Nederlandsche vereeniging voor lucht
bescherming verdedigt zich.
CETA-BEVER
tredvaste was
Emser-Pastilles
Graansilo ingestort.
RIJD AG 12 APRIL' 1940
H A X RLE M'S DAGBLAD
Als de (dgemeene vergaderingop 27 April te Utrecht
bijeenkomende, zich achter het Hoofdbestuur
schaartzal het werk voorlichting inzake de gezins
bescherming voortgezet worden. Het geld zalnaar
men hoopt, daarvoor wel bijeengebracht kunnen
worden.
Nimmer hebben wij
epoogd op den
loei der Regeering
Ie gaan zitten!"
Het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Ver-
Biging voor Luchtbescherming heeft dezer dagen
vertegenwoordigers der Nederlandsche pers in
»n conferentie bijeen geroepen om van zijn kant
>t Nederlandsche publiek voor te lichten over het
tkende conflict met den Minister van Binnenland-
he Zaken, den heer Van Boeyen. Daartoe werd
n bijeenkomst in Den Haag belegd, welke ruim 3
ur duurde. Het door het bestuur ingenomen
andpunt, dat uit de besprekingen naar voren
(tam, was, samengevat in punten, als volgt:
1. Het bestuur der N.V.L. heeft nimmer getracht
den stoel der regeering te gaan zitten.
2. Het bestuur zal niet voor den minister wijken,
pzij op de op 27 April te beleggen algemeene ver
kering der N.V.L., de afgevaardigden der afdee-
agen het beter achten, dat het bestuur als cen-
aal orgaan der vereeniging heengaat.
3. Het bestuur weet tot nu toe niet, op welke
iten de minister zich beroept inzake de door hem
ingenomen houding tegenover een vereeniging,
aarvoor hij aanvankelijk den steun van alle bur-
irs inriep.
4. De door den minister geuite beschuldigingen
jn niet juist.
Daaraan werd ten overvloede nog de veronder-
elling vastgeknoopt, dat minister Van Boeyen
jogstwaarschijnlijk onjuist is ingelicht over de
V.L. door medewerkers aan zijn departement.
De voorzitter der N.V.L. begon met er op te wij
dat de door den minister uitgesproken be-
■huldigingen gezien 't feit, dat een concrete,
documenteerde bewijsvoering ontbreekt eigen-
ik geen weerlegging behoeven. „Daarenboven",
dus de heer Klein, „hadden wij liever gezien, dat
minister ons niet genoodzaakt had tot openbare
eerlegging over te gaan. Toen de minister ons
oor het beleggen van een persconferentie in een
wangpositie bracht, hebben wij ons nogmaals tot
en Raad van Ministers gewend in de hoop te
tóen ure nog een schikking tot stand te kunnen
rengen. Dezen nöet gemakkelijken stap hebben wij
's lands belang gedaan en eveneens ter behar-
ging van de belangen van hen, die ons als hun
stuur hadden gekozen.
Wij hebben den .oorlog", dien de minister ons
eeft verklaard, niet gewild. Maar daarom meenen
ij er wel goed aan te doen, nu alle pogingen om
jenbaarmaking van het conflict te voorkomen ge
lald hebben, om duidelijk te maken, dat wij met
ile beschikbare kracht zullen pogen 't particulier
ntiatief, dat door den minister altijd erkend is
Is te zijn een eerste grondslag voor de organisa-
der luchtbescherming, ongeschonden te hand
en. Wij hebben reden om te vreezen, dat 't
irticulier initiatief zal verdwijnen, als de N. V. L.
jrdwijnt of zoodanig wordt gedecentraliseerd, dat
sportane levenskracht, schuilend in dit initia-
;f, gebroken wordt.
[Daarom kunnen wij de beschuldigingen van den
(klister niet onweerlegd laten. Men houde echter
|ij het vellen van een oordeel in 't oog, dat het
lier gaat om een landsbelang van de eerste orde;
Ie organisatie der luchtbescherming in Nederland.
Na deze inleiding betoogde de heer Klein, dat
Ie minister in April 1938 besliste, dat de N. V. L.
