de laeef s
Verwacht U!
Amst. Rijtuig-Maatschappij N.V.
Off. Dealer Chevrolet - Buick
25e yma
saiteeting)
fljff te
Plein 21 Telefoon 10338 - 11198
mEUklLS^ VJ^ICHTinG
Dat is het juiste woord
Zijn inderdaad niet te overtreffen!
Maison des Dames spant de kroon
Maison des Dames van B. PRIJS
IS NIET TE OVERTREFFEN
Maison desDames
CaiyCopsis.
IXTERÜAG IB MAART 1941»
HA A-SE EM'S DAGBEA0
'18
Bericht de ontvangst van de
Cüevtclêï 19 QQ
(Luxe personenwagens) - Chevrolet is en blijft eerste!
nog voor zeer lage prijzen!
Meubelen
Karpetten
Gordijnen enz.
60 Modelkamers
Qwote tKautslxaat 178 - XaaileiH
Xaamuest 63-65-67 - 15990
De Dames-Kapsalons van
MAIS ON DES DAMES
Het meest volledig ingerichtvoor eike behandeling. Gezellig
keurig interieur! - Nieuwe moderne machines! Ervaren,
vakkundig personeel dat jarenlang in dienst is en
tenslotte ingericht voor eiken stand - voor elke beurs!
Indien Unog niet tot onze clientèle behoort, bezoekt
U dan eens een keer één van onze zaken. Wij
bedienen honderden en honderden dames tot volle
tevredenheid. Waarom ook Uniet?- Heusch dames
De Permanent Wave van Maison
des Dames, IN VIER SOORTEN
Garantie Permanent
f 1.50
Zeer goed natuurlijk, niet in alle ge
vallen en ook niet indien men zeer hooge
eischen stelt. Maar prima dat garan-
deeren wij. chemo Natural Permanent.
f 2.50
Uitmuntend geschikt voor Dames met
lastig haar, een uitkomst voor velen.
Cosmetische Permanent
f 3.50
EEN SPECIALITEIT van MAISON DES
DAMES. En ten slotte
Wella Nolectra Permanent f 4.50
STROOMLOOS, EENIG IN HAARLEM. Neen
Dames alleen maar bij Maison des Dames!
WELLA NOLECTRA ZELDZAAM MOOI
Eigen atelier tot vervaardiging
van alle soorten haarwerken.
Bloemendaalscheweg 80
Blocmendaal Telefoon 22880
Tempeliersstraat 60-62
Telefoon 12178
Zandvoortsche laan 180
Heemstede-Aerdenhout, Tel. 26205
Gen. Cronjéstraat 54
Telefoon 14726
De wandelende Jood.
„De Wandelende Jood"
De wonderlijkste verhalen hebben de eeuwen dooi
de ronde gedaan óver menschen die op de een of
andere wijze getracht*hebben den Dood te over-'
winnen. Thetis doopte haar zoon Achilles 'in de
wateren van de Styx onder en maakte daardoor zijn
geheele lichaam onverwondbaar, dus onsterfelijk.
Maar de hiel waarbij zij hem vasthield, werd niet
bevochtigd en daar trof hem Pavis' pijl. In de Mid
deleeuwen wordt verhaald van een bron of fontein
die zich in El Dorado bevindt; wie van zijn water
drinkt kan gedurende dertig jaar niet ziek worden,
•ie er zich in baadt, hij zij tachtig of honderd jaar
oud, keert tot den leeftijd van 32 terug. De vogel
Phoenix die telkenmale uit zijn asch herrijst, is
overbekend. Paracelsus, de beroemde natuurvor-
scher, moet zijn bediende bevolen hebben, hem,
wanneer hij op het uiterste lag, eenige droppels
diamantelixer toe te dienen, die hem terstond zijn
jeugd en kracht zouden hergeven. De dienaar even
wel die een samenkomst met zijn geliefde had, vond
bij zijn thuiskomst zijn Meester alreeds overleden.
De alchemist en sterrenwichelaar Agrippa van
Nettesheim had kort voor zijn dood zijn geliefdsten
leerling opgedragen, hem ria zijn overlijden in
kleine stukjes te snijden, deze met een wonderzalf
in te smeren en in een ton op een tooverlamp ge
durende 21 dagen te laten „stoven". Wanneer hij
het vat na verloop van dien tijd opende, zou
Agrippa er als jongeling uit te voorschijn komen.
