Nederlandsche vereeniging voor lucht bescherming verdedigt zich. CETA-BEVER tredvaste was Emser-Pastilles Graansilo ingestort. RIJD AG 12 APRIL' 1940 H A X RLE M'S DAGBLAD Als de (dgemeene vergaderingop 27 April te Utrecht bijeenkomende, zich achter het Hoofdbestuur schaartzal het werk voorlichting inzake de gezins bescherming voortgezet worden. Het geld zalnaar men hoopt, daarvoor wel bijeengebracht kunnen worden. Nimmer hebben wij epoogd op den loei der Regeering Ie gaan zitten!" Het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Ver- Biging voor Luchtbescherming heeft dezer dagen vertegenwoordigers der Nederlandsche pers in »n conferentie bijeen geroepen om van zijn kant >t Nederlandsche publiek voor te lichten over het tkende conflict met den Minister van Binnenland- he Zaken, den heer Van Boeyen. Daartoe werd n bijeenkomst in Den Haag belegd, welke ruim 3 ur duurde. Het door het bestuur ingenomen andpunt, dat uit de besprekingen naar voren (tam, was, samengevat in punten, als volgt: 1. Het bestuur der N.V.L. heeft nimmer getracht den stoel der regeering te gaan zitten. 2. Het bestuur zal niet voor den minister wijken, pzij op de op 27 April te beleggen algemeene ver kering der N.V.L., de afgevaardigden der afdee- agen het beter achten, dat het bestuur als cen- aal orgaan der vereeniging heengaat. 3. Het bestuur weet tot nu toe niet, op welke iten de minister zich beroept inzake de door hem ingenomen houding tegenover een vereeniging, aarvoor hij aanvankelijk den steun van alle bur- irs inriep. 4. De door den minister geuite beschuldigingen jn niet juist. Daaraan werd ten overvloede nog de veronder- elling vastgeknoopt, dat minister Van Boeyen jogstwaarschijnlijk onjuist is ingelicht over de V.L. door medewerkers aan zijn departement. De voorzitter der N.V.L. begon met er op te wij dat de door den minister uitgesproken be- ■huldigingen gezien 't feit, dat een concrete, documenteerde bewijsvoering ontbreekt eigen- ik geen weerlegging behoeven. „Daarenboven", dus de heer Klein, „hadden wij liever gezien, dat minister ons niet genoodzaakt had tot openbare eerlegging over te gaan. Toen de minister ons oor het beleggen van een persconferentie in een wangpositie bracht, hebben wij ons nogmaals tot en Raad van Ministers gewend in de hoop te tóen ure nog een schikking tot stand te kunnen rengen. Dezen nöet gemakkelijken stap hebben wij 's lands belang gedaan en eveneens ter behar- ging van de belangen van hen, die ons als hun stuur hadden gekozen. Wij hebben den .oorlog", dien de minister ons eeft verklaard, niet gewild. Maar daarom meenen ij er wel goed aan te doen, nu alle pogingen om jenbaarmaking van het conflict te voorkomen ge lald hebben, om duidelijk te maken, dat wij met ile beschikbare kracht zullen pogen 't particulier ntiatief, dat door den minister altijd erkend is Is te zijn een eerste grondslag voor de organisa- der luchtbescherming, ongeschonden te hand en. Wij hebben reden om te vreezen, dat 't irticulier initiatief zal verdwijnen, als de N. V. L. jrdwijnt of zoodanig wordt gedecentraliseerd, dat sportane levenskracht, schuilend in dit initia- ;f, gebroken wordt. [Daarom kunnen wij de beschuldigingen van den (klister niet onweerlegd laten. Men houde echter |ij het vellen van een oordeel in 't oog, dat het lier gaat om een landsbelang van de eerste orde; Ie organisatie der luchtbescherming in Nederland. Na deze inleiding betoogde de heer Klein, dat Ie minister in April 1938 besliste, dat de N. V. L. OU blijven bestaan. „Het rapport Quarles van Uf- brd", zoo vervolgde de N.V.L.