7leute aiiteitspaCitiek
naai alle zieden-
Wetsontwerp inzake winstbelasting
aangenomen.
Oranjeboek vertelt wat de regeering
daarvoor heeft gedaan.
Vele amendementen in
den strijd gesneuveld.
Nieuwe Engelsche
mijnenvelden.
ZATERDAG 13 APRIL 1940
SASREEM'S DAG BE KB
3
Een trouwe weerspiegeling van
de evenwichtige Nederlandsche
neutraliteitspolitiek wordt ge
leverd door het zoo juist ver
schenen tweede Oranjeboek,
waarin het departement van Bui-
tenlandsche Zaken de voor
naamste aangelegenheden in de
periode NovemberApril behan
deld, voor zoover zij voor open
baarmaking geschikt waren, heeft
vervat.
Een groot deel van dit nieuwe Oranjeboek, dat,
dikker dan het voorgaande, 53 folio-pagina's bevat,
wordt ingenomen door de gedachtenwisseling onzer
diplomatieke vertegenwoordigers met belligerente
regeeringen over gevallen, waarin onzerzijds tegen
rechtsschending moest worden geprotesteerd. Dat
de Nederlandsche regeering naar beide zijden voor
de handhaving der neutraliteit is opgekomen, blijkt
overal uit het Oranjeboek, waarin zoowel een aantal
gevallen is opgenomen, waarin Nederland zich ge
noopt heeft gezien zich tegen handelingen van ge
allieerde zijde te keeren, als gevallen zijn vermeld,
waarin dit tegen optreden van Duitsche zijde is
geschied.
Naar uit den inhoud der gewisselde nota's blijkt,
heeft de Nederlandsche regeering ieder geval ge
wogen op zijn eigen beteekenis. Zoo is dan ook in
de formuleering van de verschillende pro testen
rekening gehouden met den ernst van de betrokken
inbreuk op onze rechten. De vorm en bewoordingen
van elke nota is telkens afgewogen naar den aard
der gepleegde handeling.
Een geval van bijzondere belangrijkheid is
het grensincident bij Venlo. Dat de Nederland
sche regeering uitputtend alle middelen, welke
het internationale recht biedt, naar voren heeft
gebracht om tot een oplossing te komen, welke
dit incident tot klaarheid zou kunnen brengen,
blijkt uit de volgende passage uit het Oranje
boek:
„Medio October ontving de chef van den inlichtin
gendienst van den generalen staf de mededeeling
van den Britschen gezantschaps-secretaris en chef
van heF Britsche paspoorten controlebureau te
's Gravenhage, majoor Stevens, dat Britsche orga
nen in verbinding stonden met hooggeplaatste
officieren van het Duitsche leger, en dat majoor
Stevens uit Londen opdracht had ontvangen met
deze officieren besprekingen te voeren, om te on
derzoeken of een basis zou kunnen worden gevon
den voor mogelijke vredesonderhandelingen. Tot
staving van zijn mededeelingen toonde majoor
Stevens zijn instructie. Aangezien het niet mogelijk
was de besprekingen in Duitschland of Engeland
te voeren wilde men deze gaarne doen plaats heb
ben op neutraal gebied, bij voorkeur niet te ver
van de Duitsche grens. Majoor Stevens deelde me
de, dat naast hem kapitein Payne Best voor het voe
ren van de besprekingen was aangewezen. Ge
vraagd werd maatregelen te nemen, opdat de be
trokken vreemdelingen in het grensgebied niet
onnoodig zouden worden lastig gevallen door de
politie- en militaire autoriteiten. De chef van den
inlichtingendienst heeft ter voldoening aan dit ver
zoek en om op de hoogte te komen van hetgeen zou
worden besproken, een Nederlandschen officier, den
eersten luitenant Klop, aangewezen om deze be
sprekingen bij te wonen, en hem opdracht gegeven
er voor te waken, dat geen daden in strijd met de
Nederlandsche neutraliteit zouden worden verricht.
Een tweetal bijeenkomsten heeft, vóór het incident
bij Venlo, op Nederlandsch gebied plaats gehad.
