Als de steenen spreken konden....
UPS' SAFE INRICHTING
2iet JCa&teeC van Chiiiau-
Financieel-Economisch Weekoverzicht.
NASSAU-BANK N.V.
Litteraire
TC antteekeningen.
INCASSO-BANK N.V.
SAFE-DEPOSIT
l
Z A" T E R D A G 20 A P R I 1940
Het Kasteel van Chillon.
Aan den boehtigen oever van het Meer van Ge-
nève, tusschen Clarens en Villeneuve, is het gele
gen, het Chateau de Chillon, op een rotóklip, om
spoeld door het „kristallijnen water" dat bij zons-
op- en ondergang met tooverachtige kleuren prijkt,
vreedzaam rimpelend rotsen en hemel weerspie
gelt, maar ook bij opstekenden wind ver
vaarlijke golven opjaagt, die het meeroppervlak
met vlokkig schuim overdekken.
Weinig landstreken kunnen er op bogen, bezocht
en geprezen, bewoond en bezongen te zijn door zoo
beroemde mannen als deze oever van het „Lac
Leman". Te Montreux houdt een marmeren stand
beeld de herinnering "bevend aan het veelvuldig
verblijf van de Oostenrijksche Keizerin Elisabeth.
In Rolle nam Voltaire een tijdlang zijn intrek. Op
een nabijgelegen eilandje gedenkt een monument
den patriotischen generaal de la Harpe. En dan
het beroemde slot les Crêtes. Gambette, organi
sator van den burgerkrijg na den val van Napoleon
III, bezocht bij voorkeur dit liefelijk gelegen
kasteel, dat door een bosch van kastanjeboomen
wordt omringd dezelfde boomen waarvan
Rousseau droomde toen hij zijn „Nouvelle Heloïse"
schreef.
Rousseau: er is in deze landstreek geen oord of
het herinnert aan dezen „zoeker en zaaier op de
velden der menschheid"; hij ging er, vervuld van
de idealen van den hervormer, verzonken in den
droom van den dichter, gekweld door het innerlijk
tumult van den mensch die „vele levens leeft en
dus vele dooden sterven moet".
Hier, aan den oever van het donkerblauwe meer,
nabij Chillon, 'deed de schrijver Rousseau de ge
stalten van zijn roman Julia of de nieuwe Heloïse
heerlijke en hachelijke avonturen beleven
DE MARTELAAR BONNIVARD.
Eenzaam temlidden van de rotsen, gedeeltelijk
daarin, uitgehouwen, teelient zich het. Kasteel van
Chillon blank en, in zijn middeleeuwschen bouw
trant, schilderachtig af tegen het ruige bergland
schap: êen oude burcht, beproefd door de weder
waardigheden van vele eeuwen want het stamt
waarschijnlijk uit de 9de eeuw verbrand en
herbouwd, gevreesd en later vereerd als symbool
van geestelijke vrijheid en standvastigheid.
Lang behoorde het den hertogen van Savoye, de
erfvijanden van het vrije Genève, toe. En menig
maal diende het vervolgden tot kerker; want onder
den waterspiegel van het meer bevinden zich de
i beruchte gewelven en martelkamers, waarin ge-
I vangenen hun leven verkwijnden. Zoo ook Fran
cois de Bonnivard, man van goeden huize, welop
gevoed, eigenaar van de priorij van Caint-Victor,
die hij van zijn oom ten geschenke kreeg.
Een groot man was het, die Bonnivard; zooals
Byron eens getuigde: „een groot man vanwege zijn
voornaamheid van ziel, zijn oprechtheid van hart,
zijn edele gedachten, de wijsheid van zijn raad, de
moed van zijn daden, de uitgebx-eidheid van zijn
i kennis en de scherpte van zijn geest". Maar wat
hem bovenal sierde, wat hem eerst recht onsterfe-
lijken roem verwerven deed, dat was de liefde voor
de vrijheid van de Geneefsche republiek.
