PAUL REYNAUD. De bodem van Noorwegen. Een knapeen vastberaden man. Een land van fjelden en fjorden. DINSDAG 23 A PR IT! 194b H"AARDEM'S DA'GBEAD (Van onzen Parijschen correspondent). PARIJS, April. Wanneer er in deze sombere dagen één bewinds man een gelukskind genoemd mag worden, dan geldt dit wel in de eerste plaats voor Paul Reynaud. Dat heeft hij niet te danken aan uiterlijk schoon. Klein, mager, het hoofd met een zeker air van zelfingenomenheid steeds fier omhoog, roept hij, als hij loopt en dank zij z'n driehoekig hoofd met den spitsen neus, het beeld van Mickey Mouse op. Maar dan van een Mickey Mouse, die al zijn guiten streken vergeten heeft en door zijn fantasie hopeloos in den steek is gelaten, een in zich zelf gekeerde Mickey, die jaloerse!», is op al de bont-gekleurde „Silly Symphonies". Er een ander ondrscheid is er tusschen Mickey el Rfcul Reynaud: heeft onze vriend Muis oogen zoo gro«t als spiegeleigeren, die van Reynaud zijn smal m «prraarts uitgerekt, maar de slapen, oogen als van edf vrouw, die haar wenkbrauwen heeft uitgerukt of als de spleet van de spaarpot uit onze kinderjaren Paul Reynaud. Het is dus niet aan zijn uiterlijke kwaliteiten dat Reynaud het te danken heett dat hij, tot nu toe tenminste, want in de politiek is morgen onwaar, wat heden waar is, een gelukskind is. Maar Paul Reynaud heeft nog andere eigenschappen: hij is knap, hij is zeer knap zelfs. Iedereen weet het en.... hij zelf ook en die wetenschap heeft ten gevolge, dat hij zijn ideeën tot 't uiterste verdedigt, om dat hy ervan overtuigd is dat ze de beste zijn. Niet ten onrechte trouwens, want al dikwijls hebben de feiten bewezen hoe juist en klaar zijn opvattingen waren, ook al gingen ze in tegen die van de over- groote meerderheid der meest ervaren politici en deskundigen. Die meening verdigt hij met zeer groote welsprekendheid, want Reynaud is een groot redenaar. Geen redenaar, die een volksmeeting tot laaiend enthousiasme brengt met holle phrasen en breede gebaren, maar een, die bijna droog en met onverbiddelijke logica zeer rake dingen zegt op een toon, die scherp is als het valmes van een gillotine, Populair? Neen, dat is hij niet en ik geiloof ook niet, dat hij populariteit zoekt, want zijn overtui ging heeft hij nooit prijsgegeven voor volksgunst en zijn verkiezingcampagnes in het Parijsche district, waarvoor hij zetelt, heeft hij dikwijls ingezet met leuzen, die allesbehalve geschikt waren om de kiezersgunst te koopen. Doch ze waren waar en die waarheid werd met zooveel gezond verstand uiteen gezet, dat zijntegensta nders met heel wat aanlokke lijker programma's steeds voor hem buigen moesten. Populair is Reynaud dus niet, ook nu niet als minister-president, tenminste niet in de beteekenis die men gewoonlijk aan dit woord hecht, en zooals bijv. Daladier de laatste maanden was. Voor Rey naud heeft men eerbied. Men ziet in hem een man diff weet wat hij wil: iemand die in welke positie ook slagen zal, een staatsman die van alle markten thuis is, die met zijn helderen en klaren kop aan elk ministerie op zijn plaats zou zijn en nooit een besluit zal nemen zonder terdege alle gevolgen ervan overwogen te hebben. De hooge, niet alleen voor Frankrijk maar voor de toekomst van de heele wereld zoo belangrijke post. die hij nu inneemt, bezet hij niet onvoorbereid: als minister van Koloniën, van Justitie, van Financiën heeft hij zich kunnen inwerken in de bestuurstaak en in deze laatste functie, die zonder uitzondering in alle lan den toch wel de meest ondankbare is, is hij er zoo waar in geslaagd