-voorzitter, „ver engt voor het voortbestaan van de vereeniging als lentrale organisatie niet alleen een ruime subsidie, naar ook een wettelijk fundament door de wijzi- [ing van het K. B. van Augustus '36. De minister «slist niet, dat het nu tijd is voor de N. V. L. nu heen te gaan doch voldoet aan beide eischen. De ninister is blijkens zijn uiteenzettingen bevreesd, lat de nieuwe statuten, die beteekenen dat de f.V.L. als centrale organisatie behouden zal blij- ren, niet zullen worden aangenomen. Men mag rragen waarom de minister daarvoor bevreesd noet zijn en tot extreme middelen zijn toevlucht r.oet nemen, als hij in zijn hart reeds tot het ver- Iwijnen van de N.V.L. als centrale organisatie had sesloten. Het N.V.L.-bestuur mag derhalve concludeeren lat de mededeeling betreffende een reeds lang Herwogen overbodigheid riet juist kan zijn. Het bestuur is verplicht hier aan te geven, dat il de geschetste moeilijkheden terug te brengen jjn tot twee hoofdoorzaken. De eerste oorzaak der talrijke onaangenaamhe- len tusschen N.V.L. en Bmnenlandsche Zaken is Ie bij het ministerie heerschende opvatting betref- erde de verhouding tusschen het ambtelijk ele- nent en het particuliere initiatief. In het bijzonder mldigt dit ministerie de opvatting, dat het parti- sjlier initiatief in alle onderdeelen onderworpen lehoort te blijven aan het ambtelijk inzicht. Gezegd kan worden, dat zoolang de minister :elf erkent dat het welslagen van de luchtbescher- ning voor zoo'n groot gedeelte van de medewer- :ing van het particuliere initiatief afhangt het enminste een gemis aan tact of beleid is om het iartioulier initiatief aan banden te leggen op de vijze als de minister het blijkbaar wil doen. De tweede en minstens even zwaar wegende oor aak is dat het ministerie van Binnenlandsche Za len alle vraagstukken die met de luchtbescher- ning samenhangen en het zijn er vele en zwaar wichtige. steeds volkomen heeft onderschat, net het gevolg dat men met alle maatregelen ach- er de feiten aanloopt. Hier zij er aan herinnerd lat na twee jaar van internationale spanning in zeven maanden oorlogsmobilisatie eerst nu in April 1940) een wetsontwerp wordt ingediend im verschillende urgente vraagstukken eenigszins lader tot haar oplossing te brengen. Om het standpunt van de N.V.L. duidelijk te om- ijnen is het voldoende er op te wijzen dat de N. f. L. zich uitsluitend op het terrein van de zelfbe- cherming beweegt en zich angstvallig onthoudt van nmengirg in de taak van de Overheid. Dit wil leggen dat de N.V.L. zich in de eerste en voor- laamste plaats bezig houdt met hetgeen de indi- ddueele burger in eigen huis of bedrijf heeft te 5oen om de gevolgen van luchtaanvallen zooveel hogelijk te verminderen. Dit is dus werk binnens- luis. Dit werk vindt zijn voltooiirg in de blokorga- ïisatie waarin de bewoners van hetzelfde gebouw. >f van eenzelfde blok huizen, met elkaar samen- verken. Ofschoon de omschrijving van onze taak zoo senvoudig is. blijken niettemin talrijke misver- tanden, die alle zijn terug te voeren tot de hier- loven aangegeven hoofdoorzaken. ONJUIST. De heer Bogaardt, directeur-secretaris sprak na Jen heer Klein Dit bestuurslid der N.V.L. ving aan met, mede te deelen, dat bijna elke mededeeling wan den minister van Binnenlar.dsohe Zaken on luist was geweest. Zioh beperkende tot eenige pun ten roerde de heer Bogaardt allereerst de klach ten van den inspecteur der luchtbescherming over onvoldoende samenwerking tusschen hem (den in specteur) en de N.V.L. aan, hetgeen enkele maan den na 't optreden van den minister in 1937 het geval zou zijn geweest. Hier stelt de heer Bo gaardt een