„BLOED VAN
DE LAATSTE GANG.
BOEDDHA"
Het kostbare oude orgel in de Groote
Kerk te Arnhem zal tegen instortings
gevaar bij luchtaanvallen worden be
schermd Boven het orgel zal een
vloer van gewapend beton worden aan
gebracht
-.
Luchtalarm. De uitwerking van een
brandbom werd practisch gedemon
streerd tijdens de oefeningen, welke
onder leiding van generaal Bongers
door den Luchtbeschermingsdienst te
Maastricht waren georganiseerd
„Amsleltlora in wording Voor de groote bloemententoonstelling, welke onder dezen titel
van 15 tot 25 Maart in de Apollohal te Amsterdam gehouden zal worden, zijn de voor
bereidingen in vollen gang. - De werkzaamheden in de hal, waar een schat van planten en
bloemen geëxposeerd zal worden
Z. K H. Prins Bernhard heeft Maandag een bezoek gebracht aan het Zuidfront in de vesting
Holland. De hooge gast inspecteerde verschillende legeronderdeelen en nam militaire oefeningen in
oogenschouw
De begroeting liet aan hartelijk niets te wenschen over. toen de koning en de
koningin van Engeland dezer dagen een bezoek brachten aan de bezittingen
van het Hertogdom Cornwall, waarbij zij verschillende tehuizen en gebouwen
bezichtigden
Het stoffelijk overschot van
sergeant-torpedomaker G.
L Logmans, een van de
'slachtoffers der ramp van
de «O 11", werd Maandag
met militaire eer te Nieuw
Helvoet ter aarde besteld.
De droeve stoet in de
dorpstraat op weg naar de
begraafplaats
De techniek in dienst van den oorlog. Een reusachtige Duitsche
graafmachine delft een tankval nabij het Westelijk front
Matrozen droegen de
baar met het stoffelijk
overschot van den
sergeant G. L Log
mans, die te Nieuw
Helvoet werd ter
aarde besteld, graf
waarts Mariniers be
wezen de laatste eer
Verkeersstagnatie ,in Finland. Met vereende krachten wordt een tankwagen, die in de sneeuw was
vastgeraakt, ergens nabij het Noordelijk front, weer op het goede pad geholpen - Nog steeds doet de
winter er zijn invloed op de krijgsverrichtingen gelden
door
HAROLD WARD
12
Hg zocht in de zakken, en haalde er wat bank
biljetten en zilvergeld uit.
„Maar... toen hij zich uitgekleed had, is hij niet
naar bed gegaan," vervolgde de kapitein, de bad
kamer inloopend. „Blijkbaar heeft hij een douche
genomen. Er ligt een natte handdoek in den hoek."
Op de tafel midden in de kamer stond een asch-
bak. Er lagen verscheiden sigaretteneindjes in en
een hoeveelheid asch. York stelde vast, dat de
eindjes van twee verschillende merken waren.
„Lewis heeft bezoek gehad, gisteravond, tenminste
als de aschbak schoongemaakt is na het diner."
„Dat gebeurt iederen avond," zei Lee. „Daar
zorgt Jennie, de huishoudster voor. Aschbakken
hebben haar speciale aandacht. Ze beweert, dat
als zij ze niet geregeld schoon houdt, de asch door
den tocht het heele huis door vliegt en dan heeft zjj
de moeite maar om het weer op te vegen."
York deed de sigaretten-eindjes in eeti envelop
en stak die in zijn zak. Daarna tftak hij een pijp
aan zei tot den gastheer: „Wat weet u van uw
bedienden af?"
Lee haalde zijn schouders op. „Niet veel om u
de waarheid te zeggen. Ze waren allemaal al hier,
toen Virginia en ik kwamen. Ze werkten al voor
m'n oom. Aangezien ik natuurlijk ook hulp moest
hebben, heb ik het heele stel maar gehouden. Tim
is een goeie vent. Zijn vrouw kookc, hij zelf doet
dienst als butfer. zooals u gemerkt hebt. Jennie
de huishoudster, is met den tuinman Eastus ge
trouwd. Aan hem heb Ik niets, maar ik houd hem,
omdat zij haar gewicht in goud waard is.
„Verdere bijzonderheden weet u niet van hen?"
„Absoluut niets!"
„Hetzelfde is eigenlijk het geval met uw gas
ten. Behalve een paar zijn het immers volkomen
vreemden voor u?"