de meest onaangename besluiten voor den belastingbetaler door dezen te doen aan vaarden met een zuchtend: „Per slot van rekening heeft hij toch wel gelijk". Ik zal niet beweren dat Reynaud het ambt van minister-president bewust geambieerd heeft en zeer zeker is onwaar wat sommige tegenstanders na het aftreden van het ministeric-Daladier en het optreden van het kabinet-Reynaud den minister-president in de schoenen hebben geschoven, dat hij n.l. bewust had medegewerkt aan de verwijdering van Daladier om zelf op zijn zetel plaats te kunnen nemen. Maar dat het minister-presidentschap overeen komt met Reynauds aspiraties, dat hij door zijn uitzonderlijke positie in het vorige kabinet, waarin men hem al naar gelang het vrienden of tegen standers van hem waren Churchill-allures toe schreef of verweet, dat hij voor die taak zich als het ware voorbereidde, staat als een paal boven water. Vijandig, want overhccrschende naturen hebben nu eenmaal altijd veel vijanden al is het al leen uit afgunst, stonden velen tegenover dit mi nisterie. Het eerste optreden in de Kamer was geen succes, verre van dat zclls en de vijandige houding van sommige groote partijen, o.a. de radicaal- socialistische. waar dc verontwaardiging van som migen over de terzijdestelling van Daladier kwalijk eigen persoonlijke teleurstelling verborg, scheen weinig goeds voor de toekomst te voorspellen. Doch Reynaud werkte en hij werkte hard. Uit de meeste neutrale landen riep hij de Fransche ge zanten naar Parijs om met hen te beraadslagen over de te volgen gedragslijn. Zijn tegenstanders, die hem verweten dat hij zijn ministerie te veel naar links georiënteerd had door de opneming van verschillende socialisten en vroegere voorstanders van het volksfront, legde hij het zwijgen op door energieke maatregelen tegen de communistische agitatie, maatregelen, die onmiddellijk op bijna wonderdadige wijze met succes bekroond werden door de arrestatie van verschillende communistische agitatoren, waaronder enkele lang-gezochte voor mannen van de in 't geheim gevoerde extremisti sche actie. Met den dag werd Reynauds positie sterker: met alle overtuiging, met alle energie, waarmede hij gewend is alles, wat hij aanpakt, door te zetten, heeft hij de leiding van Frankrijks staatszaken in handen genomen en breekt in het binnenland door krachtdadige onderdrukking de communistische drijverijen voor goed, terwijl hij in het buitenland het door den ongelukkigen afloop der Finsche tragedie geschokte vertrouwen in de ge allieerde macht poogt te herstellen. Voor de uitbreiding dus van het oorlogsterrein tot Scandinavië huldigde men in politieke kringen algemeen de opvatting, dat Reynaud in heel wat gunstiger positie voor Senaat en Kamer, wanneer die in geheime zitting bijeenkwam, zou verschij nen dan den eersten keer. Van eensgezindheid zou wel geen sprake zijn, daarvoor was de oorspronke lijke oppositie te hevig geweest en had de sleepende gang van zaken in dezen vreemden oorlog de poli tieke hartstochten te. veel gelegenheid gegeven weer op te laaien, maar onmiddellijk gevaar voor het lot van het kabinet achtte men toch niet meer aanwezig. Men had daden gezien en Reynauds ka rakter kennende gaven zelfs zijn tegenstanders ten slotte toe, dat het bij gbed nadenken toch niet hee- lemaal idioot was, wat hij wilde. Tot plotseling de radio verkondigde, dat de Engelsche en Fransche eskaders mijnenvelden langs de Noorsche kust ge legd hadden en de weg van het Noorsche ijzererts naar Duitschland verbroken was. Goede noot voor minister-president