citaat uit de notulenvergadering van de interdepartementale commissie van 24 Januari 1938 tegenover. Daarbij is door generaal De Ridder ge zegd: „Hoewel de laatste tijd de verhouding tus- •chen de inspectie en de vereeniging zeer goed is en de vergaderingen zooveel mogelijk bijgewoond worden, betreur ik het toch. dat ik niet als officieel regeeringsgedelegeerde in 't bestuur zitting heb". „Dat de klachten tot 't instellen van dfe commis sie Quarles van Ufford hebben geleid is", aldus de heer Bogaardt, „in strijd met de feiten. De com missie is ingesteld nadat de oud-voorzitter der N.V.L., de heer Van Lith er op gewezen had. dat de manier waarop de minister de N.V.L. behan delde, een conflict tusschen den minister en de vereeniging tot gevolg zou hebben. Wat de subsidie betreft, de minister is van oor deel. dat het rapport-Quarles van Ufford een rijks subsidie van f 27.500, benevens een regeeringsga- rantie voor de exploitatie van „Luchtgevaar" be vat. Daarmede tracht de minister aannemelijk te maken, dat hij zich aan de minimuimeisehen van het rapport heeft gehouden. Deze voorstellirg van zaken is volkomen in strijd met het rapport. Daar in worden de uitgaven van de N.V.L. per jaar (als uiterst minimum) op f 67.500 (ongeacht een ga rantie voor „Luchtgevaar") geraamd. Voorts stelt het rapport dan voor. dat het grootste deel van dit bedrag, en wel f 40.000, zal worden verkregen door subsidieering door de gemeenten. De minister verzwijgt nu dat het opbrengen van f 40.000, waar voor de tussdhenkomst van den minister onont beerlijk zou zijn geweest, nooit heeft plaats gehad. Het bestuur der N.V.L. ontkent voorts de statu tenwijziging op de lange baan geschoven te heb ben en is van meening, dat het ministerie wel een overwegend aandeel in de samenstelling van deze statuten heeft willen hebben. Pas op 23 November 1939 was het overleg binnenkamers van het mi nisterie over het op 26 April 1939 door het secre tariaat dier N.V.L. toegezonden eerste ontwerp der statuten beëindigd. Het hoofdbestuur vergaderde daarna reeds op 1 December. Het bestuur der N.V.L. ontkent ook, dat het bui ten den minister of inspecteur der luchtbescher ming de verkoopsorganisatie „Lubema" heeft ge organiseerd. Reeds op 2 Juni 1939 werd den mi nister medegedeeld, dat het bestuur een verkoops organisatie noodig achtte. Op deze missive is, zoo als op vele andere, geen antwoord ontvangen. Bo vendien bevatten de notulen van een vergadering gehouden op 19 September 1939 bijgewoond door den vertegenwoordiger van den minister de mededeeling, dat tot de oprichting van een der gelijke stichting besloten werd. Daarnaast gaf de minister zelf een uitbreiding aan het recht van placet. Het was zijn recht, om. indien de vereeniging langs den weg van vrije keuze een aantal leden van het dagelijksch stuur heeft benoemd, te kunnen doen blijken of bepaalde leden zijn instemming niet hebben indien hij van dit recht gebruik zou maken onder aanvoeren van een nadere motiveering. Hetgeen de minister nu doet komt in feite hierop neer, dat hij vooraf de keuze van bepaalde bestuursleden, die een prominente positie in de vereeniging moe ten innemen, aan zijn goedkeuring wensoht te bin den. Het spreekt vanzelf, dat dit een uitbreiding is van het recht van placet, dat door de vereeniging niet kan worden aanvaai'd en waartegen dan ook in het hoofdbestuur in zijn brief van 5 December 1939 bezwaar heeft gemaakt. DE BRIEF. Wat de kwestie van den brief van den Commis saris der Koningin in de provincie Friesland be treft, is het hoofdbestuur der N.V.L. van meening, dat de Commissaris der Koningin 