1519 was het, toen de hertog van Savoye met 500
main. Genève binnenviel in de ijdele hoop, een vrij
I land en een vrij volk duurzaam te kunnen knech
ten. Bonnivard, aanvankelijk de wraak van den
heerscher vreezend, verliet naar men meent de
I stad om in Freiburg een veiliger wijkplaats te vin
den; maar de vijand achterhaalde hem en sloot
hem twee jaar in het gevang. Jaren van omzwer
vingen braken daarna aan, waarvan'de kronieken
weinig of niets te verhalen weten tot 1530: toen
j schijnt de geleerde Bonnivard, reizend in het Ju-
ragebergte, door roovers.uitgeschut en aan den ty-
j rannieken hertog van Savoye uitgeleverd te zijn.
Zes jaren bracht hij in den kerker van
Chillon door, waar vocht en koude het
leven schier ondragelijk maakten. Vast-
gekluisterd aan een ketting die aan een
der pilaren was bevestigd, doorstond
hij de kwellingen van het martelaar
schap. Boven, aan den rand van het ge
welf, was een opennig ter breedte van 'n
hand in den tien voet dikken muur,
waardoor een smalle lichtstraal viel ten teeken,
dat de eeuwige nacht nog niet was aangebroken.
Zoo, gelijk de wijze Bonnivard, boetten de Calvi
nistische hervormers in de gewelven van het
Kasteel de Chillon, ontelbaren de geschiedenis
van Chillon vermeldt niet eens, hoevelen het er
wel waren.
Na zes jaren dan werd Bonnivard verlost door de
te hulp gekomen Berners; en dubbel groot moet
zijn vreugde zijn geweest toen hij zijn terugkeer
het geliefde Genève vrij en onafhankelijk vond.
Rijkelijk beloonde de stad hem voor het zware
martelaarsoffer: tot burger der Stad werd hij ver-
koren, begiftigd bovendien met een woonhuis en
een rijkelijk jaargeld.
Lange jaren nog moet deze geleerde, die van
den kansel de tolerantie met vuur predikte, zich
gewijd hebben aan kunst en wetenschap: aam stu
die der klassieken, aan theologie en historie, en
nooit versaagd hebben in zijn ijver, Genève tot
centrum van het licht der kennis te doen worden,
door een te stichten universiteit.
Toen hij, vermoedelijk im 1570, overleed schonk
hij al zijn bezittingen aan de Stad, om daarmee de
verbreiding der wetenschap te dienen ook na zijn
dood.
Van dien vermaarden Bonnivard dan verhaalt
men in Chillon en meer en legendarischer nog
van de tallooze Calvinistische martelaren, dien de
burcht tot kerker diende. En tocfy hoe rijk aan
geschiedenis dit kasteel en dit oord ook zijn mag.
zóó vaak genoemd, ja zoo roemrijk zou het niet
geworden zijn, als de kunst der letteren het niet
vereeuwigd had: in Rousseau's „Heloïse", in Lord
Byron's „Gevangene van Chillon".
Rousseau's „Julia of de nieuwe Heloise": zoo
als eens de scholastische wijsgeer Abelard zijn hart
vol liefde voelde voor zijn discipel Heloïse, zoo ver
ging het den mannehjken hoofdpersoon in Rous
seau's roman: Saint-Preux; hij, de burgerman, weet
al te goed, dat van een huwelijk met zijn adel-
De Gevangene van Chillon.
JULIE, DE BEMINDE
lijke leerlinge Julie d'Etarige niet kan, niet mag
komen. Aan de onvergetelijke uren, doorgebracht
bij de eenzame rotsen van Meillerie tegenover
Chillon, moet een einde komen: maar de wreede
en toch zoete kwelling van een liefde, die nooit
ten volle beantwoord zal mogen worden, wil geen
einde nemen.
Onvergetelijke uren: wandelingen langs de rui-
schende stroomen van het gebergte, ongenaakbare
rotsen met hoog daarboven de toppen der eeuwige
sneeuw; donkere dennebosschen; beekjes van het
klaarste bergwater; gesprekken fluisterend en
droomerig gevoerd, terwijl elkaar ontwijkende
blikken staren over de weidsche vlakte van het
meer; gekruide geur van bloesemende vrucht-
boomen, vochtige rotsbodem en oeverplanten
van dien aard zijn de geschenken van deze liefe
lijkheid in het onherbergzame. En dan, dan heet
het afscheidnemen: Julie blijft te Clarens, Saint-
Preux trekt naar Londen en Parijs in de hoop, eens
door den Baron d' Etange ais echtgenoot van de
zoo bovenal beminde Juüe aanvaard te worden.