Op 9 November kwam een personenauto, waarin,
naar met groote waarschijnlijkheid mag worden
aangenomen, gezeten waren majoor Stevens en
kapitein Payne Best, benevens luitenant Klop en de
Nederlandsche chauffeur Lemmers, uit de richting
Venlo aan bij het café Backus, gelegen op Neder
landsch grondgebied op geringen afstand van de
Duitsche grens. Daar aangekomen werden de ge
noemde personen overvallen door een aantal lieden
die, beschikkende over een auto, die voor het Duit
sche douanekantoor stond te wachten, de Neder
landsche grens hadden overschreden en het vuur
op hen openden. Eén persoon, klaarblijkelijk lui
tenant Klop, is neergeschoten, terwijl de overige
personen met geweld over de Duitsche grens zijn
gevoerd. De gewonde of doode werd eveneens over
de Duitsche grens gesleept. Het geheele voorval
speelde zich in zoo korten tijd af, dat het voor de
grenswacht, die zich ter plaatse niet in de onmid
dellijke nabijheid van de grens bevond, niet moge
lijk is geweest tijdig in te grijpen.
„Aangezien degenen, die den overval pleeg
den, in burger gekleed waren, was er aanvan
kelijk geen aanleiding de Duitsche xiegeering
aansprakelijk te stellen. Wel is onmiddellijk
aan de Duitsche regeering verzocht een
onderzoek in te stellen. Toen evenwel in een
Duitsch perscommuniqué werd medegedeeld,
dat de overval was geschied door Duitsche
organen, is tegen het Duitsche optreden dien
zelfden dag ernstig bezwaar gemaakt en ophel
dering verzocht. Van Duitsche zijde werd op
deze stappen, niettegenstaande daarop herhaal
delijk werd teruggekomen, niet geantwoord.
Daarop heeft het Nederlandsch gezantschap te
Berlijn op 25 Januari aan de Duitsche regeering
doen weten, dat het voor de Nederlandsche
regeering onmogelijk was deze zaak te laten
rusten. Zij stelde aan de Duitsche regeering
voor, de beoordeeling van het gebeurde aan de
Nederlandsch-Duitsche grens bij Venlo te on
derwerpen aan een in gemeen overleg aan te
wijzen instantie: hetzij een Nederlandsch-
Duitsche commissie ad hoe, de permanente con-
ciliatie-commissie die tusschen beide landen
bestaat, of een arbitrale instantie, dan wel een
internationale rechterlijke instantie, daarbij de
keuze tusschen de evengenoemde instanties
aan de Duitsche regeering overlatende. Ook op
dit voorstel heeft de Duitsche regeering ondanks
«enige malen herhaald appel nog niets laten
boor en".
SCHENDINGEN DOOR VLIEGTUIGEN.
„In de periode van November tot Maart," aldus
het Oranjeboek, „is het Nederlandsch rechtsgebied
herhaalde malen overvlogen door vliegtuigen der
oorlogvoerenden. De Nederlandsche krijgsmacht
heeft steeds met alle beschikbare middelen derge
lijke schendingen tegengegaan. De afweerbatterijen
op den grond hebben bij dag en bij nacht op ieder
vreemd vliegtuig, dat binnen hun bereik kwam, ge
vuurd, en menigmaal zijn- Nederlandsche jachtvlieg
tuigen opgestegen om de gesignaleerde vliegtuigen
'te verdrijven, waarbij het meer dan eens tot een
luchtgevecht kwam."
„Telkenmale wanneer de nationaliteit van het
overvliegende vliegtuig kon worden vastgesteld, is
bij de regeering van het land waartoe het vliegtuig
behoorde geprotesteerd. In die gevallen, waarin de
wederpartij de schending erkende, werden door
haar verontschuldigingen aangeboden. Indien de na
tionaliteit der vliegtuigen niet kon worden vastge
steld, werden aan beide partijen inlichtingen ge
vraagd. Vrijwel steeds volgde als antwoord op een
dergelijk verzoek om inlichtingen dat niet de eigen
vliegtuigen maar die van den tegenstander de schul
digen waren.
Met de Duitsche regeering heeft een vrij uit
gebreide notawisseling plaats gehad, waarbij van
Duitsche zijde beweerd werd, dat Britsche vlieg
tuigen herhaaldelijk ongestraft het Nederland
sche rechtsgebied overvlogen. Van Nederland
sche zijde is hierop geantwoord dat, voorzoo ver
de Duitsche beweringen met de Nederlandsche
gegevens in overeenstemming waren, niet is
nagelaten de noodige stappen te Londen te doen
en dat de Nederlandsche regeering zich steeds
met alle middelen tegen schendingen van haar
rechtsgebied verzet en blijkens de voortdurende
uitbreiding van de luchtafweermiddelen er naar
streeft dit verzet nog aan kracht te doen toene
men. De ervaringen, door de belligerenten zei
ven opgedaan inzake vijandelijke verkennings
vluchten boven hun gebied, wijzen er overigens
wel op, dat zelfs bij de grootste waakzaamheid
en de meest uitgebreide verdedigingsmiddelen
het overvliegen niet steeds kan worden voor
komen."