't slachtoffer van een machinatie is geworden. Dit schrijven bevat slechts gissingen en onderstellingen doch geen fei ten. De onderstellingen van den Commissaris zijn volkomen uit de lucht gegrepen. Het hoofdbestuur onderstelt, dat de heer Van Harinxma thoe Slooten het slachtoffer is geworden van een welbewuste poging om zich van zijn gezag te bedienen. Wat het door den minister naar aanleiding van dezen brief ingestelde onderzoek door den heer Van Batenburg (adjunct-inspecteur voor de lucht bescherming en rijkscommissaris van politie) be treft, wij wijzen er op, dat de voorzitter en d< secretaris, die gezegd zouden hebben, dat de sta tutenwijziging door den minister was opgedron gen, niet door den heer Van Batenburg zijn ge hoord. Wij verklaren met nadruk, dat alle be schuldigingen, die tegen het bestuur zijn inge bracht, buiten ons om zijn gegaan en dat het be- ituur in geen enkel opzicht ooit in de gelegenheid s gesteld zich hierop te verweren. En de loterij? De minister zegt, dat hem daar- ,-an eerst mededeeling is gedaan, toen het besluit genomen was. Deze mededeeling is onjuist. Vijf dagen voor de aanvraag (14 December 1937) van de loterij is de minister schriftelijk hiervan in kennis gesteld. Voorts heeft de minister wel degelijk de benoe ming van den heer Klein, in afwachting van de reorganisatie, goedgekeurd. Tenslotte: de distributie van gasmaskers. Het hoofdbestuur der N.V.L. zou uitreiking via de af- deelingen ontraden hebben, omdat in de leiding daarvan niet voldoende vertrouwen kon worden gesteld. Nadat de vereeniging voor het eerst op 4 September van de distributie van gasmaskers had gehoord had zü op verzoek van het ministerie op September reeds een distributie-schema opge steld. Toen bleek echter, dat er nog geen gasmas kers waren. Later heeft de vereeniging een distri- butieprijs gevraagd, doch het ministerie noemde dezen prijs niet. Om aan alle kwesties een eind te maken heeft het bestuur bij zijn brief van 26 September 1939 aan de Inspectie een schema ter hand gesteld van detailverkoopprijzen en distributiekosten met het verzoek om deze goed te keuren. Op dezen brief volgde geen ander antwoord dan een telefonische mededeeling van de Inspectie, dat de minister van de distributie via de N.V.L. had afgezien. Ter audiëntie van 30 October 1939, verklaarde de minister, dat de distributie via de postkantoren een proefneming was. Van de mislukking daarvan was de minister, zooals daarbij tot uitdrukking werd gebracht, reeds op dat oogenblik overtuigd. Deze overtuiging heeft den minister echter geen aanleiding gegeven om de distributie nog op een andere wijze te beproeven". Na deze uitvoerige toelichtingen inzake het be leid van het N.V.L.-bestuur werd gelegenheid ge geven tot het stellen van vragen. Daarbij ontken de de heer Klein nog eens nadrukkelijk, dat hij in een vergadering van het Provinciaal Verband te Groningen, de afdeeling zou hebben beïnvloed tereinde het aanvaarden van de nieuwe statuten tegen te gaan. Voorts gaf de heer Klein nog een kort overzicht van de besprekingen met den Minister-President en den Minister van Defensie, waarbij ook mr. Mulder, namens den Minister van Binnenlandsche Zaken, aanwezig was. Volgens den heer Klein zou de Minister van Defensie daarbij, toen het hoofd bestuur nogmaals aandrong op het noemen van feiteni, welke de grieven van minister Van Boeyen rechtvaardigden, tijdens het doorbladeren van de voor hem liggende rapporten gezegd hebben, dat daarin geen feiten te vinden waren. De heer Mul der is toen in de gelegenheid gesteld er eenige te noemen. Nog altijd volgens de