„BLOED VAN
NEDERLAND BOUWT SCHEPEN.
BOEDDHA"
Een sectie mortieren afgelegd, zooals
de term luidde bij de jongste oefeningen
van het depót wielrijders
Sir Alexander Roger sprak het per
soneel van de Roode Kruis-ambulance
toe, welke deze week uit Londen naar
het expeditieleger in Frankrijk vertrok
H. K. H. Prinses Juliana was Donderdag bij het vertrek van de Roode
Kruis-ambulance naar Finland tegenwoordig, om van haar hooge be
langstelling blijk te geven. De prinses wuifde de vertrekkenden hartelijk
toe. Naast haar mr. W. J. baron van Lijnden
De Nederlandsche Roode Kruis-ambulance is Donderdagmiddag per
vliegtuig van Schiphol naar het hooge Noorden vertrokken. Een laatst
vaarwel voordat de zusters het vliegtuig bestegen
Donderdag het m s. „Oranjefontein", in aanbouw voor rekening der
N.V. Vereenigde Nederlandsche Scheepvaart Mij., met goed gevolg
te water gelaten
De vliegtuigen, waarmede de Nederlandsche ambulance voor Finland Donder
dag van Schiphol vertrok, waren voorzien van de bekende Roode Kruis-vlag.
De bagage wordt ingeladen
Het m.s „Mer-
wede", dat ge
bouwd werd
voor de N.V.
Houtvaart te
Rotterdam, is
te Capelle a. d.
IJsel van stapel
geloopen
Door de vele regens der afgeloopen dagen zijn verschillende
zandwegen in modderpoelen herschapen. Een landweg in de
omgeving van Markelo, die geen weg meer genoemd kan worden
door
HAROLD WARD
21
York bekeek het druipende zaakjenauwkeurig
en keek toen teleurgesteld op.
„Het zijn Horace Anson Lee's boeken, daar ï3
geen twijfel aan, maar er is geen letter meer van
te lezen!"
„Het laboratorium zal er wel raad mee weten,"
troostte Muer.
„Kleed je dan aan, rij naar de stad en stuur
ze als expresse naar Washington," beval York
hem.
En Muer had te gehoorzamen, ofschoon hij meer
zin in een middagdutje had.
HOOFDSTUK XV.
Een onprettige ontdekking.
Muer was binnen twee uur uit Arrapahoe te
rug, op tijd om zich te kleeden voor het diner.
Toen de twee Intelligence-mannen zich in het
woonvertrek bij de anderen voegden, alvorens aan
tafel te gaan, zagen zij op Jennie's gezicht een
raadselachtige uitdrukking. Zij liep door de hall.
den neus in de lucht en ze snuffelde als een jacht
hond die wild ruikt. Van de andere gasten waren
er ook die een vreemde lucht opgemerkt hadden,
maar men kon niet thuis brengen, wat het was.
Lee veronderstelde dat het ratten waren en gai
Tim een standje dat hij rattenkruld gestrooid had,
wat deze ten stelligste ontkende.
Muer grinnikte en gaf achter Lee'a rug een knip
oogje naar York Iedereen was zenuwachtig en
niemand deed het uitstekende en uitgebreide di
ner de eer aan, die het verdiende. Direct na het
eten excuseerde Adele L&throp zich, daar ze he
vige hoofdpijn had, en ging naar haar kamer.
Virginia Lee volgde haar aanstaande schoonzus
ter. Lydia Vaug'oan en Carol Spencer slenterden
naar buiten, en gingen onder de open veranda
zitten. Dittniars ging naar het museum om met
het catalogiseeren van de voorwerpen door te
gaan. Toen hij de deur opende bleef hij een oogen-
blik op den drempel staan, en vloekte binnens
monds.
De gesprekken bewogen zich grootendeels om
de zitting van dien morgen, en het weinige succes
dat er bereikt was. Niemand bleef lang op een
zelfde plek zitten, iedereen scheen onrustig en ge
spannen.
