„BLOED VAN
MET BOMMEN BESTOOKT.
BOEDDHA"
De „Amelia Lauro", een ruim 5000 ton groot Italiaansch schip, werd op de
Noordzee door een vliegtuig aangevallen en zwaar beschadigd. Een lid der
bemanning kwam om het leven, drie anderen werden gewond. De kapitein
inspecteert met eenige officieren de verwoesting aan boord
Waarover spraken zij? Sumner Welles in geanimeerd
discours met Joseph Kennedy (rechts) den Amerikaanschen
gezant op de legatie te Londen ter gelegenheid van het
bezoek van Roosevelts boodschapper aan Engeland
De wrakstukken van een Duitsche Heinkel bommenwerper, die tijdens de jongste actie van het
luchtwapen aan het Westelijk front in Niemandsland werd neergeschoten. De bemanning kwam
om het leven
Als er één schaap over dendrempel isBij
abnormale koude gebruiken de bewoners van
Persingen, Neerlands kleinste dorp, het leegstaande
kerkje van hun gehucht alsschaapstal
Het bekende opleidingsschip „Pollux", dat te Amsterdam
ligplaats heeft, begint zooveel ouderdomsgebreken te ver-
toonen, dat het niet meer aan de eischen kan voldoen Door
een subsidie van regeeringswege zal het mogelijk zijn, de
oude brik door een nieuwe te vervangen
Z. K. H. Prins Bernhard bracht Woensdag in gezel
schap van den min. van Koloniën, Ch. J. I. M. Weiter
een bezoek aan de Jaarbeurs te Utrecht. Tijdens de
bezichtiging van de inzending van „Koloniën"
Generaal-majoor jhr. J. Th Alting von
Geusau, commandant van het eerste
legercorps, is Woensdag tijdens
militaire oefeningen plotseling over
leden
et kleinste dorp van Nederland, Persingen, ligt 2 K.M. van de Duitsche
grens in de omstreken van Nijmegen. Het heeft 37 inwoners en telt vier
woningen benevens een kerkje, dat dateert uit de 13de eeuw en sinds
100 jaar leeg staat Het doet thans alleen maar dienst alsrommelbergplaats
en droogruimte
door
HAROLD WARD
14
York's gezicht was de moeite waard, hij scheen
niet van zijn verbazing te kunnen bekomen.
„Wel allemachtig!" riep hg tenslotte uit. „Wie
had dat nu ook kunnen denken!Waarom is
Blumenthal in deze kwestie gemengd?"
„Dat kan ik U werkelijk niet zeggen, ik heb
geen flauw idee wie de opdracht gegeven heeft!
Het eenige wat ik U zeggen kan, is dat Lewis en
ik zoogenaamd als juweliers hier naar toe geko
men zijn Lewis heeft werkelijk verstand van
juweelen om op te passen, dat de „Bloeddrup-
pelen van Boeddha" met gestolen zouden worden.
Verder weet ik hoegenaamd niets van de heele ge
schiedenis af. Waarschijnlijk weet Lewis meer. Ik
ben alleen meegegaan als zijn assistente."
York lachte. „Ik ben werkelijk blij, dat ik dit
hoor, miss Spencer," zei hij opgelucht. „Neemt U
me niet kwalijk, dat ik een oogenblik dacht, dat
U iets anders was."
Hij stond op, om haar naar de deur te brengen
Voor ze de hall in gingen stak ze haar hand uit.
„Ik wil U bedanken, dat U mijn woorden geloofe
hebt", zei ze.
Hij hield haar hand ln de zijne, toen trok hg
het meisje naar zich toe. Een enkel oogenblik
hield hij haar in z'n armen, toen kuste hij haar
op den mond. Met een Hauwen kreet rukte ze zich
los en was meteen verdwenen. YorK deed een paar
passen de hall in, maar Carol Spencer was al
halverwege de trap. Even keek ze naar hem om,-
toen verdween ze in haar kamer.
HOOFDSTUK X.
Een aanslag.
York ging weer aan zijn schrijftafel zitten. Me
chanisch vulde hij zijn pijp, zijn gedachten bij
Carol Spencer. Met een ruk onttrok hij zich aan
dien aangenamen droom.
