DE WINTER EN
DE SCHEEPVAART.
Strijd om Atlantis
Een ijskoud werk. De wachters van de Willemssluis te Amsterdam probeeren
de ingevroren sluis uit den knellenden greep van het ijs te bevrijden
De Helpende hand bij een zwaren marsch door
de dik besneeuwde paden van een der wouden
aan het Westelijk front, waar de winter zijn stempel
op iedere actie drukt
Wintersport op den Amstel. De historische
schaatstocht over den Amstel van Uithoorn naar
Amsterdam en terug is Woensdag onder groote.
belangstelling verreden
Hoe lang nog? Het Ingensche veer over den Nederrijn nabij Eist is reeds
geruimen tijd buiten dienst gesteld. De uiterwaarden zijn overstroomd en
thans met een dikke ijslaag bedekt
door
Willy Reese
26
Li was volkomen verrast. Alma had Herbert hier
opgezocht. Alma, die goeie Alma, ze hield dus nog
van hem, en h\j
„Daar ben ik werkelijk blij om. Alma ia een
sportsvriendin van Herbert Wallner. Ook ik ken
haar heel goed".
„Gelooft U, dat deze dame een pooa met den
heer Wallner op reis zou willen gaan, in zekeren
zin als zjjn begeleidster?"
Li keek den dokter verbaasd aan.
jpHoe bedoelt U dat, dokter?"
„Wel, juffrouw Bernauer, luistert U eens. Ik zal
TJ mïja meening duidelijk uiteenzetten. Ik acht het
noodzakelijk, dat de heer Wallner nog enkele we
ker. onder voortdurend medisch toezicht blijft. Maar
daarna kan ik hem niet langer hier vast nouaen,
al was het alleen maar, om hem te bevrijden van
de gedachte, dat hg hier gedwongen verblijft. Hij
moet op reis, maar geen lange, inspannende bui-
tenlandsche reizen maken. Hjj moet zich ontspan
nen, veel wandelen, liefst bergen beklimmen. Maar
hg moet niet alleen zjjn. Hij moet iemand bij zich
hebben, die hem aan zgn gedachten ontrukt, wan
neer ze in een verkeerde richting gaan. Deze taak
kan natuurlijk alleen een vrouw vervullen. Maar
ook niet iedereen kan dat, en stellig geen ver
pleegster. Ik heb nu gezien, hoe deze juffrouw
Heringen met den heer Wallner omging en toen
kwam onmiddellijk de gedachte bij me op, dat zij
het beste gezelschap voor hem zou zjjn. Gelooft U,
dat de jonge dame daartoe bereid zou zijn?"
LI dacht eenige oogenblikken na. Was dit niet
een uitstekende gedachte van den dokter? En hoe
scherp had hfl geobserveerd en zijn gevolgtrekkin
gen daaruit gemaakt.' Hier, onder de voortdurende
controleerende oogen van den dokter en het verple
gend personeel zou een mensch als Herbert niet
vrij worden van de gedachte, die zich in zijn herse
nen had vastgezet. En ongetwijfeld had hij ook
aan de vrouw gedacht, die zyn brieven niet beant
woordde. Dacht h\j, dat Alma hem van deze vrouw
zou kunnen bevrijden Misschien juist daarom, om
dat zij met Herbert nooit over liefde zou spreken.
Dat was haar veel te ingewikkeld. Herbert zou
haar eenvoudig in zijn armen moeten nemen. En als
hij dat niet deed, geen enkelen keer in de weken
van de reis, en ook op den laatsten dag nietdan
was het voor Alma een zware taak geweest.
„Nu, juffrouw Bernauer, wat denkt U van mijp
plan? Gelooft U, dat zoo rukte hij Li uit
haar gedachten.
„Ik hoop, dat het my gelukken zal, mijn vriendin
over te halen op uw voorstel in te gaan. Het zal
wel eenige moeilijkheden met zich brengen, zij zal
boyendien verlof moeten vragen, want zij heeft een
betrekking als gymnastiek leerares".
„Dat denk ik ook. Maar dokter, gelooft U ook,
dat Wallner er zonder verzet op zal ingaan?"
