„BLOED VAN
KAMERLEDEN OP EXCURSIE NAAR HET STELLINGGEBIED VAN HET VELDLEGER.
-"If
BOEDDHA"
De toss voor den aanvang van den landenwedstrijd Nederland Luxemburg te
Rotterdam. Rechts: Van Male, aanvoerder van het Oranje-team
Ue drie vrouwelijke Kamerleden, die deelnamen aan de excursie naar de
verdedigingswerken van ons land, toonden overal groote interesse
Van Vliet, die Nederlandsch biljartkampioen
cadre 71'2 werd.aan stoot tijdens de finale in
zijn laatste partij tegen Sweering, welke Zondag
avond in Amsterdam werd gespeeld
Weer veilig thuis. De heer Den Heyer,
roerganger van de .Simon Bolivar", is
na lange tijd in Ipswich te zijn verpleegd,
te Scheveningen in den schoot zijner
familie teruggekeerd, waar het hem
aan goede zorgen niet ontbreekt.
De gevolgen der ramp is hij nog niet
geheel en al te boven
Leden van de
Tweede Kamer
hebben een bezoek
gebracht aan het
stellinggebied v. h.
veldleger. Geheel
links de comman
dant van het veld
leger,
De electrische tractie op den spoorweg Arnhem - Nijmegen is in tegenwoordig
heid van vele autoriteiten officieel in gebruik gesteld. Minister ir. J. W Albarda
en de commissaris der Koningin in Gelderland, mr. S. baron van Heemstra,
arriveeren op het fees'elijk versierde perron in Nijmegen
Keeper Van Male heeft het nakijken bij een goed geslaagden aanval der gasten tijdens den
wedstrijd Nederland Luxemburg, die in een 4 5 nederlaag voor ons team eindigde
In den Stadsschouwburg te A dam heeft
dr. E. Boekman het portret van Oscar
Tourniaire in de rol van .Bibberwang
dat door de weduwe van den over
leden kunstenaar is afgestaan, namens
het gemeentebestuur aanvaard
De ministers Dijxhoorn en Van Kleffens, d.e den wedstrijd Nederland-
Luxemburg bijwoonden, in gesprek met dr. van Prooye, voorzitter van den
K.N V.B op de tribune van het Feyenoord-stadion
door
HAROLD WARD
28
„Hoelang voor zijn dood heeft hij dat geld op
genomen
„Hij heeft het bij stukjes en beetjes van de
bank gehaald. Daar is hij een paar maanden voor
zjjn dood mee begonnen".
„En die hypotheek op Oakwood Manor?"
„Dat is ook een vreemde geschiedenis. Dadelijk
na het bericht van het ongeluk dat hem zijn leven
kostte, kwam er iemand uit Lyndon, dat hier een
mijl of wat vandaag ligt, een zekere Hiram Mac-
Donald, en die was in het bezit van de hypotheek-
acte. De totale hypotheek bedroeg twintig duizend
dollar en het heele landgoed is niet meer dan
dertig duizend waard, nu de landprijzen den laat-
sten tijd zoo achteruit geloopen zijn".
„Bestaat er eenige twijfel aan de echtheid van
dat document?"
„Niet in het minst! In de eerste plaats staat
MacDonald gunstig bekend. De acte was opge
maakt één dag voordat Lee zijn testament liet
maken. Wessels stelde haar op en ik ken Wessels
van kinds af.Die is volkomen betrouwbaar. Hij
kende Lee persoonlijk en bij heeft gezien, dat deze
de acte onderteekende. Ik ken Lee's handteeke-
ning. Zonder twijfel is de handteekening op de
hypotheek-acte echt."
„Waarom wacütte MacDonald tot na Lee's
dood, voordat hij de hypotheek liet registreeren?"
„Dat heeft Wessels me verteld en wat hg zei
klopte met wat MacDonald me vertelde. Lee had
hem gezegd, dat hij van plan was weer een expe
ditie te organisecren en dat hij niet voldoende
cash had- Hij wilde dus geld opnemen, maar had
liever niet, dat anderen dit wisten. Daarom zocht
hij ook iemand uit een andere plaats. Volgens
hem deed hij dergelijke zaken gewoonlijk in New-
York, maar daar had hij nu geen tijd voor. Hij
liet MacDonald dus een verklaring teekenen, dat
de acte niet geregistreerd zou worden voor na zijn
dood. Hij was toch van plan de leening over een
paar maanden weer af te betalen, zoodra hij het
geld van een andere belegging binnen had. Hij zou
daarvoor iets meer rente betalen dan gebruikelijk."
