„BLOED VAN SERINGENKEURING TE AALSMEER. EEN JUBILEEREND BEIAARDIER. BOEDDHA" door HAROLD WARD 4 Lee en zijn gasten waren ln het ruime woonver trek. De zwarte bediende ging met een blad met Slazen rond, en rolde angstig met zijn oogen, toen e sheriff met z'n metgezellen binnen trad. Hij «ette het blad op een tafeltje en trachtte onge merkt het vertrek te verlaten. „Hier jij!" commandeerde Fenton. „Blijf in de buurt, we hebben je misschien nog noodig!" De zwijgende groep in het vertrek keek vol spanning naar de menschen van het gerecht. Lee, fle jonge gastheer, scheen sterk onder den Indruk ran het gebeurde. „Hebt u al eenig idee, wat er voorgevallen is?" vroeg hij. Toen, zich zijn plichten als gastheer her innerend, vervolgde hij: „Wilt u eerst niet wat drinken? Alles wat u noodig hebt, staat op tafel." Jake deed direct een stap in de aangeduide richting, toen aarzelde hij even en wachtte, tot de anderen zich bediend hadden. Roodhaar deed niet mee, hij ging midden in de kamer staan, en wendde zich tot de gasten. „Sheriff Fenton heeft me verteld, dat hij u geen van allen kent", begon hij rustig. „Het zal dus het beste zijn, dat we eerst eens kennis maken. Ik ben kapitein Wilding York, van de Army intelli gence Service (AIS) „De man, die het groote spionnage proces geleid heeft?" klonk een stem uit de gasten. York knikte toestemmend. „Daar heb ik aan meegewerkt, zei hij ernstig. „Tk ben bl?j, dat u weet, wie ik ben, dat is ge makkelijker voor me. Ik ben met verlof, en was van plan aan de kust van New-Orleans te gaan visschen met een collega. Op m'n weg erheen bleef ik een nacht over bijmijn ouden vriend Fenton, die onder mij diende in den oorlog. Op zijn ver zoek ben ik mee gegaan hierheen. Wat ik sinds m'n komst hier gezien heb, doet me gelooven, dat een gelukkig toeval me juist nu hier in de buurt brengt." Hij wenkte Fenton. „Ga jij nu maar door," besloot hij. Fenton schraapte zijn keel. „In een rustige streek als deze gebeuren geluk kig niet dikwijls voorvallen als we vanavond heb ben moeten constateeren," begon hij. „Wij hebben hier weinig gelegenheid om onzen aanleg voor de tective te beproeven. Daarom vind ik het .prettig, dat kapitein York hier aanwezig is, ik heb hem dan ook gevraagd de leiding van het onderzoek op zich te willen nemen. Hij heeft het hier dus te zeggen. Begrepen, allemaal?1' Lee begon met ouderwetsche beleefdheid. „Volkomen!" zei hij. Daarna stelde hij de an dere gasten voor. Zijn zuster, Virginia Lee, zijn verloofde, Adele LathropTerwijl Lee de namen noemde, was York zich vaag bewust van een onuitgesproken vijandigheid tegen zijn persoon. Een bepaalde re den hiervoor zou hij echter niet kunnen geven. Onder het voorstellen trachtte hij zich een voor stelling te maken. Hij drukte de hand van het baardmannetje, dat hem bijna aangevallen had, om de robijnen te be machtigen. Professor Dittmars, noemde Lee hem, York piekerde er even over welke plaats in het drama hij zou innemen. Hij scheen niet bij het ge zelschap te behooren, was niet van de standing der andere gasten. Hij scheen ook niet op zijn ge mak te zijn, zijn avondkleeding hing hem als een zak om het lijf. Ook dronk hij niet met de anderen mee, bemerkte York. Wally Pendrill en Jacob Lancaster. De laatste was een man van geweldige proporties, hij had 'n licht buitenlandsch accent, z'n kleeren waren on berispelijk en hij droeg ze met het air van een Spaanscha grande. De ander was mager en lenig, met steelsche bewegingen en onbetrouwbare oo gen; toen Work hem aankeek sloeg hij ze dade lijk neer. Dokter Grass en Hal Lewis. De eerste was groot, ofschoon niet van de afmetingen van Lancaster, hij had een eenigszins schuifelenden gang, en iiep voorover gebogen. Zijn armen waren abnormaal