„Op reis zal hij zich gaarne laten sturen. Maar
natuurlijk mogen wy hem zijn begeleidster niet op
dringen. Het beste zou zijn, dat de beide menschen
elkaar pas in de bergen ontmoetten. Als juffrouw
Heringen dan bij hem blijft, zal hij niet op de ge
dachte komen, dat het vooruit zoo was afgespro
ken".
„Daar hebt U gelijk in, dokter. Herbert Wallner
zal dat nooit van mijn vriendin vermoeden".
Dan hoop ik, dat ons plan zal lukken. En nu
verzoek ik u, mij te volgen. We zullen mijnheer
Wallner overrompelen. Ik had hem uw bezoek
wel aangekondigd, maar zijn houding heeft me
ertoe gebracht hem dag en uur niet te noemen.
Maar trekt u het zich niet al te zeer aan, als hij
een beetje onvriendelijk tegen u is."
„Daarover behoeft u zich geen zorg te maken,
dokter", antwoordde Li glimlachend, terwijl zij
reeds naast den dokter door de lange gang, een
paar trappen op. en nog een gang doortiep. Dan
opende de dokter een deur, ze traden binr.en in
een comfortabel gemeubileerde k3mer op de
schrijftafel stond het portret van Annie Frunds-
berg Li zag het direct.
„Mijnheer Wallner, hier breng ik u juffrouw
Bernauer, wier bezoek we al een paar dagen ver
wachtten".
Li ging hartelijk naar Herbert toe, bood hem
haar hand aan.
„Dag Herbert, ik ben blij, dat ik je eindelijk
eens in de heerlijke stilte van de bergen kan op
zoeken".
Herbert Wallner nam de hand aan, maar
slechts vluchtig en kort. In zijn blik stond reeds
hard verzet.
„Goeden dag".
Dr. Möller trok zich meteen terug en liet de
beide menschen alleen, Li ging, zonder een uit-
noodiging daartoe af te wachten, op e— der in
de buurt staande stoelen zitten.
„Nu Herbert, hoe gaat het ermee, je ziet er al
weer heel wat beter uit".
Zichzelf moest Li zich echter bekennen, dat
zijn gezicht heel smal en erg kleurloos geworden
was. Aan de slapen werd het haar al even grijs.
En op het voorhoofd, boven den neuswortel,
stond het kleine driehoekje, scherper geteekend
dan ooit tevoren.
Wallner liet aich weer in zijn ligstoel vallen.
„Ja, zie me maar aan. Dat is jullie werk. Jij en
Frundsberg hebben dat van me gemaakt."
In Li kwam medelijden op. Zij zocht zijn oogen,
die haar ontweken. „Nog altijd aan het vechten
met Frundsberg?"
Herbert lachte hard.
„Hoe zou ik nog kunnen vechten, nu jullie me
hierheen hebt gelokt? Dat hebben jullie hem
werkelijk kranig gelapt. Mijn idee, mijn werk
hebben jullie gestolen."
„Herbert, hoe kun j'e toch zoo spreken neen,
blyf alsjeblieft kalm je moet jezelf nog sparen.
Niemand heeft je werk gestolen, het wacht op je,
het wacht erop, dat je komt om het te voltooien."
„Het zal nooit voltooid wordern**
„Het zal voltooid worden en door jou."
Weer sprong Wallner op.
„Waarom dwingt men mij dan, hier werkeloos
in de eenzaamheid te zitten waarom hoor ik
niets over wat daarbuiten gebeurt?"
„DoKtersvoorschrift je zenuwen moeten rust
hebben."
„Is het dan soms ook doktersvoorschrift, dat ik
geen brieven mag ontvangen?"
„Hoe bedoel je dat? Geloof je, dat men je
brieven achterhoudt?"
„Ja, ik h'ad anders stellig antwoord op twee
brieven moeten hebben."
„Wil je me zeggen, van wie, dan zal ik het
dadelijk onderzoeken."
Nu klaarde Herbert's blik een weinig op.
„Doe dat, Li het zijn brieven van neen, ik
kan het niet zeggen".
