Een gedachte beheerscht de Finnen. Madrid, de hoofdstad van den „Spaanschen staat Jiet de Jleiqei nam Zuid Afrika IN FINLAND. DINSDAG 20 FEBRUARI 1940 H A "A REE M'S D X G B E X D 15 ,De Russen komen er nooit door' Dc minister van landsverdediging, Niuk- kanen, is tan meening dat de weerstandswil verhoogd is door de materieéle hulp en de sympathie, welke uit een reeks van landen vooral Zweden is ontvangen. (Van onzen specialen verslaggever). HELSINKI, 13 Februari. Ook een journa list kan boffen. Toen ik de eetzaal van mijn hotel binnenliep zat minister Hannula er met twee anderen, waarvan ik er een ken: hij is Zweed, vroeger redacteur van een der grootste Zweedsche bladen, nu mede omdat hij even voortreffelijk Finsch als Zweedsch kent vrij willig behulpzaam bij den persdienst van de FInsche regeering. Nauwelijks zat ik of hij kwam naar mij toe: minister Hannula zit ginds te praten met den minister van landsverdediging; er is niets tegen dat u erbij komt! Wel, wat zou ik er tegen hebben? En zoo ontstond een gesprek met twee ministers op de meest onverwachte wijze. De Finsche minister van Landsverdediging Niukkanen. Minister Niukkanen is „nourri dans le sérail". Hij kwam in 1921 voor het eerst in de Finsche regeering, toentertijd als minister van land bouw. Dat was hij tweemaal. Vei-volgens was hij minister van verkeerswezen. Dat herhaalde zich eveneens. Daarna kreeg hij de portefeuille van financiën: twee keer. Toen werd hij minister van landsverdediging en die functie bekleedt hij nu voor de derde maal; hij is dus aan zijn negende kabinet bezig! Wie hem ontmoet merkt dat hij met een agrariër te doen heeft: de mi nister vertelt met voorkeur dat hij stamt uit een oud boerengeslacht, dat zijn hof al sedert eeuwen heeft liggen buiten Viborg, dicht achter de fortlinie. „Ik kan bij mij thuis het donderen van de kanonnen dag en nacht hooren, maar mijn familie leeft niettemin rustig op de boer derij. En wij zijn ervan overtuigd dat de Russen zoover niet komen zuilen. Vroeger liep de Rus- sisch-Finsche grens dwars door mijn landerijen, maar nu liggen onze linies tusschen mijn be zitting en Rusland. Maar als gezegd: we leven rustig, alsof er niets aan de hand was". De minister zelf heeft het overigens zoo rus tig niet! Hij is vrijwel permanent in touw. Dat zijn trouwens alle leden van de regeering. Van morgen nog vertelde minister Hannula. dien ik in het voorbijgaan trof. dat hij eindelijk eens een klok rond had geslapen; het zijn niet de soldaten alleen, die op dat stuk tekort komen! Men moet het in de regeenngsleden waardeeren dat zij niettemin tijd vinden, om buiteniandsche redacteuren te woord te staan. Ik vraag minister Niukkanen naar de stem ming in het leger. ..Die is", zegt hij. ,200 goed als maar moge lijk ware. Iedereen begrijpt hier, waarom het gaat De druk. die van buiten op ons Is uitgeoefend, heeft de solidariteit tusschen alle rangen en standen bovendien sterk bevorderd". Hier valt minister Hannula in: ,.De eenheid van nu hangt verder samen met het onmiskenbare feit, dat wij de laatste jaren alles gedaan hebben, om alle geledingen van onze samenleving gelijkelijk recht te verschaffen en hun belangen gelijke lijk te behartigen. Iedereen heeft hier de over- tuiging dat medewerking aan de verdediging van het land zijn eigen belang is". Minister Niukkanen gaat verder: „Als ik zeg dat het leger in den best denkbaren toestand verkeert, bedoel ik dat niet alleen in technischen zin. Ook psychologisch is dat het geval. Wij hebben geenerlei moeilijkheden, noch met onze soldaten, noch met de bevelvoering". „De materieele hulp, de vrijwilligers, de sym pathie, die wij uit een reeks van landen ont vangen en daarbij denk ik vooral aan Zwe den heeft de stemming in het leger natuur lijk nog aanzienlijk in de goede