Pendrill en Lancaster liepen in den tuin te roc
ken. Toen hun dat begon te vervelen kwamen zij
weer binnen en stelden een spelletje poker voor,
maar niemand ging er op in.
York nam Muer mee naar de hall; ze gingen
halfweg de deur naar de eetkamer en de porte-
cochère zitten, waar zij zoowel de trap als het
grootste deel van de beneden verdieping konden
overzien. York had nog steeds pleizier om de wijze,
waarop de meeste gasten hem aankeken. Hij was
beslist de minst populaire man in het huis en dat
scheen hem genoegen te doen.
Muer, die het stil zitten begon te vervelen, stelde
voor Lydia en Carol op te zoeken op de veranda,
maar York weigerde.
„Waarom niet?" zei Muer spijtig, „ik vind Carol
een droom en iedereen kan zien, dat ze gek op u
is."
„O, ja?" zei York onverschillig.
Muer zuchtte ongeduldig. „Overigens is Lydia
ook niet onaardig," probeerde hy het nog eens. „Ik
wil me wel met haar bezig houden, ik boloof u,
dat ik geen moeite zal doen, onder uw duiven te
schieten!" „Praat geen onzin!" zei York kortaf
en meteen ratelde de telefoon in de cel dicht bij
hen.
Lee ging luisteren, en wenkte York. „Voor u,"
zei hy.
York ging de cel in, maar liet de deur aanstaan,
zoodat iedereen het gesprek aan deze zijde van den
draad volgen kon. Allen luisterden ook gespan
nen, maar uit de korte antwoorden, die Yox-k gaf,
was niets op te maken. Toen hij de cel weer uit
kwam, keek ieder gespannen naar wat hij te zeg
gen zou hebben, maar York ging zonder een woord
weer zitten. Hij fluisterde zijn assistent iets in, die
ernstig knikte.
De beide mannen schenen moeite te doen, om de
spanning tot het kookpunt te brengen, zonder dat
de anderen er echter iets van schenen te merken.
Tenslotte stond Page op, en kwam op hen toe.
„Ik heb mijn baas opgebeld, toen ik in de stad
was," zei hij.
York glimlachte. „Dat wist ik," zei hy droog,
„en ik weet ook dat uw baa3 er niet zoo erg over
is spreken is, dat u zoo lang weg blijft, zonder iets
te bereiken!"
Page's mond zakte van verbazing open. „U...
eh. Ik begrijp niet
York stopte langzaam zijn pijp, en stak die aan.
Toeu zei htj, een geweldige rookwolk uitblazend:
„Ik weet ook, dat miss Spencer met een zeker
iemand in New-Yorx getelefoneerd heeft en ik
weet, wal ze gezegd heeft!De kwestie is, dat
ik een m&,e op de telefoon-centrale heb zitten, die
alle gesprekken afluistert!"
Pendrill, die met klimmende woede de laatste
woorden aangehoord had, deed een paar stappen
naar voren.
„Nu wordt het toch te bar," schreeuwde hij,
„van alle brutaliteiten
„In mijn vak moet men wel brutaal zijn," viel
Yox-k hem rustig in de rede.
Lee, Watson en Lancaster waren nu ook nader
bij gekomen.
„Wilt u zeggenbegon Lee nydig dat
ik uw gasten bespionneer vulde York aan. „Ja,
tot myn spijt ben ik dat verplicht! Ik heb u al
eerder trachten duidelijk te maken, dat er onder
uw gasten een moordenaar is en met dergelijke
lui ben ik niet gewend zjjden handschoenen aan
te trekken. Ik heb gezworen hem te pakken te
krijgen en elke methode om dat te bereiken zal
ik gebruiken. Is u dit nu eindelijk volkomen dui
delijk?"
Een oogenblik heerschte stilte, toen draai
den de mannen zich om en liepen kwaad de trap
op naar boven.
York grinnikte, maar Muer lachte hardop.
„Net zooals ik al zei, u bent even populair als
een valsch dubbeltje by een ysco-man!"