BESCHIETING VAN NEDERLAND
SCHE VLIEGTUIGEN.
Drie gevallen hebben zich voorgedaan, waarin Ne
derlandsche vliegtuigen boven ons grondgebied door
een Duitsch vliegtuig werden beschoten. Het eerste
geval deed zich voor op 18 Nov. 1939 boven Vlie
land, het tweede den volgenden dag nabij Schier
monnikoog en het derde geval op 25 Februari boven
Noord-Brabant. In alle drie gevallen is te Berlijn
geprotesteerd. In de eerste twee gevallen heeft de
Duitsche regeering een tegenjSrotest ingediend, het
derde voorval werd door de Duitsche regeering be
treurd.
GEVAREN VOOR DE NEDERLAND
SCHE SCHEEPVAART.
De Nederlandsche vertoogen en verzoeken tot
het instellen van een onderzoek naar aanleiding
van de vernietiging van een aantal Nederlandsche
schepen en de verdere briefwisseling voor enkele
gevallen, waarin de Nederlandsche scheepvaart in
gevaar is gebracht, zijn in het oranjeboek in een
afzonderlijk hoofdstuk opgenomen.
In het geval van de Sliedreoht heeft Hr. Ms. ge
zantschap te Berlijn in een nota-verbaal de Duit-
sdhe regeering verzocht „een onderzoek in te stel
len en maatregelen te treffen2tegen den commandant
van de onderzeeboot, die zich aan deze daad heeft
schuldig gemaakt. De commandant heeft onschul
dige onderdanen van een neutraal land in open
booten en dat nog wel in een slecht jaargetijde, in
volle zee aan de gevaren prijsgegeven en daardoor
hun dood veroorzaakt.
Bovendien is de vernietiging van de Sliedrecht
in strijd met het protocol van Londen van 22 April
1930, houdende de regelen voor het optreden van
onderzeebooten tegenover handelsschepen (tot
welk protocol Duitschland op 23 November 1936
is toegetreden), aangezien onvoldoende maatrege
len voor de veiligheid van de bemanning werden-
getroffen.
Op deze gronden heeft het gezantschap opdracht
gekregen in naam van de Nederlandsche regeering
met den meesten nadruk te protesteeren tegen de
vernietiging van de Sliedrecht en de behandeling
van de opvarenden en mede te deelen, dat de Ne
derlandsche regeering zich voorbehoudt, haar rech.
ten met betrekking tot het verlies aan menschen-
levens en ook overigens te doen gelden".
De Duitsche regeering echter erkende het pro
test niet, waarna een tweede nota-verbaal van het
gezantschap volgde. Deze zeer uitvoerige nota-ver
baal betwist, dat de Duitsche duikbootcommandant
verzekerd kon zijn geweest van de veiligheid der
opvarenden en acht de torpedeering bovendien on
rechtmatig, omdat het schip niet vatbaar was voor
verbeurdverklaring. Het aanloopen van Kirkwall
kon1 in dit geval geen vermoeden van vijandelijke
bestemming wettigen.
„Het zou een ondulbaar gevolg voor de neutrale
scheepvaart zijn, indien de omstandigheid, dat met
betrekking tot een neutraal schip door een der oor
logvoerende staten dwang wordt uitgeoefend om
een bepaalde haven aan te loopen den anderen
oorlogvoerenden staat het recht zou geven, tegen
dit schip daden van geweld, zooals vernietiging,
te plegen".
DE SIMON BOLIVAR.