OU blijven bestaan. „Het rapport Quarles van Uf-
brd", zoo vervolgde de N.V.L.-voorzitter, „ver
engt voor het voortbestaan van de vereeniging als
lentrale organisatie niet alleen een ruime subsidie,
naar ook een wettelijk fundament door de wijzi-
[ing van het K. B. van Augustus '36. De minister
«slist niet, dat het nu tijd is voor de N. V. L.
nu heen te gaan doch voldoet aan beide eischen. De
ninister is blijkens zijn uiteenzettingen bevreesd,
lat de nieuwe statuten, die beteekenen dat de
f.V.L. als centrale organisatie behouden zal blij-
ren, niet zullen worden aangenomen. Men mag
rragen waarom de minister daarvoor bevreesd
noet zijn en tot extreme middelen zijn toevlucht
r.oet nemen, als hij in zijn hart reeds tot het ver-
Iwijnen van de N.V.L. als centrale organisatie had
sesloten.
Het N.V.L.-bestuur mag derhalve concludeeren
lat de mededeeling betreffende een reeds lang
Herwogen overbodigheid riet juist kan zijn.
Het bestuur is verplicht hier aan te geven, dat
il de geschetste moeilijkheden terug te brengen
jjn tot twee hoofdoorzaken.
De eerste oorzaak der talrijke onaangenaamhe-
len tusschen N.V.L. en Bmnenlandsche Zaken is
Ie bij het ministerie heerschende opvatting betref-
erde de verhouding tusschen het ambtelijk ele-
nent en het particuliere initiatief. In het bijzonder
mldigt dit ministerie de opvatting, dat het parti-
sjlier initiatief in alle onderdeelen onderworpen
lehoort te blijven aan het ambtelijk inzicht.
Gezegd kan worden, dat zoolang de minister
:elf erkent dat het welslagen van de luchtbescher-
ning voor zoo'n groot gedeelte van de medewer-
:ing van het particuliere initiatief afhangt het
enminste een gemis aan tact of beleid is om het
iartioulier initiatief aan banden te leggen op de
vijze als de minister het blijkbaar wil doen.
De tweede en minstens even zwaar wegende oor
aak is dat het ministerie van Binnenlandsche Za
len alle vraagstukken die met de luchtbescher-
ning samenhangen en het zijn er vele en zwaar
wichtige. steeds volkomen heeft onderschat,
net het gevolg dat men met alle maatregelen ach-
er de feiten aanloopt. Hier zij er aan herinnerd
lat na twee jaar van internationale spanning
in zeven maanden oorlogsmobilisatie eerst nu
in April 1940) een wetsontwerp wordt ingediend
im verschillende urgente vraagstukken eenigszins
lader tot haar oplossing te brengen.
Om het standpunt van de N.V.L. duidelijk te om-
ijnen is het voldoende er op te wijzen dat de N.
f. L. zich uitsluitend op het terrein van de zelfbe-
cherming beweegt en zich angstvallig onthoudt van
nmengirg in de taak van de Overheid. Dit wil
leggen dat de N.V.L. zich in de eerste en voor-
laamste plaats bezig houdt met hetgeen de indi-
ddueele burger in eigen huis of bedrijf heeft te
5oen om de gevolgen van luchtaanvallen zooveel
hogelijk te verminderen. Dit is dus werk binnens-
luis. Dit werk vindt zijn voltooiirg in de blokorga-
ïisatie waarin de bewoners van hetzelfde gebouw.
>f van eenzelfde blok huizen, met elkaar samen-
verken.
Ofschoon de omschrijving van onze taak zoo
senvoudig is. blijken niettemin talrijke misver-
tanden, die alle zijn terug te voeren tot de hier-
loven aangegeven hoofdoorzaken.
ONJUIST.
