7leute aiiteitspaCitiek naai alle zieden- Wetsontwerp inzake winstbelasting aangenomen. Oranjeboek vertelt wat de regeering daarvoor heeft gedaan. Vele amendementen in den strijd gesneuveld. Nieuwe Engelsche mijnenvelden. ZATERDAG 13 APRIL 1940 SASREEM'S DAG BE KB 3 Een trouwe weerspiegeling van de evenwichtige Nederlandsche neutraliteitspolitiek wordt ge leverd door het zoo juist ver schenen tweede Oranjeboek, waarin het departement van Bui- tenlandsche Zaken de voor naamste aangelegenheden in de periode NovemberApril behan deld, voor zoover zij voor open baarmaking geschikt waren, heeft vervat. Een groot deel van dit nieuwe Oranjeboek, dat, dikker dan het voorgaande, 53 folio-pagina's bevat, wordt ingenomen door de gedachtenwisseling onzer diplomatieke vertegenwoordigers met belligerente regeeringen over gevallen, waarin onzerzijds tegen rechtsschending moest worden geprotesteerd. Dat de Nederlandsche regeering naar beide zijden voor de handhaving der neutraliteit is opgekomen, blijkt overal uit het Oranjeboek, waarin zoowel een aantal gevallen is opgenomen, waarin Nederland zich ge noopt heeft gezien zich tegen handelingen van ge allieerde zijde te keeren, als gevallen zijn vermeld, waarin dit tegen optreden van Duitsche zijde is geschied. Naar uit den inhoud der gewisselde nota's blijkt, heeft de Nederlandsche regeering ieder geval ge wogen op zijn eigen beteekenis. Zoo is dan ook in de formuleering van de verschillende pro testen rekening gehouden met den ernst van de betrokken inbreuk op onze rechten. De vorm en bewoordingen van elke nota is telkens afgewogen naar den aard der gepleegde handeling. Een geval van bijzondere belangrijkheid is het grensincident bij Venlo. Dat de Nederland sche regeering uitputtend alle middelen, welke het internationale recht biedt, naar voren heeft gebracht om tot een oplossing te komen, welke dit incident tot klaarheid zou kunnen brengen, blijkt uit de volgende passage uit het Oranje boek: „Medio October ontving de chef van den inlichtin gendienst van den generalen staf de mededeeling van den Britschen gezantschaps-secretaris en chef van heF Britsche paspoorten controlebureau te 's Gravenhage, majoor Stevens, dat Britsche orga nen in verbinding stonden met hooggeplaatste officieren van het Duitsche leger, en dat majoor Stevens uit Londen opdracht had ontvangen met deze officieren besprekingen te voeren, om te on derzoeken of een basis zou kunnen worden gevon den voor mogelijke vredesonderhandelingen. Tot staving van zijn mededeelingen toonde majoor Stevens zijn instructie. Aangezien het niet mogelijk was de besprekingen in Duitschland of Engeland te voeren wilde men deze gaarne doen plaats heb ben op neutraal gebied, bij voorkeur niet te ver van de Duitsche grens. Majoor Stevens deelde me de, dat naast hem kapitein Payne Best voor het voe ren van de besprekingen was aangewezen. Ge vraagd werd maatregelen te nemen, opdat de be trokken vreemdelingen in het grensgebied niet onnoodig zouden worden lastig gevallen door de politie- en militaire autoriteiten. De chef van den inlichtingendienst heeft ter voldoening aan dit ver zoek en om op de hoogte te komen van hetgeen zou worden besproken, een Nederlandschen officier, den eersten luitenant Klop, aangewezen om deze be sprekingen bij te wonen, en hem opdracht gegeven er voor te waken, dat geen daden in strijd met de Nederlandsche neutraliteit zouden worden verricht. Een tweetal bijeenkomsten heeft, vóór het incident bij Venlo, op Nederlandsch gebied plaats gehad. Op 9 November kwam een personenauto, waarin, naar met groote waarschijnlijkheid mag worden aangenomen, gezeten waren majoor Stevens en kapitein Payne Best, benevens luitenant Klop en de Nederlandsche