med'edeelingen van den heer Klein zou deze er toen 3 genoemd heb ben, drie grieven, welke minister Van Boeyen aan leiding zouden hebben gegeven tot de gedachte, dat het hoofdbestuur den zetel der regeering zou hebben willen innemen. Het eerste feit, dat door den heer Mulder naar voren gebracht was, dateerde van 1937, in welk jaar de N.V.L. een stand op de Luchtvaarttentoon stelling heeft ingericht, aangevende wat de burger zelf bij de luchtbescherming kan doen, ofschoon minister De Wilde daarvoor de aangevraagde sub sidie van f 8000 niet wilde verleenen. De kosten zijn toen tot de helft teruggebracht en aangezien een vooraanstaand Nederlander zich voor het geld garant verklaarde, kon dit plan toen doorgaan. De heer Mulder noemde dit een duidelijk bewijs van het streven van het hoofdbestuur den zetel der re geering in te nemen. Als tweede punt roerde de heer Mulder het beruchte artikel 13 der statuten aan. Dit is zoo geredigeerd, dat de afdeelingen der vereeniging op huishoudelijk gebied de vrije hand houder. Ook dit bewees, volgens den heer Mulder, dat het bestuur den zetel der regeering wilde innemen, waarbij als derde punt nog kwam, dat een hoofd van den Luchtbeschermingsdienst van een groote gemeente bezwaar had moeten ma ken tegen een artikel in 't studieorgaan der vereeni ging, daar dit artikel strijdig zou zijn met een dei- plaatselijke verordeningen. Het bestuur is op deze aantijging het antwoord schuldig gebleven. „Wij voor ons", aldus de heer Klein, „hebben de overtuiging, dat de grieven van minister Van Boeyen in werkelijkheid slechts van onbeteeke- nenden aard kunnen zijn. Wij zullen thans de al- gemeene vergadering alle afdeelingsbesturen krijgen het materiaal toegestuurd, dat ons hoofd bestuur, in antwoord op öe beschuldigingen van den minister, heeft bijeengebracht op 27 April te Utrecht laten beslissen Een mededeeling van bevoegde zijde. Aan een mededeeling van bevoegde zijde in ver band met bovenstaande persconferentie ontleenen wij het volgende: Een eerste staaltje van de vrijmoedige wijze, waarop het algemeen bestuur de pers meent te kun nen voorlichten, was de mededeeling, dat het veto recht van de besluiten van de algemeene vergade ring niet in het rapport-Quarles van Ufford was opgenomen, doch door de vertegenwoordigers van het departement in de ontwerp-statuten binnen ge smokkeld. Ieder die het rapport gelezen heeft, weet wel beter. Ter persconferentie is voorts medegedeeld, dat de overwegende bezwaren van het bestuur tegen dit vetorecht in Maart 1939, toen het verhoogde subsidie nog moest komen, met alle andere voor stellen van het rapport-Quarles volledig aanvaard, door den minister zouden zijn erkend. Bij de persconferentie op 3 April j.l. in het departement an binnenlandsche zaken, heeft deze onware voor stelling van zaken reeds de weerlegging ontvangen, die zij verdiende. Om een laatste blijk van zijn te gemoetkoming te geven, had minister Van Boeyen goed gevonden, dat dit vetorecht niet in de statuten, doch in het subsidiebesluit zou worden opgenomen, daarmede gelijk de minister het uitdrukte materieel aan het rapport-Quarles vasthoudend. Het bestuur verwijt den minister niet in het ge not te zijn gesteld van de gemeentelijke subsidies, welke het rapport Quarles in overweging zou heb ben gegeven. Blijkbaar weet het algemeen bestuur al is zijn voorzitter een oud-burgemeester zoo weinig var. onze gemeentelijke wetgeving af, dat het veronder stelt, dat de minister de gemeenten kan dwingen de vereeniging te subsidieeren. Het rapport Quarles kende trouwens geen rechtstreeksche subsidieering van de centrale