Reynaud, die daarmede blijk had gegeven de buitenlandsche politiek krachtiger aan te pakken dan zijn voorgangers. Weer was zijn positie sterker geworden, maar het was Duitsch- lands agressie tegen Denemarken en Noorwegen, welke definitief zijn ministerieel leven voor onbe- paalden tijd verlengde, want weer gebeurde op nieuw, wat in Frankrijks politieke geschiedenis een voortdurende herhaling schijnt te zijn: het buiten- landsch gevaar groeide, de oorlog laaide feller op en onmiddellijk werden de politieke oneenigheden terzijde gesteld, waren er geen partijen meer, zetel den slechts „Franschen" in de Kamer. Reynauds ministerieel bestaan heeft ongetwijfeld aan een zeer dun draadje gehangen en hij raag van geluk spreken dat het niet gebroken is. Doch wij gelooven ook, dat Frankrijk van geluk mag spreken: een nieuwe politieke crisis zou Frankrijk zoowel innerlijk als tegenover het buitenland ver zwakt hebben, terwijl het nu in Paul Reynaud een man gevonden heeft, die zonder eenigen twijfel de leiding met verdubbelde energie voeren zal." Rey naud is een man, die zich zelden vergist heeft. Dank zij zijn zeer groot intellect en zijn veelzijdige poli tieke ontwikkeling kan hij zich op talrijke ter reinen bewegen, waarop niet elk staatsman zich zonder gevaar wagen mag. Hij weet wat hij wil en hij doet wat hij wil, onverzettelijk, onbuigzaam, desnoods twee, drie en nog meer keeren herbegin nende, wanneer het de eerste maal al niet lukte. Populariteit, zooals wij reeds zeiden, zoekt hij niet en rekening houdt hij er niet mee, wanneer hij zich een gedragslijn uitstippelt, clie alleen er op berekend is het beoogde doel te bereiken. Aan hem kan-Frankrijk-in-oorlog veilig zijn lot toevertrou wen. (Nadruk verboden). Dienstbode spoorloos verdwenen. Voor eenige weken verdween te Breda een dienst bode uit haar betrekking van wie tot heden nog geen spoor werd gevonden. Thans heeft het den Schijn, dat ook in het nabijgelegen Ginneken zich een dergelijk voorval gaal afspelen. Sedert Vrijdag avond j.l. wordt-n.l. te Ginneken vermist de 22- jarige mej. B. van G. afkomstig van Zevenberg- schenhoek. Het meisje keerde dien avond van een boodschap niet terug en toen bij nasporingen bleek, dat zij ook niet in de ouderlijke woning was, werd terstond aangifte bij de politie gedaan. Deze stelde een onderzoek in en vond tegen een woning in de v. d. Borchlaan te Ginneken een onbeheei*d staand rijwiel, dat bij nader onderzoek van het vermiste meisje bleek te zijn. Terstond werd een aanvang gemaakt met dreggen in de langs deze laan loopende rivier de Mark. doch zonder resultaat. Uit het in gestelde onderzoek is bovendien komen vast te staan, dat er geen enkele reden bestond om aan zwaarmoedigheid of neerslachtigheid van het meisje te denken zoodat de politie zich thans wel voor een even geheimzinnig raadsel ziet geplaatst als voor enkele weken te Breda het geval was De Ned. Journalistenkring vergaderde te Haarlem. De Nederl. Journalistenkring hield zijn alge- meene vergadering in restaurant Brinkmann te Haarlem. De vergadering'werd geleid door den vice-voorzitter, den heer J. Schraver. De voor zitter, de heer G. Polak Daniels, was door ziekte verhinderd. De heer Schraver wees er op, dat ook voor de pers een aanzienlijke wijziging is ingetreden, nu het geheele land in staat van beleg is verklaard. Hij sprak het vertrouwen en de verwachting uit, dat de leden zonder vrees deze groote macht tijdelijk in handen van de militaire autoriteiten zien gelegd. Wij zijn, aldus spr., ervan overtuigd dat het militair gezag van zijn