Lee glimlachte verlegen. „Ja, dat is zoo", stemde
hij toe. „Ze zijn hier gekomen voor den verkoop, en
ik heb ze geïnviteerd zoolang hier te logeeren".
„De beroemde Zuidelijke gastvrijheid!" zei York.
„Het zal u misschien verbaasd doen staan, als ik
u vertel, dat er een paar bekende oplichters bij
zijn".
„Ik verwonder me nergens meer over", zei Lee
„Watson is er zeker een van? Ik zal hem onmid
dellijk de deur wijzen
York hield hem tegen. „Geen kwestie van! D
moet hem juist blijver behandelen als voorheen".
„Dat zal me moeilijk vallen, maar ik zal m'n best
doen, als u denkt dat het beter is. En wie zijn de
anderen?"
„Dat is nog een verrassing", zei York geheim
zinnig.
Ze hoorden de stemmen van Jake en Fay, die
van hun onderzoek hoven terugkeerden. York
opende de deur. „Iets gevonden?" riep hij hun
toe. Fay schudde zijn hoofd. „Niets", zei hij. „Op
geen enkele kamer was iets bijzonders".
Jake werd daarna naar beneden gestuurd, om
het sous-terrain te onderzoeken. Toen Lee en York
de eetkamer weer betraden, keken de aanwezigen
vol verwachting op, ofschoon niemand iets scheer
te durven vragen.
„Heeft een van u Lewis vanmorgen gezien?'
vroeg York in het algemeen. Allen schudden ont
kennend het hoofd, maar voor zij tijd hadden den
kapitein iets te vragen, was deze alweer met Lee
naar de veranda gegaan. Fenton kwam juist van
buiten. York riep hem en vroeg: „Wat is het re
sultaat?"
Fenton wreef over de stoppels op zijn kin. „Het
heele stel zweert hij hoog en laag dat er geen kip
in of uit gegaan is, sinds ik ze op wacht gezet
heb!"
Lee wendde zich tot den kapitein. „Wat betee-
kent dit?" vroeg hij.
„We hebben posten rondom het huis gezet",
antwoordde York. „U hoort van den sheriff, wat
ze te rapporteeren hebben!"
Lee werd bleek. „Dat wil dus zeggen, dat Lewis
nog ergens in het huis moet zijn!"
„Zoo is het", bevestigde York, „en het is onze
taak hem zoo spoedig mogelijk te vinden, dood of
ievend".
HOOFDSTUK IX.
Carol Spencer
De andere gasten hadden het ontbijt op toen
York en Lee terugkeerden. De deuren tusschen de
eetkamer en de hall waren gesloten. Lee zond Jake
met de politiemannen naar de keuken om te eten,
terwijl de kapitein, Fenton en Fay met hem aan
de tafel plaats namen. Allen hadden honger, maar
niemand voelde er toch voor, rustig te gaan eten.
Ze slikten haastig wat naar binnen, met eenige
koppen heete koffie, om maar zoo spoedig mogelijk
weer aan het werk te kunnen gaan. Lee wilde on
der het eten over de kwestie praten, maar York
stopte hem met een handbeweging.
„Straks." zei hg, „het heeft een ongunstigen in
vloed op mijn spijsvertering, als ik aan tafel over
onpleizierige onderwerpen moet praten."
Toen ze ontbeten hadden, het geheele maal had
niet langer dan een kwartier geduurd, ging Fen
ton de politiemannen roepen, om hen voor de twee
de maal het huis te laten onderzoeken. Lee scheen
er aanvankelijk bezwaar tegen te willen maken,
maar hij bedacht zich. York liet in alle kamers de
kleeden opnemen, om toch maar geen kans op een
spoor te verzuimen. De gasten werden intusschen
beneden gehouden. Hg vroeg hun, of een van hen
er bezwaar tegen had, dat hun kamers doorzocht
werden, maar niemand scheen te durven protes
teeren. Daarna ondervroeg hij ze een voor een,
maar niemand scheen Lewis gezien te hebben, na
dat ze naar boven gegaan waren.
York beweerde altijd, dat hg een leugen onmid
dellijk aanvoelde, maar de verklaringen van de
gasten lieten geen twijfel aan hun oprechtheid in
dit geval. Het feit echter, dat hij twee soorten si
garetten in den aschbak op Lewis' kamer gevon
den had, bewees, dat een van hen liegen moest.