chauffeur Lemmers, uit de richting Venlo aan bij het café Backus, gelegen op Neder landsch grondgebied op geringen afstand van de Duitsche grens. Daar aangekomen werden de ge noemde personen overvallen door een aantal lieden die, beschikkende over een auto, die voor het Duit sche douanekantoor stond te wachten, de Neder landsche grens hadden overschreden en het vuur op hen openden. Eén persoon, klaarblijkelijk lui tenant Klop, is neergeschoten, terwijl de overige personen met geweld over de Duitsche grens zijn gevoerd. De gewonde of doode werd eveneens over de Duitsche grens gesleept. Het geheele voorval speelde zich in zoo korten tijd af, dat het voor de grenswacht, die zich ter plaatse niet in de onmid dellijke nabijheid van de grens bevond, niet moge lijk is geweest tijdig in te grijpen. „Aangezien degenen, die den overval pleeg den, in burger gekleed waren, was er aanvan kelijk geen aanleiding de Duitsche xiegeering aansprakelijk te stellen. Wel is onmiddellijk aan de Duitsche regeering verzocht een onderzoek in te stellen. Toen evenwel in een Duitsch perscommuniqué werd medegedeeld, dat de overval was geschied door Duitsche organen, is tegen het Duitsche optreden dien zelfden dag ernstig bezwaar gemaakt en ophel dering verzocht. Van Duitsche zijde werd op deze stappen, niettegenstaande daarop herhaal delijk werd teruggekomen, niet geantwoord. Daarop heeft het Nederlandsch gezantschap te Berlijn op 25 Januari aan de Duitsche regeering doen weten, dat het voor de Nederlandsche regeering onmogelijk was deze zaak te laten rusten. Zij stelde aan de Duitsche regeering voor, de beoordeeling van het gebeurde aan de Nederlandsch-Duitsche grens bij Venlo te on derwerpen aan een in gemeen overleg aan te wijzen instantie: hetzij een Nederlandsch- Duitsche commissie ad hoe, de permanente con- ciliatie-commissie die tusschen beide landen bestaat, of een arbitrale instantie, dan wel een internationale rechterlijke instantie, daarbij de keuze tusschen de evengenoemde instanties aan de Duitsche regeering overlatende. Ook op dit voorstel heeft de Duitsche regeering ondanks «enige malen herhaald appel nog niets laten boor en". SCHENDINGEN DOOR VLIEGTUIGEN. „In de periode van November tot Maart," aldus het Oranjeboek, „is het Nederlandsch rechtsgebied herhaalde malen overvlogen door vliegtuigen der oorlogvoerenden. De Nederlandsche krijgsmacht heeft steeds met alle beschikbare middelen derge lijke schendingen tegengegaan. De afweerbatterijen op den grond hebben bij dag en bij nacht op ieder vreemd vliegtuig, dat binnen hun bereik kwam, ge vuurd, en menigmaal zijn- Nederlandsche jachtvlieg tuigen opgestegen om de gesignaleerde vliegtuigen 'te verdrijven, waarbij het meer dan eens tot een luchtgevecht kwam." „Telkenmale wanneer de nationaliteit van het overvliegende vliegtuig kon worden vastgesteld, is bij de regeering van het land waartoe het vliegtuig behoorde geprotesteerd. In die gevallen, waarin de wederpartij de schending erkende, werden door haar verontschuldigingen aangeboden. Indien de na tionaliteit der vliegtuigen niet kon worden vastge steld, werden aan beide partijen inlichtingen ge vraagd. Vrijwel steeds volgde als antwoord op een dergelijk verzoek om inlichtingen dat niet de eigen vliegtuigen maar die van den tegenstander de schul digen waren. Met de Duitsche regeering heeft een vrij uit gebreide notawisseling plaats gehad, waarbij van Duitsche zijde beweerd werd, dat Britsche vlieg tuigen herhaaldelijk ongestraft het Nederland sche rechtsgebied overvlogen. Van Nederland sche zijde is hierop geantwoord dat, voorzoo ver de Duitsche beweringen met de Nederlandsche gegevens in overeenstemming waren, niet is nagelaten de noodige stappen