bevoegdheid t.a.v. de pers met beleid gebruik zal maken. Mocht dit onverhoopt noodig zijn, dan zal de contactcommissie uit de directeuren- en journalistenvereenigingen gaarne voor de be langen van de dagbladpers opkomen. Wij ver- puwen echter, dat zulks niet noodig zal zijn. •rou De overgroote meerderheid van de Nederland- sche dagbladen heeft getoond te begrijpen, wat het landsbelang .in dezen zorgelijken tijd eischt. Zij zal van een verstandig militair gezag niets te duch ten hebben. En mocht een of ander blad, dat vreemde belangen hooger stelt dan het nationaal belang, zich bedreigd gevoelen of bedreigd worden door de bevoegdheid van het militair gezag, dan kan dit voor den goeden naam van onze pers slechts winst zij». Met het volle behoud van onze politjfke en maatschappelijke overtuigingen kunnen wij, aldus de spr., toch eendrachtig samenwerken voor wat als onze hoogere vakbelangen beschouwen. Een dergelijke samenwerking zien wij thans in ruimer verband van ons ge vergd, niet als leden van den kring en ter verdedi ging van ons vak, maar als Nederlandsche jour nalisten en Nederlandsche staatsburgers,ter ver dediging van de zelfstandige positie van ons land tegenover de aanslagen, welke deze positie van buiten en helaas misschien ook van binnen bedreigen. Ik geloof uit ons aller naam te mogen spreken wanneer ik zeg, dat de Nederlandsche journalisten vereenigd in dezen kring, hierin vol komen eendrachtig zijn, dat zij het beste wat in hen is met vreugde en opgewektheid in dienst stel len van dit groote landsbelang, en dat zij daarin niet zullen versagen, hoe ernstig de tijden oog nog mochten worden. Op deze woorden volgde een instemmend applaus. De jaarverslagen van secretaris en penningmees ter werden goedgekeurd. Een voorstel van de Am- sterdamsche pers, om het subsidie aan het pers museum met 50 te verhoogen, werd aangenomen. De aftredende bestuursleden werden herkozen. Uitvoerig werd van gedachten gewisseld over uiter lijk en inhoud van den journalist, waaromtrent het bestuur voorstellen toezegde. Dc redacteur en diens plaatsvervanger werden herkozen. De nieuwe groepenindeeling werd tenslotte zonder wijziging aangenomen. NEDERLANDSCHE ECONOMISCHE BELANGEN IN NED.-INDIë. De minister van Economische Zaken heeft, te rekenen van 20 Maart 1940, benoemd: tot voor zitter van het bestuur van het instituut voor Ne derlandsche economische belangen in Ned.-Indië den heer rar. D. A. Delprat, directeur der N.V. Stoom vaart mij. .„Nederland" te Amsterdam, en tot lid van den raad van advies van voornoemd insti tuut o.m. de heeren H. Smidt van Gelder te Am sterdam en J. J. Swens te Haarlem. UIT DE STAATSCOURANT. Bij K. B. van 12 April 1940, is met ingang van 12 April 1940 aan G. W. F. van Hoeven ontslag ver leend als referendaris bij het departement van so ciale zaken en als hoofdinspecteur voor de steun-, verleening in tijdelijken dienst. Bij K. B. van 5 April 1940 is met ingang van 15 Juli 1940 aan prof. J. H. Jurres, op zijn verzoek, eer vol ontslag verleend als hoogleeraar bij de Rijks- Academie van beeldende kunsten te Amsterdam, met dankbetuiging voor de door hem als zoodanig be wezen diensten, en is als zoodanig in vasten dienst benoemd G. V. A. Röling, kunstschilder te La ren (N.