PAUL REYNAUD.
De bodem van Noorwegen.
Een knapeen vastberaden man.
Een land van fjelden en fjorden.
DINSDAG 23 A PR IT! 194b
H"AARDEM'S DA'GBEAD
(Van onzen Parijschen correspondent).
PARIJS, April.
Wanneer er in deze sombere dagen één bewinds
man een gelukskind genoemd mag worden, dan
geldt dit wel in de eerste plaats voor Paul Reynaud.
Dat heeft hij niet te danken aan uiterlijk schoon.
Klein, mager, het hoofd met een zeker air van
zelfingenomenheid steeds fier omhoog, roept hij,
als hij loopt en dank zij z'n driehoekig hoofd met
den spitsen neus, het beeld van Mickey Mouse op.
Maar dan van een Mickey Mouse, die al zijn guiten
streken vergeten heeft en door zijn fantasie hopeloos
in den steek is gelaten, een in zich zelf gekeerde
Mickey, die jaloerse!», is op al de bont-gekleurde
„Silly Symphonies". Er een ander ondrscheid is
er tusschen Mickey el Rfcul Reynaud: heeft onze
vriend Muis oogen zoo gro«t als spiegeleigeren,
die van Reynaud zijn smal m «prraarts uitgerekt,
maar de slapen, oogen als van edf vrouw, die haar
wenkbrauwen heeft uitgerukt of als de spleet van
de spaarpot uit onze kinderjaren
Paul Reynaud.
Het is dus niet aan zijn uiterlijke kwaliteiten
dat Reynaud het te danken heett dat hij, tot nu toe
tenminste, want in de politiek is morgen onwaar,
wat heden waar is, een gelukskind is. Maar Paul
Reynaud heeft nog andere eigenschappen: hij is
knap, hij is zeer knap zelfs. Iedereen weet het en....
hij zelf ook en die wetenschap heeft ten gevolge,
dat hij zijn ideeën tot 't uiterste verdedigt, om
dat hy ervan overtuigd is dat ze de beste zijn. Niet
ten onrechte trouwens, want al dikwijls hebben de
feiten bewezen hoe juist en klaar zijn opvattingen
waren, ook al gingen ze in tegen die van de over-
groote meerderheid der meest ervaren politici en
deskundigen. Die meening verdigt hij met zeer
groote welsprekendheid, want Reynaud is een
groot redenaar. Geen redenaar, die een volksmeeting
tot laaiend enthousiasme brengt met holle phrasen
en breede gebaren, maar een, die bijna droog en met
onverbiddelijke logica zeer rake dingen zegt op een
toon, die scherp is als het valmes van een gillotine,
Populair? Neen, dat is hij niet en ik geiloof ook
niet, dat hij populariteit zoekt, want zijn overtui
ging heeft hij nooit prijsgegeven voor volksgunst en
zijn verkiezingcampagnes in het Parijsche district,
waarvoor hij zetelt, heeft hij dikwijls ingezet met
leuzen, die allesbehalve geschikt waren om de
kiezersgunst te koopen. Doch ze waren waar en die
waarheid werd met zooveel gezond verstand uiteen
gezet, dat zijntegensta nders met heel wat aanlokke
lijker programma's steeds voor hem buigen moesten.
Populair is Reynaud dus niet, ook nu niet als
minister-president, tenminste niet in de beteekenis
die men gewoonlijk aan dit woord hecht, en zooals
bijv. Daladier de laatste maanden was. Voor Rey
naud heeft men eerbied. Men ziet in hem een man
diff weet wat hij wil: iemand die in welke positie
ook slagen zal, een staatsman die van alle markten
thuis is, die met zijn helderen en klaren kop aan
elk ministerie op zijn plaats zou zijn en nooit een
besluit zal nemen zonder terdege alle gevolgen
ervan overwogen te hebben. De hooge, niet alleen
voor Frankrijk maar voor de toekomst van de heele
wereld zoo belangrijke post. die hij nu inneemt,
bezet hij niet onvoorbereid: als minister van
Koloniën, van Justitie, van Financiën heeft hij zich
kunnen inwerken in de bestuurstaak en in deze
laatste functie, die zonder uitzondering in alle lan
den toch wel de meest ondankbare is, is hij er zoo
waar in geslaagd de meest onaangename besluiten
voor den belastingbetaler door dezen te doen aan
vaarden met een zuchtend: „Per slot van rekening
heeft hij toch wel gelijk".