te Londen te doen en dat de Nederlandsche regeering zich steeds met alle middelen tegen schendingen van haar rechtsgebied verzet en blijkens de voortdurende uitbreiding van de luchtafweermiddelen er naar streeft dit verzet nog aan kracht te doen toene men. De ervaringen, door de belligerenten zei ven opgedaan inzake vijandelijke verkennings vluchten boven hun gebied, wijzen er overigens wel op, dat zelfs bij de grootste waakzaamheid en de meest uitgebreide verdedigingsmiddelen het overvliegen niet steeds kan worden voor komen." BESCHIETING VAN NEDERLAND SCHE VLIEGTUIGEN. Drie gevallen hebben zich voorgedaan, waarin Ne derlandsche vliegtuigen boven ons grondgebied door een Duitsch vliegtuig werden beschoten. Het eerste geval deed zich voor op 18 Nov. 1939 boven Vlie land, het tweede den volgenden dag nabij Schier monnikoog en het derde geval op 25 Februari boven Noord-Brabant. In alle drie gevallen is te Berlijn geprotesteerd. In de eerste twee gevallen heeft de Duitsche regeering een tegenjSrotest ingediend, het derde voorval werd door de Duitsche regeering be treurd. GEVAREN VOOR DE NEDERLAND SCHE SCHEEPVAART. De Nederlandsche vertoogen en verzoeken tot het instellen van een onderzoek naar aanleiding van de vernietiging van een aantal Nederlandsche schepen en de verdere briefwisseling voor enkele gevallen, waarin de Nederlandsche scheepvaart in gevaar is gebracht, zijn in het oranjeboek in een afzonderlijk hoofdstuk opgenomen. In het geval van de Sliedreoht heeft Hr. Ms. ge zantschap te Berlijn in een nota-verbaal de Duit- sdhe regeering verzocht „een onderzoek in te stel len en maatregelen te treffen2tegen den commandant van de onderzeeboot, die zich aan deze daad heeft schuldig gemaakt. De commandant heeft onschul dige onderdanen van een neutraal land in open booten en dat nog wel in een slecht jaargetijde, in volle zee aan de gevaren prijsgegeven en daardoor hun dood veroorzaakt. Bovendien is de vernietiging van de Sliedrecht in strijd met het protocol van Londen van 22 April 1930, houdende de regelen voor het optreden van onderzeebooten tegenover handelsschepen (tot welk protocol Duitschland op 23 November 1936 is toegetreden), aangezien onvoldoende maatrege len voor de veiligheid van de bemanning werden- getroffen. Op deze gronden heeft het gezantschap opdracht gekregen in naam van de Nederlandsche regeering met den meesten nadruk te protesteeren tegen de vernietiging van de Sliedrecht en de behandeling van de opvarenden en mede te deelen, dat de Ne derlandsche regeering zich voorbehoudt, haar rech. ten met betrekking tot het verlies aan menschen- levens en ook overigens te doen gelden". De Duitsche regeering echter erkende het pro test niet, waarna een tweede nota-verbaal van het gezantschap volgde. Deze zeer uitvoerige nota-ver baal betwist, dat de Duitsche duikbootcommandant verzekerd kon zijn geweest van de veiligheid der opvarenden en acht de torpedeering bovendien on rechtmatig, omdat het schip niet vatbaar was voor verbeurdverklaring. Het aanloopen van Kirkwall kon1 in dit geval geen vermoeden van vijandelijke bestemming wettigen. „Het zou een ondulbaar gevolg voor de neutrale scheepvaart zijn, indien de omstandigheid, dat met betrekking tot een neutraal schip door een der oor logvoerende staten dwang wordt uitgeoefend om een bepaalde haven aan te loopen den anderen oorlogvoerenden staat het recht zou geven, tegen dit schip daden van geweld, zooals vernietiging, te plegen". DE SIMON BOLIVAR. De droevige ondergang van de Simon Bolivar gaf de regeering aanleiding zich met de vraag, of op de plaats, waar het schip verloren is gegaan, harerzijds mijnen waren gelegd, zoowel tot de Duit sche als tot de Engelsche regeering te