Er moest iemand bij Lewis geweest zijn.
Jennie bevestigde, dat zij als gewoonlijk de asch
bakken geledigd had, toen de gasten aan tafel
waren. Ze was op alle kamers geweest om de boel
op te ruimen, zooals haar gewoonte was.
York bekeek de sigaretten eindjes rcogeens nauw
keurig. Bij navraag bleek, dat Lewis de eenige
was, die sigaretten met een kurken mondstuk rook
te. Er waren slechts drie stompjes met kurken
mondstuk in den aschbak, de rest was van een
merk, zooals algemeen gerookt werd. York lette
ongemerkt op de sigaretten, die de anderen rook
ten en ontdekte dat Lee ook kurken mondstukken
gebruikte. Terloops vroeg hij een sigaret aan zijn
gastheer, rookte hem half op, doofde de rest en
stale het eindje ongemerkt in zijn zak. Toen hij het
later vergeleek met de stompjes in de envelop,
bleek hem echter dat het een ander merk was. Op
z'n kamer bekeek hij ze daarna nog eens onder de
loupe, in de hoop er sporen rouge aan te ontdek
ken, want hij had reden aan te nemen, dat Lewis'
late gast een vrouw geweest moest zijn. Toen hij
deze echter niet vond, kon hij de vrouwelijke gas
ten gevoeglijk uitschakelen.
Daarna ging hg naar het sous-terrain om de vin
gerafdrukken van den dooden man te.nemen. Hij
gaf de classificatie telefonisch door aan Washing
ton en kreeg binnen tien minuten het antwoord,
dat ze niet in de registers voorkwamen.
Bij de politie-autoriteiten was hij onbekend.
Ook bij den Civielen Veiligheidsdienst kende men
hem niet, noch in verband met spionnage-affaires,
noch anderszins. York wist wel, dat de gouverne-
menteele bureaux niet over een onfeilbaar register
beschikten, maar het was toch in ieder geval wel
zeker, dat de vermoorde man geen kopstuk uit
de internationale misdadigerswereld geweest was.
Het eenige wat hij nu nog doen kon, was
trachten den fabrikant van de vervalschte robij-
nen op te sporen. Hij belde dus de New-Yorksche
juweliers stuk voor stuk op, maar geen enkele van
de groote firma's wist iets van de zaak af. An
derson, de chef der firma Alberts en Anderson,
waar Page werkte, deed hem echter een idee aan
de hand. Hij deelde dit aan Page mee, die dade
lijk het imitatie snoer nog eens nauwkeurig on
derzocht.
„Ik geloof dat de baas gelijk heeft", zei hij ten
slotte, terwijl hij de valsche robijnen weer op tafel
legde. „Er zijn een massa goedkoope zaken, die
dergelijke imitatie verkoopen. Het is dus heel
goed mogelijk in verschillende van die zaken der
gelijke snoeren te koopen, ze daarna los te maken
en uit de enkele kralen een snoer samen te stellen
van de grootte en kleur der „Bloeddruppels van
Boeddha". Nog eenvoudiger zou het zijn bij een
groothandelaar de losse steenen uit te zoeken, of
ze bij den fabrikant zelf te bestellen."
„Daaruit zou moeten volgen, dat de man die dit
kai*weltje opknapte, zelf juwelier is, althans ver
stand van juweelen heeft, niet?" bracht York in
het midden. „Bovendien zou hij de beschikking
over het echte snoer moeten hebben, om een goed
gelijkende imitatie te kunnen samenstellen."
„Dat is niet noodzakelijk," ontkende Page, „d«
man, die de imitatie maakte moet wel eenig ver
stand van juweelen gehad hebben. Of hij moet ge
holpen zijn door een expert, maar het snoer be
hoeft niet in hun bezit geweest te zijn. Als ze het
snoer een keer goed bekeken hebben, is dat vol
doende om een dragelijke imitatie te maken.
Iemand met een beetje verstand van juweelen
kan dat wel."
York bedankte den jongen man voor zijn in
lichtingen en liet hem gaan. Intusschen waren de
politiemannen, die het huis doorzocht hadden, te
ruggekomen. Ze hadden het huis van kelder tot
zolder overhoop gehaald, maar ze hadden geen en
kel spoor van den vermisten man ontdekt. De ei
gendommen van de andere gasten waren ook ge
ïnspecteerd, maar dit had evenmin resultaat op
geleverd.
(Wordt vervolgd).