Een gedachte beheerscht de Finnen.
Madrid, de hoofdstad
van den „Spaanschen staat
Jiet de Jleiqei nam Zuid Afrika
IN FINLAND.
DINSDAG 20 FEBRUARI 1940
H A "A REE M'S D X G B E X D
15
,De Russen komen er nooit door'
Dc minister van landsverdediging, Niuk-
kanen, is tan meening dat de weerstandswil
verhoogd is door de materieéle hulp en de
sympathie, welke uit een reeks van landen
vooral Zweden is ontvangen.
(Van onzen specialen verslaggever).
HELSINKI, 13 Februari. Ook een journa
list kan boffen. Toen ik de eetzaal van mijn
hotel binnenliep zat minister Hannula er met
twee anderen, waarvan ik er een ken: hij is
Zweed, vroeger redacteur van een der grootste
Zweedsche bladen, nu mede omdat hij even
voortreffelijk Finsch als Zweedsch kent vrij
willig behulpzaam bij den persdienst van de
FInsche regeering. Nauwelijks zat ik of hij kwam
naar mij toe: minister Hannula zit ginds te
praten met den minister van landsverdediging;
er is niets tegen dat u erbij komt!
Wel, wat zou ik er tegen hebben? En zoo
ontstond een gesprek met twee ministers op de
meest onverwachte wijze.
De Finsche minister van Landsverdediging
Niukkanen.
Minister Niukkanen is „nourri dans le sérail".
Hij kwam in 1921 voor het eerst in de Finsche
regeering, toentertijd als minister van land
bouw. Dat was hij tweemaal. Vei-volgens was hij
minister van verkeerswezen. Dat herhaalde zich
eveneens. Daarna kreeg hij de portefeuille van
financiën: twee keer. Toen werd hij minister
van landsverdediging en die functie bekleedt hij
nu voor de derde maal; hij is dus aan zijn
negende kabinet bezig! Wie hem ontmoet merkt
dat hij met een agrariër te doen heeft: de mi
nister vertelt met voorkeur dat hij stamt uit
een oud boerengeslacht, dat zijn hof al sedert
eeuwen heeft liggen buiten Viborg, dicht achter
de fortlinie. „Ik kan bij mij thuis het donderen
van de kanonnen dag en nacht hooren, maar
mijn familie leeft niettemin rustig op de boer
derij. En wij zijn ervan overtuigd dat de Russen
zoover niet komen zuilen. Vroeger liep de Rus-
sisch-Finsche grens dwars door mijn landerijen,
maar nu liggen onze linies tusschen mijn be
zitting en Rusland. Maar als gezegd: we leven
rustig, alsof er niets aan de hand was".
De minister zelf heeft het overigens zoo rus
tig niet! Hij is vrijwel permanent in touw. Dat
zijn trouwens alle leden van de regeering. Van
morgen nog vertelde minister Hannula. dien
ik in het voorbijgaan trof. dat hij eindelijk
eens een klok rond had geslapen; het zijn niet
de soldaten alleen, die op dat stuk tekort komen!
Men moet het in de regeenngsleden waardeeren
dat zij niettemin tijd vinden, om buiteniandsche
redacteuren te woord te staan.
Ik vraag minister Niukkanen naar de stem
ming in het leger.
..Die is", zegt hij. ,200 goed als maar moge
lijk ware. Iedereen begrijpt hier, waarom het gaat
De druk. die van buiten op ons Is uitgeoefend,
heeft de solidariteit tusschen alle rangen en
standen bovendien sterk bevorderd". Hier valt
minister Hannula in: ,.De eenheid van nu hangt
verder samen met het onmiskenbare feit, dat
wij de laatste jaren alles gedaan hebben, om alle
geledingen van onze samenleving gelijkelijk
recht te verschaffen en hun belangen gelijke
lijk te behartigen. Iedereen heeft hier de over-
tuiging dat medewerking aan de verdediging
van het land zijn eigen belang is".
Minister Niukkanen gaat verder: „Als ik zeg
dat het leger in den best denkbaren toestand
verkeert, bedoel ik dat niet alleen in technischen
zin. Ook psychologisch is dat het geval. Wij
hebben geenerlei moeilijkheden, noch met onze
soldaten, noch met de bevelvoering".