wenden. De Duitsche regeerïng deelde in haar antwoord mede: „Het volkenrecht stelt het bekend maken van mij nenvelden door de oorlogvoerende mogendheden slechts dn zooverre verplicht als de militaire over wegingen zulks toelaten. De havens van- de Engel sche oostkust dienen echter, zooals bekend is, als steunpunt voor de Britsche oorlogsvloot. Een on tijdige bekendmaking van de van Duitsche zijde tegen de Britsche zeestrijdkrachten in dit gebied getroffen maatregelen zou ieder militair succes van te voren- uitsluiten. De rijksregeering is derhalve ook op dit oogeniblik niet in staat de door het Ko ninklijk Nederlandsch gezantschap gestelde vraag, of op de plaats waar de Simon Bolivar is onder gegaan Duitsche mijnen gelegd waren, te beant woorden. De rijksregeering moge haar spijt over den on dergang van de Simon Bolivar tot uiting brengen, te meer omdat daarbij ook mensohenlevens te be treuren zijn. Zij voelt zich echter wegens de aan gevoerde gronden niet in staat, eenige aanspraak op schadevergoeding te erkennen, welke zou voort vloeien uit dit voorval, dat haar niet kon worden toegerekend". Het Nederlandsche gezantschap betwistte deze „volkomen onaanvaardbare" opvatting in een no ta-verbaal, waarop intusschen een antwoord van de Duitsche regeering nog kan worden verwacht. De Britsahe regeering schreef den ondergang van de Simon Bolivar aan Duitsche mijnen toe. De tij delijke zaakgelastigde te Londen schreef hierop, dat Nederland zich ten volle -haar standpunt ten aanzien van de rechtmatigheid van het leggen van mijnen in volle zee voorbehoudt, zich verplicht ziet tegenover beide oorlogvoerenden haar recht te handhaven en volledige schadevergoeding te eisohen voor de schade geleden door het vergaan van de Simon Bolivar, indien zou worden vastge steld, dat de mijn of de mijnen, waardoor het schip is getroffen, van Britschen, respectievelijk van Duitschen, oorsprong waren". Hetgeen met de „Arendskerk" gebeurde, heugt een ieder. Op weg naar Zuiö-Afrika is het schip op 15 Januari getorpedeerd. Het Nederlandsche ge zantschap te Berlijn diende een nota-verbaal -in waarbij de rechtmatigheid der torpedeering wordt verworpen en waarvan het slot luidt: „De Nederlandsche regeering protesteert derhal ve met den grootsten nadruk tegen de vernietiging van dit Nederlandsche schip en behoudt zich het eischen van volledige schadevergoeding voor. Zij verzoekt de Duitsche regeering een streng on derzoek in te stellen en de noodige maatregelen te treffen om herhaling van dergelijke gebeurtenissen ten aanzien van Nederlandsche schepen te voor komen". Het oranjeboek merkt daarbij op: In een antwoord dd. 30 Maart jl. heeft de Duit sche regeering de rechtmatigheid dezer vernieti ging staande gehouden op grond dat meer dan de helft der lading uit contrabande zou hebben be staan, en op grond van overtredingen, waaraan de „Arendskerk" zich zou hebben schuldig gemaakt. De Nederlandsche regeering stelt zich voor hierop terug te komen. DE „BURGERDIJK". Zooals hierboven reeds is opgemerkt, is de vorm van elk protest bepaald naar den ernst van de be trokken inbreuk op onze rechten-. Men leze de vol gende passages uit een nota-verbaal naar aanlei ding van de torpedeering van de Burgerdijk door een duikbootcommandant, wien scheepspapieren geen belang inboezemden. „Nog afgezien van de vraag, of de veiligheid van de bemanning voldoende gewaarborgd was, heeft de onverantwoordelijke houding van den command dant van de onderzeeboot, die weigerde de scheeps papieren in te zien en ook verder geenerlei onder zoek naar de lading instelde, niets meer met de uitoefening van eenig door het volken-recht erkend prijsredht ter zee te maken. Zij is niet anders dan een daad van willekeur