Ik zal niet beweren dat Reynaud het ambt van
minister-president bewust geambieerd heeft en zeer
zeker is onwaar wat sommige tegenstanders na het
aftreden van het ministeric-Daladier en het optreden
van het kabinet-Reynaud den minister-president in
de schoenen hebben geschoven, dat hij n.l. bewust
had medegewerkt aan de verwijdering van Daladier
om zelf op zijn zetel plaats te kunnen nemen.
Maar dat het minister-presidentschap overeen
komt met Reynauds aspiraties, dat hij door zijn
uitzonderlijke positie in het vorige kabinet, waarin
men hem al naar gelang het vrienden of tegen
standers van hem waren Churchill-allures toe
schreef of verweet, dat hij voor die taak zich als
het ware voorbereidde, staat als een paal boven
water. Vijandig, want overhccrschende naturen
hebben nu eenmaal altijd veel vijanden al is het al
leen uit afgunst, stonden velen tegenover dit mi
nisterie. Het eerste optreden in de Kamer was geen
succes, verre van dat zclls en de vijandige houding
van sommige groote partijen, o.a. de radicaal-
socialistische. waar dc verontwaardiging van som
migen over de terzijdestelling van Daladier kwalijk
eigen persoonlijke teleurstelling verborg, scheen
weinig goeds voor de toekomst te voorspellen.
Doch Reynaud werkte en hij werkte hard. Uit de
meeste neutrale landen riep hij de Fransche ge
zanten naar Parijs om met hen te beraadslagen
over de te volgen gedragslijn. Zijn tegenstanders,
die hem verweten dat hij zijn ministerie te veel
naar links georiënteerd had door de opneming van
verschillende socialisten en vroegere voorstanders
van het volksfront, legde hij het zwijgen op door
energieke maatregelen tegen de communistische
agitatie, maatregelen, die onmiddellijk op bijna
wonderdadige wijze met succes bekroond werden
door de arrestatie van verschillende communistische
agitatoren, waaronder enkele lang-gezochte voor
mannen van de in 't geheim gevoerde extremisti
sche actie. Met den dag werd Reynauds positie
sterker: met alle overtuiging, met alle energie,
waarmede hij gewend is alles, wat hij aanpakt, door
te zetten, heeft hij de leiding van Frankrijks
staatszaken in handen genomen en breekt in het
binnenland door krachtdadige onderdrukking de
communistische drijverijen voor goed, terwijl hij in
het buitenland het door den ongelukkigen afloop der
Finsche tragedie geschokte vertrouwen in de ge
allieerde macht poogt te herstellen.
Voor de uitbreiding dus van het oorlogsterrein
tot Scandinavië huldigde men in politieke kringen
algemeen de opvatting, dat Reynaud in heel wat
gunstiger positie voor Senaat en Kamer, wanneer
die in geheime zitting bijeenkwam, zou verschij
nen dan den eersten keer. Van eensgezindheid zou
wel geen sprake zijn, daarvoor was de oorspronke
lijke oppositie te hevig geweest en had de sleepende
gang van zaken in dezen vreemden oorlog de poli
tieke hartstochten te. veel gelegenheid gegeven
weer op te laaien, maar onmiddellijk gevaar voor
het lot van het kabinet achtte men toch niet meer
aanwezig. Men had daden gezien en Reynauds ka
rakter kennende gaven zelfs zijn tegenstanders ten
slotte toe, dat het bij gbed nadenken toch niet hee-
lemaal idioot was, wat hij wilde. Tot plotseling de
radio verkondigde, dat de Engelsche en Fransche
eskaders mijnenvelden langs de Noorsche kust ge
legd hadden en de weg van het Noorsche ijzererts
naar Duitschland verbroken was. Goede noot voor
minister-president Reynaud, die daarmede blijk
had gegeven de buitenlandsche politiek krachtiger
aan te pakken dan zijn voorgangers. Weer was zijn
positie sterker geworden, maar het was Duitsch-
lands agressie tegen Denemarken en Noorwegen,
welke definitief zijn ministerieel leven voor onbe-
paalden tijd verlengde, want weer gebeurde op
nieuw, wat in Frankrijks politieke geschiedenis een
voortdurende herhaling schijnt te zijn: het buiten-
landsch gevaar groeide, de oorlog laaide feller op
en onmiddellijk werden de politieke oneenigheden
terzijde gesteld, waren er geen partijen meer, zetel
den slechts „Franschen" in de Kamer.