richting ver sterkt. Onze weerstandswil wordt daardoor ver hoogd. Wij zijn er diep van overtuigd dat ons land als vrij en onafhankelijk land zal blijven bestaan. ..De minister gaat dan op Zweden's hulp nog wat verder in. „Zweden helpt ons in alle opzichten het meest effectief. Ik geloof dat de huidige gebeurtenissen tusschen Zweden en Finland een blijvenden band hebben gelegd en dat in de-toekomst deze twee volken altijd zul len blijven samengaan". Het is duidelijk dat de volken van het Noorden een gemeenschap pelijke taak en een gemeenschappelijk doel hebben: zij willen de cultuur en de vrijheid van de Noordsche landen verdedigen en in stand houden. Nooit is dat zoo duidelijk uitge komen als in deze dagen." Als ik den minister vraag of hij gelooft in de totstandkoming van een militairen driebond of vierbond Zweden-Noorwegen-Finland-Dene- marken of de drie eerstgenoemden zonder De nemarken. is hij voorzichtig: „Het beant woorden van die vraag is moeilijk'' zegt hij, „maar laat mij zeggen dat ik ervan overtuigd ben dat zoo een verbond eerbied zou afdwingen bij ieder, die één van de verbonden staten zou willen aanvallen. Het zou een afdoend verweer tegen agressoren zijn en een betrouwbare be scherming voor de vrijheid van onze landen Een aanvaller, die de kans heeft dat hij het eene land na het andere kan aangrijpen, zal dat eer der doen dan hij. die weet. dat een gesloten blok tegenover hem staat". In dat antwoord hoor ik klanken, die ik ook in Zweden verno men heb. Minister Sandler moge om de conse quentheid van zijn standpunt ginds het veld hebben geruimd, meer en meer en luider en lui der verneemt men in Zweden stemmen, die pleiten voor een hechte samenwerking, ook in militairen zin. Op mijn vraag of Finland op de mogelijkheid van den huidigen oorlog militair was voorbereid, antwoordt minister Niukkanen in algemeenen zin bevestigend. „Wij kennen de lessen van onze geschiedenis. Drie maal hebben wij de Russen hier moeten wegwerken en altijd moesten wij ermee rekening houden, dat gevaar voor ons van dien kant komen kon". Weer valt minister Hannula in: „Wij zijn", zegt hij, „om zoo te zeggen ge wend aan dat werk". En minister Niukkanen vervolgt: „Natuurlijk hebben wij de laatste jaren veel aan onze verdediging' gedaan, zooals trou wens alle staten van de wereld. Toch zijn onze uitgaven niet onzinnig gestegen. Ik laat mij natuurlijk niet uit over de bedragen, die met den huidigen oorlog gemoeid zijn, maar tot het laatste jaar beliepen onze uitgaven voor de landsverdediging twintig procent van de staats uitgaven, en voor het loopende jaar de be grooting voor 1940 was het dertig procent". „Ongeveer evenveel als Finland voor cultureele uitgaven besteedt", voegt minister Hannula er aan toe. Ik verneem dan nog dat de Finsche regeering in hooge mate te spreken is over de kwaliteiten van dv. Fokkerjagers, die hier in Finland met Nederlandsche licentie gebouwd worden en dat het zoo een jagermachine was, waarmee luitenant Sarvanto in vier minuten tijd zes Russische toestellen „naar beneden haalde". Verder verzekert mij minister Niuk kanen dat de Finsche soldaen, afgezien nog van him in het algemeen betere uitrusting, zich in de kwaadaardige kou. die dezen winter hier en elders heerscht, veel beter houden dan de Rus sische. In het heele gesprek is trouwens een sterk zelfvertrouwen merkbaar. Men vindt het hier overal. Het is de vaste overtuiging van de Finnen, dat de Russen „er nooit doorkomen". Nu niet, en in den zomer ook niet! Wat nu ijsvlakte is, wordt dan water en moeras: de moeilijkheden zullen, van militair standpunt gezien, er zeker niet geringer op worden. Met de verzekei*ing dat de Finnen taai zullen volhouden eindigt het ge sprek: de minister wordt aan de telefoon ge roepen en zijn ambtgenoot heeft nog werk voor