en geweld tegenover neu traal eigendom in volle zee, welke de levensbelan gen treft van Nederland bij den toevoer van de voor dat land noodige levensbehoeften. Het feit, dat het bij deze vernietiging een schip betrof, waar van de lading in hoofdzaak voor de Nederlandsche regeering en voor de voeding van hét Nederland sche volk bestemd was, geeft deze torpedeering een bijzonder hatelijk karakter. Bij dezen stand van zaken kan de Nederland sche regeering niet aannemen, dat de Duitsche re geering deze daad goedkeurt: zij verzoekt de Duit sche regeering passende maatregelen tegen den commandant van de onderzeeboot te nemen, en verder die maatregelen te treffen, welke noodig zijn om een herhaling van dergelijke handelingen van de Duitsche zeestrijdkrachten te voorkomen. Zij vertrouwt er op, dat de Duitsöhe regeering de veroorzaakte schade ten volle zal vergoeden". BESCHIETING VAN VISSCHERSSCHEPEN. Toen in de maand Maart dertien maal achtereen bericht werd, dat Nederlandsche visschersschepen door vreemde vliegtuigen in open zee waren aan gevallen, waarbij menschenlevens verloren gingen, kon de regeering, aangezien de nationaliteit van het betrokken vliegtuig in geen enkel geval met zekerheid was vastgesteld de omstandigheden wezen wel op actie van Duitsche luchtstrijdkrach ten aanvankelijk niet meer doen dan door Hr. Ms. gezant te Berlijn bij de Duitsche regeering er op te doen aandringen, dat alle mogelijke voor zorgsmaatregelen zouden worden genomen tenein de voorvallen van dien aard te voorkomen. Later hebben zich eenige gevallen voorgedaan, die grond opleverden tot protest en aansprakelijkstelling van de Duitsche regeering. De correspondentie betref fende deze voorvallen, valt na het tijdvak, dat door dit Oranjeboek wordt bestreken. GEDWONGEN VAART DOOR GEVAARLIJK GEBIED. Met de Britsche regeering is briefwisseling ge voerd over het gedwongen varen van Nederlandsche schepen door gevaarlijk gebied, wanneer zij voor verdere contrabande-controle van de Duins naar Londen moesten gaan. Over de belemmeringen van het vrije verkeer zijn zeer uitvoerige betoogen tot de geallieerde regeerin gen gericht. DE MAATREGELEN TEGEN DEN DUITSCHEN UITVOER. Daar de maatregelen der geallieerden tegen den Duitschen uitvoer een benadeeling van Nederland sche belangen zou medebrengen zijn op 22 en 28 No vember te Londen en Parijs stappen ondernomen. Met kracht wordt tegen deze maatregelen opgeko men, die, omdat zij onschuldigen treffen, een „hate lijk karakter" hebben. Bij de inwerking treding der maatregelen zijn wederom te Londen en Parijs pro test nota's ingediend. Op beide nota's is antwoord ontvangen en onze gezanten hebben daarop weer ge antwoord. Tegen de Britsche „zwarte lijst" is eveneens ge protesteerd. Zoowel te Londen en Parijs als te Berlijn is gepro testeerd tegen het aanhouden aan boord van Neder landsche schepen van onderdanen van een oorlog voerende partij. In een groot aantal gevallen is van de Britsche regeering de vrijlating van personen, die van boord waren gehaald, verkregen. Ook in het geval, wa.irtegen te Berlijn is opgekomen heeft de Duitsche regeerïng in de vrijlating toegestemd. STORING VAN HET POSTVERKEER. Het Oranjeboek drukt eenige nota's af nopens het algemeene standpunt inzake de storing van het postvervoer. Ook over het postvervoer met vlieg tuigen zijn nota's gewisseld DIVERSEN. Het laatste hoofdstuk van het Oranjeboek deelt TWEEDE KAMER DEN HAAG Vrijdag. Minister De Geer bleek tenslotte van het amendement-Teulïngs (r.-k.) om aan N.V.'s enz. die ook in Nederland-over-zee aan een winstbe lasting onderworpen zijn, toe te staan slechts 2/3 van de winst af te trekken inplaats van 9/10, zoo als art. 7 nu in het wetsontwerp luidde, niets te willen weten. Hij vond nl. zijn regeling billijk voor bedoelde, tevens in Nederl.