Helaas kon de leerling zijn ongeduld slechts 20
dagen bedwingen. Toen tilde hij het deksel op en.
er sprong een wezentje uit, kleiner dan een. pas
geboren kind, dat onder klaaglijk geschrei verdween
en dat niemand ooit heeft weergezien.
Telkens zijn er slimmeriken geweest die het „ge
raamte met de zeis" bij den neus namen en ook
werkelijk in hun opzet slaagden. Een beroemd
middel daartoe is de pereboom, welks takken
iederen klimmer meedoogenloos vasthouden en wie,
als Philemon, den Dood kan overhalen er in te
klauteren, kan hem een onbeperkt aantal levens
jaren aftroggelen. Bij Tollens leest men:
Maar toen hij terug wou en weer .naar den grond
Toen zag hij bedroefd en bedremmeld in 't rond;
Toen kon hij de schenkels niet keeren of wenden,
Zoo klemden de takken hem vast om de lenden.
Zoo ontfutselt de sluwe Philemon „den vijand der
menschen" duizend heerlijke jaren maar ten
slotte trekt Heer Klapperbeen toch aan het langste
eind.
Eén slechts is er die den dood begeert, maar aan
wien hij voorbijgaat; één wiens smeekbeden den
grooten Maaier niet ontroeren; één die zijn leven
niet kan beëindigen, al snakt hij naar de eeuwige
rust. Het is Ahasverus, het' is de Wandelende Jood.
Ofschoon het oudste getuigenis hem betreffend ge
geven wordt door den 13e eeuwschen kroniek
schrijver Mattheüs Parisiensis, gaat het verhaal in
zijn voorsprong terug tot de oudste tijden van het
Christendom. De allereerste aanleiding tot het ont
staan van het volksgeloof dat een van Jezus'
tijdgenooten nog zou leven, moet worden gezocht in
enkele bijbelplaatsen. In
allerlei vormen treft men de sage of legende aan.
De bekendste is deze. Ten tijde van Christus' ver
blijf in Jeruzalem, leefde aldaar een schoenmaker,
Ahasverus geheeten, die Jezus de deur wees, toen
Hij op weg naar Golgotha bij hem wilde uitrusten.
De Heiland zeide toen tot hem: „Gij zult gaan tot
aan den jongsten dag". Volgens een andere lezing
was Ahasverus of Cartaphilus, zooals hij ook ge
noemd wordt, deurwachter der ambtswoning van
Pontius Pilatus. Toen Jezus uit het paleis werd ge
sleept onder schimp en smaad, sloeg Ahasverus hem
verachtelijk met de vuist, zeggende: „Ga voort,
Jezus, ga steeds sneller voort! Wat talmt gij?" Jezus
wendde zich om en den deurwachter aanziende,
sprak Hij: „Ik ga, maar gij zult wachten tot ik we
der kom."
En van dat oogenblik wordt Ahasverus door een
onweerstaanbare macht gedwongen van land tot
land te reizen. Zijn gestalte wordt" steeds meer ge
bogen, zijn haar vergrijst, zijn schreden worden
wankel, hij schijnt een man in zijn laatste dagen.
Dan stort hij bewusteloos neer, maar na eerigen
tijd herrijst hij, teruggekeerd tot den leeftijd die
den zijne was, toen Jezus werd gekruisigd en op
nieuw vangt hij zijn zwerftocht over de wereld aan.
Alle hem aangeboden geschenken wijst hij af, bar
revoets en blootshoofds trekt hij voort, slechts ge
kleed in een lange pij, nimmer mag hij rusten1. Eén
hoop slechts is hem gebleven: Petrus die Jezus ver
loochende en Paulus die de Christenen vervolgde,
hebben genade verkregen wellicht zal Ahas
verus ze ook eens deelachtig worden.