organisatie door de gemeentebestu ren, Het eenige wat in dat opzicht werd voorgesteld, was de suggestie, dat de gemeenten de plaatselijke afdeelingen door het verleenen van subsidie in staat zouden stellen een bijdi-age van f 0,10 per lid aan de centrale kas af te dragen. Het initiatief tot het verkrijgen van een dergelijke subsidie behoorde uiteraard van de plaatselijke afdeelingen, gesteund door de centrale vereeniging, uit te gaan. Den mi nister kan moeilijk verweten worden, dat van dit initiatief blijkbaar als gevolg van de weinig aan gename verhouding tusschen algemeen bestuur en talrijke afdeelingen weinig of niets is terecht gekomen. ONTWERP STATUTEN. Minister Van*Boeyen verklaarde op 3 April, dat de statuten in eersten aanleg door den secretaris der vereeniging zijn ontworpen. Het algemeen bestuur door deze mededeeling klaarblijkelijk in een ge voelig punt getroffen acht het onbegrijpelijk, dat de minister zulke mededeelingen aan de pers ver strekt. Nog minder begrijplijk is intusschen, dat het bestuur even later bij de gehouden persconferentie te kennen gaf, dat het secretariaat het eerste ont werp der statuten op 26 April 1939 naar het mi nisterie had gezonden. Het onderscheid tusschen „statuten in eersten aanleg ontworpen" en „eerste ontwerp der statuten" zal vermoedelijk alleen aan het bestuur duidelijk zijn. Volgens art. 13 van het ontworpen huishoudelijk reglement zou het vetorecht van den burgemeester beperkt blijven tot de besluiten van de afdeelings besturen, die rechtstreeks de uitoefening van den gemeentelijken luchtbeschermingsdienst betreffen. Minister Van Boeyen zag hierin een slinksche poging om in afwijking van het rapport-Quarles de zelfbescherming aan het vetorecht van den burgemeester te onttrekken. DE LOTERIJ. Bij brief van 9 December 1937 deelde het alge meen bestuur aan den minister mede,, dat het voor nemens was een viertal loterijen, elk groot f 60.000 te organiseeren. Noch op dit voornemen, noch op de uitvoering daarvan heeft de minister eenigen invloed uitgeoefend. Blijkens den door den tegenwoordigen secretaris-generaal van het departement van wa terstaat, mr. D. G. W. Spitzen, daarvan gehouden notulen, heeft minister Van Boeyen met betrekking tot deze loterij aan het bestuur bij de op 29 April 1938 gehouden bespreking verklaard, dat „de toe passing van het middel van de loterij iets is wat de vereeniging geheel voor eigen rekening moet nemen". Het bestuur legt den minister thans de woorden in den mond: „ik kan de bezwaren niet inzien, de loterij is van onschuldigen aard". BENOEMING VOORZITTER EN DIRECTEUR-SECRETARIS. Hoewel het rapport-Quarles het placet van den minister vorderde voor de benoeming van alle leden van het dagelijksch bestuur en van den directeur, werd de minister zonder meer bij brief van 14 Maart 1939 in kennis gesteld met het feit, dat de heer Klein tot voorzitter was benoemd en mr. Bogaardt tot directeur-secretaris. Om de verhoudingen niet te bederven (het rap port was juist verschenen) heeft de minister zich bij deze benoemingen neergelegd, echter onder de uitdrukkelijke mededeeling, dat zulks geschiedde in afwachting van de voorgenomen reorganisatie. DE GASMASKERS. Omtrent de distributie van de gasmaskers wordt o.m. gezegd, dat het bestuur van de N. V. L. voor een gasmasker van den inkoopprijs van f 2,75 aan plaatsingskosten een bedrag van f 0,75 tot f 1,10 in rekening wilde brengen en voor een gasmasker, waarvan de inkoopsprijs al of niet met draagzak f4,90 tot f5,40 bedroeg, f 1,10 tot f 1,85 aan plaat singskosten wilde hebben. Noodgedwongen is de minister toen overgegaan