-H.) Bij K. B. van 19 April, is met ingang van 3 Sep tember 1940 aan P. Meyer, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als gewoon hoogleeraar aan de technische hoogeschool te Delft, met dankbetuiging voor de belangrijke, in die betrekking bewezen diensten. Het verschrikkelijk wapen tegen onderzeeërs - Wanneer een vijandelijke duikboot is gesignaleerd, doen de dieptebommen het allesvernielend werk Hierboven het oogenblik. waarop zulk een projectiel, door een Engelschen torpedojager al- geschoten, tot ontploffing komt Nu de Duitschers Noorwegen zijn binnengevallen en het zich laat aanzien, dat de troepen der Geal lieerden zullen trachten, in contact met de Duit schers te komen, anders gezegd: nu Noorwegen oorlogsterrein is geworden moge hier iets worden medegedeeld over den aard van den bodem van het land, dat een meer dan honderdjarigen vrede kende en thans den verdedigingskrijg voert. Noorwegen bezit, zooals men weet, een langge- rekten vorm, die van Noord tot Zuid 1700 K.M. beloopt. De grootste breedte (in het Zuiden) be draagt wel 400 K.M., doch in het Noorden zijn plaatsen, waar de Noorsche kust niet meer dan 16 K.M. van de Zweedsehe grens ligt. Een land met een zoo uitgestrekte kust de kustlijn bedraagt, zonder te letten op de talrijke bochten 3200 K.M. valt bezwaarlijk op afdoende wijze te verdedigen, zeker niet door een bevolking van nog geen drie millioen menschen. Maar de na tuur is te hulp gekomen. De kust is steil en rots achtig, behalve in het Zuiden en bovendien liggen duizenden eilandjes en rotsen en klippen voor de kust, die aan het navigeeren in deze wateren de hoogste eischen stellen. Men moet over landingspogingen als de laatste dagen door de geallieerde strijdkrachten zijn on dernomen, dan ook niet gemakkelijk oordeelen. Weliswaar stonden de Duitschers bij hun landing te Stavanger, Drontjhem, Bergen Narvik en elders voor dezelfde moeilijkheden, maar vooreerst schijnt het, dat het verrassende van den aanval den Noren parten heeft gespeeld, vervolgens moeten hier en daar de Duitschers steun hebben ondervonden van hun Noorsche geestverwanten en ten slotte heeft de onvoldoende bewapening van het land, gevolg an een jarenlang gevolgde pblitiek van beperking der defensiemiddelen, zich geducht gewroken. Met dit alles hebben de Duitschers natuurlijk de laatste dagen rekening gehouden. Aanvallen op de Noor sche kust kunnen hen natuurlijk niet verrassen en hun eerste zorg is geweest, de voor landing in aan merking komende punten aan de kust met zwaar afweergeschut te versterken. Dat bij de kustver dediging door de Duitschers het luchtwapen een woord meespreekt, ligt voor de hand. Nu hebben de laatste dagen geruchten, dat de ge allieerden hier of daar geland zouden zijn, steevast tegenspraak ontmoet. Al is in het jai'gon der leger- berichten niet altijd gemakkelijk uit te maken, wel ke waarde men aan een bericht of een tegenspraak moet hechten, in dit geval kunnen bericht en ont kenning een vrijwel gelijke beteekenis hebben, wanneer men nagaat, hoe tallooze eilanden zich voor de kust uitstrekken en menige plaats geheel of gedeeltelijk op een eiland is gebouwd. Zoo kan aan een bericht van een landing goede trouw ten grondslag liggen, terwijl met evenveel recht be weerd kan worden, dat van een landing n.l. op het vaste land geen sprake is. De toegangswegen tot het binnenland worden gelijk bekend gevormd door de fjorden. Fjorden zijn gletseherbeddingen, reusachtige geulen, die, soms ter diepte van 1000 M. in het gebergte zijn uitgeslepen. Men moet zich dit aldus voorstellen: Scandinavië, dus Noorwegen en Zweden, bestaat uil een reusachtig bergplateau met een gemiddelde hoogte van 490 M. boven den zeespiegel, dat zoowel naar het Oosten als naar het Westen afhelt. Op dit plateau vormden zich gletschers, die in hun eeuwig durende beweging van het plateau naar de zee