Zoo verhaalt ons Parisiensis en na hem vinden
wij herhaaldelijk sporen van den vreemden zwer
ver. Maar het verhaal begint toch eigenlijk pas zijn
zegetocht in West-Europa na 1602. In dat jaar ver
scheen nl. het beroemde volksboek: „Kurtze Be-
schreibung und Er-zehlung von einem Juden mit
Namen Ahasverus. Gedruckt zu Leyden, bey
Christoff Creutzer". Nog in 1602 verschenen van
dit boekje, dat aarivankelijk sléchts 8 bladzijden
telde, 20 drukken. Het wend natuurlijk uitgebreid
„mit glaufowürdigen Historiën und Exempeln" en
vond binnen enkele jaren zijn weg door Duitsch-
land, Frankrijk, Nederland en Scandinavië. Men
wist steeds nieuwe bijzonderheden over den Wan
delenden Jood te vertellen; deze had hem in Wee-
nen gezien, gene in Hamburg; hier had hij den
kerkdienst bijgewoond en zich, zoo dikwijls de
■rfiaam Jezus werd genoemd, op de borst geslagen,
ginds had hij de menigte toegesproken, elders een
armen wever geholpen een verborgen schat te zoe
ken. Sommigen verhalen, dat hij slechts kan zitten
op een „natuurlijke zitplaats", een boomstronk bij
voorbeeld; anderen dat hij na drie schreden voor
waarts er altijd weer twee achterwaarts moet
maken. Op vele plaatsen valt zijn verschijning sa
men met hevige stormen en nog schijnen de Bre-
tonsche en Picardische boeren bij het plotseling op
steken van een wervelwind te zeggen" „C'est le
juif errant qui passe".
In de 18e eeuw wordt Ahasverus' geschiedenis
sterk romantisch gekleurd. De titel van een
Fransch boekje uit het jaar 1751, waarin gespro
ken wordt van „les avontures admirables qui'il
a eues dans bous les endroits du monde" duidt er
al op, dat de zoogenaamde Ahasveriade aan het
ontstaan is: langzamerhand wordt Ahasverus een
symbool.
Als symbool heeft allereerst Eugène Sue hem ge
bruikt in zijn „Mystères de Paris". Met de legende
springt Sue zeer vrij om: hij geeft den Wandelenden
Jood zelfs een zuster, Herodias, en laat beiden op
treden om de rampzalige slachtoffers van de ro-
mantisch-misdadige Jezuïetenorde te steunen. En
wat ook geheel nieuw was: Ahasverus, de man die
in zijn onbarmhartigheid Jezus, den vriend 'der ar
men, verstiet, is nu de broeder der proletariërs ge
worden. Zoo vervult hij plotseling een sociale
functie.
Ook Goethe heeft beproefd de sage in een epos
te verwerken, maar meer dan „ein erster Setzen"
is niet tot stand gekomen.
Nederland heeft eveneens zijn Ahasveriaden.
Het volksboek van 1602 werd natuurlijk al heel
spoedig vertaald, ook van de „histoires admirables"
verscheen weldra een overzetting, die werd gevolgd
door het „Pertinent Verhaal van den Joodschen
Wandelaar", waarin Ahasverus zijn belevenissèn
zelf vertelt:
Een schoenmaker van leer,
Mijn naam is Asuweer!
Zeer rijk van goed en haven,
Ik was doe vijftig jaar,
Doen Christus zijn kruis moest dragen
Na den berg van Calvaar.
Jezus met 't kruis belaan
Bleef voor mijn deur stil staan,
Om te rusten zijn moede leden,
Ik sprak geheel verstoort,
Zonder barmhertigheden
Wandelt met uw kruis voort.
Hierop sprak Jezus zaan,
Ik ben zoo moe van 't gaan
En gij wilt geen rust geven,
Ik zeg u met beklag,
Dat gij gaan zult al uw leven
Tot aan den jongsten dag.
Ik wierd van stonde aan
Gedreven om te gaan,
't Geen tot den jongsten dagen,
Zal duren van toen af,
Dat ik Jezus voort ging jagen
Tot mijn verdiende straf.
Men behoeft zich niet te verwonderen dat ook
de „eigen lijfpoëet des Heeren", J. J. L. ten Kate,
zijn krachten gewijd heeft aan 'n dichterlijke bewer
king van een der Ahasverussagen, maar zijn „Ahas
verus op den Grimsel" zullen wij nu maar laten
rusten. Het zou tot onze eigen eeuw duren voor
de Wandelende Jood een de legende waardige be
handeling kreeg in den roman van August Ver-
meylen.
De Vlaamsche auteur stelt ons Ahasverus vooi
als een helder-denkende, maar sceptische man uil
het volk. Maar diep in zijn ziel is het verlangen
van zijn twijfelzucht genezen te worden. Dan hoor
hij Jezus' prediking „en zijn woord kwam op Ahas
verus aan als een eenvoudige bloote waarheid"
Maar hij heeft den Heiland misverstaan: voor hem
is Jezes de man „die het zwaard over de rotheid van
de wereld zal doen blinken" en smartelijk is zijn
ontgoocheling, als Christus zich zonder verweet
laat gevangen nemen. Maar bij de Stadspoort ge
schiedt het wonder; vlak vóór Ahasverus die mei
harde blikken toeziet, valt Jezus neer en ziet naar
hem op en die stille doordringende oogen zal hij
nooit meer kunnen vergeten. „En toen alles vol
bracht was, ijlde Ahasverus weg, waaiihenen wisl
hij niet: hij wist alleen dat hij nooit meer zon
rusten en gaan en gaan zou, zonder einde zon
der einde".