Vol teederheid zijn de brieven, die Saint-Preux
haar in het geheim schrijft: maar de correspon
dentie wordt ontdekt en daardoor aanleiding tot
Julie's gedwongen huwelijk met den 50-jarigen de
Wolmar, een breed-denkend en fijngevoelig man
die, enkele jaren later, zijn medeminnaar zelfs te
gast noodt. Het is in die dagen dat Saint-Preux
met Julie een tocht onderneemt naar de rotsen
van Meillerie. naar het oord dus waar zij beiden
het geluk beleefden van de eerste, ongerepte liefde.
Weer staan zij aan den oever van het meer, weer
staren ze naar den anderen oever, naar het kasteel
van Chillon. Geen menschelijk geluid stoort hen
„een zoo zoet verblijf vergelijkend met al wat
ons omringde, ging het me toeschijnen of dit ver
laten oord de toevlucht was van twee minnenden
die als eenige overlevenden aan een natuurramp
ontkwamen....", zoo schrijft Saint-Preux. Twee
minnenden nog steeds; niets is hier veranderd,
nóg staan in de rotsen de teekens die zij ex* griften.
En zoozeer wekken al déze hei'inneringerr de ge
voelens van weleer, dat hij ze niet langer ver
bergen kan. Saint-Preux spx-eekt de taal van zijn
hart; en zij, Julie luistert bewogen, tot ze niet meer
zoo zeker van zichzelf, zijn arm grijpt met het
vermaan: „Kom. laat ons gaan de lucht is, ge
loof ik. hier niet goed* voor me". Ze moeten een
gunstiger getij voor hun vertrek afwachten: zóó
is het meer niet wel bevaai'baar. Het avondt al, als
ze aan boord gaan; onder een klaren hemel, óver
het zilverige meer. varen ze huiswaarts als
vroeger en toen in het wreed besef dat het al voor
bij is. Eén oogenblik wordt de begeerte in hem
wakker, samen onder te gaan 'nu, in dit meer,
in déze eenzaamheid. Maar hij herstelt zich: veilig
bereikt ze den oever van Clarens.
Niet lang daarna viel ze toch den dood ten offer:
ze had het Kasteel van Chillon bezocht met haar
beide kinderen; tijdens een korte rondwandeling ge
beurde het: een van haar kinderen stnxikelde viel
in het meer. Julie bedacht zich geen oogenblik, ze
springt het na. Beiden worden gered maar kort
daarop ovex'leed Julie, aan de gevolgen.
Zoo vertelde Rousseau van deze romantische lief
de in het land van Clarens en Chillon te zoet mis
schien voor moderne smaken, te sentimenteel als ge
wilt maar als symbool van dien anderen tijd on
sterfelijk en van een invloed die dien van Goethe's
Werther mogelijk nog overtreft
„CLARENS. LIEFELIJK CLARENS.
GEBOORTEPLAATS VAN INNIGE
LIEFDE
Ruim vijftig jaren waren verstreken sinds het ver
schijnen van Rousseau's Julie toen, vergezeld door
een niet minder illuster man dan hijzelf de dich
ter Sheley Lord Byron dienzelfden oever van het
Geneefsche meer bezocht.
„Ik heb, schreef hij, de streek van Rousseau door
kruist en daarbij zijn Heloise steeds voor oogen ge
had. Onuitsprekelijk voelde ik mij getroffen door de
kracht en de nauwkeurigheid van zijn beschrijvingen
en door de schoonheid van het origineel: Meillerie.
Clarens, Vevai en het Kasteel van Chillon. Het zijn
plaatsen waarover ik weinig zal vertellen, omdat al
wat ik zou kunnen zeggen een al te zwakke afspie
geling zou zijn van den indruk dien zij op mij
maakten."