het gebergte uitslepen, zoodat diepe-steil-wandige da len ontstonden waarvan het niveau onder den zee spiegel kwam te liggen, waardoor ze in open ver binding met den Oceaan kwamen. Aldus heeft men fjorden gekregen, die tientallen kilometers het land m dringen en een breedte vertoonen als onze Wes- terschelde. Weliswaar zijn dat de grootste menig, reislustige Nederlander heeft ze uit eigen aan schouwing leeren kennen doch fjorden, die een twintig K.M. het land in dringen zijn geen zeld zaamheid en de nog kleinere zijn talloos. Zoowel deze fjorden als de diepe rivierdalen ver- deelcn het plateau in een groot aantal massieven, zoodal het bebouwde land slechts een gering ge deelte van de oppervlakte inneemt. Niet meer dan 2 pet. van de oppervlakte van Noorwegen is voor cultuur geschikt. De sterke hellingen leenen zich daartoe niet, ook omdat in dit klimaat de gemid delde temperatuur spoedig te laag en de regenval te groot is en zoo vertoont de oppervlakte van Noorwegen bijna overal het woeste tafereel van het hooggebergte. Op de berghellingen mogen de som bere bosschen gevonden worden, de hoogvlakte is naakt, onbedekt, domein van onafzienbare sneeuw velden in den langen winter en moerassen in den zomer, van door de gletschers afgeschaafde berg vlakten en de woeste, grillige granietformaties.... Wc- zijn hier in het gebied van de Fjelden, de on afzienbare gebieden, waar de reuzen der Noorsche fabelleer met blokken steen van honderden meters hoogte gekegeld schijnen te hebben en de grilligste formaties den eenzame, die ^ich in deze verlaten heid waagt, benauwen. Dikwijls liggen deze hoogvlakten, geheel onder een sneeuwkleed. De sneeuwgrens ligt hier reeds op 720 tot 1500 M. naar gelang men in het kust land dan wel in het binnenland is. Wanneer men nagaat, dat die grens in Zwitserland eerst op 2700 M. wordt gevonden begrijpt men, hoe spoedig men in Noorwegen in de witte wereld geraakt. En in deze barre wereld rij'zen de hooge en woeste bergmassaas omhoog. Ten Oosten van de Sogne- fjord ligt op een oppervlakte van 15000 K.M.2 het ruwe Jotunheim, dat de verbeelding bevolkte met Joten of Reuzen. Niet meer dan een goede 2000 M. verheft het zich boven den zeespiegel, maar met zijn toppen als de Galdhöpig (2468 M.) en de Glit- tertind (2481 M.) wekt het volkomen den indruk van hooggebergten als de Alpen en dergelijke berg landen. Meer naar het Westen is het gebergte over een lengte van 90 K.M. en een breedte van 80 K.M. met eeuwige sneeuw bedekt. Zuidelijk van de Har- dangerfjord vindt men de groote hoogvlakte Hardangervidda (1200015000 K.M.2. dat is onge veer de helft van Nederland) één onafgebroken fjeldenlandschap, dat, wanneer men het met den trein van Oslo naar Bergen passeert, volkomen den indruk maakt van het Zwitsersche hoogalpen- tafereel. We noemen hier enkele namen, doch zouden aldus vrijwel geheel Noorwegen de revue Vragen over de luchtlijn Berlijn— Amsterdam beantwoord. Op vragen van het lid der Tweede Kamer, de heer van Kempen, in verband met de aan een Duitsche Luchtvaart-maatschappij verleende vergunning tot het heropenen van de luchtlijn BerlijnAmsterdam voor vracht- en postvervoer hebben de ministers van Waterstaat en Defensie thans als volgt geantwoord: Aan de Deutsche Luft Hansa A. G. is vergun ning verleend voor het heropenen van een lucht lijn BerlijnAmsterdam v.v. voor vracht- en postvervoer. Een wederkeerige vergunning van de Duitsche regeering ten behoeve van de K.L.M. alleen of voor haar tezamen met anderen is niet ge vraagd. De luchtverbinding waai-toe vergunning