De heer Bogaardt, directeur-secretaris sprak na
Jen heer Klein Dit bestuurslid der N.V.L. ving aan
met, mede te deelen, dat bijna elke mededeeling
wan den minister van Binnenlar.dsohe Zaken on
luist was geweest. Zioh beperkende tot eenige pun
ten roerde de heer Bogaardt allereerst de klach
ten van den inspecteur der luchtbescherming over
onvoldoende samenwerking tusschen hem (den in
specteur) en de N.V.L. aan, hetgeen enkele maan
den na 't optreden van den minister in 1937 het
geval zou zijn geweest. Hier stelt de heer Bo
gaardt een citaat uit de notulenvergadering van de
interdepartementale commissie van 24 Januari 1938
tegenover. Daarbij is door generaal De Ridder ge
zegd: „Hoewel de laatste tijd de verhouding tus-
•chen de inspectie en de vereeniging zeer goed is
en de vergaderingen zooveel mogelijk bijgewoond
worden, betreur ik het toch. dat ik niet als officieel
regeeringsgedelegeerde in 't bestuur zitting heb".
„Dat de klachten tot 't instellen van dfe commis
sie Quarles van Ufford hebben geleid is", aldus de
heer Bogaardt, „in strijd met de feiten. De com
missie is ingesteld nadat de oud-voorzitter der
N.V.L., de heer Van Lith er op gewezen had. dat
de manier waarop de minister de N.V.L. behan
delde, een conflict tusschen den minister en de
vereeniging tot gevolg zou hebben.
Wat de subsidie betreft, de minister is van oor
deel. dat het rapport-Quarles van Ufford een rijks
subsidie van f 27.500, benevens een regeeringsga-
rantie voor de exploitatie van „Luchtgevaar" be
vat. Daarmede tracht de minister aannemelijk te
maken, dat hij zich aan de minimuimeisehen van
het rapport heeft gehouden. Deze voorstellirg van
zaken is volkomen in strijd met het rapport. Daar
in worden de uitgaven van de N.V.L. per jaar (als
uiterst minimum) op f 67.500 (ongeacht een ga
rantie voor „Luchtgevaar") geraamd. Voorts stelt
het rapport dan voor. dat het grootste deel van
dit bedrag, en wel f 40.000, zal worden verkregen
door subsidieering door de gemeenten. De minister
verzwijgt nu dat het opbrengen van f 40.000, waar
voor de tussdhenkomst van den minister onont
beerlijk zou zijn geweest, nooit heeft plaats gehad.
Het bestuur der N.V.L. ontkent voorts de statu
tenwijziging op de lange baan geschoven te heb
ben en is van meening, dat het ministerie wel een
overwegend aandeel in de samenstelling van deze
statuten heeft willen hebben. Pas op 23 November
1939 was het overleg binnenkamers van het mi
nisterie over het op 26 April 1939 door het secre
tariaat dier N.V.L. toegezonden eerste ontwerp der
statuten beëindigd. Het hoofdbestuur vergaderde
daarna reeds op 1 December.
Het bestuur der N.V.L. ontkent ook, dat het bui
ten den minister of inspecteur der luchtbescher
ming de verkoopsorganisatie „Lubema" heeft ge
organiseerd. Reeds op 2 Juni 1939 werd den mi
nister medegedeeld, dat het bestuur een verkoops
organisatie noodig achtte. Op deze missive is, zoo
als op vele andere, geen antwoord ontvangen. Bo
vendien bevatten de notulen van een vergadering
gehouden op 19 September 1939 bijgewoond
door den vertegenwoordiger van den minister
de mededeeling, dat tot de oprichting van een der
gelijke stichting besloten werd.
Daarnaast gaf de minister zelf een uitbreiding
aan het recht van placet. Het was zijn recht, om.
indien de vereeniging langs den weg van vrije
keuze een aantal leden van het dagelijksch
stuur heeft benoemd, te kunnen doen blijken of
bepaalde leden zijn instemming niet hebben
indien hij van dit recht gebruik zou maken onder
aanvoeren van een nadere motiveering. Hetgeen
de minister nu doet komt in feite hierop neer, dat
hij vooraf de keuze van bepaalde bestuursleden,
die een prominente positie in de vereeniging moe
ten innemen, aan zijn goedkeuring wensoht te bin
den. Het spreekt vanzelf, dat dit een uitbreiding is
van het recht van placet, dat door de vereeniging
niet kan worden aanvaai'd en waartegen dan ook
in het hoofdbestuur in zijn brief van 5 December
1939 bezwaar heeft gemaakt.
DE BRIEF.