lang en zijn gezicht was gebruind als iemand, die lang in de tropen geleefd heeft. Lewis was donker en vierkant, hij had het ty pische voorkomen van een boks-impressario. Van de. in-elkaar gezakte gestalte van Jimmy Page gingen Yorks blikken via de donkere, knap pe Virginia Lee naar het vollemaans gezicht van Dore Watson, waar ze bleven rusten. Z'n lippen vertrokken zich in een sarcastischen glimlach. „Een toeval, dat we elkaar hier weer ontmoeten, niet, Watson?" York's stem klonk dreigend, maar zoo zacht, dat alleen Watson hem verstaan kon. „Ik had je buiten al herkend. De laatste keer, dat we elkaar ontmoetten, had je een tandeborsteltje onder je neus, meen ik. Dat ik jou hier ontmoet is de reden, dat ik sheriff Fenton's verzoek, om de leiding te nemen bij dit onderzoek, heb aaxigenomen. Wat kom je hier uitvoeren De dikke man grijnsde onaangenaam. „Dat zijn mijn zaken," zei hij. „Lee is een vriend van me." „God behoede ons voor onze vrienden, onze vij anden kunnen we zelf wel in de gaten houden," citeerde York vrij. Toen keerde hij zich naar de da mes in het gezelschap. Behalve Virginia Lee en Adele Lathrop waren er nog eenige anderen, waarvan hij de namen niet onthouden had. Alleen de naam Lydia Vaughan had een bekenden klank voor hem. Hij keek haar scherp aan en raadpleegde zijn geheugen, waar hij haar eerder ontmoet had. Ze was slank en klein, ze reikte den kapitein nauwelijks tot zijn schouders, haar gezicht, met de omlijsting van goudblond haar, was een voorbeeld van heilige onschuld. Ze glimlachte, toen York haar de hand reikte. „Wij hebben elkaar eerder ont moet, kapitein," zei ze luchtig „Ik hoop, dat Urne niet vergeten bent?" „Dat zou onmogelijk zijn," zei York compli menteus, „ofschoonals ik me wel herinner..." „Ik ben tot uw dienst," zei ze zacht, haar hand je terug trekkend. York richtte zich daarna tot Dittmars, dié ln een hoek van het vertrek stond, z'n warrigen baard met zijn vingers kammend. „Dat snoer", begon hij, ,,u noemde het geloof ik, de „bloeddruppels van Boeddha" vertelt u me eens „U hebt geen recht, het in uw zak te steken," viel Dittmars hem woedend in de rede. „Het is ge stolen uit de safe in het museum! Ik ben er ver antwoordelijk voor! Ik wilde naar het museum gaan, om een onderzoek in te stellen, maar Lee heeft het me verboden, omdat u eerst een onder zoek in wilt stellen, zei hjj. Wie weet, wat er nog meer gestolen is!" Lee kwam te hulp. „Mag ik het even uitleggen, kapitein?" vroeg hij. „Ik heb professor Dittmars opgedragen de verschillende artikelen in het mu seum van mijn oom te onderzoeken en te catalogi- seeren, aangezien ik van plan ben, ze te verkoo- pen. Mijn zuster en ik hebben ze geërfd. We heb ben geen idee van de waarde en we weten ook niet, wat we er mee zouden moeten aanvangen, daarom willen we ze liever verkoopen. Omdat we niet weten wat het zaakje waard is, bracht iemand mij op het idee ze door een deskundige te laten taxeeren. Ik heb dus de universiteit opgebeld en gevraagd, of ze zoo iemand voor mij wisten... op die wijze ben ik met professor Dittmars in contact gekomen." „Ik ben een week geleden hier geko men," viel deze uit „al dien tjjd ben ik bezig ge weest de voorwerpen in het museum te catalogi- seeren. Niemand hier in huis heeft er interesse voor. Het eenige wat ze doen is uitgaan, drinken en dansen!" Hij was woedend, Lee trachtte hem te kalmeeren maar Dittmars ging door. „Bjj de col lectie bevond zich het halssnoer, dat is het eenige, waar ze naar gekeken hebbenJuweelen-ex perts z\jn ze, volgens hun zeggen. Maar als ze hier gekomen zijn, om te koopen, veronderstel ik, dat ze toch eenige belangstelling voor de collectie getoond zouden hebben!Het halssnoer zou morgen verkocht worden, nu is het