is ver leend, maakt versnelling van het postverkeer mo gelijk en is bevorderlijk aan den uitvoer van Nederlandsche producten, bijvoorbeeld snijbloe men. Op de vraag van den heer Van Kempen of de ministers de noodzakelijkheid hebben overwogen voor het vliegveld Schiphol den staat van beleg af te kondigen de schriftelijke vragen werden 3 April j.l. ingezonden antwoorden de ministers dat Schiphol bij Kon. Besluit van 13 April j.l. in gtaat van beleg is verklaard. kunnen laten passeeren en de tallooze landschappen opnoemen, die ten slotte alle het zelfde beeld bie den: de ruwe, barre hoogvlakte, vanwaar gletschers, dikwijls twintig, dertig kilometers breed afdalen, bijna onbegaanbare toppen, watervallen van aan zienlijke hoogte. een landschap, indrukwekkend en dikwijls van een bijzondere schoonheid, maar zoo goed als ontoegankelijk voor het vej-keer. Dat verkeer is dan ook voornamelijk op de dalen aangewezen en al heeft men zich de laatste tien tallen jaren beijverd, de verkeerswegen door de dalen te normaliseeren, dikwijls is er maar een ge ringe strook land, die tusschen rotswant en water overgebleven is en waar 't bekende kleine Noorsche voertuigje, de cariool, kan gaan ontmoet een op trekkend leger zooveel bezwaar, dat verplaatsing van belangrijke troepenmachten alleen op de hoofd wegen mogelijk is, er nog van gezwegen dat de kwestie van het ravitailleeren der troepen in een land, dat niet meer dan 2 pet. cultuurgrond bezit, een probleem op zichzelf is. Voor een bewegings oorlog is Noorwegen dan ook ten eenenmalc onge schikt en veldslagen van eenigermate belangrijken omvang kan men dan ook bezwaarlijk verwachten. Zoo Noorwegen gevechtsterrein dreigt te wor den, het is een uiterst moeilijk land voor zulk een onderneming en het laat zich dan ook aanzien, dat ds acties zich zullen bepalen tot het aanvallen, resp. verdedigen van de vitale deelen des lands, de steden (die vrijwel alle aan de kust gelegen zijn), de be langrijke spoorwegverbindingen en de voornaamste ertsgebieden. Voor het overige is Noorwegen geen land voor de tank, de loopgraaf en het zware veld geschut. MILITAIRE BEVORDERINGEN. Bij K. B. van 22 April zijn benoemd: met ingang van 1 Mei 1940: bij den generalen staf, tot luitenant-kolonel, de majoors J. J. C. P. Wilson en V E. Nierstrasz, bei den van den generalen staf, zoomede de majoor J. G. M. van de Plassche, van het regiment grenadiers. bij het wapen der infanterie, lot luitenant-kolonel, commandant van het 9ë regiment infanterie, de ma joor K. J. Evenwel, van het 2e regiment infanterie, tot luitenant-kolonel, ter nadere indeeling door of vanwege onzen minister van defensie, de majoors jhr. A. W. Snoeck en C. Koopman, onderscheiden lijk van het 19e regiment infanterie en het 3e regi ment infanterie. bij het wapen der cavalerie, tot luitenant-kolonel, de majoor jhr. J. J. Teding van Berkhout, comman dant van het le regiment huzaren-motorrijder. bij het wapen der artillerie, bij den staf van het wapen, tot luitenant-kolonel van den materieel- dienst, de majoor van den materieeldienst J. H. C. Smeltzer, van dien staf. bij het wapen der genie, tot luiterjant-kolonel, ter nadere indeeling door of vanwege onzen rninis- te: van defensie, de majoors J. H. de Man, C. Mat- tern en J. Zwart, allen van dat wapen. bij het dienstvak der militaire administratie, tot luitenant-kolonel, de majoor J. Martens, contro leur der militaire administratie, tot majoor, ter na dere indeeling door of vanwege onzen minister van defensie, de kapiteins T. J. Jacquot, J. Bakker, E. J. Bruins