Nu, hij zou er méér van zeggen dan hij op dat
oogenblik zelf vei-moedde: Byron bezocht het kas
teel van Chillon; de gids had hem de gewelven ge
toond waar de vrijheidsheld Bonnivai'd geketend zijn
martelstraf onderging. En al mag het verhaal van
den braven geleider bezijden de historische waai'heid
zijn geweest, de indruk die het op den dichter maak
te was zoo groot, dat Byron, toen hij kort daarna
door het slechte weer tot een tweedaagsch verblijf
een kleine herberg te Ouchy,gedwongen, zijxi be-
(Adv. Ingez. Med.)
Dunne markt. Ernstige koersdaling op de
obligatiernarkt. Het geld toordt duurder in ons
land. Kapitaalvlucht naar ISeic-York. Maat
regelen hiertegen zijn noodig. De methode der
Engelschen. Jaarverslagen niet ongunstig.
(Van onzen financieelen medewerker)
E beui-s is op het oogenblik de wispelturige
registrator van psychologische reacties op
elkaar vaak lijnrecht tegensprekende sen'
sationeele berichten en geruchten. Vandaar
dat beursman noch buitenstaander er meer peil op
kan of durft te trekken. De markt is zoo „dun" ge-
woi'den, dat aanbod van of vraag naar enkele stuk
jes zelfs leidende fondsen bij punten tegelijk doet
dalen of stijgen. En het is in deze dunne markt het
aanbod dat ovei'heerscht. Het is een soort angst
psychose, die de beurs onder dezen druk houdt.
Vrees wordt geuit ten aanzien van de uiteindelijke
positie der geallieerden in dezen oorlog, ten aanzien
van de naaste toekomst der kleine neutralen in
Europa's stormhoek en sedert deze week ook ten
aanzien van Ned.-Indië's positie in het geval Neder
land onverhoopt in den oorlog mocht worden mee
gesleept. Bepaalde uitlatingen van den Japanschen
Minister van Buitenlandsche Zaken met betrekking
tot onze Oost hebben namelijk in Nederland en in
het buitenland een zekere ongerustheid geschapen,
die echter, naar mijn meening. niet den minsten
grond heeft: de positie van Ned.-Indië is namelijk
practisch gewaarborgd door het bestaande machts-
Zijlstraat 61 Haarlem
(Adv. Ingez. Med.)
faanxd gedicht „De gevangene van Chillon" schreef,
zoo op zijn wijze getuigend van de inspiratie, waar
mee dit landschap dichters gelukkig maakte.
HACHELIJK AVONTUUR.
Bijna had dit historisch bezoek van Byron en
Shelly aan Chillon beiden het leven gekost, 't Was
fraai weer toen zij den boottocht aanvaardden. Maar
allengs betrok de hemel meer en meer.* De wind,
aldus vertelt Shelley, nam hand over hand in hef
tigheid toe, zwol aan tot een waren storm. Niet ver
van de rotsen van Meillerie, aan de overzijde dus
van het Kasteel de Chillon, stonden de golven zoo
hoog dat de opvarenden het ergste vreesden. Tot
overmaat van ramp werd de boot door een verkeerde
manoeuvre van den schipper stuurloos. Byron had
zijn jas al uitgetrokken, vast besloten als hij was
Shelley, die niet kon zwemmen, 't leven te i-edden.
Maar Shelley weigerde elke hulp: rustig zat hij op
een bankje, vastbesloten zoo, zonder strijd, ten on
der te gaan.
Behouden bex-eikten zij het strand van St. Gin-
goux het Groote Lot had het anders met hen voor;
Shelley vond, zes jaren later, den dood in de golven,
nabij het Italiaansche Spezzïa; Byron werd het.
slachtoffer van de gevreesde moeraskoorts in Misso-
linghi.
En Rousseau? In 1778 was hij te Ermenonville ge
storven na jaren geleefd te hebben beladen met
onzichtbare ketenen, omringd door wanden van on-
dooi'dringbare duisternis, levend begravexx tusschen
de levenden geplaagd door de foltex-endste van
alle angsten: den achtervolgingswaan.