„De materieele hulp, de vrijwilligers, de sym
pathie, die wij uit een reeks van landen ont
vangen en daarbij denk ik vooral aan Zwe
den heeft de stemming in het leger natuur
lijk nog aanzienlijk in de goede richting ver
sterkt. Onze weerstandswil wordt daardoor ver
hoogd. Wij zijn er diep van overtuigd dat ons
land als vrij en onafhankelijk land zal blijven
bestaan. ..De minister gaat dan op Zweden's
hulp nog wat verder in. „Zweden helpt ons in
alle opzichten het meest effectief. Ik geloof dat
de huidige gebeurtenissen tusschen Zweden en
Finland een blijvenden band hebben gelegd en
dat in de-toekomst deze twee volken altijd zul
len blijven samengaan". Het is duidelijk dat
de volken van het Noorden een gemeenschap
pelijke taak en een gemeenschappelijk doel
hebben: zij willen de cultuur en de vrijheid
van de Noordsche landen verdedigen en in
stand houden. Nooit is dat zoo duidelijk uitge
komen als in deze dagen."
Als ik den minister vraag of hij gelooft in de
totstandkoming van een militairen driebond of
vierbond Zweden-Noorwegen-Finland-Dene-
marken of de drie eerstgenoemden zonder De
nemarken. is hij voorzichtig: „Het beant
woorden van die vraag is moeilijk'' zegt hij,
„maar laat mij zeggen dat ik ervan overtuigd
ben dat zoo een verbond eerbied zou afdwingen
bij ieder, die één van de verbonden staten zou
willen aanvallen. Het zou een afdoend verweer
tegen agressoren zijn en een betrouwbare be
scherming voor de vrijheid van onze landen
Een aanvaller, die de kans heeft dat hij het eene
land na het andere kan aangrijpen, zal dat eer
der doen dan hij. die weet. dat een gesloten
blok tegenover hem staat". In dat antwoord
hoor ik klanken, die ik ook in Zweden verno
men heb. Minister Sandler moge om de conse
quentheid van zijn standpunt ginds het veld
hebben geruimd, meer en meer en luider en lui
der verneemt men in Zweden stemmen, die
pleiten voor een hechte samenwerking, ook in
militairen zin.
Op mijn vraag of Finland op de mogelijkheid
van den huidigen oorlog militair was voorbereid,
antwoordt minister Niukkanen in algemeenen
zin bevestigend. „Wij kennen de lessen van onze
geschiedenis. Drie maal hebben wij de Russen hier
moeten wegwerken en altijd moesten wij ermee
rekening houden, dat gevaar voor ons van dien
kant komen kon". Weer valt minister Hannula
in: „Wij zijn", zegt hij, „om zoo te zeggen ge
wend aan dat werk". En minister Niukkanen
vervolgt: „Natuurlijk hebben wij de laatste jaren
veel aan onze verdediging' gedaan, zooals trou
wens alle staten van de wereld. Toch zijn onze
uitgaven niet onzinnig gestegen. Ik laat mij
natuurlijk niet uit over de bedragen, die met
den huidigen oorlog gemoeid zijn, maar tot het
laatste jaar beliepen onze uitgaven voor de
landsverdediging twintig procent van de staats
uitgaven, en voor het loopende jaar de be
grooting voor 1940 was het dertig procent".
„Ongeveer evenveel als Finland voor cultureele
uitgaven besteedt", voegt minister Hannula er
aan toe. Ik verneem dan nog dat de Finsche
regeering in hooge mate te spreken is over de
kwaliteiten van dv. Fokkerjagers, die hier in
Finland met Nederlandsche licentie gebouwd
worden en dat het zoo een jagermachine was,
waarmee luitenant Sarvanto in vier minuten
tijd zes Russische toestellen „naar beneden
haalde". Verder verzekert mij minister Niuk
kanen dat de Finsche soldaen, afgezien nog van
him in het algemeen betere uitrusting, zich in
de kwaadaardige kou. die dezen winter hier en
elders heerscht, veel beter houden dan de Rus
sische. In het heele gesprek is trouwens een sterk
zelfvertrouwen merkbaar. Men vindt het hier
overal. Het is de vaste overtuiging van de
Finnen, dat de Russen „er nooit doorkomen". Nu
niet, en in den zomer ook niet! Wat nu ijsvlakte
is, wordt dan water en moeras: de moeilijkheden
zullen, van militair standpunt gezien, er zeker
niet geringer op worden. Met de verzekei*ing dat
de Finnen taai zullen volhouden eindigt het ge
sprek: de minister wordt aan de telefoon ge
roepen en zijn ambtgenoot heeft nog werk voor
den boeg.