De droevige ondergang van de Simon Bolivar
gaf de regeering aanleiding zich met de vraag, of
op de plaats, waar het schip verloren is gegaan,
harerzijds mijnen waren gelegd, zoowel tot de Duit
sche als tot de Engelsche regeering te wenden. De
Duitsche regeerïng deelde in haar antwoord mede:
„Het volkenrecht stelt het bekend maken van mij
nenvelden door de oorlogvoerende mogendheden
slechts dn zooverre verplicht als de militaire over
wegingen zulks toelaten. De havens van- de Engel
sche oostkust dienen echter, zooals bekend is, als
steunpunt voor de Britsche oorlogsvloot. Een on
tijdige bekendmaking van de van Duitsche zijde
tegen de Britsche zeestrijdkrachten in dit gebied
getroffen maatregelen zou ieder militair succes van
te voren- uitsluiten. De rijksregeering is derhalve
ook op dit oogeniblik niet in staat de door het Ko
ninklijk Nederlandsch gezantschap gestelde vraag,
of op de plaats waar de Simon Bolivar is onder
gegaan Duitsche mijnen gelegd waren, te beant
woorden.
De rijksregeering moge haar spijt over den on
dergang van de Simon Bolivar tot uiting brengen,
te meer omdat daarbij ook mensohenlevens te be
treuren zijn. Zij voelt zich echter wegens de aan
gevoerde gronden niet in staat, eenige aanspraak
op schadevergoeding te erkennen, welke zou voort
vloeien uit dit voorval, dat haar niet kon worden
toegerekend".
Het Nederlandsche gezantschap betwistte deze
„volkomen onaanvaardbare" opvatting in een no
ta-verbaal, waarop intusschen een antwoord van
de Duitsche regeering nog kan worden verwacht.
De Britsahe regeering schreef den ondergang van
de Simon Bolivar aan Duitsche mijnen toe. De tij
delijke zaakgelastigde te Londen schreef hierop,
dat Nederland zich ten volle -haar standpunt ten
aanzien van de rechtmatigheid van het leggen van
mijnen in volle zee voorbehoudt, zich verplicht
ziet tegenover beide oorlogvoerenden haar recht
te handhaven en volledige schadevergoeding te
eisohen voor de schade geleden door het vergaan
van de Simon Bolivar, indien zou worden vastge
steld, dat de mijn of de mijnen, waardoor het schip
is getroffen, van Britschen, respectievelijk van
Duitschen, oorsprong waren".
Hetgeen met de „Arendskerk" gebeurde, heugt
een ieder. Op weg naar Zuiö-Afrika is het schip op
15 Januari getorpedeerd. Het Nederlandsche ge
zantschap te Berlijn diende een nota-verbaal -in
waarbij de rechtmatigheid der torpedeering wordt
verworpen en waarvan het slot luidt:
„De Nederlandsche regeering protesteert derhal
ve met den grootsten nadruk tegen de vernietiging
van dit Nederlandsche schip en behoudt zich
het eischen van volledige schadevergoeding voor.
Zij verzoekt de Duitsche regeering een streng on
derzoek in te stellen en de noodige maatregelen te
treffen om herhaling van dergelijke gebeurtenissen
ten aanzien van Nederlandsche schepen te voor
komen".
Het oranjeboek merkt daarbij op:
In een antwoord dd. 30 Maart jl. heeft de Duit
sche regeering de rechtmatigheid dezer vernieti
ging staande gehouden op grond dat meer dan de
helft der lading uit contrabande zou hebben be
staan, en op grond van overtredingen, waaraan de
„Arendskerk" zich zou hebben schuldig gemaakt.
De Nederlandsche regeering stelt zich voor hierop
terug te komen.
DE „BURGERDIJK".
Zooals hierboven reeds is opgemerkt, is de vorm
van elk protest bepaald naar den ernst van de be
trokken inbreuk op onze rechten-. Men leze de vol
gende passages uit een nota-verbaal naar aanlei
ding van de torpedeering van de Burgerdijk door
een duikbootcommandant, wien scheepspapieren
geen belang inboezemden.
„Nog afgezien van de vraag, of de veiligheid van
de bemanning voldoende gewaarborgd was, heeft
de onverantwoordelijke houding van den command
dant van de onderzeeboot, die weigerde de scheeps
papieren in te zien en ook verder geenerlei onder
zoek naar de lading instelde, niets meer met de
uitoefening van eenig door het volken-recht erkend
prijsredht ter zee te maken. Zij is niet anders dan
een daad van willekeur en geweld tegenover neu
traal eigendom in volle zee, welke de levensbelan
gen treft van Nederland bij den toevoer van de
voor dat land noodige levensbehoeften. Het feit,
dat het bij deze vernietiging een schip betrof, waar
van de lading in hoofdzaak voor de Nederlandsche
regeering en voor de voeding van hét Nederland
sche volk bestemd was, geeft deze torpedeering een
bijzonder hatelijk karakter.