Wat de kwestie van den brief van den Commis
saris der Koningin in de provincie Friesland be
treft, is het hoofdbestuur der N.V.L. van meening,
dat de Commissaris der Koningin 't slachtoffer van
een machinatie is geworden. Dit schrijven bevat
slechts gissingen en onderstellingen doch geen fei
ten. De onderstellingen van den Commissaris zijn
volkomen uit de lucht gegrepen. Het hoofdbestuur
onderstelt, dat de heer Van Harinxma thoe Slooten
het slachtoffer is geworden van een welbewuste
poging om zich van zijn gezag te bedienen.
Wat het door den minister naar aanleiding van
dezen brief ingestelde onderzoek door den heer
Van Batenburg (adjunct-inspecteur voor de lucht
bescherming en rijkscommissaris van politie) be
treft, wij wijzen er op, dat de voorzitter en d<
secretaris, die gezegd zouden hebben, dat de sta
tutenwijziging door den minister was opgedron
gen, niet door den heer Van Batenburg zijn ge
hoord. Wij verklaren met nadruk, dat alle be
schuldigingen, die tegen het bestuur zijn inge
bracht, buiten ons om zijn gegaan en dat het be-
ituur in geen enkel opzicht ooit in de gelegenheid
s gesteld zich hierop te verweren.
En de loterij? De minister zegt, dat hem daar-
,-an eerst mededeeling is gedaan, toen het besluit
genomen was. Deze mededeeling is onjuist. Vijf
dagen voor de aanvraag (14 December 1937) van
de loterij is de minister schriftelijk hiervan in
kennis gesteld.
Voorts heeft de minister wel degelijk de benoe
ming van den heer Klein, in afwachting van de
reorganisatie, goedgekeurd.
Tenslotte: de distributie van gasmaskers. Het
hoofdbestuur der N.V.L. zou uitreiking via de af-
deelingen ontraden hebben, omdat in de leiding
daarvan niet voldoende vertrouwen kon worden
gesteld. Nadat de vereeniging voor het eerst op 4
September van de distributie van gasmaskers had
gehoord had zü op verzoek van het ministerie op
September reeds een distributie-schema opge
steld. Toen bleek echter, dat er nog geen gasmas
kers waren. Later heeft de vereeniging een distri-
butieprijs gevraagd, doch het ministerie noemde
dezen prijs niet.
Om aan alle kwesties een eind te maken heeft
het bestuur bij zijn brief van 26 September 1939
aan de Inspectie een schema ter hand gesteld van
detailverkoopprijzen en distributiekosten met het
verzoek om deze goed te keuren. Op dezen brief
volgde geen ander antwoord dan een telefonische
mededeeling van de Inspectie, dat de minister van
de distributie via de N.V.L. had afgezien.
Ter audiëntie van 30 October 1939, verklaarde
de minister, dat de distributie via de postkantoren
een proefneming was. Van de mislukking daarvan
was de minister, zooals daarbij tot uitdrukking
werd gebracht, reeds op dat oogenblik overtuigd.
Deze overtuiging heeft den minister echter geen
aanleiding gegeven om de distributie nog op een
andere wijze te beproeven".
Na deze uitvoerige toelichtingen inzake het be
leid van het N.V.L.-bestuur werd gelegenheid ge
geven tot het stellen van vragen. Daarbij ontken
de de heer Klein nog eens nadrukkelijk, dat hij
in een vergadering van het Provinciaal Verband
te Groningen, de afdeeling zou hebben beïnvloed
tereinde het aanvaarden van de nieuwe statuten
tegen te gaan.
Voorts gaf de heer Klein nog een kort overzicht
van de besprekingen met den Minister-President
en den Minister van Defensie, waarbij ook mr.
Mulder, namens den Minister van Binnenlandsche
Zaken, aanwezig was. Volgens den heer Klein zou
de Minister van Defensie daarbij, toen het hoofd
bestuur nogmaals aandrong op het noemen van
feiteni, welke de grieven van minister Van Boeyen
rechtvaardigden, tijdens het doorbladeren van de
voor hem liggende rapporten gezegd hebben, dat
daarin geen feiten te vinden waren. De heer Mul
der is toen in de gelegenheid gesteld er eenige te
noemen. Nog altijd volgens de med'edeelingen van
den heer Klein zou deze er toen 3 genoemd heb
ben, drie grieven, welke minister Van Boeyen aan
leiding zouden hebben gegeven tot de gedachte,
dat het hoofdbestuur den zetel der regeering zou
hebben willen innemen.