Herbert's blik werd weer hard en duister. Li
was teleurgesteld. Ze drong echter niet verder bij
hem aan. Haar blik ging haar buiten, streek over
het stadje, daar beneden in het dal, de lage hui
zen, de kromme straten en stegen, de kerk met
den spitsen toren, ais uit een speelgoeddoos ge
bouwd stond daar alles, en boven sloot daarbij het
groene dennewoud aan, met hier en daar een geel-
roode vlek eiken en beuken in herfsttooi. Hoe
goed deed die aanblik aan aan de oogen!
„Je moest van den winter naar de wintersport
gaan, naar Sint Moritz of Arosa".
„Ja, als ik dat kon
„Zou je graag willen?"
Li wist, dat dit reeds vroeger altijd een harte-
wensch van Herbert- was geweest.
„O, zoo graag, maar men zal me hier niet laten
gaan".
„We zullen daarover wel eens met Dr. MöUer
praten."
De kleine driehoek op Herberts voorhoofd werd
iets bleeker. Hy greep naar haar hand.
„Li, je ben toch een lieve meid."
Even was er een zwygen tusschen beide men
schen. „Hjj heeft een vrouw noodig, die voor hem
zorgt", dacht Li.
Plotseling begon hij weer over de brieven t«
spreken.
„Die brieven ik wil het je wel zeggen wa
ren aan de zuster van Frundsberg gericht."
Li speelde de verbaasde.
„Heb je haar geschreven?"
„Ja, en ik kan niet begrypen, dat zij nifc' niet
geantwoord heeft."
„Zij is op het oogenblik op reis, in het buitenland,
voor zoover ik weet, is zij nu in Cairo."
„Dan heeft zij myn brieven waarschijnlijk heele-
maal niet gekregen. Ik zal haar naar Cairo schre
ven".
Li legde haar handen op Herbert's schouder»,
zag hem met haar groote oogen aan, zoo
als zy dit vroeger vaker gedaan had
„Herbert, wat wil je toch van dit jong»
vrouwtje
„Ik houd van haar".
„Dat kan niemand je kwalijk nemen, maar wat
heb je eraan?"
„Ik weet, dat zij ook van mij houdt'.'
„Herbert, kun je de waarheid aanhooren?"
Herbert keek Li verwonderd aan. In zyn blik
stond een vraag. Li moet een oogenblik met zich
zelf vechten.
„Denk even terug aan den middag, toen wij voor
het laatst tegenover elkaar stonden. Je had eerst
groote haast tot je aan de telefoon werd ge
roepen. Daarna had je tijd voor me. Twee uur la
ter was Annie Frundsberg haar groote reis be
gonnen. waarvan zij tot neg toe niet is terugge
keerd. Zij was gevlucht gevlucht voor jou".
Li zweeg. Haar handen gleden weer van zijn
schouders af. Ook hij zei geen woord. Zijn oogen
gleden over de bergen met de dennen en de geel-
roode vlekken. Daar bleef zijn blik hangen lan
gen tijd. Toen stond hy plotseling op, ging de ka-
mei; in naar de schrijftafel, hield het portret in de
hand. dat daar gestaan had en wierp er een lan
gen blik op. Daarna opende hij een la, legde d»
foto daarin en de hand sloot de lade weer.
'{Wordt vervolfdj.
Toon van Balkom, de bekende Bossche Een onafzienbare menigte was te Melbourne getuige van den afscheidsmarsch
klokkenist, viert 1 Maart a s zijn z'l veren bij het vertrek van de Australische- en Nieuw Zeelandsche expeditie
jubileum als stads-beiaardier strijdkrachten naar Egypte
Het interieur van den aanhang-ziekenwagen, welke de nieuwste
aanwinst vormt van den Gemeentelijken Geneeskundigen- en
Gezondheidsdienst te Amsterdam
Slachtoffer van een noodlottig misverstand. Het stoffelijk
overschot van dokter Meeuwissen, die aan de grens te Vlodrop
werd doodgeschoten, is onder groote belangstelling ter aarde
besteld