Bij dezen stand van zaken kan de Nederland
sche regeering niet aannemen, dat de Duitsche re
geering deze daad goedkeurt: zij verzoekt de Duit
sche regeering passende maatregelen tegen den
commandant van de onderzeeboot te nemen, en
verder die maatregelen te treffen, welke noodig
zijn om een herhaling van dergelijke handelingen
van de Duitsche zeestrijdkrachten te voorkomen.
Zij vertrouwt er op, dat de Duitsöhe regeering de
veroorzaakte schade ten volle zal vergoeden".
BESCHIETING VAN
VISSCHERSSCHEPEN.
Toen in de maand Maart dertien maal achtereen
bericht werd, dat Nederlandsche visschersschepen
door vreemde vliegtuigen in open zee waren aan
gevallen, waarbij menschenlevens verloren gingen,
kon de regeering, aangezien de nationaliteit van
het betrokken vliegtuig in geen enkel geval met
zekerheid was vastgesteld de omstandigheden
wezen wel op actie van Duitsche luchtstrijdkrach
ten aanvankelijk niet meer doen dan door Hr.
Ms. gezant te Berlijn bij de Duitsche regeering er
op te doen aandringen, dat alle mogelijke voor
zorgsmaatregelen zouden worden genomen tenein
de voorvallen van dien aard te voorkomen. Later
hebben zich eenige gevallen voorgedaan, die grond
opleverden tot protest en aansprakelijkstelling van
de Duitsche regeering. De correspondentie betref
fende deze voorvallen, valt na het tijdvak, dat door
dit Oranjeboek wordt bestreken.
GEDWONGEN VAART DOOR
GEVAARLIJK GEBIED.
Met de Britsche regeering is briefwisseling ge
voerd over het gedwongen varen van Nederlandsche
schepen door gevaarlijk gebied, wanneer zij voor
verdere contrabande-controle van de Duins naar
Londen moesten gaan.
Over de belemmeringen van het vrije verkeer zijn
zeer uitvoerige betoogen tot de geallieerde regeerin
gen gericht.
DE MAATREGELEN TEGEN DEN
DUITSCHEN UITVOER.
Daar de maatregelen der geallieerden tegen den
Duitschen uitvoer een benadeeling van Nederland
sche belangen zou medebrengen zijn op 22 en 28 No
vember te Londen en Parijs stappen ondernomen.
Met kracht wordt tegen deze maatregelen opgeko
men, die, omdat zij onschuldigen treffen, een „hate
lijk karakter" hebben. Bij de inwerking treding der
maatregelen zijn wederom te Londen en Parijs pro
test nota's ingediend. Op beide nota's is antwoord
ontvangen en onze gezanten hebben daarop weer ge
antwoord.
Tegen de Britsche „zwarte lijst" is eveneens ge
protesteerd.
Zoowel te Londen en Parijs als te Berlijn is gepro
testeerd tegen het aanhouden aan boord van Neder
landsche schepen van onderdanen van een oorlog
voerende partij. In een groot aantal gevallen is van
de Britsche regeering de vrijlating van personen, die
van boord waren gehaald, verkregen. Ook in het
geval, wa.irtegen te Berlijn is opgekomen heeft de
Duitsche regeerïng in de vrijlating toegestemd.
STORING VAN HET POSTVERKEER.
Het Oranjeboek drukt eenige nota's af nopens het
algemeene standpunt inzake de storing van het
postvervoer. Ook over het postvervoer met vlieg
tuigen zijn nota's gewisseld
DIVERSEN.
Het laatste hoofdstuk van het Oranjeboek deelt
TWEEDE KAMER
DEN HAAG Vrijdag.
Minister De Geer bleek tenslotte van het
amendement-Teulïngs (r.-k.) om aan N.V.'s enz.
die ook in Nederland-over-zee aan een winstbe
lasting onderworpen zijn, toe te staan slechts 2/3
van de winst af te trekken inplaats van 9/10, zoo
als art. 7 nu in het wetsontwerp luidde, niets te
willen weten. Hij vond nl. zijn regeling billijk voor
bedoelde, tevens in Nederl.-Indië werkende, onder
nemingen en was tegen den zwaard eren last die
tengevolge van dit amenóement-Teulings op haar
zou komen te rusten. Doch dan moest ook art. 5
ongewijzigd blijven en niet gelijk mr. Teulings
had voorgesteld aldus gewijzigd, dat men van
de winst het aan winstbelasting te betalen bedrag
mag aftrekken. Want zoodoende zou de totaal-op
brengst dezer belasting 5 millioen minder worden.