den boeg. (Nadruk verboden. Auteursrecht voorbehouden) Militaire inundaties en schade vergoeding. Op een vraag van het lid der Tweede Kamer, den heer Mes, betreffende het begrip „schadever goeding" in de wet op de militaire inundatiën, heel't de minister van Defensie geantwoord, dat kraohtens artikel 5 van de wet van den 15den April 1896, Staatsblad no. 71 (militaire inunda tiën) slechts aanspraak op schadevergoeding be staat, wanneer door het voorbereiden of het stellen van militaire inundatiën eigendommen worden be schadigd of aan de vrije beschikking van rechtheb benden of huurders onttrokken en wel voor zoo ver de schade als het onmiddellijke en dadelijke gevolg van het voorbereiden of het stellen der inundatiën moet worden beschouwd. Op den grondslag en binnen de grenzen, als in voornoemd wetsvoorschrift aangegeven, kan voor vergoeding in aanmerking komen zakelijke schade aan de eigendommen zelf, alsmede schade, welke verder b.v. in onderneming of beroep mocht worden ge leden. Degenen, die in verband met het voorberei den of het instellen van militaire inundatiën werk gelegenheid of broodwinning geheel of ten deele verliezen, dan wel in eenig ander opzicht nadeel ondervinden, zonder dat daarbij eigendommen wor den aangetast, waarop zij eenig zakelijk recht heb ben of waarvan zij huurder zijn, kunnen op grond van meergenoemd wetsvoorschrift geen aanspraak op schadevergoeding doen gelden. Officiersopleiding niet opengesteld voor onderwijzers. Op vragen van het lid der Tweede Kamer, den heer Van Sleen betreffende de officiersopleiding, heeft de minister van Defensie als volgt geant woord: Evenals zulks voor het afkondigen van de al- gemeene mobilisatie het geval was, kunnen ook gedurende de mobilisatie slechts die gegadigden voor de officiersopleiding voor plaatsing in aan merking komen, die de eerste oefening nog niet hebben volbracht. Menige onderwijzer, die vroegtijdig de studie voor de hoofdakte opneemt, vraagt en verkrijgt uitstel van eerste oefening tot hij zijn studie heeft beëindigd. Gedurende den mobilisatietijd wordt echter voor deze studie geen uitstel verleend en zullen er in derdaad slechts weinig dienstplichtigen, behoorenide tot de jongste lichting, zijn, die reeds op zoo jeug digen leeftijd de hoofdakte hebben verworven. De minister vindt in een en ander geen aanlei ding om den hoofdakte-eisch te doen vervallen en derhalve de opleiding tot onderwijzer, met betrek' king tot plaatsing bij 'de officiersopleiding, gelijk te stellen met die aan de H.B.S. Het voldoen aan dien wensch zou neerkomen op het genoegen nemen met lagere eischen, waartoe le minder aanleiding is, aangezien er een over vloed is aan gegadigden, die In alle opzichten aan de gestelde eischen voldoen. De minister acht het gewenscht aan de voor waarde, dat de eerste oefening nog niet is vol bracht, strikt vast te houden, aangezien er zich een ruim voldoende aantal jonge mannen, die aan genoemde voorwaarde voldoen, voor officiersop leiding aanmelden. De Madrileen en de nieuwe toestand HET TOOVERWOORD,, WEDEROPBOUW" Mobilisatie-vergoedingsbescliikking. Eventueele achterstand wordt ingehaald. Op vragen van den heer Van Sleen betreffende toepassing van de mobilisatievergoedingsbeschik- kïng heeft de minister van Defensie als volgt ge antwoord: Het is den minister inderdaad gebleken dat som mige burgemeesters nadere aanwijzingen hebben afgewacht, alvorens de vergoedingsbedragen voor hen. die voor hun opkomst werkloozensteun ge noten, te herzien in verband met de verhooging, die de steunbedragen met ingang van 17 December 1939 hebben ondergaan. Hierin is inmiddels voor zien bij een aan de burgemeesters gericht rond schrijven, dat tevens nog enkele andere voorzienin gen treft. De ingang van de verhooging is ook voor de kostwinnersvergoeding