Zoo draagt Ahasverus al het lijden van Christus
met zich en zoekt de verlossende waarheid. In ds
stof zoekt hij vergeefs, in den geest zoekt hij ver
geefs; tenslotte vindt hij ze bij de menschen: „als
de groote liefde tusschen ons mogelijk zal worden,
machtiger dan alle krachten, dan zullen wij dichl
bij onze volmaaktheid staan".
Ook Vermeylen's Ahasverus is symbolisch: even.
als de Wandelende Jood vindt de kunstenaar na
een leven van strijd en twijfel een betrekkelijke
rust in de liefde der menschen onderling.
Voor velen is de figuur van Ahasvex-us hel
beeld van gansch het Joodsche volk geworden, dal
van Oudheid en Middeleeuwen tot onzen tijd toe
is opgejaagd en vervolgd; dat zwerft over de we
reld zonder rust te vinden, beladen met den vloei
door wraakzucht, godsdiensthaat en rasverschil
uitgesproken. En men vraagt zich af: is er één
zonde denkbaar, door een mensch of een volk be
gaan, waarvoor de straf naar redht en rede voort
duren mag „tot het einde der dagen?"
P. H. SCHRÖDER.
Schijnhazelaar
Dit is een vrij nieuwe heester voor onze tuinen
die nog niet vaak wordt gezien. De meest bekende
is Corylopsis spicata. Deze heester kan ongeveer
twee meter hoog worden.
In Maart komen aan de kale takken de dichte
lichtgele bloemtrossen. Stijf staan de bloempjes
in deze trossen opeen, zoodat het haast aartjes
lijken. Al deze stijve gele bloempakketjes vormen
tezamen toch een heel sierlijk en luchtig ge
heel.
Pas na den bloei komt het blad. Dit is hart
vormig en heeft een mooie heldergroene, metaal-
glanzende kleur, zoodat de struik ook na den
bloei nog zijn sierwaarde houdt in den tuin.
Corylopsis pauciflora logenstraft haar naam,
want zeer zeker heeft deze plant niet weinig
bloemen, integendeel, de bloei is zeer rijk er.
lang van duur. De bloempjes zijn, evenals bij de
vorige soort geel van kleur, maar iets kleinei
van stuk en de struik in zijn geheel blijft iets
lager, hij wordt meestal niet hooger dan onge
veer een meter.
Bij Corylopsis platyipetala komen bloem en blad
ongeveer tegelijk uit. Ook deze heeft gele bloe
men, de bladeren zijn donkergroen.
Al deze struiken zijn bijzonder sierlijk tijdens
den bloei, met hun ontelbare hangende licht
gele bloemtrosjes, die bovendien nog heerlijk
geuren.
De Corylopsis moet beschut staan en heeft
toch ook behoefte aan veel zon. Dat is een com
binatie van verlangens, waaraan misschien wel
eens moeilijk valt te- voldoen. Maar met een
beetje overleg vóór het planten is het meestal
toch wel zoo te schikken, dat de plant wat be
schutting geniet, zonder 't grootste deel van den
dag in de schaduw van den tuinmuur of van haar
hoogere buren te staan.
De grond moet liefst zandig zijn en vooral niet
te vochtig. En gesnoeid moet de plant liefst maar
heelemaal niet, voor zoover ze tenminste bij het
uitgroeien geen andere planten in den weg komt
te staan.
Corylopsis
Het is wel merkwaardig, dat zooveel van onze
vroegbloeiende heesters gele bloemen dragen, de
Winterjasmijn, de Hamamelis, de kornoelje, het I
Chineesche klokje. Maar het frissche geel van al
die kleine fijne bloempjes zal niemand
vervelen. En de vorm van de struiken
in hun geheel en van de bloempjes
afzonderlijk is zoo verschillend bij al deze hees
ters, dat we zeker den een niet uit onzen tuin
behoeven te verbannen omdat we den ander al
hebben.
Daarom, wie eens iets nieuws in zijn tuin wil
hebben, kan het zeker wagen met dezen sier
lijken struik, die niet al te veel ruimte in beslag
neemt en zeer lang den tuin met een weelde
van vroolijke gele bloempjes versiert.
A. J. D.