Reynauds ministerieel bestaan heeft ongetwijfeld
aan een zeer dun draadje gehangen en hij raag
van geluk spreken dat het niet gebroken is. Doch
wij gelooven ook, dat Frankrijk van geluk mag
spreken: een nieuwe politieke crisis zou Frankrijk
zoowel innerlijk als tegenover het buitenland ver
zwakt hebben, terwijl het nu in Paul Reynaud een
man gevonden heeft, die zonder eenigen twijfel de
leiding met verdubbelde energie voeren zal." Rey
naud is een man, die zich zelden vergist heeft. Dank
zij zijn zeer groot intellect en zijn veelzijdige poli
tieke ontwikkeling kan hij zich op talrijke ter
reinen bewegen, waarop niet elk staatsman zich
zonder gevaar wagen mag. Hij weet wat hij wil
en hij doet wat hij wil, onverzettelijk, onbuigzaam,
desnoods twee, drie en nog meer keeren herbegin
nende, wanneer het de eerste maal al niet lukte.
Populariteit, zooals wij reeds zeiden, zoekt hij niet
en rekening houdt hij er niet mee, wanneer hij
zich een gedragslijn uitstippelt, clie alleen er op
berekend is het beoogde doel te bereiken. Aan hem
kan-Frankrijk-in-oorlog veilig zijn lot toevertrou
wen.
(Nadruk verboden).
Dienstbode spoorloos verdwenen.
Voor eenige weken verdween te Breda een dienst
bode uit haar betrekking van wie tot heden nog
geen spoor werd gevonden. Thans heeft het den
Schijn, dat ook in het nabijgelegen Ginneken zich
een dergelijk voorval gaal afspelen. Sedert Vrijdag
avond j.l. wordt-n.l. te Ginneken vermist de 22-
jarige mej. B. van G. afkomstig van Zevenberg-
schenhoek. Het meisje keerde dien avond van een
boodschap niet terug en toen bij nasporingen bleek,
dat zij ook niet in de ouderlijke woning was, werd
terstond aangifte bij de politie gedaan. Deze stelde
een onderzoek in en vond tegen een woning in de
v. d. Borchlaan te Ginneken een onbeheei*d staand
rijwiel, dat bij nader onderzoek van het vermiste
meisje bleek te zijn. Terstond werd een aanvang
gemaakt met dreggen in de langs deze laan loopende
rivier de Mark. doch zonder resultaat. Uit het in
gestelde onderzoek is bovendien komen vast te
staan, dat er geen enkele reden bestond om aan
zwaarmoedigheid of neerslachtigheid van het meisje
te denken zoodat de politie zich thans wel voor
een even geheimzinnig raadsel ziet geplaatst als voor
enkele weken te Breda het geval was
De Ned. Journalistenkring
vergaderde te Haarlem.
De Nederl. Journalistenkring hield zijn alge-
meene vergadering in restaurant Brinkmann te
Haarlem. De vergadering'werd geleid door den
vice-voorzitter, den heer J. Schraver. De voor
zitter, de heer G. Polak Daniels, was door ziekte
verhinderd.
De heer Schraver wees er op, dat ook voor de
pers een aanzienlijke wijziging is ingetreden, nu
het geheele land in staat van beleg is verklaard.
Hij sprak het vertrouwen en de verwachting
uit, dat de leden zonder vrees deze groote
macht tijdelijk in handen van de militaire
autoriteiten zien gelegd. Wij zijn, aldus spr.,
ervan overtuigd dat het militair gezag van zijn
bevoegdheid t.a.v. de pers met beleid gebruik
zal maken. Mocht dit onverhoopt noodig zijn,
dan zal de contactcommissie uit de directeuren- en
journalistenvereenigingen gaarne voor de be
langen van de dagbladpers opkomen. Wij ver-
puwen echter, dat zulks niet noodig zal zijn.
•rou
De overgroote meerderheid van de Nederland-
sche dagbladen heeft getoond te begrijpen, wat het
landsbelang .in dezen zorgelijken tijd eischt. Zij
zal van een verstandig militair gezag niets te duch
ten hebben. En mocht een of ander blad, dat
vreemde belangen hooger stelt dan het nationaal
belang, zich bedreigd gevoelen of bedreigd worden
door de bevoegdheid van het militair gezag, dan
kan dit voor den goeden naam van onze pers
slechts winst zij».