gesteld op 17 December 1989. Er is alle reden om aan te nemen, dat de mobi- Jisatievergoedingsbesehikking over het algemeen op juiste wijze wordt toegepast. Het ligt echter voor de hand, dat ten gevolge van het groote aantal vergoeding vragenden, van de schier -onbegrensde verscheidenheid van omstandigheden, waarin zij verkeeren, alsmede van het groote aantal gemeen-r ten, welke de beschikking moeten toepassen, zich wel eens gevallen voordoen, waarin aanvankelijk de beschikking niet op de juiste wijze wordt toe gepast. Indien dit blijkt, wordt van voorlichting gediend. Ten gevolge van het groot aantal verzoekschrif ten, dat tegen de verwachting in nog dagelijks bij het departement blijft inkomen, alsmede van een groot aantal zieken bij de desbetreffende af- deelingen van het departement, is vertraging in de afdoening van de verzoekschriften ontstaan. De minister hoopt, door deze afdeeling uit te breiiden, binnen redelijken tijd dit bezwaar te hebben over wonnen. De minister heeft er bezwaar tegen provinciale beroepscolleges in het Ipven te roepen. Niet alleen meent hij de beschikking over 's lands gelden, voor zoover die hem is toevertrouwd, zooveel mogelijk zelf in handeh te moeten houden, maar ook be twijfelt hij in sterke mate, dat het mogelijk zou zijn, de beschikking over een zoo groot aantal door en door in kostwinnerszaken onderlegde personen te kunnen krijgen als voor deze colleges noodig zou zijn. WEEKABONNEMENTEN dienen uiterlijk Wo e n sd a gs avonds betaald te zijn, daar de bezorgers op Donderdag moeten afrekenen DE ADMINISTRATIE (Van een bijzonderen correspondent.) MADRID. Februari. Aan Philips II dankt Madi'id zijn verheffing tol hoofdstad van Spanje. Deze zonderlinge monarch had een bijzondere voorliefde voor dit eenzame en van nature onherbergzame oord van de Casti- liaansche hoogvlakte. Het past bovendien wel bij zijn karakter dat aan de verkiezing van deze plaats, zooals wel beweerd wox-dt, ook de omstan digheid niet vreemd is geweest dat zij nagenoeg gelegen was in het meetkundig middelpunt van het Ibei-isch schiereiland. Het meetkundig middelpunt van het Iberisch schiereiland is ook vandaag nog de hoofdstad van Spanje. Dit is niet maar de overbodige vaststelling van een feit. Men kan niet zeggen: het had geen haar gescheeld, of Madx-id was vandaag niet de Spaansche hoofdstad. Maar toch schijnt haar hoofdstedelijke toekomst in de jongste van onze dagen een oogenblik min of meer gecompromit teerd te zijn geweest. Althans zoo wordt zijn be volking bijwijlen nog voorgehouden en zoo zeide het nog pas de burgemeester van de stad, Senor de Alcocer Ribaeoba, tot de Madrileensche jour nalisten, zoo langs zijn neus weg in een toelich ting van zijn gi'ootscheepsche plannen tot stede bouwkundige hei'ziening en verbetering vah Ma drid. Het zou n.l. niet verwonderlijk zijn geweest indien het bewind van generaal Franco er de voorkeur aan zou hebben gegeven een andere Spaansche stad te verheffen tot „capital" van het nieuwe Spanje. Een der steden, welke van den aanvang van den Spaanschen oorlog af aan de zijde der nationalisten hebben gestaan, Salaman ca of Burgos, die reeds gedurende den strijd tij delijk de administratieve diensten van het natio nalistische gedeelte des lands of zelfs hetzelfs leider hacden geherbergd, of Sevilla; alle drie bovendien steden, die eeuwen her toen Madrid nog maar een duister gehucht was, hoofdstedelijke waardigheid hadden genoten. Aldus zouden het zijn niet wij, die de discriminatie maken de goeden beloond en de kwaden gestraft zijn. Maar wie van de goeden te beloonen? Alles overheer- schende overwegingen van practlsch belang heb ben en tenslotte en natuurlijk den doorslag moe ten geven en het den autoriteiten bespaard, dat zii zich het hoofd zouden moeten breken