G. R. van Someren, allen van dat dienstvak, bij den militairen veterinairen dienst, tot dirigee- end paardenarts, met den rang van majoor, de paardenarts der eerste klasse T. D. Sigling, van den militairen veterinairen dienst. Bij het reserve-personeel der landmacht: bij het wapen der genie, tot reserve-luitenant-ko lonel, ter nadere indeeling door of vanwege onzen minister van defensie, de reserve-majoors H. P. J. Schut en prof. ir. R. L. A. Schoemaker, beiden van het le regiment genietroepen. Te bepalen dat de luitenant-kolonel van den ge neralen staf van de Plassche, voornoemd, in de rang lijst zijner ranggenooten van den generalen staf zal worden gerangschikt onmiddellijk boven den lui tenant-kolonel van den generalen staf V. E. Nier strasz, voornoemd. Zuid-Limburg in bloesemlooi. De A. N. W. B. heeft van zijn bijkantoor te Maas tricht bericht ontvangen, dat, onder den invloed var den zonneschijn der laatste dagen, de kersen er pruimen in Limburg allerwegen in bloei zijn geko men. Er mag verwacht worden, dat in het komende weekeinde een bloesemtocht door het heuvelland de moeite rijkelijk zal loonen. Tengevolge van de langdurige koude zijn de vroegbloeiende boomen dit jaar in hun ontwikke ling vertraagd, zoodat zich de bijzonderheid voor doet, dat veel meer boomen dan gewoonlijk tegelijl! in bloei staan. Ook de tusschenpoozen tusschen der bloei der verschillende soorten zijn daardoor kor ter dan in andere jaren. Gedurende een tijdruimti van ongeveer drie weken zal Zuid-Limburg zondei onderbreking den bruidstooi dragen. Fransche politie arresteert 74 communisten. Geheime organisatie, die in de defensie- fabrieken opereerde, ontdekt. De Fransche veiligheidspolitie is gisteren overge gaan tot de arrestatie van 74 communisten in he' gebied ten westen van Parijs. Deze arrestatie is volgens Havas verhaast dooi de inhechtenisneming van Janin. oud-burgemeestei van St. Georges-Villeneuve. Janin was door Moskoi speciaal belast met de organisatie der revolution naire propagauda in het district Parijs. Aan de hant van de bij Janin gevonden documenten heeft mei een geheime organisatie ontmaskerd, die talrijki vertakkingen had in de belangrijke fabrieken, wel ke voor de defensie werken. Deze organisatie moes vooral het werk van de C. G. T. in discrediet bren gen en de communistische elementen weer tot di vakbonden doen toetreden, opdat zij daarin de lei ding op zich zouden kunnen nemen. Binnenkort zoi een dagelijksch krantje verschenen zijn. Benoemingen bij de Engelsche weermacht. Sous-chefs aangewezen. Het bureau van den Britschen minister-presiden heeft medegedeeld dat de regeering heeft overwoger dat den laatsten tijd veel is gevergd van de chef: vdn de staven. Het is duidelijk dat dit bij de ont wikkeling van den oorlog nog zal toenemen ei derhalve heeft men het noodig geacht de volgendi benoemingen te doen: tot sous-chef van den marine staf is benoemd vice-admiraal Tom Phillips, tot ni toe verbonden aan dezen staf, tot sous-chef van der generalen staf generaal Sir John Dill, op het oogen blik bevelhebber van het eerste legercorps ii Frankrijk, tot sous-chef van den staf van de lucht macht luchtmaarschalk Peirse. tot nu toe verbondex aan dien staf. De drie functionarissen maken dee uit van respectievelijk den Raad der admiralitei den legerraad en den tuchtraad. Sir Charles Craven, op het oogenblik verbonder aan de admiraliteit, zal als assistent van Sir Char les Freedman lid worden van den tuchtraad by d« afdeeling voor de productie.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 8