Met het volle behoud van onze politjfke en
maatschappelijke overtuigingen kunnen wij,
aldus de spr., toch eendrachtig samenwerken
voor wat als onze hoogere vakbelangen
beschouwen. Een dergelijke samenwerking zien
wij thans in ruimer verband van ons ge
vergd, niet als leden van den kring en ter verdedi
ging van ons vak, maar als Nederlandsche jour
nalisten en Nederlandsche staatsburgers,ter ver
dediging van de zelfstandige positie van ons land
tegenover de aanslagen, welke deze positie van
buiten en helaas misschien ook van binnen
bedreigen. Ik geloof uit ons aller naam te mogen
spreken wanneer ik zeg, dat de Nederlandsche
journalisten vereenigd in dezen kring, hierin vol
komen eendrachtig zijn, dat zij het beste wat in
hen is met vreugde en opgewektheid in dienst stel
len van dit groote landsbelang, en dat zij daarin
niet zullen versagen, hoe ernstig de tijden oog nog
mochten worden.
Op deze woorden volgde een instemmend applaus.
De jaarverslagen van secretaris en penningmees
ter werden goedgekeurd. Een voorstel van de Am-
sterdamsche pers, om het subsidie aan het pers
museum met 50 te verhoogen, werd aangenomen.
De aftredende bestuursleden werden herkozen.
Uitvoerig werd van gedachten gewisseld over uiter
lijk en inhoud van den journalist, waaromtrent het
bestuur voorstellen toezegde. Dc redacteur en diens
plaatsvervanger werden herkozen. De nieuwe
groepenindeeling werd tenslotte zonder wijziging
aangenomen.
NEDERLANDSCHE ECONOMISCHE BELANGEN
IN NED.-INDIë.
De minister van Economische Zaken heeft, te
rekenen van 20 Maart 1940, benoemd: tot voor
zitter van het bestuur van het instituut voor Ne
derlandsche economische belangen in Ned.-Indië den
heer rar. D. A. Delprat, directeur der N.V. Stoom
vaart mij. .„Nederland" te Amsterdam, en tot lid
van den raad van advies van voornoemd insti
tuut o.m. de heeren H. Smidt van Gelder te Am
sterdam en J. J. Swens te Haarlem.
UIT DE STAATSCOURANT.
Bij K. B. van 12 April 1940, is met ingang van 12
April 1940 aan G. W. F. van Hoeven ontslag ver
leend als referendaris bij het departement van so
ciale zaken en als hoofdinspecteur voor de steun-,
verleening in tijdelijken dienst.
Bij K. B. van 5 April 1940 is met ingang van 15
Juli 1940 aan prof. J. H. Jurres, op zijn verzoek, eer
vol ontslag verleend als hoogleeraar bij de Rijks-
Academie van beeldende kunsten te Amsterdam, met
dankbetuiging voor de door hem als zoodanig be
wezen diensten, en is als zoodanig in vasten dienst
benoemd G. V. A. Röling, kunstschilder te La
ren (N.-H.)
Bij K. B. van 19 April, is met ingang van 3 Sep
tember 1940 aan P. Meyer, op zijn verzoek, eervol
ontslag verleend als gewoon hoogleeraar aan de
technische hoogeschool te Delft, met dankbetuiging
voor de belangrijke, in die betrekking bewezen
diensten.
Het verschrikkelijk wapen tegen onderzeeërs - Wanneer een vijandelijke duikboot
is gesignaleerd, doen de dieptebommen het allesvernielend werk Hierboven het
oogenblik. waarop zulk een projectiel, door een Engelschen torpedojager al-
geschoten, tot ontploffing komt
Nu de Duitschers Noorwegen zijn binnengevallen
en het zich laat aanzien, dat de troepen der Geal
lieerden zullen trachten, in contact met de Duit
schers te komen, anders gezegd: nu Noorwegen
oorlogsterrein is geworden moge hier iets worden
medegedeeld over den aard van den bodem van het
land, dat een meer dan honderdjarigen vrede kende
en thans den verdedigingskrijg voert.
Noorwegen bezit, zooals men weet, een langge-
rekten vorm, die van Noord tot Zuid 1700 K.M.
beloopt. De grootste breedte (in het Zuiden) be
draagt wel 400 K.M., doch in het Noorden zijn
plaatsen, waar de Noorsche kust niet meer dan 16
K.M. van de Zweedsehe grens ligt.
Een land met een zoo uitgestrekte kust de
kustlijn bedraagt, zonder te letten op de talrijke
bochten 3200 K.M. valt bezwaarlijk op afdoende
wijze te verdedigen, zeker niet door een bevolking
van nog geen drie millioen menschen. Maar de na
tuur is te hulp gekomen. De kust is steil en rots
achtig, behalve in het Zuiden en bovendien liggen
duizenden eilandjes en rotsen en klippen voor de
kust, die aan het navigeeren in deze wateren de
hoogste eischen stellen.