met de oplossing van een netelig probleem. Heel gxoot zal het gevaar dat het van zijn hoofdstedelijke waar- igheid vervallen zou geraken, ten guftste van een of andere slecht daartoe uitgeruste provin cieplaats voor Madrid dan ook wel niet geweest zijn. Enkele maanden waren voldoende, om zoo veel herstelarbeid en schoonmaak te verrichten dat de ministeries en andere nationale diensten zooals de bank van Spanje, zich weer in Madrid konden installeeren. De „caudillo" betrok er even eens een paleis en de ambassadeurs en gezanten der vreemde mogendheden volgden op den voet Evenwel blijft aan reparatiewerkzaamheden aan de door de bombardementen zwaar gehavende behuizingen van de hoofdstad nog zooveel te doen over enkele wandelingen in centrum en buiten wijken overtuigen al gauw, dat het niet anders kan dat bijv. onze gezant, jhr. van Schullc tot Peursum, er nog niet in geslaagd is een hem passend verblijf te vinden en voorloopig nog zijn intrek houdt in een der groote hotels. Den Madrileenen Is dus de vernedering van tot provincialen gedegradeerd te worden "bespaard gebleven. Als hoofdstad van het nieuwe Spanje heet Madrid thans „hoofdstad van den Spaan schen staat". Weleer was men in Europa een koninkrijk (of een keizerrijk) en wanneer men ophield zulks te zijn. was dat om een republiek te worden. Spanje maakte een tiental jaren gele den voor de tweede maal dat proces door. Met de overwinning van generaal Franco en zijn ..bewe- nitiatief moet hier te lande genomen worden. Betere verbindingen met de Unie en Nederland zijn mogelijk. De verhouding tusschen Afrikaners en Nederlanders. Speciale A. N. P.-dienst. Vooral in Nederland woi'dt veel geschreven en gesproken over de be teekenis van de stam verwantschap tusschen Nederlanders en Afrika- nex-s, die dikwijLs wordt voorgesteld als een soort broederlijke familieverhouding tusschen het Afrikaansche volksdeel in de Unie van Zuid-Afrika en de bevolking van Nederland. Vaak gelooft men, dat een Nederlander in Zuid-Afrika dubbel welkom is, omdat hij Ne derlander is en kcxmt uit het land, dat het stam land was van Van Riebeek en zijn kolonisten en van de stoere voortrekkers, die den grondslag hebben gelegd van den tegenwoordigen staat. Wij doen de goede verstandhouding, die tus schen Afrikaners en Nederlanders bestaat, en de groote belangstelling, die in breede groepen van de Afrikaansche bevolking voor alles wat van Nederland komt en met Nederland te maken heeft, leeft, niet te kort wanneer wij beweren, dat de vooi's tel ling, welke men zich daarvan in Nederland maakt in het algemeen te zeer ge ïdealiseerd is. Na 1800, toen de Kaapkolonie in Engelsche handen overging, zijn de banden tusschen het Afrikaansche volk en Nederland langen tijd ver broken geweest. De Boer trok telkens weer ver der weg naar onbekende en geïsoleerde gebieden en was daarbij altijd op zichzelf aangewezen. De verschillende groepen hadden soms nauwelijks cantact met elkaar, laat staan, dat van eenig contact met de op duizenden kilometers afstand gelegen buitenwereld sprake kon zijn. In een harden en moeilijken strijd veroverde de Boer zich een bestaan en toen de boex-engemeen- schappen zich tot staten ontwikkelden, en de vex-schillende Boeren-republieken ontstonden moesten deze zich opnieuw verweren tegen een over-weldiger, die een einde aan hun onafhanke lijk bestaan maakte. In de in 1910 tot stand gekomen Unie kregen de Afrikaners weer alle kansen om zich politiek en cultureel te doen gelden, en met een bewon derenswaardige veerkracht hebben zij zich op hun nieuwe taak geworpen. Opnieuw bouwden zij een staat op, al moesten zij hei werk en de politieke leiding op voet van gelijkheid deelen met het Engelsche element, tegenover hetwelk zij met een begrijpelijk wantrouwen stonden. Als boeren, die sedert