden van een groep geweten- looze schurken. Ik kom dadelijk terug, Adieu" Li legde den hoorn weg. „Je hebt het gehoord. Ik heb ditmaal nog ge probeerd je eruit te helpen. Maar den volgenden keer sta ik aan den kant van je tegenstanders". Weer voelde Herbert haar kracht, haar zeker heid, waarmee ze hem vroeger altijd overwonnen had. Dat bracht hem in de war. Li, wie dit niet ontging, maakte gebruik van de gelegenheid, ging naar hem toe, legde haar handen op zijn schou ders en zag hem met haar groote oogen aan. - yi XWordt vervolgd^ Toilet maken. De verloven zijn voor het Britsche expeditie-leger weer toe gestaan en bij terugkeer op Engelschen bodem wenscht elke Tommy een ge- soigneerden indruk te maken Slachtoffer van het kruiende ijs. Een houtzagerij aan den Rijn bij Millingen, die Vrijdag reeds grootendeels bedolven was door het steeds wassende water Winter-misère. Bevroren watermeters en bevroren waterleidingen ontdooiden, toen de natuur gedurende enkele dagen wat milder temperatuur ademde, doch nu de vorst is teruggekeerd, moet menig huis het weer ontgelden Tengevolge van ongekend hevige bandjirs op Java bezweek nabij Probolinggo de pijler van de spoorbrug, waardoor een trein van 64 goederenwagens met rijst en tabak en vijf tankwagens met melasse ontspoorde Kantoren en pakhuizen aan de Waalkade te Nijmegen worden thans in allerijl gesloopt, nu de dreiging van het kruiend ijs onrustbarend gaat worden Twee personen werden gewond, toen bij het uitladen van postzakken op het Euston-station te Londen een bom ont plofte, welke zich in een der paketten bevond. Op de plaats der explosie, eenige oogenblikken na den geheim- zinnigen aanslag Angstige momen ten langs den Rijn bij Millingen. Dreigend stapel den de kolossale ijsschotsen zich tegen den dijk op De mijn-brand te Marchiennes in België heeft 26 mijnwerkers het leven gekost. Een groepje kranige redders, dat zelf gewond werd bij de heldhaftige pogingen, om hun kameraden te hulp te komen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 12