-Indië werkende, onder nemingen en was tegen den zwaard eren last die tengevolge van dit amenóement-Teulings op haar zou komen te rusten. Doch dan moest ook art. 5 ongewijzigd blijven en niet gelijk mr. Teulings had voorgesteld aldus gewijzigd, dat men van de winst het aan winstbelasting te betalen bedrag mag aftrekken. Want zoodoende zou de totaal-op brengst dezer belasting 5 millioen minder worden. Het eind van het lied was, dat mr. Teulings zijn amendeeringspogingen opgaf, waarna de artikelen 5 en 7 er zonder hoofdelijke stemming doorgingen. Bij de bespreking van art. 9 dat een tarief van 10 pet. inhoudt, verdedigde de heer IJsselmui den (r.-k.) uitvoerig een amendement om pro gressie toe te passen. De heer IJzerman (s.-d.) die constateerde, dat de leden der N.S.B.-fractie ook heden schitter den door afwezigheid, voelde niet voor de progres sie gelijk de heer IJsselmuiden had bepleit. Het zelfde was het geval met den heer Schilthuis (v.-d.) en ook met den minister, waarna de heer IJsselmuiden z'n amendement introk. De regeling inzake de termijn van aangifte, in het ontwerp vastgesteld op 14 dagen na vaststel ling van de balans, is tenslotte op één maand ge bracht. Een amendement-Teulings (r.-k.), toegelicht door den heer IJsselmuiden (r.-k.), beoogen- de een commissie van beroep in te stellen om te beslissen over bezwaren betreffende de toepassing van het artikel aangaande de „winst-bepaling", kon den heer Wagenaar (a.-r.) niet toelachen', vooral niet omdat aldus de Hcoge Raad als cassa tie-instantie zou worden uitgesloten. Na bestrijding door den Minister, die het volkomen onaanvaardbaar vond, wegens de uit sluiting van den Hoogen Raad, verdween ook dit amendement, zelfs na nog wat gewijzigd te zijn, weer van de baan. Alleen zeide mr. De Geer toe, een ministe- rieele commissie te zullen instellen, die aan de contribuabelen adviezen kon geven als ze inzake de winstbepaling moeilijkheden met de inspecteurs hebben. Dank zij amendementen van mr. Teulings en den heer Wagenaar (a.-r.), welke de minister over nam, werd de bevoegdheid tot inlichtingen vragen door de belastingambtenaren (art. 28) eenigermate beperkt zoodat ze b.v. niet naar fabrieksgeheimen kunnen vragen. De overgangsregeling (art. 39 en 40). noodig in verband met het verdwijnen van de didivend- en tantièmebelasting, leverde een amendement-Teu lings op, dat ten doel had de winst op het overgangs tijdstip aanstonds te belasten volgens de regelen van de thans geldende dividend- en tantième belasting. De betaling dezer heffing moet dan in 10 gelijke jaarlfksche termijnen geschieden, tenzij de uitkeeringen eerder plaats hebben. De heer IJ s- selmuiden stelde 'n amendement voor, dat be oogde gedurende den overgangstermijn ook in twijfelgevallen van uitgestelde winstuitkeering den fiscus geen veflies te laten lijden. Dit wijzigings voorstel zat volgens den heer W a- genaar (a.r.) technisch wel goed in elkaar, maar hij kan heelemaal niet nagaan welke de materieele gevolgen van aanneming van dit amendement zou den zijn. Daarom wilde hü eerst eens het oordeel van den Minister afwachten. Terwijl de heer Kempen (lib.) van hetgeen Mr. Teulings wilde liquiditeitsmoeilijkheden duchtte, kan prof. Gelderen (s.d.) dit niet inzien, hij viel het amendement-Teulings bij. Minister D e G e e r meende, dat het amendement- IJsselmuiden voor den fiscus geen bedenkelijke ge volgen met zich mee zal brengen en waar 't tech nisch in orde is, liet hij de beslissing aan de Kamer over, al moest hij er wel op wijzen, dat het amende- ons mede, dat het Internationale Roode Kruis Comité de Nederlandsche regeering verzocht