generaties hun bloed hadden vergoten voor het bezit vaxx eiken meter grond, waarop zij zich wilden vestigen, was hun gehechtheid aan het land grooter, dan van de Engeischen, die voor een groot deel hun wei'k in handel en nijverheid vonden. Het door de Boerenoorlogen versterkte zelfbe wustzijn kwam tot uiting in den wil, zelf en ge heel uit eigen krachten den nieuwen staat en de eigen cultuur op te bouwen. De Afrikaners con centreerden zich met al hun aandacht op Zuid- Afrika. en wat daar buiten lag, was het buiten land. Dit gold ook voor Nederlnad, al bleef Ne derland in den geest van velen toch wel een bij zondere plaats innemen. Dat deze plaats niet belangxnjiker werd dan in feite het geval was moet voor een groot deel ook aan de houding der Nederlanders zelf geweten worden. Zij, die in Zuid-Afrika een cultureele taak konden vervullen, kwamien dikwijls naar de Unie met een ongemotiveerd superioi'iteits- gevoel dat vaak kwetsend was voor de Afrikaners die zich daai'door des te meer gedrongen voelden het opbouwende werk zelf ter hand te nemen Het feit, dat president Paul Krugei index*tijd zoo vele Nederlandexvs op hooge staatsposten be noemde, wei-kte er niet toe mee, om de stemming jegeixs deze Nederlanders vriendelijker te maken Daarbij kwam. dat de eveneens in die dagen aan gelegde spoorwegen in Transvaal geheel in Ne- derlanidsch bezit waren waai'door vele Nedeiiand- sche employés naar Transvaal kwamen. Het schij nen niet altijd de beste vertegenwoordigex-s var het Nederlandsche volk te zijn geweest, en als d eenzaamheid en de vreemde omgeving hen hun troost bij de drank deed zoeken, en een overdadig gebruik van krachttermen daarvan het gevolg was, was dit evenmin geschikt om de rechtzin nige Afrikaners vriendelijker te stemmen. Herhaaldelijk heeft president Kniger pogingen aangewend, in Nederland kapitaal te krijgen voor het financieren van verschillende ondernemingen en voor de exploitatie van de vele delfstoffen welke zich in den Transvaalschen bodem bevir den Deze pogingen hebben nooit vee! succes ge had en versterkten den indruk, dat men zich in Nederland weinig aan de stamgenooten in Zuid- Afrika liet gelegen liggen. Dit alles ligt weer eenige tientallen jaren ach ter ons en hoewel vele van deze factoren nog al tijd doorwerken, de meerderheid der Afrikaner? ziet in, dat dit alles tot het verleden behoort. Juist nu men er in geslaagd is, van de Unie een krach- tigen staat te maken, waarin het Afi-ikaner ele ment zijn belangrijke plaats inneemt, nu men zijn eigen cultuur heeft gevormd en een eigen taai heeft geschapen, die, hoe zeer ook overeenkomst tconende en afgeleid zijnde van het Nederlandsch toch een geheel zelfstandig karakter draagt juis' nu herleeft een groote belangstelling voor Neder land en voor de Nederlandsche cultuur. Van de Engelsch sprekende groep zien velen in Engeland nog altijd hun „home", ook al zijn reed? vele generaties in de Unie geboren."terwijl de Afrikaner weet, geen ander vaderland te hebben dan Afrika. Het gevolg Is, dat de cultxu-eele en an dere banden tusschen de Engelsch sprekende Afrikanei's en Engeland zeer hecht zijn, en juist, de Afrikaansche groep, die eep tegenwicht tegen dezen Engeischen invloed wensclit, begrijpt, dal zij dit slechts kan vinden in een nauwere verbin ding met Nederland. We hebben vele Afrikaner's gesproken, die in de versterking van deze cultureele banden hun le venstaak zien. Een der hardste werkers op dit ge bied en een der bekendsten in Nederland is onge twijfeld prof. S. P. Engelbracht, hoogleeraar aan d'e Universiteit te Pretoria, die verscheidene ja ren in Nederland heeft doorgebracht. Mede door zijn bemiddeling is de uitwisseling van hooglee- raren tusschen de Unie van Zuid-Afrika en Ne derland tot stand gekomen. En als een van zijn