Dokter Grass, die een eind verder tegen den
muur geleund stond, en het gesprek had afgeluis
terd, lachte minachtend.
„Ik geloof niet, dat de anderen u erg graag lij
den mogen, kapitein!" zei hij.
Yox-k trok onverschillig de schouders op, waarop
Grass de anderen naar boven volgde. Uit zijn
houding was niet op te maken, of hij het met de
anderen, dan wel met York eens was. De man was
een volkomen raadsel.
Dittmars kwam in zichzelf mopperend uit het
museum. Hy deed de deur zorgvuldig achter zich
dicht, sloot haar, en stak de sleutels in zijn zak.
Daama ging ook hij, nog steeds mompelend, naar
boven.
Nu waren, behalve de beide Intelligence-man
nen, alleen de beide meisjes op de veranda nog
beneden. Ze konden hun stemmen door de open
deur hooren en weer stelde Tommy voor, hen ge
zelschap te houden.
York schudde zijn hoofd. „Nee, jongmensch,
het ls nu geen tijd voor grapjes", zei hij. „Als wij
hier in de hall blijven zitten, waar we iedereen
kunnen zien komen en gaan, maken wij hen
zenuwachtig, en hoe meer ze in de war raken,
des te meer kans hebben wij, dat de een of ander
zich tenslotte verspreekt."
Jennie kwam uit de keuken. Ze keek naar de
beide mannen, mompelde iets van „ellendige rat
ten", waarop Muer vroeg, of ze hen bedoelde.
York sloot zijn bogen en trok aan zijn pijp, die al
lang was uitgegaan.
Buiten viel iets met een plof op den grond, een
geluid, of er een zak meel van een wagen ge
gooid werd.
York sprong meteen op en rende naar de porte-
cochère, het groote licht aanknippend onder het
loopen. Muer volgde hem. Beiden race-ten ze door
de hall. Aan den voet van de trap bx-ulde York
„brand!" zoo hard hij kon, en liep toen met twee
treden tegelijk de trap op.
Boven kwamen van alle kanten de gasten toe-
loopen. Het was nog vi-oeg, hoogstens tien uur,
maar de meesten waren reeds in pyama's. Opge
wonden drongen ze zich om York en Muer.
„Waar is de bx-and?" vroeg Lee.
York haalde zyn schouders op. „Er is geen
brand", zei hij langzaam, „ik wilde alleen maar
weten, of jullie allemaal op jullie kamers waren."
Lee balde zijn vuisten. „Nu is het genoeg ge
weest", barstte hy uit, maar York legde hem met
een handbeweging het zwijgen op.
„Bewaar uw verontwaardiging tot straks", zei
hij koud. „Ik wil, dat jullxe allemaal mee naar
buiten gaat; ik heb jullie wat te laten zien!"
Er klonk een onmiskenbaren ernst in zijn stem,
en allen volgden hem zwijgend, ofschoon met te
genzin. York leidde ze door de hall naar de porte-
cochère.
„Het is misschien beter, dat de dames hier bly-
ven," zei hy „ik geloof niet, dat het een prettig
gezicht is."
Vix-ginia Lee begon va9t te gillen, Adele Lathrop
sperde haar oogen wijd open, en scheen haar voor
beeld te zullen volgen, maar Lee kalmeerde haar.
Lydia Vaughan en Carol Spencer kwamen toeloo
pen van de veranda, en vroegen, wat er aan de
hand was.
Intusschen was York met de mannelijke gasten
naar buiten gegaan. De groote lamp onder de por-
te-cochère wierp een helder licht onder den groo-
ten eik. Op dezelfde plek, waar Page Wimpy Knott
gevonden had, lag nu Hal Lewis, en evenals bij
Knott was er een strik om zijn hals. Zyn gezicht
was opgezet, een lang touw lag als een opgerolde
slang op zijn borst.
Zooals York gezegd had: het was geen prettig
gezicht!
(Wordt vervolgd^.