„Nu heb ik nog één vraag," zei York opstaand.
„Hebt u Lee's lijk gezien na het ongeluk?"
De advocaat keek den kapitein vreemd aan.
„Ja," zei hij, „waarom vraagt u dat?"
„Wat was de oorzaak van het ongelukwas
het lichaam erg verminkt?"
„Wel allemachtig!!" riep Lukens uit, en vervolg
de toen nadenkend: „Ik weet niet, waar u naar
toe wilt, maar ik wil u graag alles vertellen wat ik
weetLee reed met zijn wagen over een weg,
die bekend staat als de Sinnissipl Heights, een
kronkelende weg tusschen Lyndon en hier. Waar
schijnlijk heeft hij de macht over het stuur ver
loren, de wagen is naar beneden gestort, hij raak
te onder de auto, die in brand vloog. U begrijpt dus
dat het lichaam vrijwel onherkenbaar verminkt
was."
„Speciaal het hoofd?"
„Inderdaad!"
„Was identificatie nog mogelijk?"
De advocaat schudde zijn hoofd. „Nee, maar dat
was ook niet noodig. Iedereen wist, dat het Lee
was. Een heele mas3a menschep hadden hem de
Sinnissipiweg zien oprijden. Men kende zijn wagen
het autonummer, zijn kleeren
„Maar zijn gezicht was dus niet te herkennen?"
„Nee, het was geheel verkoold."
York bedankte den advocaat, kort, draaide zien
om, en verdween, voor Lukens hem verdere vragen
kon stellen.
Uit het Noorden kwamen zware onweerswolken
aandrijven.
York haastte zich naar Fenton's kantoor en ar
riveerde juist toen deze op het punt stond te slui
ten en naar huis te gaan.
„Wil je dadelijk naar. de plaatselijke autoritei
ten gaan die je een machtiging kan geven voor
het opgraven van Horace Lee's stoffelijk over
schot!" beval hij den verbaasden sherif.
„Wwatbegon deze.
„Opschieten!" barstte de kapitein uit. „ik heb nu
geen tijd om vragen te beantwoorden. Zorg er
verder voor dat dokter Fay en de noodige helpers
met touwen en schoppen aanwezig zijn zoodra het
donker iswe moeten lantaarns hebbenen
schroevendraaiers! En vertel niemand, wat We van
plan zijn, begrepen?"
Fenton, nog steeds verbaasd, schudde het hoofd.
„Ja... ja... ik geloof het tenminste wel!" stotterde
hg. „Wat is er in godsnaam aan de hand?"
„Als ik me niet vergis leeft Horace Anson Lee
nog!!"
HOOFDSTUK XXI.
Aasgieren.
York soupeerde laat met Fenton, nadat hij
eerst Washington nog eens had opgebeld. Hoewel
de gouvernements-kantoren alle reeds gesloten
waren, gelukte het York iemand aan de telefoon
te krijgen die zou probeeren Horace Anson Lee's
pas op te duiken, want op dien pas zouden zijn
vingerafdrukken voorkomen. Inderdaad gelukte
dit en de kapitein, die zelf een expert op dit ge
bied was nam de classificatie telefonisch op. Hij
noteerde de bijzonderheden in zijn zakboekje.
De onweersbui brak los, toen hij nog aan het
telefoneeren was. Het was een typische Zuidelijke
midzomer storm, de regen viel bij stroomen neer.
Het was aardedonker, de winkels in Arrapahoe,
uitgezonderd een enkele sigarenwinkel of biljart
gelegenheid, sloten om zes uur. De straten waren
dan ook in duisternis gehuld. Slechts een enkele
lantaarn wierp een schemerachtig licht op de
natte, glimmende keien.