meest teleurstellende ervaringen vertelde hij ons hoe zeer hij nu reeds bijna twee jaar lraaig zijn, best heeft gedaan om de verschillende hierbij betrokken instanties in Nederland er toe te be wegen toch eindelijk eens over te gaan tot het verzorgen van naar inhoud en transmissie-tech niek goede, voor Zuid-Afrika bestemde radio-uit zendingen uit Nederland, welke pogingen tot nog toe geen enkel resultaat hebben afgeworpen. Deze klacht hebben wij gehoord van eiken Afi-i kaner, wien de goede betrekkingen met Neder land ter harte gaan. en dat zijn er velen. Ook hier hebben we een voorbeeld, maar nu van onzen eigen tijd. hoe Nederland een zeer belangrijk' mogelijkheid in Zuid-Afrika verloren laat. gaar Maar het bewijst tevens, dat ex geen enkele werkelijke hindex-paal bestaat voor een uitmun tende verstandhouding en de meest vriendschap pelijke betrekkixxgen tusschen Nederlanders en Afrikaners. De stemming in Zuid-Afiika is rijp voor het uit den weg ruimen van misvei'standen en het overwinnen van vooroordeelen. Maar daar- oor L? noodig. dat men in Nederland een zekere iksheid overwint en frisch initiatie! durft too ien. zooals de K L. M deed toen ze deze tweede ,,Reiger"-vlucht 01-ganiseerde. juist om te komen tot betere verbindingen tusschen Nedex-land en Zuid-Afrika. ging" heeft het andermaal opgehouden een re publiek te zijn, zonder echter opnieuw een ko ninkrijk te worden. Het legde een staatsvorm al zonder nog een nieuwen aan te nemen. Het doet de vergelijking opkomen met een merxsch zondei kleed. De totalitariteit sluit het bezitten van zulk een staatsvorm niet uit. Want kent men niet to talitaire koninkrijken zoowel als min of meer to talitaire republieken? Misschien mag men zeggen dat hier een kwestie is opengebleven voor de toe komst. Overeenkonistig de onbepaaldheid van dei Spaanschen staatsvorm draagt ook de „caudillo' geen nadere officieele aanduiding van ziin posi tie dan „Z.Excellentie. chef van den staat Inmiddels moet men niet denken dat net hoo- gere spitsvondigheden van dezen aard of derge-" 1 ij ke. problemen van staatsrecht zijn, welke de be langstelling in beslag nemen van het groote Ma drileensche publiek. Dit heeft zijn hoofd voorals nog boox-devol met zorgen van heel ander, veel alledaagscher allooi. Na de ervaringen der laat ste jaren kost het dit publiek niet veel moeite om zich verwijderd te houden van de hooge politiek en deze, zooals gevraagd wordt over te laten aan zijn nieuwe leid ex-s. Ook minder zou waarschijn lijk wel genoeg geweest zijn om t. a.v. de politiek een zekere stemming van apathie en van geef- ons-nu-in 's hemeisnaam-alleen-maar-nxst te voorschijn roepen. Misschien geeft de Madrileen zich even over aanj ?en moment van bezonnen verwondering wanneerj hij ontdekt op de vi*aag waar ergens in Madrid dd caudillo woont het antwoord te moeten schuldig blijven. Het is namelijk een merkwaai-dig ver- sehijitsel dat het groote publiek hier zoo goed aid onkundig is met het verblijf van zijn staatshoofd Wel herinnert men zich dat indertijd in de kran-j ten een berichtje heeft gestaan, waax-in de naam! wex-d genoemd van het tot residentie van generaal Franco ingerichte paleis, met een interieur-fotoj maar het was de naam ven een heel weinig be kend paleis en omtrent welke ligging maar wei nigen U meer weten te vertellen, dan dat het zich bevindt in de buitenwijken in de richting van het Pardo. (Niet te verwarren met het Prado), Wel weet men nog dat de Caudillo zekere namid dagen enkele uren doorbrengt in het voormalige koninklijk paleis, waar eenige zalen tot wei'k- vertrek voor het staatshoofd zijn ingericht en waarvan een vleugel gedurende de korte jaren van de tweede Spaansche republiek ook tot resi dentie van den president heeft gediend. Maar ook dergelijke bijzonderheden boezemen