Zoo was het einde van den denker en di'oomer, op
wiens „Heloise" Lord Byron doelde toen hij dichtte:
Clarens Uw paden zijn betreden door hemelschc
voeten
C. J. E. DINAUX.
(Adv. Ingez. Med.)
THEUN DE VRIES. De Freule.
Arnhem, Van Loghum Slaterus.
De novelle „De Freule" zegt de colophon
begoixnen in 1937 en in 1939 voltooid, maakt deel
uit van de kroniek van het geslacht Wiarda, waar
in voorts nog de novelle „De Bijen zingen" en de
romans „Stiefmoeder Aarde" en „Het Rad der For
tuin" verschenen zijn.
Daarvan werd een en ander reeds vroeger hier
besproken. „De Freule" is een geheel op zich zelf
staand verhaal, en als zoodanig een klein kunst
werk, dat men genieten kan ook zonder dat men
de vroegere boeken over de Wiarda's kent. Al zou
den wij niemand de lectuur van die hierboven op
gesomde boeken willen ontraden.
Want Theun de Vries is in de boeiende Friesche
familiekroniek een eersterangs schrijver gebleken,
van wien zinsbouw en wooixikeus een volstrekt
eigen stempel dragen. Zonder eenige precieusheid
in zijn techniek te vertoonen draagt hij zijn inzicht
en verbeelding op den lezer 'over en wat in zijn
voorstellingen boeit wordt ondersteund door een
schrijfstijl, die alle gemeenplaats uit den weg gaat,
sterk van taal is en voortdurend boven het routine
werk blijft staan. Hij is daarin verwant aan een
;chrijver als Van Schendel, terwijl de sfeer die zijn
verhaal schept weer geheel zijn eigen is; bewoge-
ner. actiever en robuster dan die van den ouderen
kunstenaar.
Genoeg dus om de lezei's, die zich ook voor het
kunstgehalte van hun lectuur interesseeren. de
Fi-eule in 'nan'den te spelen Maar ook wie daar
overheen leest en voor wie slechts de spanning der
gebeurtenissen in aanmex-king komt wordt naar
genoegen bediend. Want in De Freule heeft De
Vries een type geschapen dat, in de omraming
eener oude familiekroniek, de trekken vertoont
van een door de moderne psychologie gaarne be
schouwde figuur: die eener verdrongen liefdes
behoefte bij een wellicht overgezond menschen-
kind, welke behoefte zich bij tijden in hardheid,
wreedheid en geveinsde onverschilligheid pleegt te
uiten en bij duurzame onbevredigdheid in demen
tie eindigt.
Minne Wianda, een boer op eigen grond uit het
sterke geslacht der Wiarda's, die zich door lxai-d
wei-ken, handige transacties in geldzaken en een
onbuigzamen wil tot Heer van een State heeft
opgewerkt, heeft geen zoon aan wien hij zijn nieu
wen staat kan nalaten. Zijn vrouw stierf en liet
hem slechts twee dochters na, Hester en Bely.
gansch verschillend in wezen en gedrag. Hester is
hem het liefst: zij is wild, stei'k en sportief als een
jonge, en Minne voedt haar op als een sterken
knaap, die eens hem het werk uit handen kan' en
mag nemen, als dat haar lot moet zijn. Bely heeft
niets van haar zuster. Bij haar overheerscht het
vrouwelijke in haar wezen. Zij spint en mint het
huiselijke werk, in haar gang is de zacht buigende
lijn, zijn de fluweelen vormen, zichtbaar van wie
voor het moederschap geboren schijnen. Hester en
haar vader zien een beetje op haar neer, laten
haar haar gang gaan. De jongens in den omtrek
zijn voor Hester bang en mijden de State. Nu en
dan bezoeken de meisjes bij feest of kennismarkt
het dorp, doch verdere relaties worden niet aan
geknoopt. Hoe en vanwaar de verandering over de
State valt. niemand die het weet en die het wel
weet wil niets zeggen, maar als de Augustusmaand
en de Franeker mai'kt voorbij zijn verwacht Bely
een kindje. N
Hester, die langzamerhand door haar optreden
en x-egeling der zaken den naam van de Freule in
den omtrek gekregen heeft, is woedend over de
schande, het Huis aangedaan, en nog meer over de
hardnekkige zwijgzaamheid der zuster. Maar tege
lijkertijd bespeurt men in haar gedrag een verbe
ten jaloezie, die het begin is eener zelfvernieti
ging, als gevolg der buiten haar wil verdrongen
natxiurkracht.