gestolenik neem er geen verantwoordelijk heid voor, als het straks weer verdwenen is!" In z'n woede sprak hij silordïg, er was nu een onmiskenbaar vreemd accent in zijn uitspraak, Duitsch of Russisch, dacht York. De professor draaide zich kwaad om en ging weg. York glimlachte, zocht een gemakkelijken stoel op en begon zijn pijp te stoppen. „Laten we bij het begin beginnen", zei hij tot Lee. „Wilt u me alles vertellen, wat u weet?" Lee knikte. „Veel wijzer zal ik u ook niet ma ken", zei hij. „Ik ben. of liever was, makelaar in effecten, Wij woonden in Richmond, m'n zuster en ik. Een maand geleden kwam er een brief van een advocaat uit Arrapahoe, waarin mij werd medegedeeld dat mijn oom, Horace Anson Lee, bij een auto-ongeluk het leven verloren had- Mijn zuster en ik waren de eenige erfgenamen." „Ik herinner het mij," viel dokter Fay hem in da rede, „ik ben nog bij het onderzoek naar de doodsoorzaak geweest". „Wel, ik heb m'n baantje in Richmond eraan gegeven en ben met Virginia dadelijk hierheen gekomen", ging Lee voort, „Het eigenaardige was, dat noch ik, noch mijn zuster, mijn oom ooit ontmoet hadden. Hij was de broer van mijn vader, maar er schijnt een verwijdering tusschen die twee geweest te zijn. Wat het precies geweest is weet ik niet, ze hielden in ieder geval geen voeling meer met elkaar. Oom Horace was weduwnaar, hij had geen kinderen." Hij aarzelde even, en vervolgde toen: „Natuurlijk had ik veel over mijn oom gehoord en gelezen, hij was bekend door zijn expedities in den vreemde, en ik wist dat hij be trekkelijk veel geld moest hebben. Toen we hiel* kwamen, hoorden we, dat hij pas den laatsten tijd op Oak wood Manor leefde. Een jaar geleden was hij terug gekomen uit het buitenland, hij liet toen een apart vertrek aan het huis bouwen, om al de rommel op te bergen, die h\j verzameld had 05 zijn zwerftochten.'' .(Wordt vervolgd'^ Bloemenweelde op de seringenkeuring, welke Vrijdag te Aalsmeer in het gebouw „De Oude Veiling werd gehouden onder auspiciën van de Kon. Ned. Mij voor Tuinbouw- en Plantkunde Oud-minister mr dr. L. N Deckers is Vrijdag geïnstalleerd als voorzitter van de Alg. Nederlandsche Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer. Rechts de oud voorzitter, baron Krayenhof Johan Boskamp en Dora Schrama als de tamboer-majoor en zijn dochter in de bekende operette „De Dochter van den Tamboer Majoor", welke thans te Amsterdam gaat Slachtoffer van het oorlogsgeweld ter zee Dichte rookwolken stijgen op van een tankboot der geallieerden, die op de Noordzee door een Duitschen onderzeeër getorpedeerd werd Hulp komt opdagen. - Nadat het Engelsche vrachtschip „Clan Morrison" in de Noordzee op een mijn geloopen en gezonken was, waar schuwde een patrouillerend vliegtuig eer. ander schip, om zich naar de opvarenden te begeven, die hulpeloos in een reddingboot ronddreven. Deze foto werd door een der geredden gemaakt Het 40-|arig iubi- leum van den heer J. Vincent als bei aardier van het Kon. Paleis 1e A'dam Burge meester dr W. de Vlugt overhandigt den jubiiaris de zilveren medaille der stad A'dam Mr. E Visser, president van den Hooge Raad der Nederlanden, vierde Vrijdag ie 'sGravenhage zijn 25 larlg jub'leum ais I'd van ons hoogste recti's college Burgemeester mr. S. J. R. de Monchy biedt den jubilaris (rechts) zijn geiukwensch aan Waar de eeuwen neerzien op het moderne oorlogsapparaat. In de nabijheid der Egyptische pyramides laat de hoornblazer der Britsch Indische troepen, die er hun kamp hebben ODaeslagen, zijn signaal klinken Het kruiend ijs op het IJselmeer vormde voor de Bruggepoort te Harderwijk een berg, die het badhuis van de Vereeniging Zuiderzeebad ernstig beschadigde

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 16