(Nadruk verboden.
Auteursrecht voorbehouden)
Militaire inundaties en schade
vergoeding.
Op een vraag van het lid der Tweede Kamer,
den heer Mes, betreffende het begrip „schadever
goeding" in de wet op de militaire inundatiën,
heel't de minister van Defensie geantwoord, dat
kraohtens artikel 5 van de wet van den 15den
April 1896, Staatsblad no. 71 (militaire inunda
tiën) slechts aanspraak op schadevergoeding be
staat, wanneer door het voorbereiden of het stellen
van militaire inundatiën eigendommen worden be
schadigd of aan de vrije beschikking van rechtheb
benden of huurders onttrokken en wel voor zoo
ver de schade als het onmiddellijke en dadelijke
gevolg van het voorbereiden of het stellen der
inundatiën moet worden beschouwd. Op den
grondslag en binnen de grenzen, als in voornoemd
wetsvoorschrift aangegeven, kan voor vergoeding
in aanmerking komen zakelijke schade aan de
eigendommen zelf, alsmede schade, welke verder
b.v. in onderneming of beroep mocht worden ge
leden. Degenen, die in verband met het voorberei
den of het instellen van militaire inundatiën werk
gelegenheid of broodwinning geheel of ten deele
verliezen, dan wel in eenig ander opzicht nadeel
ondervinden, zonder dat daarbij eigendommen wor
den aangetast, waarop zij eenig zakelijk recht heb
ben of waarvan zij huurder zijn, kunnen op grond
van meergenoemd wetsvoorschrift geen aanspraak
op schadevergoeding doen gelden.
Officiersopleiding niet opengesteld
voor onderwijzers.
Op vragen van het lid der Tweede Kamer, den
heer Van Sleen betreffende de officiersopleiding,
heeft de minister van Defensie als volgt geant
woord:
Evenals zulks voor het afkondigen van de al-
gemeene mobilisatie het geval was, kunnen ook
gedurende de mobilisatie slechts die gegadigden
voor de officiersopleiding voor plaatsing in aan
merking komen, die de eerste oefening nog niet
hebben volbracht.
Menige onderwijzer, die vroegtijdig de studie
voor de hoofdakte opneemt, vraagt en verkrijgt
uitstel van eerste oefening tot hij zijn studie heeft
beëindigd.
Gedurende den mobilisatietijd wordt echter voor
deze studie geen uitstel verleend en zullen er in
derdaad slechts weinig dienstplichtigen, behoorenide
tot de jongste lichting, zijn, die reeds op zoo jeug
digen leeftijd de hoofdakte hebben verworven.
De minister vindt in een en ander geen aanlei
ding om den hoofdakte-eisch te doen vervallen en
derhalve de opleiding tot onderwijzer, met betrek'
king tot plaatsing bij 'de officiersopleiding, gelijk
te stellen met die aan de H.B.S.
Het voldoen aan dien wensch zou neerkomen op
het genoegen nemen met lagere eischen, waartoe
le minder aanleiding is, aangezien er een over
vloed is aan gegadigden, die In alle opzichten aan
de gestelde eischen voldoen.
De minister acht het gewenscht aan de voor
waarde, dat de eerste oefening nog niet is vol
bracht, strikt vast te houden, aangezien er zich
een ruim voldoende aantal jonge mannen, die aan
genoemde voorwaarde voldoen, voor officiersop
leiding aanmelden.
De Madrileen en
de nieuwe
toestand
HET TOOVERWOORD,, WEDEROPBOUW"
Mobilisatie-vergoedingsbescliikking.
Eventueele achterstand wordt ingehaald.
Op vragen van den heer Van Sleen betreffende
toepassing van de mobilisatievergoedingsbeschik-
kïng heeft de minister van Defensie als volgt ge
antwoord:
Het is den minister inderdaad gebleken dat som
mige burgemeesters nadere aanwijzingen hebben
afgewacht, alvorens de vergoedingsbedragen voor
hen. die voor hun opkomst werkloozensteun ge
noten, te herzien in verband met de verhooging,
die de steunbedragen met ingang van 17 December
1939 hebben ondergaan. Hierin is inmiddels voor
zien bij een aan de burgemeesters gericht rond
schrijven, dat tevens nog enkele andere voorzienin
gen treft. De ingang van de verhooging is ook voor
de kostwinnersvergoeding gesteld op 17 December
1989.