Aanvankelijk uit zij zich op een wijze die haar
omgeving bevreemdt: zij geeft haar zorgen aan
het kind van Bely met alle klacht en macht waar
over zij beschikt. Uitzonderlijk als gebeurtenis,
doch prachtig-boeiend geschreven, is in deze no
velle de episode waarin zij met het pistool in de
vuist den dorpsprediker in de volle kerk dwingt,
het kind zonder vader te doopen. Het kind zal
Justus heeten.
Als hij nog klein is sterft Bely, zijn moeder, aan
een pestilentie, die het land teistert. Hester voedt
den leergierigen knaap op en laat hem door een
huisleeraar onderwijzen in alle wetenschappen die
eer. toekomstig geleerde van dienst kunnen zijn.
Justus' hart trekt naar, de wereld der beroemde
universiteiten: hij wil naar Parijs, naar Padua.
kennis vergaren. Hester vindt alles best, doch als
zij hem op een feestavond bij naburige boeren
betrapt, terwijl hij met een schattig, frisch meiske
van zijn leeftijd aan het kouten en dansen is en
die twee elkander blijkbaar best vei-staar, breekt
er iets in Hester, die zich plots haar ouderdom en
vergeefs^en arbeid bewust wordt, waardoor haar
verstand beneveld raakt in een verdooving, waar
uit zij niet meer ontwaken zaL
Al heeft de lezer nu de roode draad in handen,
die door deze novelle gespannen is.... van vele
kostelijke détails kon hier geen melding nog ge
maakt wox-den. Doch hij zal er evenals ik van ge
nieten bij de lezing van dit boekje, dat ai'tistiek
van grooter waai-de is dan menige dikke roman.
ELISABETH BERGSTRAND-POULSER.
De Kroon. Nederl. vertaling door N
Basenau-Goemans, Amsterdam. J. M.
Meulenhoff.
Elisabeth Bergstrand is soms met Selma Lager-
löf vergeleken, hoewel er tusschen' beide schrijf
sters, naar het mij toeschijnt, een groote afstand
ligt. Dat er in „De Kroon" een paar voorvallen
sterk aan gelijke gebeurtenissen uit Gösta Berling
herinneren verkleint dien afstand niet.
In De Kroon hooren wij de geschiedenis van eer.
groote lichtkroon, gemaakt van fijn geslepen kristal
en een soort edel wit metaal, dat schooner en har
der moet zijn dan goud. Ze werd aan de kerk ge
schonken door den eigenaar van het groote land
goed Lunda, oxxier beding dat de inwonei-s van de
gemeente Dunkehalter het familiegraf van den
landheer zullen onderhouden en vex-zorgen. Maar
die belofte wordt niet nagekomen en de Kroon
wordt door een later bewoonster van het land
goed uit de kei-k weggehaald en weer in het H.iis
opgehangen.
De dorpelingen echter maken elkaar en zichzelf
verwijten, want zeggen ze die kroon is niet
alleen maar een lichtkroon. Zij is ook het symbool
der hemelsche zaligheid, nu in zijn aanschouwe-
1 ijken vorm uit de kerk vexxlwenen. En de kroon
zal alleen naar de kerk teruggebracht worden
wanr.eer iemand een offer wil brengen, groot ge
noeg om de begane fout weer goed te maken.
Een arm meisje, Serafie Cavall, dochter van een
van de meest gevreesde woestelingen uit de streek,
neemt die taak op zich. Doch er gaan vele jaren
voorbij en zij sterft, vóór zij de kroon weer op haar
oude plaats heeft zien hangen. Haar dochtertje,
dat intusschen haar taak heeft overgenomen, wordt
daix de hoofdpersoon bij den blijden terugkeer van
de kroon naar de kerk.