heeft bij de oorlogvoerende staten stappen te doen om deze uit te noodigen, voor zoover mogelijk, aan de burger bevolking door tweezijdige verdragen ad hoe de voordeelen te verzekeren, welke algemeene Inter nationale verdragen haar nog niet kunnen bieden. Het betreft hier de instelling van „Zónes sanil^i- res", van „Zónes de Sécurité" en de bescherming van burgers in vijandelijk gebied. De Nederlandsche regeering heeft zich gehaast aan dit verzoek te voldoen. Het Oranjeboek besluit met de mededeeling, dat de Nederlandsche regeering gevolg heeft gegeven aan het verzoek van de Duitsche regeering op 27 Maart 1940 om de Duitsche belangen in het Fran- sche mandaat-gebied Kameroen te behartigen. Het Oranjeboek opent met de reproductie van de telegrammen van Koningin Wilhelmina en koning Leopold tot herstel van den vrede en de daarop ingekomen antwoorden van de betrok ken staatshoofden. ment kennelijk voor één bepaalde onderneming van belang was, of 't voor andere ondernemingen on billijkheden met zich mee zou kunnen brengen, had hij niet kunnen 'nagaan. Wat het amendemopt-Teu- lings betreft, dit achtte Mr. De Geer overbodig, ja, hij had er zelfs overwegend bezwaar tegen. Wat in het vat zit, verzuurt niet en het vat zal heusch wel op tijd geledigd worden en juist wanneer de fiscus 't noodig heeft. De heer v. Kempen (lib.) stelde 'n wijziging voor van art. 40, waardoor afschrijving van oude verliezen onder bepaalde omstandigheden alsnog mogelijk zou zijn. Nadat de Minister van Fi nanciën, die aan de wet geenerlei terugwerkende kracht wenschte te verleenen, wat feitelijk het amendement-Teulings doet, dit amendement on aannemelijk had verklaard, trok deze afgevaardig de het in, ook omdat hij, gezien de bijzondere tijdsomstandigheden, geen moeilijkheden wilde ver oorzaken. Met 4621 nam de Kamer het amende ment IJsselmuiden aan, dat de instemming had van de katholieken, de sociaal-democraten, de commu nisten en den heer Wagenaar (a.r.). Zonder h. st. nam men hierna het amendement-v. Kempen en tenslotte het heele wetsontwerp aan. Het voorstel tot heffing van 15 opcenten op de winstbelasting ten behoeve van de gemeenten, gaf Mr. S we ens (R.K.) aanleiding om er op aan te dringen den gemeenten wat meer te doen toekomen, want z.i. was het een karige bedeeling, die de Minis ter had voorgesteld. In dit verband wees de heer De Geer er op, dat de wet zelf al een bepaling bevat, dat voor 1 Mei 1941 de opcenten nader moe ten worden vastgesteld om te voorkomen dat ze schade zullen lijden. Z. h. st. nam de Kamer het ontwerp aan, waarna het voorstel tot wijziging van de wet op de Militaire Willemsorde aan de orde kwam. De heer Duymaer v. Twist (a.r.) ont kende, dat de militaire deugden „moed, beleid en trouw" buiten het gevechtsterrein, b.v. op een bureau, aan den dag kunnen worden gelegd, zoo als de Regeering in haar toelichting had betoogd. Minister Dijxhoom wees er op, dat dc- wet zelf zegt dat de M. W. O. verkregen kan worden door hen, die zich „in den strijd" door het bedrijven van uitstekende daden van moed, beleid en trouw, heb ben onderscheiden. Overigens gaf hij* nog 'n nade ren uitleg, die den heer Duymaer v. Twist bleek te bevredigen. De heer B a j e 11 o (R.K.) stelde voor om de toe- agen over de laagste rangen (sergeanten, korporaals en matrozen of soldaten) te verhoogen en wel zoo, dat deze allen f 200 per jaar zullen krijgen. Spr. meent, dat de kosten van zijn amendement niet veel meer dan f 4500 per jaar zullen bedragen. De heer D u y- iriaerv. Twist (A. R.) steunde het amendement, waarna de Minister van Defensie al had hij eenige bezwaren de toelage zou b.v. onevenredig hoog voor inheemsche soldaten worden de beslis sing overliet aan de kamer, die