Er is alle reden om aan te nemen, dat de mobi-
Jisatievergoedingsbesehikking over het algemeen
op juiste wijze wordt toegepast. Het ligt echter voor
de hand, dat ten gevolge van het groote aantal
vergoeding vragenden, van de schier -onbegrensde
verscheidenheid van omstandigheden, waarin zij
verkeeren, alsmede van het groote aantal gemeen-r
ten, welke de beschikking moeten toepassen, zich
wel eens gevallen voordoen, waarin aanvankelijk
de beschikking niet op de juiste wijze wordt toe
gepast. Indien dit blijkt, wordt van voorlichting
gediend.
Ten gevolge van het groot aantal verzoekschrif
ten, dat tegen de verwachting in nog dagelijks
bij het departement blijft inkomen, alsmede van
een groot aantal zieken bij de desbetreffende af-
deelingen van het departement, is vertraging in de
afdoening van de verzoekschriften ontstaan. De
minister hoopt, door deze afdeeling uit te breiiden,
binnen redelijken tijd dit bezwaar te hebben over
wonnen.
De minister heeft er bezwaar tegen provinciale
beroepscolleges in het Ipven te roepen. Niet alleen
meent hij de beschikking over 's lands gelden, voor
zoover die hem is toevertrouwd, zooveel mogelijk
zelf in handeh te moeten houden, maar ook be
twijfelt hij in sterke mate, dat het mogelijk zou
zijn, de beschikking over een zoo groot aantal door
en door in kostwinnerszaken onderlegde personen
te kunnen krijgen als voor deze colleges noodig
zou zijn.
WEEKABONNEMENTEN
dienen uiterlijk Wo e n sd a gs avonds
betaald te zijn, daar de bezorgers op
Donderdag moeten afrekenen
DE ADMINISTRATIE
(Van een bijzonderen correspondent.)
MADRID. Februari.
Aan Philips II dankt Madi'id zijn verheffing tol
hoofdstad van Spanje. Deze zonderlinge monarch
had een bijzondere voorliefde voor dit eenzame
en van nature onherbergzame oord van de Casti-
liaansche hoogvlakte. Het past bovendien wel bij
zijn karakter dat aan de verkiezing van deze
plaats, zooals wel beweerd wox-dt, ook de omstan
digheid niet vreemd is geweest dat zij nagenoeg
gelegen was in het meetkundig middelpunt van
het Ibei-isch schiereiland.
Het meetkundig middelpunt van het Iberisch
schiereiland is ook vandaag nog de hoofdstad van
Spanje. Dit is niet maar de overbodige vaststelling
van een feit. Men kan niet zeggen: het had geen
haar gescheeld, of Madx-id was vandaag niet de
Spaansche hoofdstad. Maar toch schijnt haar
hoofdstedelijke toekomst in de jongste van onze
dagen een oogenblik min of meer gecompromit
teerd te zijn geweest. Althans zoo wordt zijn be
volking bijwijlen nog voorgehouden en zoo zeide
het nog pas de burgemeester van de stad, Senor
de Alcocer Ribaeoba, tot de Madrileensche jour
nalisten, zoo langs zijn neus weg in een toelich
ting van zijn gi'ootscheepsche plannen tot stede
bouwkundige hei'ziening en verbetering vah Ma
drid. Het zou n.l. niet verwonderlijk zijn geweest
indien het bewind van generaal Franco er de
voorkeur aan zou hebben gegeven een andere
Spaansche stad te verheffen tot „capital" van het
nieuwe Spanje.