tot distributie via P. T. T. ONDERGRAVING GRONDSLAGEN RAPPORT-QUARLES. Ten aanzien van dit punt wordt verklaard, dat de minister verschillende bewijzen bezit, dat de voorzitter en de directeur-secretaris van de N. V. L. getracht hebben het rapport-Quarles in de afdee lingen te torpedeeren. Tenslotte wordt nog meege deeld, dat menige afdeeling der N. V. L. met smart reeds twee jaren op een algemeene vergadering wacht. Tevens wordt nog verklaard, dat in de eerst volgende ledenvergadering de noodige publiciteit zal worden gegeven aan het oordeel van de hoofden der gemeentelijke luchtbeschermingsdiensten en de leiding van de plaatselijke afdeelingen in de groote steden over den arbeid van de vereeniging als cen trale organisatie. NIET GLAD GEEN VOETAFDRUKKEN (Adv. Ingez. Med.) Nu net reizigersverkeer tengevolge van de beperkte dienstregeling der Ned Spoorwegen sterk is verminderd, valt van de gebruikelijke drukte op de perrons thans weinig te bespeuren. Een kijkje in hot Centraal Station te Amsterdam Let op De Echte zijn en blijven van ouds het beste middel bij Hoest en Verkoudheid (Adv. Ingez. Med.' Arbeider om het leven gekomen. Donderdag omstreeks zeven uur is, zonder eenig voorteeken. een graansilo van de N.V. J. L. van Nieuwenhuizen's graanhal en oliefabrieken te Amersfoort volkomen ingestort. Het ongeluk, dat met een daverend geraas ge paard ging, gebeurde op een oogenblik, dat twee werklieden bezig waren een vrachtauto met maïs te laden. Een van hen, de arbeider P. van der Pol, kon zich ternauwernood in veilig heid stellen, doch de 23-jarige J. de Kruyf, wo nende te Amersfoort, werd bedolven onder een enorme hoeveelheid mais en aanzienlijke brok stukken muur. Van alle kanten schoot hulp toe en werd alarm gemaakt. Brandweerlieden, militairen, burgers en politiemannen vingen in koortsachtigen haast aan het graan en het puin weg te werken. Groote brok stukken muur, waaronder van verscheidene vier kante meter, moesten daartoe worden verzet en aanzienlijke massa's mais worden weggegraven. Tenslotte nam men zijn toevlucht tot een lier van een in de Eem liggend schip, met behulp waarvan het opruimingswek aanzienlijk versneld kon worden. Eerst om kwart voor negen had men het lichaam van den ongelukkigen De Kruyf bevrijd. De ge meente-arts constateerde den dood door verstikking. De graansilo, welke een volkomen ruine is gewor den. werd in 1936 gedeeltelijk door brand verwoest, doch daarna herbouwd. De Kleine Koppel, de kade langs de Eem, is geheel en al versperd. De oorzaak van het ongeluk kan men op het oogenblik niet gissen. Op den zolder van de silo was een hoeveelheid van vier ton graan opgeslagen, Het lijkt evenwel niet, dat hier van overbelasting mag worden gesproken, Het bedrijf van de N.V. onder vindt door het gebeurde ernstige stagnatie, doch het kan gaande gehouden worden. De aangerichte schade is zeer groot. Zij valt op het oogenblik niet te schatten. Niet alleen is de silo in een ruine herschapen, maar ook een aangrenzend huis is ernstig beschadigd. Trein en auto vinden elkaar. Samenwerking tusschen spoorwegen en beroepsautovervoer. De besturen der drie landelijke bonden, welke bestaan in het zuivere beroepsautovervoer. t.w. de B.B.N. afdeeling beroepsgoederenvervoer, de A.N. W.B. en de B.E.T.O., hebben besloten in te stellen een centralen raad van het beroepsautovervoer in Nederland, welke zich bezig zal houden met de vele vraagstukken, die zich in ons land op dit ge bied voordoen. Eenige dagen geleden werd vergaderd, tezamen met de Nederlandsche Spoorwegen, de groote scheepvaartvereenigingen en de expediteurs-orga