Al dan niet verwante van den stijl der groote
Selma bewijst ook Elisabeth Bergstrand, een pret
tig leesbaar verhaal te kunnen geven, met die
stille sprookjesachtigheid. die rustige beschaving
er in. die de Noordsche litteratuur nu eenmaal
eigen is en kenmerkt.
Deze eigenschappen maken ook De Ki-oon tot een
leesbaar boek voor wie op fijn-afgestemde ont-
spaxxixing gesteld is.
J. H. DE BOIS.
evenwicht in de Stille Zuidzee. Zulks neemt niet weg
dat Indische aandeelen de leiding htbben genomen
in de koersdaling, welke begin dezer week is ingezet
en die lang niet malsch is geweest. Met name onze
beursleiders Koninklijke. H.V.A. en Amsterdam
Rubber hebben zware koersverliezen geleden, ter
wijl hetzelfde gezegd kan worden van verschillende
andere Indische fondsen zooals Billiton. Vele dezer
aandeelen zijn thans gedaald tot oxxdor het peil, dat
gold vóór de waardevermindering van den gulden.
De reactie is zóó scherp geweest, dat het gemiddel
de koerspeil der Anxsterdamsche beurs, dat op 8
April een recordhoogte voor 1940 vertoonde, in ruim
een week tijds tot een recordlaagte voor dit en ver
moedelijk ook voor het vorig jaar is gedaald. Uit de
zeer geringe omzetten mag men ongetwijfeld afle
zen, dat de werkelijk geleden verliezen niet bijzon
der groot zijn geweest, doch de boekverliezen heb
ben zeer zeker groote afmetingen aangenomen en
zulks zal niet nalaten op verschillende gebieden, in
vloed uit te oefenen.
Daar komt bij dat de druk zich in sterke mate ook
op de obligatiernarkt in den ruimsten zin des woords
doet gevoelen. Hier wreekt zich de onovex-zicWtelijke
leenings- en financieele politiek Deze had er mede
toe geleid dat een zeer groot deel van de obligaties
der leening 1940 II in handen was gekomen van be
zitters, die zich dit bezit eigenlijk moeilijk konden
veroorloven en zich derhalve geleidelijk ervan
wenschtcn te ontdoen. Waar de regeering niet ge
neigd bleek, minimumkoersen in te voeren of de
markt in sterke mate te steunen en er dus practisch
geen bodem in deze mai'kt zat, kon het geschieden,
dat reeds enkele maanden na de uitgifte der semi-
gedwongen leening een disagio van liefst 9 pCt. vér-
toonde, een direct rendement opleverend van ca.
4 3/4 pCt. Het is begrijpelijk dat hierdoor de andere
staatsfondsen, provinciale en gemeenteleeningen en
de pandbrielnxarkt werden meegesleept. De kort
stondige periode van geldruimte, in het leven ge
roepen door de herwaardeering van het goud. heeft
de regeering ongebruikt laten vooi'bijgaan en tenzij
thans krachtig,wordt opgetreden is te vooi-zien dat
een periode van toenemende geld- en kapitaal-
schaarschte, dus van dalende koex-sen van rente
dragende fondsen, voor de deur staat
Wij moeten op deze situatie het volle licht laten
schijnen, teneinde publieke opinie en regeering
wakker te roepen. De kapitaalrente vertoont een
sterke neiging tot aantrekken. De geldrente is reeds
aanzienlijk gestegen, zoowel voor prolongatie als
voor particulier disconto en callgeld. Een ietwat ver
dere stijging van het markt disconto zal een verhoo
ging van het officieel disconto der Neaerlandsche
Bank tot 3l/2 pCt. of 4 pCt. noodig maken. En indien
niets geschiedt, om aan deze voor Nederland zoo be
treurenswaardige ontwikkeling hinderpalen in don
weg te leggen, zal dit duurder worden van het geld
inderdaad verder voortgang vinden, tot ernstig na
deel van staatsfinanciën en bedrijfsleven en vooral
ook van de financieele positie van oxxze groote
staatsfondsen-bezittende organen.