Het eind van het lied was, dat mr. Teulings zijn
amendeeringspogingen opgaf, waarna de artikelen
5 en 7 er zonder hoofdelijke stemming doorgingen.
Bij de bespreking van art. 9 dat een tarief van
10 pet. inhoudt, verdedigde de heer IJsselmui
den (r.-k.) uitvoerig een amendement om pro
gressie toe te passen.
De heer IJzerman (s.-d.) die constateerde,
dat de leden der N.S.B.-fractie ook heden schitter
den door afwezigheid, voelde niet voor de progres
sie gelijk de heer IJsselmuiden had bepleit. Het
zelfde was het geval met den heer Schilthuis
(v.-d.) en ook met den minister, waarna de heer
IJsselmuiden z'n amendement introk.
De regeling inzake de termijn van aangifte, in
het ontwerp vastgesteld op 14 dagen na vaststel
ling van de balans, is tenslotte op één maand ge
bracht.
Een amendement-Teulings (r.-k.), toegelicht
door den heer IJsselmuiden (r.-k.), beoogen-
de een commissie van beroep in te stellen om te
beslissen over bezwaren betreffende de toepassing
van het artikel aangaande de „winst-bepaling",
kon den heer Wagenaar (a.-r.) niet toelachen',
vooral niet omdat aldus de Hcoge Raad als cassa
tie-instantie zou worden uitgesloten.
Na bestrijding door den Minister, die het
volkomen onaanvaardbaar vond, wegens de uit
sluiting van den Hoogen Raad, verdween ook dit
amendement, zelfs na nog wat gewijzigd te zijn,
weer van de baan.
Alleen zeide mr. De Geer toe, een ministe-
rieele commissie te zullen instellen, die aan de
contribuabelen adviezen kon geven als ze inzake
de winstbepaling moeilijkheden met de inspecteurs
hebben.
Dank zij amendementen van mr. Teulings en
den heer Wagenaar (a.-r.), welke de minister over
nam, werd de bevoegdheid tot inlichtingen vragen
door de belastingambtenaren (art. 28) eenigermate
beperkt zoodat ze b.v. niet naar fabrieksgeheimen
kunnen vragen.
De overgangsregeling (art. 39 en 40). noodig in
verband met het verdwijnen van de didivend- en
tantièmebelasting, leverde een amendement-Teu
lings op, dat ten doel had de winst op het overgangs
tijdstip aanstonds te belasten volgens de regelen
van de thans geldende dividend- en tantième
belasting. De betaling dezer heffing moet dan in 10
gelijke jaarlfksche termijnen geschieden, tenzij de
uitkeeringen eerder plaats hebben. De heer IJ s-
selmuiden stelde 'n amendement voor, dat be
oogde gedurende den overgangstermijn ook in
twijfelgevallen van uitgestelde winstuitkeering den
fiscus geen veflies te laten lijden.
Dit wijzigings voorstel zat volgens den heer W a-
genaar (a.r.) technisch wel goed in elkaar, maar
hij kan heelemaal niet nagaan welke de materieele
gevolgen van aanneming van dit amendement zou
den zijn. Daarom wilde hü eerst eens het oordeel
van den Minister afwachten. Terwijl de heer
Kempen (lib.) van hetgeen Mr. Teulings wilde
liquiditeitsmoeilijkheden duchtte, kan prof.
Gelderen (s.d.) dit niet inzien, hij viel het
amendement-Teulings bij.
Minister D e G e e r meende, dat het amendement-
IJsselmuiden voor den fiscus geen bedenkelijke ge
volgen met zich mee zal brengen en waar 't tech
nisch in orde is, liet hij de beslissing aan de Kamer
over, al moest hij er wel op wijzen, dat het amende-
ons mede, dat het Internationale Roode Kruis Comité
de Nederlandsche regeering verzocht heeft bij de
oorlogvoerende staten stappen te doen om deze uit
te noodigen, voor zoover mogelijk, aan de burger
bevolking door tweezijdige verdragen ad hoe de
voordeelen te verzekeren, welke algemeene Inter
nationale verdragen haar nog niet kunnen bieden.