Toen York Fenton's huis bereikte was hij door
nat. Fenton leende hem een pak en mevrouw
Fenton, een goedige, moederlijke ziel, hing zijn
kleeren in de keuken voor het vuur te drogen.
Een oogenblik later kwam Fay, rubber laarzen
aan en geheel verscholen in een geweldige cape:
twee politiemannen met schoppen en touwen ge
wapend, zat.cn ie vachten in de voorkamer.
„Ik begrijp met, waarom we dit zoo geheimzin
nig moeten behandelen", mopperde de sheriff.
„We hebben toch een machtiging om Lee's graf
te openen!"
York antwoordde niet.
Het was over negen, toen ze opbraken. Fay en
de beide politiemannen raLen achterin, York reed
en Fenton. zat naast asm. Toen ze eenmaal uit
de stad waren bleek de weg er niet beter cp te
worden. Hg slingerde over heuvels en door dalen,
een enkel licht uit een hut van een neger was het
eenige teeken van leven dat zij zagen. De regen
kletterde op de kap. Ze konden niet verder voor
uit zien dan de lichtkegel die de koplampen op
den smalien weg wierp. Fenton, die den weg ken
de, stelde voor het stuur over te nemen, waaraan
York tenslotte met tegenzin voldeed. Niemand
was op zijn gemak. De gedachte dat zij bij der
gelijk beestenweer in het duister'een liik moesten
opgraven vervulde hen met weerzin. Alleen York
scheen zich van de situatie r.iets aan te trekken.
Met 8aaingeknepen lippen staarde hij recht voor
zich uit.
Allen zwegen. Zoo nu en dan' bromde Fenton
iets, wanneer ze door een kuil in dei* weg reden.
Fay mopperde onophoudelijk in zichzelf. Hij nam
groote slokken uit een flesch, die hg in zijn zak
had en die hij zoo nu en dan aan de twee politie
mannen doorgaf.
Fenton had het te druk met rijden om tg'd te
hebben voor een slok en York bedankte, toen hem
de flesch werd toegereikt. Hij zat aombsr aan
zijn leege pijp te trekken.
Tenslotte kwamen zij aan een wit geverfd hek
aan den linkerkant van den weg. Fenton reed
langzaam tot hij een geopend hek ontdekte, waar
op hij den wagen het kerkhof op liet zwenken. In
het licht der koplampen strekten zich twee rijen
witte grafsteenen uit.
Ze stopteD bij een groepje boomen in den uiter
sten hoek van het kerkhof en Fenton wees met
zijn duim in de duisternis voor hen.
„Daar is het," zei hij, een heuveltje aanwijzend,
„er ligt nog geen steen op."
Ze klommen stgf uit de auto en knoopten hun
jassen zoo hoog mogelijk dicht.
„Wat een beesten weer!" mompelde Fenton.
De politiemannen haalden hun lantaarns te voor
schijn, staken ze aan en plaatsten ze om het graf.
Daarna kregen zij de schoppen on touwen. De aar
de was zacht en modderig, het kostte niet veel
moeite een kuil te graven.
Fay huiverde. „Het lijkt wel een tafereel uit een
sensatie-roman", probeerde hij te schertsen. Hij
hield meteen op, want een van de schoppen
schraapte over hout. De bovenkant van de kist
was nu weldra bloot gelegd en York gaf de man
nen een hamer en breekijzer aan om het deksel
op te lichten. Knarsend ging dè buitenste kist
open. De touwen werden nu om de hengsels beves
tigd, en de mannen klommen weer uit het graf.
Samen heeschen zij de kist naar boven en plaats
ten haar op een grasachtig plekje in de nabijheid.
Een van de assistenten haalde een schroeven
draaier te voorschijn en ging aan het werk. Hij
beefde als iemand die zware koorts heeft.
De regen bleef stroomen en de mannen, die hun
jassen hadden uit gedaan om beter te kunnen
werken, waren tot op hun lijf toe nat.
Fay haalde zijn flesch te voorschijn.
„Hier, neem eerst een slok," zei hij. „Jullie zijn
kletsnat en doodsbangdat zal je nieuwen
moed geven!"
De beide mannen namen een flinken slok en be
gonnen toen met vernieuwde woede aan hun on-
pleizierige taak.
(Wordt vervolgd^