Het eerste feit, dat door den heer Mulder naar
voren gebracht was, dateerde van 1937, in welk
jaar de N.V.L. een stand op de Luchtvaarttentoon
stelling heeft ingericht, aangevende wat de burger
zelf bij de luchtbescherming kan doen, ofschoon
minister De Wilde daarvoor de aangevraagde sub
sidie van f 8000 niet wilde verleenen. De kosten
zijn toen tot de helft teruggebracht en aangezien
een vooraanstaand Nederlander zich voor het geld
garant verklaarde, kon dit plan toen doorgaan. De
heer Mulder noemde dit een duidelijk bewijs van
het streven van het hoofdbestuur den zetel der re
geering in te nemen. Als tweede punt roerde de
heer Mulder het beruchte artikel 13 der statuten
aan. Dit is zoo geredigeerd, dat de afdeelingen
der vereeniging op huishoudelijk gebied de vrije
hand houder. Ook dit bewees, volgens den heer
Mulder, dat het bestuur den zetel der regeering
wilde innemen, waarbij als derde punt nog kwam,
dat een hoofd van den Luchtbeschermingsdienst
van een groote gemeente bezwaar had moeten ma
ken tegen een artikel in 't studieorgaan der vereeni
ging, daar dit artikel strijdig zou zijn met een dei-
plaatselijke verordeningen. Het bestuur is op deze
aantijging het antwoord schuldig gebleven.
„Wij voor ons", aldus de heer Klein, „hebben
de overtuiging, dat de grieven van minister Van
Boeyen in werkelijkheid slechts van onbeteeke-
nenden aard kunnen zijn. Wij zullen thans de al-
gemeene vergadering alle afdeelingsbesturen
krijgen het materiaal toegestuurd, dat ons hoofd
bestuur, in antwoord op öe beschuldigingen van
den minister, heeft bijeengebracht op 27 April
te Utrecht laten beslissen
Een mededeeling van bevoegde zijde.
Aan een mededeeling van bevoegde zijde in ver
band met bovenstaande persconferentie ontleenen
wij het volgende:
Een eerste staaltje van de vrijmoedige wijze,
waarop het algemeen bestuur de pers meent te kun
nen voorlichten, was de mededeeling, dat het veto
recht van de besluiten van de algemeene vergade
ring niet in het rapport-Quarles van Ufford was
opgenomen, doch door de vertegenwoordigers van
het departement in de ontwerp-statuten binnen ge
smokkeld.
Ieder die het rapport gelezen heeft, weet wel
beter.
Ter persconferentie is voorts medegedeeld, dat
de overwegende bezwaren van het bestuur tegen
dit vetorecht in Maart 1939, toen het verhoogde
subsidie nog moest komen, met alle andere voor
stellen van het rapport-Quarles volledig aanvaard,
door den minister zouden zijn erkend. Bij de
persconferentie op 3 April j.l. in het departement
an binnenlandsche zaken, heeft deze onware voor
stelling van zaken reeds de weerlegging ontvangen,
die zij verdiende. Om een laatste blijk van zijn te
gemoetkoming te geven, had minister Van Boeyen
goed gevonden, dat dit vetorecht niet in de statuten,
doch in het subsidiebesluit zou worden opgenomen,
daarmede gelijk de minister het uitdrukte
materieel aan het rapport-Quarles vasthoudend.
Het bestuur verwijt den minister niet in het ge
not te zijn gesteld van de gemeentelijke subsidies,
welke het rapport Quarles in overweging zou heb
ben gegeven.