Het betreft hier de instelling van „Zónes sanil^i-
res", van „Zónes de Sécurité" en de bescherming van
burgers in vijandelijk gebied.
De Nederlandsche regeering heeft zich gehaast aan
dit verzoek te voldoen.
Het Oranjeboek besluit met de mededeeling, dat
de Nederlandsche regeering gevolg heeft gegeven
aan het verzoek van de Duitsche regeering op 27
Maart 1940 om de Duitsche belangen in het Fran-
sche mandaat-gebied Kameroen te behartigen.
Het Oranjeboek opent met de reproductie van
de telegrammen van Koningin Wilhelmina en
koning Leopold tot herstel van den vrede en de
daarop ingekomen antwoorden van de betrok
ken staatshoofden.
ment kennelijk voor één bepaalde onderneming van
belang was, of 't voor andere ondernemingen on
billijkheden met zich mee zou kunnen brengen, had
hij niet kunnen 'nagaan. Wat het amendemopt-Teu-
lings betreft, dit achtte Mr. De Geer overbodig, ja,
hij had er zelfs overwegend bezwaar tegen. Wat in
het vat zit, verzuurt niet en het vat zal heusch wel
op tijd geledigd worden en juist wanneer de fiscus
't noodig heeft.
De heer v. Kempen (lib.) stelde 'n wijziging
voor van art. 40, waardoor afschrijving van oude
verliezen onder bepaalde omstandigheden alsnog
mogelijk zou zijn. Nadat de Minister van Fi
nanciën, die aan de wet geenerlei terugwerkende
kracht wenschte te verleenen, wat feitelijk het
amendement-Teulings doet, dit amendement on
aannemelijk had verklaard, trok deze afgevaardig
de het in, ook omdat hij, gezien de bijzondere
tijdsomstandigheden, geen moeilijkheden wilde ver
oorzaken. Met 4621 nam de Kamer het amende
ment IJsselmuiden aan, dat de instemming had van
de katholieken, de sociaal-democraten, de commu
nisten en den heer Wagenaar (a.r.). Zonder h. st.
nam men hierna het amendement-v. Kempen en
tenslotte het heele wetsontwerp aan.
Het voorstel tot heffing van 15 opcenten op de
winstbelasting ten behoeve van de gemeenten, gaf
Mr. S we ens (R.K.) aanleiding om er op aan te
dringen den gemeenten wat meer te doen toekomen,
want z.i. was het een karige bedeeling, die de Minis
ter had voorgesteld. In dit verband wees de heer
De Geer er op, dat de wet zelf al een bepaling
bevat, dat voor 1 Mei 1941 de opcenten nader moe
ten worden vastgesteld om te voorkomen dat ze
schade zullen lijden. Z. h. st. nam de Kamer het
ontwerp aan, waarna het voorstel tot wijziging van
de wet op de Militaire Willemsorde aan de orde
kwam. De heer Duymaer v. Twist (a.r.) ont
kende, dat de militaire deugden „moed, beleid en
trouw" buiten het gevechtsterrein, b.v. op een
bureau, aan den dag kunnen worden gelegd, zoo
als de Regeering in haar toelichting had betoogd.
Minister Dijxhoom wees er op, dat dc- wet zelf
zegt dat de M. W. O. verkregen kan worden door
hen, die zich „in den strijd" door het bedrijven van
uitstekende daden van moed, beleid en trouw, heb
ben onderscheiden. Overigens gaf hij* nog 'n nade
ren uitleg, die den heer Duymaer v. Twist bleek te
bevredigen.
De heer B a j e 11 o (R.K.) stelde voor om de toe-
agen over de laagste rangen (sergeanten, korporaals
en matrozen of soldaten) te verhoogen en wel zoo, dat
deze allen f 200 per jaar zullen krijgen. Spr. meent,
dat de kosten van zijn amendement niet veel meer
dan f 4500 per jaar zullen bedragen. De heer D u y-
iriaerv. Twist (A. R.) steunde het amendement,
waarna de Minister van Defensie al had hij
eenige bezwaren de toelage zou b.v. onevenredig
hoog voor inheemsche soldaten worden de beslis
sing overliet aan de kamer, die het z.h.st. aannam
evenals het ontwerp zelf.