Een der steden, welke van den aanvang
van den Spaanschen oorlog af aan de
zijde der nationalisten hebben gestaan, Salaman
ca of Burgos, die reeds gedurende den strijd tij
delijk de administratieve diensten van het natio
nalistische gedeelte des lands of zelfs hetzelfs
leider hacden geherbergd, of Sevilla; alle drie
bovendien steden, die eeuwen her toen Madrid
nog maar een duister gehucht was, hoofdstedelijke
waardigheid hadden genoten. Aldus zouden het
zijn niet wij, die de discriminatie maken de
goeden beloond en de kwaden gestraft zijn. Maar
wie van de goeden te beloonen? Alles overheer-
schende overwegingen van practlsch belang heb
ben en tenslotte en natuurlijk den doorslag moe
ten geven en het den autoriteiten bespaard, dat
zii zich het hoofd zouden moeten breken met de
oplossing van een netelig probleem. Heel gxoot zal
het gevaar dat het van zijn hoofdstedelijke waar-
igheid vervallen zou geraken, ten guftste van
een of andere slecht daartoe uitgeruste provin
cieplaats voor Madrid dan ook wel niet geweest
zijn. Enkele maanden waren voldoende, om zoo
veel herstelarbeid en schoonmaak te verrichten
dat de ministeries en andere nationale diensten
zooals de bank van Spanje, zich weer in Madrid
konden installeeren. De „caudillo" betrok er even
eens een paleis en de ambassadeurs en gezanten
der vreemde mogendheden volgden op den voet
Evenwel blijft aan reparatiewerkzaamheden aan
de door de bombardementen zwaar gehavende
behuizingen van de hoofdstad nog zooveel te doen
over enkele wandelingen in centrum en buiten
wijken overtuigen al gauw, dat het niet anders
kan dat bijv. onze gezant, jhr. van Schullc
tot Peursum, er nog niet in geslaagd is een hem
passend verblijf te vinden en voorloopig nog zijn
intrek houdt in een der groote hotels.
Den Madrileenen Is dus de vernedering van tot
provincialen gedegradeerd te worden "bespaard
gebleven. Als hoofdstad van het nieuwe Spanje
heet Madrid thans „hoofdstad van den Spaan
schen staat". Weleer was men in Europa een
koninkrijk (of een keizerrijk) en wanneer men
ophield zulks te zijn. was dat om een republiek te
worden. Spanje maakte een tiental jaren gele
den voor de tweede maal dat proces door. Met de
overwinning van generaal Franco en zijn ..bewe-
nitiatief moet hier te
lande genomen worden.
Betere verbindingen met de Unie
en Nederland zijn mogelijk.
De verhouding tusschen Afrikaners en
Nederlanders.
Speciale A. N. P.-dienst.
Vooral in Nederland woi'dt veel geschreven
en gesproken over de be teekenis van de stam
verwantschap tusschen Nederlanders en Afrika-
nex-s, die dikwijLs wordt voorgesteld als een
soort broederlijke familieverhouding tusschen
het Afrikaansche volksdeel in de Unie van
Zuid-Afrika en de bevolking van Nederland.
Vaak gelooft men, dat een Nederlander in
Zuid-Afrika dubbel welkom is, omdat hij Ne
derlander is en kcxmt uit het land, dat het stam
land was van Van Riebeek en zijn kolonisten
en van de stoere voortrekkers, die den grondslag
hebben gelegd van den tegenwoordigen staat.
Wij doen de goede verstandhouding, die tus
schen Afrikaners en Nederlanders bestaat, en
de groote belangstelling, die in breede groepen
van de Afrikaansche bevolking voor alles wat
van Nederland komt en met Nederland te maken
heeft, leeft, niet te kort wanneer wij beweren,
dat de vooi's tel ling, welke men zich daarvan in
Nederland maakt in het algemeen te zeer ge
ïdealiseerd is.
Na 1800, toen de Kaapkolonie in Engelsche
handen overging, zijn de banden tusschen het
Afrikaansche volk en Nederland langen tijd ver
broken geweest. De Boer trok telkens weer ver
der weg naar onbekende en geïsoleerde gebieden
en was daarbij altijd op zichzelf aangewezen. De
verschillende groepen hadden soms nauwelijks
cantact met elkaar, laat staan, dat van eenig
contact met de op duizenden kilometers afstand
gelegen buitenwereld sprake kon zijn. In een
harden en moeilijken strijd veroverde de Boer
zich een bestaan en toen de boex-engemeen-
schappen zich tot staten ontwikkelden, en de
vex-schillende Boeren-republieken ontstonden
moesten deze zich opnieuw verweren tegen een
over-weldiger, die een einde aan hun onafhanke
lijk bestaan maakte.
In de in 1910 tot stand gekomen Unie kregen
de Afrikaners weer alle kansen om zich politiek
en cultureel te doen gelden, en met een bewon
derenswaardige veerkracht hebben zij zich op
hun nieuwe taak geworpen. Opnieuw bouwden
zij een staat op, al moesten zij hei werk en de
politieke leiding op voet van gelijkheid deelen
met het Engelsche element, tegenover hetwelk
zij met een begrijpelijk wantrouwen stonden.