„Ik ben een ouwe gek!" mompelde hij, opstaand,
Hij liep de deur van het kantoortje uit en dwaalde
rond door de beneden verdieping. Het was rustig
in huis, klaarblijkelijk waren alle gasten op hun
kamers en genoten hun middagslaap. Op de heele
verdieping was geen mensch te bekennen, ook de
bedienden hadden ach schijnbaar in de bijgebou
wen terug getrokken. Tenslotte vond hij Fenton op
de veranda. De sheriff had zijn stoel achterover
gewipt. Met de beenen op het hek van de veranda
was hg vast in slaap. Op het grasveld lag Jake,
zijn assistent en snurkte dat de bladeren van de
boomen ervan trilden. De politiemannen waren
nergens te zien. Die zouden ook wei een bescha
duwd plekje opgezocót hebben voor hun dolce-far-
niente. Er lag een slaperige rust over de heele
omgeving, een rust, die York met zijn Noordelijke
energie niet begrijpen kon en die hem wrevelig
stemde. De lucht was zwaar van de zomersche
geuren. De middagzon brak hier en daar door het
dichte bladerendak en tooverde' gouden plekken
op het gras. Soms ritselde het even in de boomen.
Een enkele vogel verbrak de doodsche stilte van
den namiddag.
York, die niet gewend was 's middags te slapen,
had een moment het plan den sheriff wakker te
schudden maar aangezien deze hem toch niet hel
len kon. bedacht hij zich. keerde zich om en ging
angz-am de trap op naar zijn kamer.
Hij had het warm, een koude douche gaf hem
een oogenblik verlichting. Hij wreef zich met een
ruwen handdoek droog ging daarna op zijn bed
liggen Een half uur deed hij moeite om in slaap te
komen, toen gaf hij het op, nam weer een douche
en ging naar beneden. De gedachte aan Carol
Spencer liet hem niet met rust. Woedend op zich
zelf en op de geheele wereld slenterde hg de veran
da weer op en viel in een stoel neer.
Fenton sliep nog, evenals Jake en 's mans ge
snurk begon op zijn zenuwen te werken. Hg vloek
te hardop, hetgeen den sheriff deed ontwaken. Ga
pend rekte deze zich uit, toen keerde hij zich om
en zag York zitten.
„Lekker geslapen!" stelde hg, vrij overbodig
vast, „Heb je nog wat bereikt met dat meisje?
Even belangrijk en gevaariyk als de vorige?"
York gromde. „Misschien een tikje naïver," ant
woordde hij uit zgn humeur.
„Ik wou dat je gewoon Engelsch sprak, ka
pitein," zei Fenton.
„Wat is dat weer voor een uitdrukking, na-
lever? Gebruik woorden, die ik begrijpen kan!
Mooi weer, hè?"
„Ja, voor een begrafenis," mopperde York.
Fenton rekte zich nog eens uit. „Weet je wat ik
niet snap," vroeg hij gapend, „waarom ik hier nog
langer blijf rondhangen. Ik voel me het vijfde rad
aan de wagen! Wat weet ik nou van moordzaken
af? Nooit eerder zoo iets aan de hand gehad
En op 't kantoor liggen bergen werk op me te
wachten. Kan ik niet weggaan? Je kunt Jake
hierhouden, als je wilt, ofschoon je niet veel aan
hem hebben zult."
York keek eens naar den snurkenden man en de
uitdrukking op zijn gezicht deed Fenton lachen.
„Je wilt er tusschen uit knijpen, hè?" vroeg de
kapitein, ondanks zich zelf glimlachend.
Fenton diepte een rol tabak uit z'n broekzak,
sneed er een flink stuk af en stak het achter zijn
kiezen.
„Wat voor nut heeft het als ik hier blijf?" vroeg
hg. „Deze zaak gaat boven mijn begrip. Ik ben
beten geschikt om de dagelijksche zaakjes van het
Arrapahoe-district te behandelen! Als je me noodig
hebt, kun je me immers altijd per telefoon berei
ken?"
York knikte. Tenslotte had de sheriff gelijk.
Het had geen nut hem en zijn mannen op Oakwood
Manor te houden gedurende het tijdroovende on
derzoekingswerk. Het kostte maar geld aan het'
district en zoo dik zaten ze er daar ook niet in.