Blijkbaar weet het algemeen bestuur al is zijn
voorzitter een oud-burgemeester zoo weinig var.
onze gemeentelijke wetgeving af, dat het veronder
stelt, dat de minister de gemeenten kan dwingen de
vereeniging te subsidieeren. Het rapport Quarles
kende trouwens geen rechtstreeksche subsidieering
van de centrale organisatie door de gemeentebestu
ren, Het eenige wat in dat opzicht werd voorgesteld,
was de suggestie, dat de gemeenten de plaatselijke
afdeelingen door het verleenen van subsidie in staat
zouden stellen een bijdi-age van f 0,10 per lid aan
de centrale kas af te dragen. Het initiatief tot het
verkrijgen van een dergelijke subsidie behoorde
uiteraard van de plaatselijke afdeelingen, gesteund
door de centrale vereeniging, uit te gaan. Den mi
nister kan moeilijk verweten worden, dat van dit
initiatief blijkbaar als gevolg van de weinig aan
gename verhouding tusschen algemeen bestuur en
talrijke afdeelingen weinig of niets is terecht
gekomen.
ONTWERP STATUTEN.
Minister Van*Boeyen verklaarde op 3 April, dat
de statuten in eersten aanleg door den secretaris der
vereeniging zijn ontworpen. Het algemeen bestuur
door deze mededeeling klaarblijkelijk in een ge
voelig punt getroffen acht het onbegrijpelijk, dat
de minister zulke mededeelingen aan de pers ver
strekt. Nog minder begrijplijk is intusschen, dat het
bestuur even later bij de gehouden persconferentie
te kennen gaf, dat het secretariaat het eerste ont
werp der statuten op 26 April 1939 naar het mi
nisterie had gezonden. Het onderscheid tusschen
„statuten in eersten aanleg ontworpen" en „eerste
ontwerp der statuten" zal vermoedelijk alleen aan
het bestuur duidelijk zijn.
Volgens art. 13 van het ontworpen huishoudelijk
reglement zou het vetorecht van den burgemeester
beperkt blijven tot de besluiten van de afdeelings
besturen, die rechtstreeks de uitoefening van den
gemeentelijken luchtbeschermingsdienst betreffen.
Minister Van Boeyen zag hierin een slinksche
poging om in afwijking van het rapport-Quarles
de zelfbescherming aan het vetorecht van den
burgemeester te onttrekken.
DE LOTERIJ.
Bij brief van 9 December 1937 deelde het alge
meen bestuur aan den minister mede,, dat het voor
nemens was een viertal loterijen, elk groot f 60.000
te organiseeren. Noch op dit voornemen, noch op de
uitvoering daarvan heeft de minister eenigen invloed
uitgeoefend. Blijkens den door den tegenwoordigen
secretaris-generaal van het departement van wa
terstaat, mr. D. G. W. Spitzen, daarvan gehouden
notulen, heeft minister Van Boeyen met betrekking
tot deze loterij aan het bestuur bij de op 29 April
1938 gehouden bespreking verklaard, dat „de toe
passing van het middel van de loterij iets is wat de
vereeniging geheel voor eigen rekening moet
nemen".
Het bestuur legt den minister thans de woorden
in den mond: „ik kan de bezwaren niet inzien, de
loterij is van onschuldigen aard".
BENOEMING VOORZITTER EN
DIRECTEUR-SECRETARIS.
Hoewel het rapport-Quarles het placet van den
minister vorderde voor de benoeming van alle leden
van het dagelijksch bestuur en van den directeur,
werd de minister zonder meer bij brief van 14 Maart
1939 in kennis gesteld met het feit, dat de heer
Klein tot voorzitter was benoemd en mr. Bogaardt
tot directeur-secretaris.
Om de verhoudingen niet te bederven (het rap
port was juist verschenen) heeft de minister zich
bij deze benoemingen neergelegd, echter onder de
uitdrukkelijke mededeeling, dat zulks geschiedde
in afwachting van de voorgenomen reorganisatie.
DE GASMASKERS.
Omtrent de distributie van de gasmaskers wordt
o.m. gezegd, dat het bestuur van de N. V. L. voor een
gasmasker van den inkoopprijs van f 2,75 aan
plaatsingskosten een bedrag van f 0,75 tot f 1,10 in
rekening wilde brengen en voor een gasmasker,
waarvan de inkoopsprijs al of niet met draagzak
f4,90 tot f5,40 bedroeg, f 1,10 tot f 1,85 aan plaat
singskosten wilde hebben. Noodgedwongen is de
minister toen overgegaan tot distributie via P. T. T.
ONDERGRAVING GRONDSLAGEN
RAPPORT-QUARLES.