Als boeren, die sedert generaties hun bloed
hadden vergoten voor het bezit vaxx eiken meter
grond, waarop zij zich wilden vestigen, was hun
gehechtheid aan het land grooter, dan van de
Engeischen, die voor een groot deel hun wei'k
in handel en nijverheid vonden.
Het door de Boerenoorlogen versterkte zelfbe
wustzijn kwam tot uiting in den wil, zelf en ge
heel uit eigen krachten den nieuwen staat en de
eigen cultuur op te bouwen. De Afrikaners con
centreerden zich met al hun aandacht op Zuid-
Afrika. en wat daar buiten lag, was het buiten
land. Dit gold ook voor Nederlnad, al bleef Ne
derland in den geest van velen toch wel een bij
zondere plaats innemen.
Dat deze plaats niet belangxnjiker werd dan in
feite het geval was moet voor een groot deel ook
aan de houding der Nederlanders zelf geweten
worden. Zij, die in Zuid-Afrika een cultureele
taak konden vervullen, kwamien dikwijls naar
de Unie met een ongemotiveerd superioi'iteits-
gevoel dat vaak kwetsend was voor de Afrikaners
die zich daai'door des te meer gedrongen voelden
het opbouwende werk zelf ter hand te nemen
Het feit, dat president Paul Krugei index*tijd
zoo vele Nederlandexvs op hooge staatsposten be
noemde, wei-kte er niet toe mee, om de stemming
jegeixs deze Nederlanders vriendelijker te maken
Daarbij kwam. dat de eveneens in die dagen aan
gelegde spoorwegen in Transvaal geheel in Ne-
derlanidsch bezit waren waai'door vele Nedeiiand-
sche employés naar Transvaal kwamen. Het schij
nen niet altijd de beste vertegenwoordigex-s var
het Nederlandsche volk te zijn geweest, en als d
eenzaamheid en de vreemde omgeving hen hun
troost bij de drank deed zoeken, en een overdadig
gebruik van krachttermen daarvan het gevolg
was, was dit evenmin geschikt om de rechtzin
nige Afrikaners vriendelijker te stemmen.
Herhaaldelijk heeft president Kniger pogingen
aangewend, in Nederland kapitaal te krijgen voor
het financieren van verschillende ondernemingen
en voor de exploitatie van de vele delfstoffen
welke zich in den Transvaalschen bodem bevir
den Deze pogingen hebben nooit vee! succes ge
had en versterkten den indruk, dat men zich in
Nederland weinig aan de stamgenooten in Zuid-
Afrika liet gelegen liggen.
Dit alles ligt weer eenige tientallen jaren ach
ter ons en hoewel vele van deze factoren nog al
tijd doorwerken, de meerderheid der Afrikaner?
ziet in, dat dit alles tot het verleden behoort. Juist
nu men er in geslaagd is, van de Unie een krach-
tigen staat te maken, waarin het Afi-ikaner ele
ment zijn belangrijke plaats inneemt, nu men zijn
eigen cultuur heeft gevormd en een eigen taai
heeft geschapen, die, hoe zeer ook overeenkomst
tconende en afgeleid zijnde van het Nederlandsch
toch een geheel zelfstandig karakter draagt juis'
nu herleeft een groote belangstelling voor Neder
land en voor de Nederlandsche cultuur.
Van de Engelsch sprekende groep zien velen in
Engeland nog altijd hun „home", ook al zijn reed?
vele generaties in de Unie geboren."terwijl de
Afrikaner weet, geen ander vaderland te hebben
dan Afrika. Het gevolg Is, dat de cultxu-eele en an
dere banden tusschen de Engelsch sprekende
Afrikanei's en Engeland zeer hecht zijn, en juist,
de Afrikaansche groep, die eep tegenwicht tegen
dezen Engeischen invloed wensclit, begrijpt, dal
zij dit slechts kan vinden in een nauwere verbin
ding met Nederland.
We hebben vele Afrikaner's gesproken, die in de
versterking van deze cultureele banden hun le
venstaak zien. Een der hardste werkers op dit ge
bied en een der bekendsten in Nederland is onge
twijfeld prof. S. P. Engelbracht, hoogleeraar aan
d'e Universiteit te Pretoria, die verscheidene ja
ren in Nederland heeft doorgebracht. Mede door
zijn bemiddeling is de uitwisseling van hooglee-
raren tusschen de Unie van Zuid-Afrika en Ne
derland tot stand gekomen. En als een van zijn
meest teleurstellende ervaringen vertelde hij ons
hoe zeer hij nu reeds bijna twee jaar lraaig zijn,
best heeft gedaan om de verschillende hierbij
betrokken instanties in Nederland er toe te be
wegen toch eindelijk eens over te gaan tot het
verzorgen van naar inhoud en transmissie-tech
niek goede, voor Zuid-Afrika bestemde radio-uit
zendingen uit Nederland, welke pogingen tot nog
toe geen enkel resultaat hebben afgeworpen.