Het zal daarom noodig zijn aan die ontwikkeling
den voet dwars te zetten, allereerst door het invoe
ren van minimumkoersen eu van een krachtigen of-
ficieelen steun aan de staatsfondsenmarkt. Hiermede
wordt echter de wortel van het kwaad slechts ten
deele aangetast. Er is weer kapitaalvlucht aan den
gang. Nedei-landers, die met brallende woorden hun
vaderlandsliefde uitbazuinen, openen rekeningen in
New York en ondermijnen hierdoor ons staatscrediot
en de verdedigingskracht van ons land. In het vorig
overzicht werd reeds de verwachting eexxer groote
goudafvlociing uitgesproken. Inderdaad is deze ge
schied en in nog grooter omvang dan men had ver
moed: 40 millioen aan goud zijn door de Neder-
landsche Bank aan het Egalisatiefonds afgestaan.
Wij welen niet of al dit goud of wellicht zelfs nog
meer (n.l. mede uit het door de herwaardeering
toegenomen bezit van het Egalisatiefonds) naar New
York is afgevloeid, doch zeker is dat dag in dag uit
dit Fonds onzen gulden door zware dollarverkoopen
moest steunen. Hieraan dient een> einde te komen.
Er is niet de minste i-eden om die kapitaalvlucht don
rijen loop te laten. Daar ons geheele economische
leven reeds in zoo nauwe banen is gebonden is het
dwaasheid, een volkomen vrije valuta te handhaven,
die in tijden als deze onze levenssappen uitzuigt.
Het handhaven van een vrijen gulden is, ik zeide
zulks reeds vroeger, een overbodige en wel zeer dure
weelde, die wij ons niet langer mogen vei'oorloven.
Kapitaalvlucht en gouduitvoer moeten ophouden en
alutai-estricties moeten m.i. worden ingevoerd, op
dat ons kapitaal uitsluitend worde geleid daarheen
waar het 't meest noodig is: staatskas en eigen be
drijfsleven. Indien hier heilige huisjes zijn, dan is
het nu tijd, deze af te breken. Want zoo gaat het
waarlijk niet langer!
Het heeft weinig zin zich telkens aan anderen te
spiegelen. Tenslotte heeft elk land zijn eigen speciale
vraagstukken, die op speciale wijze dienen te wor
den opgelost. Niettemin mogen wij wel eens weer bij
Engeland om den hoek gluren, waar de regeering
niet geschroomd heeft, dezer dagen een tweede
groote lijst van Amerikaansche fondsen te publi-
ceeren, die door haar van Engelsche houders zullen
worden overgenomen. In deze lijst bevinden zich
fondsen als Ü.S. en Bethlehem Steel. Men aarzelt
daar dus ggenszins, niet slechts om do kapitaalvlucht
te beletteri*(vaq kapitaalvlucht is in Engeland reeds
lang niet meer sprake), doch om tot een nagenoeg
algemeene mobiliseering van in het buitenland ge
houden kapitaal te geraken.
KRUISWEG 59
HAARLEM
LOKETTEN TE HUUR
van 5.en honger.
(Adv. IngezMed.)
Wij zitten thans midden in de periode van jaar-
vci-slagen en over he; algemeen mag men over de
positie van ons bedrijfsleven, zooals deze hierin tot
uiting komt. niet ontevreden zijn. Slechts ziet men
alom naast een gestegen of op peil gebleven exploi
tatiewinst een verlies op effectenbezit alsmede een
streven tot sterke reserveering. Zulks komt bijv. tot
uiting in het verslag der Incasso-Bank. waar de
brutowinst slechts weinig lager was, doch een
afschrijving van 1.115.000 tegen vorig jaar
400.000 noodzakelijk is gebleken. De Nederland-
sche Kabelfabrick heeft bij een aanzienlijk grootere
winst het dividend op 25 pCt. gehandhaafd, ofschoon
over een met 2 millioen vergroot kapitaal. De Gist
en Spiritxis handhaaft haar dividend op 15 pCt.
Minder gunstig was het verslag der Tabakmij.
Arendsburg. die op haar tabaksoogst 1938 een vrij
groot verlies moest boeken. De gunstige resultaten
der in Indië cn tot dusver in Amsterdam gehouden
Sumatra-veilingen doen echter verwachten dat dit
verlies spoedig zal zijn ingehaald.
P. C.
(Nadruk verboden).