Ten aanzien van dit punt wordt verklaard, dat
de minister verschillende bewijzen bezit, dat de
voorzitter en de directeur-secretaris van de N. V. L.
getracht hebben het rapport-Quarles in de afdee
lingen te torpedeeren. Tenslotte wordt nog meege
deeld, dat menige afdeeling der N. V. L. met smart
reeds twee jaren op een algemeene vergadering
wacht. Tevens wordt nog verklaard, dat in de eerst
volgende ledenvergadering de noodige publiciteit
zal worden gegeven aan het oordeel van de hoofden
der gemeentelijke luchtbeschermingsdiensten en de
leiding van de plaatselijke afdeelingen in de groote
steden over den arbeid van de vereeniging als cen
trale organisatie.
NIET GLAD GEEN VOETAFDRUKKEN
(Adv. Ingez. Med.)
Nu net reizigersverkeer tengevolge van de beperkte dienstregeling der Ned Spoorwegen sterk is verminderd, valt van
de gebruikelijke drukte op de perrons thans weinig te bespeuren. Een kijkje in hot Centraal Station te Amsterdam
Let op
De Echte
zijn en blijven van ouds het beste
middel bij
Hoest en Verkoudheid
(Adv. Ingez. Med.'
Arbeider om het leven gekomen.
Donderdag omstreeks zeven uur is, zonder
eenig voorteeken. een graansilo van de N.V. J. L.
van Nieuwenhuizen's graanhal en oliefabrieken
te Amersfoort volkomen ingestort.
Het ongeluk, dat met een daverend geraas ge
paard ging, gebeurde op een oogenblik, dat
twee werklieden bezig waren een vrachtauto
met maïs te laden. Een van hen, de arbeider P.
van der Pol, kon zich ternauwernood in veilig
heid stellen, doch de 23-jarige J. de Kruyf, wo
nende te Amersfoort, werd bedolven onder een
enorme hoeveelheid mais en aanzienlijke brok
stukken muur.
Van alle kanten schoot hulp toe en werd alarm
gemaakt. Brandweerlieden, militairen, burgers en
politiemannen vingen in koortsachtigen haast aan
het graan en het puin weg te werken. Groote brok
stukken muur, waaronder van verscheidene vier
kante meter, moesten daartoe worden verzet en
aanzienlijke massa's mais worden weggegraven.
Tenslotte nam men zijn toevlucht tot een lier van
een in de Eem liggend schip, met behulp waarvan
het opruimingswek aanzienlijk versneld kon worden.
Eerst om kwart voor negen had men het lichaam
van den ongelukkigen De Kruyf bevrijd. De ge
meente-arts constateerde den dood door verstikking.
De graansilo, welke een volkomen ruine is gewor
den. werd in 1936 gedeeltelijk door brand verwoest,
doch daarna herbouwd. De Kleine Koppel, de kade
langs de Eem, is geheel en al versperd.
De oorzaak van het ongeluk kan men op het
oogenblik niet gissen. Op den zolder van de silo was
een hoeveelheid van vier ton graan opgeslagen, Het
lijkt evenwel niet, dat hier van overbelasting mag
worden gesproken, Het bedrijf van de N.V. onder
vindt door het gebeurde ernstige stagnatie, doch het
kan gaande gehouden worden.
De aangerichte schade is zeer groot. Zij valt op
het oogenblik niet te schatten. Niet alleen is de silo
in een ruine herschapen, maar ook een aangrenzend
huis is ernstig beschadigd.
Trein en auto vinden elkaar.
Samenwerking tusschen spoorwegen en
beroepsautovervoer.
De besturen der drie landelijke bonden, welke
bestaan in het zuivere beroepsautovervoer. t.w. de
B.B.N. afdeeling beroepsgoederenvervoer, de A.N.
W.B. en de B.E.T.O., hebben besloten in te stellen
een centralen raad van het beroepsautovervoer in
Nederland, welke zich bezig zal houden met de
vele vraagstukken, die zich in ons land op dit ge
bied voordoen.