Deze klacht hebben wij gehoord van eiken Afi-i
kaner, wien de goede betrekkingen met Neder
land ter harte gaan. en dat zijn er velen. Ook hier
hebben we een voorbeeld, maar nu van onzen
eigen tijd. hoe Nederland een zeer belangrijk'
mogelijkheid in Zuid-Afrika verloren laat. gaar
Maar het bewijst tevens, dat ex geen enkele
werkelijke hindex-paal bestaat voor een uitmun
tende verstandhouding en de meest vriendschap
pelijke betrekkixxgen tusschen Nederlanders en
Afrikaners. De stemming in Zuid-Afiika is rijp
voor het uit den weg ruimen van misvei'standen
en het overwinnen van vooroordeelen. Maar daar-
oor L? noodig. dat men in Nederland een zekere
iksheid overwint en frisch initiatie! durft too
ien. zooals de K L. M deed toen ze deze tweede
,,Reiger"-vlucht 01-ganiseerde. juist om te komen
tot betere verbindingen tusschen Nedex-land en
Zuid-Afrika.
ging" heeft het andermaal opgehouden een re
publiek te zijn, zonder echter opnieuw een ko
ninkrijk te worden. Het legde een staatsvorm al
zonder nog een nieuwen aan te nemen. Het doet
de vergelijking opkomen met een merxsch zondei
kleed. De totalitariteit sluit het bezitten van zulk
een staatsvorm niet uit. Want kent men niet to
talitaire koninkrijken zoowel als min of meer to
talitaire republieken? Misschien mag men zeggen
dat hier een kwestie is opengebleven voor de toe
komst.
Overeenkonistig de onbepaaldheid van dei
Spaanschen staatsvorm draagt ook de „caudillo'
geen nadere officieele aanduiding van ziin posi
tie dan „Z.Excellentie. chef van den staat
Inmiddels moet men niet denken dat net hoo-
gere spitsvondigheden van dezen aard of derge-"
1 ij ke. problemen van staatsrecht zijn, welke de be
langstelling in beslag nemen van het groote Ma
drileensche publiek. Dit heeft zijn hoofd voorals
nog boox-devol met zorgen van heel ander, veel
alledaagscher allooi. Na de ervaringen der laat
ste jaren kost het dit publiek niet veel moeite om
zich verwijderd te houden van de hooge politiek
en deze, zooals gevraagd wordt over te laten aan
zijn nieuwe leid ex-s. Ook minder zou waarschijn
lijk wel genoeg geweest zijn om t. a.v. de politiek
een zekere stemming van apathie en van geef-
ons-nu-in 's hemeisnaam-alleen-maar-nxst te
voorschijn roepen.
Misschien geeft de Madrileen zich even over aanj
?en moment van bezonnen verwondering wanneerj
hij ontdekt op de vi*aag waar ergens in Madrid dd
caudillo woont het antwoord te moeten schuldig
blijven. Het is namelijk een merkwaai-dig ver-
sehijitsel dat het groote publiek hier zoo goed aid
onkundig is met het verblijf van zijn staatshoofd
Wel herinnert men zich dat indertijd in de kran-j
ten een berichtje heeft gestaan, waax-in de naam!
wex-d genoemd van het tot residentie van generaal
Franco ingerichte paleis, met een interieur-fotoj
maar het was de naam ven een heel weinig be
kend paleis en omtrent welke ligging maar wei
nigen U meer weten te vertellen, dan dat het zich
bevindt in de buitenwijken in de richting van
het Pardo. (Niet te verwarren met het Prado),
Wel weet men nog dat de Caudillo zekere namid
dagen enkele uren doorbrengt in het voormalige
koninklijk paleis, waar eenige zalen tot wei'k-
vertrek voor het staatshoofd zijn ingericht en
waarvan een vleugel gedurende de korte jaren
van de tweede Spaansche republiek ook tot resi
dentie van den president heeft gediend. Maar ook
dergelijke bijzonderheden boezemen den Madri
leen geen bovenmatig belang in.