nisaties. om tot overleg te komen omtrent de ver- voerprijzen in ons land. In deze vergadering was tevens een vertegenwoordiger van het departement van sociale zaken aanwezig, teneinde te overleggen omtrent de moeilijkheden, welke bij de uitvoe ring van het rijtijdenbesluit zijn gebleken, n.l. opstopping van werk in die gevallen waar de auto's geladen en gelost moeten worden op spoorwagon of schip. Een wijziging van het rijtijdenbesluit is thans in studie en van de ervaringen, opgedaan in de practijk door het beroepsgoederenvervoer, zal bij deze wijziging rekening gehouden worden. In de vergadering van den centralen raad werd besloten het overleg met de Nederlandsche Spoor wegen permanent te doen zijn.. Op voorstel van de Spoorwegen en naar het voorbeeld van hetgeen bestaat betreffende het contact tusschen spoor en binnenvaart werd besloten een coördinatie-com missie onder den naam N.S./Auto in te stellen. Voor dit contact zal reeds dadelijk met den ar beid begonnen worden. Tot overleg met den centralen raad zullen wor den uitgenood igd de vertegenwoordigers van de drie organisaties van werknemers, zulks in ver- band met het rijtijdenbesluit en andere vraag stukken. Als hierbij aansluitend punt op het werk programma voor dezen centr. raad werden gesteld de vakeischen voor wagenbestuurders in het auto vervoer, daar gebleken is, dat als gevolg van het rijtijdenbesluit in verschillende plaatsen meer en meer gebrek komt aan goede bestuurders, o.a. speciaal voor het wagentype trekker met oplegger. De ambulance-zusters leeren Finscli* Uitrusting der ambulance wekt zeer veel waardeering. Het Nederlandsche Roode Kruis deelt ons het volgende mede: Uit de rapporten door den leider der Nederland sche ambulance in Finland, den heer F. H. Meihui zen, arts, uitgebracht aan het hoofdbestuur van het Nederlandsche Roode Kruis, blijkt dat de ambulance op 1 April in de in een chirurgische kliniek en ziekenhuis veranderde sportschool te Vierumaeki het werk is aangevangen. Op dien dag werd de ope ratiekamer ingewijd met 2 operaties, terwijl in de Röntgenkamer de eerste 6 foto's werden gemaakt. De ambulance heeft sedert 3 April het geheele ziekenhuis, wat de zorg voor de patiënten betreft, overgenomen. Op 2 en 3 April werden ongeveer 80 herstelden of vrijwel herstelden geëvacueerd, zoodat de Neder landsche ambulance met 180 patiënten begonnen is. Verder werden op 4 April uit het militair hospitaal 80 deels ernstige gevallen toegezonden, terwijl er op 5 April nog een aantal zouden komen. Behalve over de 30 eigen leden, beschikt de ambulance over 1 Finsche hoofdverpleegster en 16 Finsche verpleeg sters, waarvan de meesten op school eenige jaren Duitsch leerden, verder over 7 Lotta's. De Nederlandsche zusters leeren heel ijverig het zoo moeilijke Finsch. zoodat zij zich vermoedelijk spoedig zonder tolk zullen kunnen redden. De uit stekende uitrusting van de Nederlandsche Roode Kruis ambulance wordt zeer gewaardeerd. ALGEMEENE JAARVERGADERING NEDER LANDSCHE PADVINDSTERSGILDE UITGESTELD Het hoofdbestuur van het Nederlandsche Padvind- stersgilde maakt bekend, dat de algemeene jaarver gadering te Hilversum op Zaterdag 13 April a s. door de tijdsomstandigheden is uitgesteld. Het duizendste schip van dit jaar den Nieuwen Waterweg binnen. Donderdagmiddag is het Portugeesche s.s. „Alpha" van Lissabon den Nieuwen Waterweg binnengeko men. Dit is het duizendste schip sedert 1 Januari 1940 dat den Nieuwen Waterweg binnenliep. In 1939 liep het duizendste schip reeds op 23 Januari den Nieuwen Waterweg binnen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 5