Een suppletoire begrooting van de Landsdrukkerij
gaf Mr. Wen del aar (Lib.) aanleiding er op te
wijzen, dat de Landsdrukkerij te veel drukwerk ont
trekt aan de particuliere drukkers. De Landsdruk
kerij kaapt ook buiten den Haag heel wat orders weg
en toch gaat ze door haar capaciteit te vergrooten.
Daarvoor moest o.m. ook de oorspronkelijk aange
vraagde offset-machine aangeschaft worden. D3
Staten-Generaal hadden de gelden hiervoor wel niet
goedgekeurd, doch de directeur had niettemin toch
maar vast dc machine besteld en deze is zelfs reeds
aanwezig. Zulks past in het systeem van dien direc
teur met dictatoriale neigingen, gelijk spr. verder
met 'n aantal voorbeelden aantoont. Men zegt dat de
directeur sinds drie maanden al met ziekteverlof is.
Is hij werkelijk nog ziek? Het is wenschelijk dat de
Minister flink optreedt om der wille van een zuinig
en in alle opzichten behoorlijk beleid aan de Lands
drukkerij. Deze heeft echter volgens minister van
Boeyen in het laatste jaar geen uitbreiding on
dergaan. Overigens verzekert de Minister, dat voor
het budgetrecht zal gewaakt worden en verder'moge
Mr. Wendelaar rustig afwachten, wat de Minister en
de commissie van toezicht omtrent de positie van
den Directeur zullen overwegen. De befaamde off
set-machine, zoo vernamen we nog, is niet gekocht
en kan, als de Minister den aankoop niet goedkeurt,
binnen 2 dagen weer verwijderd.
Het voorstel tot grenswijziging tusschen Rotter
dam en Overschie werd, nadat de heeren Tilanus
(C. H.) en Ter Laan (S. D.) het een en ander
hadden opgemerkt, waarop Minister v. B o e y e n
van antwoord diende, z.h.st. aangenomen, wat ook
gebeurde met de andere agendapunten waaronder
het wetsontwerp tot instelling van een gemeente
„Wieringermeer".
E. v. R.
De strijd ter zee is voor de Noorsche kust in al zijn hevigheid ontbrand.
Oorlogsbodems der geallieerden leverden hardnekkige gevechten met de
Duitsche marine. Een Engelsche kruiser en een torpedojager in volle vaart op
weg naar het tooneel van den strijd.
Langs Noorsche, Deensche
en Duitsche kusten en langs
de Zweedsche en Neder
landsche territoriale wateren
Dc Britsche admiraliteit deelt mede dat een
gebied op de Noordzee, in het Skagerrak en het
Kattegat, gevaarlijk is door mijnen. Dit gebied
raakt dc Noorsche, Deensche en Duitsche kusten
en loopt langs de Zweedsche en Nederlandsche
territoriale wateren. Er zullen geen mijnen wor-
èen gelegd in een vaargeul, die zich zal uitstrek
ken over een breedte van 10 mijl ter weerszijde
van zekere punten.
Deze mededeeling van de Admiraliteit wordt vol
gens Reuter aldus uitgelegd dat zij beteekent dat
mijnen gelegd zijn over een aanzienlijk gebied in
Skagerrak en Kattegat, evenals op de Noordzee van
een punt nabij de Nederlandsche kust tot aan de
Noorsche kust. De Westelijke grens van het betrok
ken gebied strekt zich uit over 420 mijl naar het
noorden van een punt buiten de Nederlandsche kust
nabij Schilling (waarschijnlijk wordt Terschelling
bedoeld. Red. ANP.) tot 60 mijl ten zuiden van Ber
gen. Vervolgens loopt het oostelijk over de geheele
Noordzee tot aan de Deensche kust en omvat ook het
Skagerrak.
Het zuidelijkste deel omvat het Britsche mijnen
veld buiten Nederland en de naburige kusten, waar
door iedere uitgang uit Sylt en de Duitsche bocht
wordt gedekt. Opgemerkt moet worden dat het nieu
we mijnenveld nergens komt binnen de Zweedsche
of de Nederlandsche territoriale wateren. Er is zorg
voor gedragen een vaargeul open te laten ter
breedte van 20 mijl voor de neutrale icheepvaart
van de Zweedsche kust. Dit kanaal loopt ongeveer
door het midden van het nieuwe mijnenveld.