Wat thans werkelijk wel in staat is de geheele
aandacht van den Madrileen voor de dingen van
het openbare leven klaar wakker te houden wordt
samenvattend aangeduid met het toovex-woord
„wederopbouw". En daar het den gemiddelden
sterveling nu eenmaal niet gegeven is om derwille
van het ideëele aan het stoffelijke gemakkelijk en
licht van hart voorbij te zien, wat de staat overi
gens ook niet van hem verlangt vertaalt -hij
„wederopbouw" bijna vanzelf met „normalisatie"1
of terugkeer naar de normale vooroorlogsche ma-|
terieele levensvoorwaax-den, al weet hij natuurlijk
wel dat hij er nog iets meer en anders onder be
hoort te verstaan.
De Madrileen is zeker niet ontevreden; hij!
klaagt niet. Een jaar geleden omstx-eeks dezen
ijd zat hij in den derden winter, waarin hij dagj
na dag geen vuur in den haard had gehad en.
waren 50 gram linzen zijn etensrantsoen voor een!
geheelen dag, wanneer het geen vogeltjeszang-
zaad was. waarmede de dame, die bij een verblijf
in Madrid jaren her onze beminnelijke hospita
was en die wij thans na eenig zoeken onider de
levenden mochten terugvinden, zich eens gedu-i
rende drie dagen had moeten voeden naar zij ons
vertelde. Dit alles lijkt nu reeds een boozen droom,,
zoo onvergelijkelijk veel beter is de werkelijkheid!
van vandaag. Maar de toestand zal eerst weer ge-j
heel normaal zijn wanneer schaarschto en pe-
oex-duurte er niet meer de kenmerken van zijn.
Wanneer de eiex-en geen anderhalven gulden het
dozijn meer zullen kosten of een ons worst vijftig
centen; het vleesch niet meer gerantsoeneerd is,
er weer boter in de zuivelzaken te koop zal zijn
en kaas tegen betaalbaren prijs; en wanneer er
weer meel en bloem genoeg zal zijn om er nog
iets anders van te kunnen maken dan brood al
leen of peperdure lekkernijen.
Een. ten hoogste twee jaren, heeft enkele we
ken geleden de minister van binnenlandsche za
ken in een redevoering betoogd, zullen nog maar
noodig zijn om het economisch leven des lands
weer geheel zijn normalen verloop terug te be
zorgen. Wanneer dit inderdaad bereikt wox-dt mag
dat een prestatie van belang heeten. want men
dient niet uit het oog te verliezen dat in de helft
"an Spanje, welke de x-ooden gedurende twee a
wee en een half jaar bezet hebben gehouden, tal
van welvaartsbrons 1 zoo goed als totaal zijn
vernietigd waaronder prachtige veestapels.
Stap voor stap keert Spanje naar de normali
satie terug; met hevige belangstelling volgt het
publiek, dat er onmiddellijk bij betrokken is, die
"tappen.
Oil pewensch te mededelingen over
bet z.g. slagkruiserpïan.
Op vragen van den lieer Bajetto betreffende het
doen van mededeelingen door een officier van den
marinestaf over het z.g, slagkruiserplan in een pers
bijeenkomst, heeft de minister van Defensie ge-
intwoord. dat op 1 Februari jl. in een persbijeen
komst. waartoe de uitnoodiging namens der chef
van den marinestaf was uitgegaan, door een offi
cier van den marinestaf een voorbespreking is ge
houden betreffende de film der Koninklijke Ma
rine ,,'t Sal waerachtig wel gaen" In die bijeen
komst is ook gesproken over een versterking der
irloot met slagkruisers.
De minister acht het niet toelaatbaar, dat han-
sende een over bedoeld vraagstuk door regeering
en volksvertegenwoordiging te nemen beslissing al
dus door een officieele instantie wordt getracht in-
loed uit te oeferen op de openbare meening. Hij
heeft maatregelen genomen om zulks in de toe
komst te voorkomen.
AARD APPELMARKT ROTTERDAM.
19 Februari.
Brielsche Eigenheimers 2.90—3.10 per H.L
^eeuwrohe Eigenheimers f 2.80—3 pei H.L.
7,eeiiwschr Blauwe f 3.60—3 80 per H.L
Bintjes 2.60- 2.80 per HA.
Bevelanders 2.75—2.85 per H.L., met vol'
doenden aanvoer, kalme handel.