het z.h.st. aannam evenals het ontwerp zelf. Een suppletoire begrooting van de Landsdrukkerij gaf Mr. Wen del aar (Lib.) aanleiding er op te wijzen, dat de Landsdrukkerij te veel drukwerk ont trekt aan de particuliere drukkers. De Landsdruk kerij kaapt ook buiten den Haag heel wat orders weg en toch gaat ze door haar capaciteit te vergrooten. Daarvoor moest o.m. ook de oorspronkelijk aange vraagde offset-machine aangeschaft worden. D3 Staten-Generaal hadden de gelden hiervoor wel niet goedgekeurd, doch de directeur had niettemin toch maar vast dc machine besteld en deze is zelfs reeds aanwezig. Zulks past in het systeem van dien direc teur met dictatoriale neigingen, gelijk spr. verder met 'n aantal voorbeelden aantoont. Men zegt dat de directeur sinds drie maanden al met ziekteverlof is. Is hij werkelijk nog ziek? Het is wenschelijk dat de Minister flink optreedt om der wille van een zuinig en in alle opzichten behoorlijk beleid aan de Lands drukkerij. Deze heeft echter volgens minister van Boeyen in het laatste jaar geen uitbreiding on dergaan. Overigens verzekert de Minister, dat voor het budgetrecht zal gewaakt worden en verder'moge Mr. Wendelaar rustig afwachten, wat de Minister en de commissie van toezicht omtrent de positie van den Directeur zullen overwegen. De befaamde off set-machine, zoo vernamen we nog, is niet gekocht en kan, als de Minister den aankoop niet goedkeurt, binnen 2 dagen weer verwijderd. Het voorstel tot grenswijziging tusschen Rotter dam en Overschie werd, nadat de heeren Tilanus (C. H.) en Ter Laan (S. D.) het een en ander hadden opgemerkt, waarop Minister v. B o e y e n van antwoord diende, z.h.st. aangenomen, wat ook gebeurde met de andere agendapunten waaronder het wetsontwerp tot instelling van een gemeente „Wieringermeer". E. v. R. De strijd ter zee is voor de Noorsche kust in al zijn hevigheid ontbrand. Oorlogsbodems der geallieerden leverden hardnekkige gevechten met de Duitsche marine. Een Engelsche kruiser en een torpedojager in volle vaart op weg naar het tooneel van den strijd. Langs Noorsche, Deensche en Duitsche kusten en langs de Zweedsche en Neder landsche territoriale wateren Dc Britsche admiraliteit deelt mede dat een gebied op de Noordzee, in het Skagerrak en het Kattegat, gevaarlijk is door mijnen. Dit gebied raakt dc Noorsche, Deensche en Duitsche kusten en loopt langs de Zweedsche en Nederlandsche territoriale wateren. Er zullen geen mijnen wor- èen gelegd in een vaargeul, die zich zal uitstrek ken over een breedte van 10 mijl ter weerszijde van zekere punten. Deze mededeeling van de Admiraliteit wordt vol gens Reuter aldus uitgelegd dat zij beteekent dat mijnen gelegd zijn over een aanzienlijk gebied in Skagerrak en Kattegat, evenals op de Noordzee van een punt nabij de Nederlandsche kust tot aan de Noorsche kust. De Westelijke grens van het betrok ken gebied strekt zich uit over 420 mijl naar het noorden van een punt buiten de Nederlandsche kust nabij Schilling (waarschijnlijk wordt Terschelling bedoeld. Red. ANP.) tot 60 mijl ten zuiden van Ber gen. Vervolgens loopt het oostelijk over de geheele Noordzee tot aan de Deensche kust en omvat ook het Skagerrak. Het zuidelijkste deel omvat het Britsche mijnen veld buiten Nederland en de naburige kusten, waar door iedere uitgang uit Sylt en de Duitsche bocht wordt gedekt. Opgemerkt moet worden dat het nieu we mijnenveld nergens komt binnen de Zweedsche of de Nederlandsche territoriale wateren. Er is zorg voor gedragen een vaargeul open te laten ter breedte van 20 mijl voor de neutrale icheepvaart van de Zweedsche kust. Dit kanaal loopt ongeveer door het midden van het nieuwe mijnenveld.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 5