den Madri leen geen bovenmatig belang in. Wat thans werkelijk wel in staat is de geheele aandacht van den Madrileen voor de dingen van het openbare leven klaar wakker te houden wordt samenvattend aangeduid met het toovex-woord „wederopbouw". En daar het den gemiddelden sterveling nu eenmaal niet gegeven is om derwille van het ideëele aan het stoffelijke gemakkelijk en licht van hart voorbij te zien, wat de staat overi gens ook niet van hem verlangt vertaalt -hij „wederopbouw" bijna vanzelf met „normalisatie"1 of terugkeer naar de normale vooroorlogsche ma-| terieele levensvoorwaax-den, al weet hij natuurlijk wel dat hij er nog iets meer en anders onder be hoort te verstaan. De Madrileen is zeker niet ontevreden; hij! klaagt niet. Een jaar geleden omstx-eeks dezen ijd zat hij in den derden winter, waarin hij dagj na dag geen vuur in den haard had gehad en. waren 50 gram linzen zijn etensrantsoen voor een! geheelen dag, wanneer het geen vogeltjeszang- zaad was. waarmede de dame, die bij een verblijf in Madrid jaren her onze beminnelijke hospita was en die wij thans na eenig zoeken onider de levenden mochten terugvinden, zich eens gedu-i rende drie dagen had moeten voeden naar zij ons vertelde. Dit alles lijkt nu reeds een boozen droom,, zoo onvergelijkelijk veel beter is de werkelijkheid! van vandaag. Maar de toestand zal eerst weer ge-j heel normaal zijn wanneer schaarschto en pe- oex-duurte er niet meer de kenmerken van zijn. Wanneer de eiex-en geen anderhalven gulden het dozijn meer zullen kosten of een ons worst vijftig centen; het vleesch niet meer gerantsoeneerd is, er weer boter in de zuivelzaken te koop zal zijn en kaas tegen betaalbaren prijs; en wanneer er weer meel en bloem genoeg zal zijn om er nog iets anders van te kunnen maken dan brood al leen of peperdure lekkernijen. Een. ten hoogste twee jaren, heeft enkele we ken geleden de minister van binnenlandsche za ken in een redevoering betoogd, zullen nog maar noodig zijn om het economisch leven des lands weer geheel zijn normalen verloop terug te be zorgen. Wanneer dit inderdaad bereikt wox-dt mag dat een prestatie van belang heeten. want men dient niet uit het oog te verliezen dat in de helft "an Spanje, welke de x-ooden gedurende twee a wee en een half jaar bezet hebben gehouden, tal van welvaartsbrons 1 zoo goed als totaal zijn vernietigd waaronder prachtige veestapels. Stap voor stap keert Spanje naar de normali satie terug; met hevige belangstelling volgt het publiek, dat er onmiddellijk bij betrokken is, die "tappen. Oil pewensch te mededelingen over bet z.g. slagkruiserpïan. Op vragen van den lieer Bajetto betreffende het doen van mededeelingen door een officier van den marinestaf over het z.g, slagkruiserplan in een pers bijeenkomst, heeft de minister van Defensie ge- intwoord. dat op 1 Februari jl. in een persbijeen komst. waartoe de uitnoodiging namens der chef van den marinestaf was uitgegaan, door een offi cier van den marinestaf een voorbespreking is ge houden betreffende de film der Koninklijke Ma rine ,,'t Sal waerachtig wel gaen" In die bijeen komst is ook gesproken over een versterking der irloot met slagkruisers. De minister acht het niet toelaatbaar, dat han- sende een over bedoeld vraagstuk door regeering en volksvertegenwoordiging te nemen beslissing al dus door een officieele instantie wordt getracht in- loed uit te oeferen op de openbare meening. Hij heeft maatregelen genomen om zulks in de toe komst te voorkomen. AARD APPELMARKT ROTTERDAM. 19 Februari. Brielsche Eigenheimers 2.90—3.10 per H.L ^eeuwrohe Eigenheimers f 2.80—3 pei H.L. 7,eeiiwschr Blauwe f 3.60—3 80 per H.L Bintjes 2.60- 2.80 per HA. Bevelanders 2.75—2.85 per H.L., met vol' doenden aanvoer, kalme handel.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 10