Eenige dagen geleden werd vergaderd, tezamen
met de Nederlandsche Spoorwegen, de groote
scheepvaartvereenigingen en de expediteurs-orga
nisaties. om tot overleg te komen omtrent de ver-
voerprijzen in ons land. In deze vergadering was
tevens een vertegenwoordiger van het departement
van sociale zaken aanwezig, teneinde te overleggen
omtrent de moeilijkheden, welke bij de uitvoe
ring van het rijtijdenbesluit zijn gebleken, n.l.
opstopping van werk in die gevallen waar de auto's
geladen en gelost moeten worden op spoorwagon
of schip. Een wijziging van het rijtijdenbesluit is
thans in studie en van de ervaringen, opgedaan
in de practijk door het beroepsgoederenvervoer,
zal bij deze wijziging rekening gehouden worden.
In de vergadering van den centralen raad werd
besloten het overleg met de Nederlandsche Spoor
wegen permanent te doen zijn.. Op voorstel van de
Spoorwegen en naar het voorbeeld van hetgeen
bestaat betreffende het contact tusschen spoor en
binnenvaart werd besloten een coördinatie-com
missie onder den naam N.S./Auto in te stellen.
Voor dit contact zal reeds dadelijk met den ar
beid begonnen worden.
Tot overleg met den centralen raad zullen wor
den uitgenood igd de vertegenwoordigers van de
drie organisaties van werknemers, zulks in ver-
band met het rijtijdenbesluit en andere vraag
stukken. Als hierbij aansluitend punt op het werk
programma voor dezen centr. raad werden gesteld
de vakeischen voor wagenbestuurders in het auto
vervoer, daar gebleken is, dat als gevolg van het
rijtijdenbesluit in verschillende plaatsen meer en
meer gebrek komt aan goede bestuurders, o.a.
speciaal voor het wagentype trekker met oplegger.
De ambulance-zusters leeren Finscli*
Uitrusting der ambulance wekt zeer veel
waardeering.
Het Nederlandsche Roode Kruis deelt ons het
volgende mede:
Uit de rapporten door den leider der Nederland
sche ambulance in Finland, den heer F. H. Meihui
zen, arts, uitgebracht aan het hoofdbestuur van het
Nederlandsche Roode Kruis, blijkt dat de ambulance
op 1 April in de in een chirurgische kliniek en
ziekenhuis veranderde sportschool te Vierumaeki
het werk is aangevangen. Op dien dag werd de ope
ratiekamer ingewijd met 2 operaties, terwijl in de
Röntgenkamer de eerste 6 foto's werden gemaakt.
De ambulance heeft sedert 3 April het geheele
ziekenhuis, wat de zorg voor de patiënten betreft,
overgenomen.
Op 2 en 3 April werden ongeveer 80 herstelden of
vrijwel herstelden geëvacueerd, zoodat de Neder
landsche ambulance met 180 patiënten begonnen is.
Verder werden op 4 April uit het militair hospitaal
80 deels ernstige gevallen toegezonden, terwijl er
op 5 April nog een aantal zouden komen. Behalve
over de 30 eigen leden, beschikt de ambulance over
1 Finsche hoofdverpleegster en 16 Finsche verpleeg
sters, waarvan de meesten op school eenige jaren
Duitsch leerden, verder over 7 Lotta's.
De Nederlandsche zusters leeren heel ijverig het
zoo moeilijke Finsch. zoodat zij zich vermoedelijk
spoedig zonder tolk zullen kunnen redden. De uit
stekende uitrusting van de Nederlandsche Roode
Kruis ambulance wordt zeer gewaardeerd.
ALGEMEENE JAARVERGADERING NEDER
LANDSCHE PADVINDSTERSGILDE UITGESTELD
Het hoofdbestuur van het Nederlandsche Padvind-
stersgilde maakt bekend, dat de algemeene jaarver
gadering te Hilversum op Zaterdag 13 April a s.
door de tijdsomstandigheden is uitgesteld.
Het duizendste schip van dit jaar den
Nieuwen Waterweg binnen.
Donderdagmiddag is het Portugeesche s.s. „Alpha"
van Lissabon den Nieuwen Waterweg binnengeko
men. Dit is het duizendste schip sedert 1 Januari
1940 dat den Nieuwen Waterweg binnenliep. In 1939
liep het duizendste schip reeds op 23 Januari den
Nieuwen Waterweg binnen.