Hij stemde dus toe en liet Fenton en zijn mannen
naar de stad terugkeeren, met het verzoek zijn
bagage, die hij in Fenton's kantoor had laten
staan, met een auto naar Oakwood Manor te la
ten brengen.
Toen de sheriff weggereden was, keerde York
naar het kantoor terug, en zette zich achter de
tafel om te denken. Een plan-de-campagne was
spoedig uitgebroed. Hij zou eerst de aanteekeningen
van Horace Anson Lee eens bestudeeren, die hij
op de schrijftafel in het museum had zien liggen,
toen hij met professor Dittmars de brandkast na
gekeken had. Misschien zouden de notities eenig
licht in de zaak brengen, misschien zou hij hierin
een aanwijzing kunnen vinden, in welke richting
hij zoeken moest.
Hg had den duplicaat sleutel, dien hij van Wat
son afgenomen had. Hg haalde hem uit zijn zak en
bekeek hem nauwkeurig. Het was een keurig
stukje werk en h\j verwonderde zich erover hoe
Watson het had klaargespeeld het origineel aan
den professor te ontfutselen, lang genoeg om er
een afdruk van te kunnen maken. Dittmars scheen
toch nogal secuur met dien sleutel om te springen.
Voor hij het museum betrad, keek hij eerst
voorzichtig rond, maar er was nergens een leven
de ziel te bekennen. De geheele beneden verdie
ping was nog steeds uitgestorven. Hij stak den
sleutel in het slot en opende zonder moeite de deur.
Watson was vakman, dat moest hij toegeven/
In het museum heerschte een schemer donker.
De kasten, die voor de getraliede vensters stonden,
namen een groot deel van het invallende licht weg.
York ging voorzichtig voort, oppassend niet tegen
de overal verspreid staande voorwerpen aan te
loopen.
Zonder ongelukken bereikte hg het afgeschoten
gedeelte, waar de safe en de schrijftafel stonden
daar knipte hij de lamp aan.
Hij nam plaats op de stoel achter de tafel en
trok het stapeltje stoffige notitieboeken naar zich
toe
Het eerste boek dat hij in handen nam droeg als
opschrift „Tibet". Er bleken er meerdere over dit
onderwerp te zijn, in volgorde genummerd. Hij
keek vluchtig door het eerste deel, om zeker te
zijn, dat dit de notities waren, die hij noodig had
en begon toen aan het tweede, maar ook dit be
vatte voor hem geen bijzonders. Naar hetgeen
Grass hem verteld had, zou hij de beschrijving van
het bezoek aan het rotshol in het laatste deel
moeten vinden, want de expeditie was immers al
op weg naar de kust, toen zij van het hol hoorden.
Het derde deel las hij dus wat nauwkeuriger
door. Horace Ansorr Lee muntte niet uit door net
heid en overzichtelijkheid. De notities waren slor
dig geschreven, hier en daar scheen hij een soort
stenografie van eigen vinding gebruikt te hebben.
York kon er zoo nu en dan geen touw aan vast
knoopen. Er waren schijnbaar telkens dagen ver-
loopen, dat er geen aanteekeningen gemaakt wa
ren. Tenslotte kwam hij, onder den titel „Lassa"
aan de mededeeling die hg zocht.
„Gisteren zoo luidden de notities ont
moette ik een zekere Kanchaninjah, die me
iets vertelde wat me wel de moeite waard
schijnt nader te onderzoeken. Kanchaninjah
schijnt me geen al te betrouwbaar type, ie
mand die zijn eigen moeder voor een paar
kwartjes zou verraden, maar ik krijg den
indruk dat hetgeen hij mij vertelt de waar
heid is. Ik behoef niet ver van mijn route af te
wijken, een eind het stroomgebied van de
Bramahpoetrah op. Wanneer ik dit hol zou
weten te vinden
York hield op. Hg had niets gehoord, en toch
wist hg zeker, dat er iemand in zijn nabijheid
was, achter zijn rug, loerende op de notities, die
hg in zijn hand hield. Zijn spieren en zijn zenuwen
waren tot het uiterste gespannen, hij was gereed
om op te veeren en den indringer te lijf te gaan.
Uiterlijk bleef hij onbewogen, zijn blik bleef op het
boek gevestigd.
i(Wordt vervolgd)^