Men moet over landingspogingen als de laatste
dagen door de geallieerde strijdkrachten zijn on
dernomen, dan ook niet gemakkelijk oordeelen.
Weliswaar stonden de Duitschers bij hun landing te
Stavanger, Drontjhem, Bergen Narvik en elders
voor dezelfde moeilijkheden, maar vooreerst schijnt
het, dat het verrassende van den aanval den Noren
parten heeft gespeeld, vervolgens moeten hier en
daar de Duitschers steun hebben ondervonden van
hun Noorsche geestverwanten en ten slotte heeft
de onvoldoende bewapening van het land, gevolg
an een jarenlang gevolgde pblitiek van beperking
der defensiemiddelen, zich geducht gewroken. Met
dit alles hebben de Duitschers natuurlijk de laatste
dagen rekening gehouden. Aanvallen op de Noor
sche kust kunnen hen natuurlijk niet verrassen en
hun eerste zorg is geweest, de voor landing in aan
merking komende punten aan de kust met zwaar
afweergeschut te versterken. Dat bij de kustver
dediging door de Duitschers het luchtwapen een
woord meespreekt, ligt voor de hand.
Nu hebben de laatste dagen geruchten, dat de ge
allieerden hier of daar geland zouden zijn, steevast
tegenspraak ontmoet. Al is in het jai'gon der leger-
berichten niet altijd gemakkelijk uit te maken, wel
ke waarde men aan een bericht of een tegenspraak
moet hechten, in dit geval kunnen bericht en ont
kenning een vrijwel gelijke beteekenis hebben,
wanneer men nagaat, hoe tallooze eilanden zich
voor de kust uitstrekken en menige plaats geheel
of gedeeltelijk op een eiland is gebouwd. Zoo kan
aan een bericht van een landing goede trouw ten
grondslag liggen, terwijl met evenveel recht be
weerd kan worden, dat van een landing n.l. op
het vaste land geen sprake is.
De toegangswegen tot het binnenland worden
gelijk bekend gevormd door de fjorden. Fjorden
zijn gletseherbeddingen, reusachtige geulen, die,
soms ter diepte van 1000 M. in het gebergte zijn
uitgeslepen. Men moet zich dit aldus voorstellen:
Scandinavië, dus Noorwegen en Zweden, bestaat
uil een reusachtig bergplateau met een gemiddelde
hoogte van 490 M. boven den zeespiegel, dat zoowel
naar het Oosten als naar het Westen afhelt. Op dit
plateau vormden zich gletschers, die in hun eeuwig
durende beweging van het plateau naar de zee het
gebergte uitslepen, zoodat diepe-steil-wandige da
len ontstonden waarvan het niveau onder den zee
spiegel kwam te liggen, waardoor ze in open ver
binding met den Oceaan kwamen. Aldus heeft men
fjorden gekregen, die tientallen kilometers het land
m dringen en een breedte vertoonen als onze Wes-
terschelde. Weliswaar zijn dat de grootste menig,
reislustige Nederlander heeft ze uit eigen aan
schouwing leeren kennen doch fjorden, die een
twintig K.M. het land in dringen zijn geen zeld
zaamheid en de nog kleinere zijn talloos.
Zoowel deze fjorden als de diepe rivierdalen ver-
deelcn het plateau in een groot aantal massieven,
zoodal het bebouwde land slechts een gering ge
deelte van de oppervlakte inneemt. Niet meer dan
2 pet. van de oppervlakte van Noorwegen is voor
cultuur geschikt. De sterke hellingen leenen zich
daartoe niet, ook omdat in dit klimaat de gemid
delde temperatuur spoedig te laag en de regenval
te groot is en zoo vertoont de oppervlakte van
Noorwegen bijna overal het woeste tafereel van het
hooggebergte. Op de berghellingen mogen de som
bere bosschen gevonden worden, de hoogvlakte is
naakt, onbedekt, domein van onafzienbare sneeuw
velden in den langen winter en moerassen in den
zomer, van door de gletschers afgeschaafde berg
vlakten en de woeste, grillige granietformaties....
Wc- zijn hier in het gebied van de Fjelden, de on
afzienbare gebieden, waar de reuzen der Noorsche
fabelleer met blokken steen van honderden meters
hoogte gekegeld schijnen te hebben en de grilligste
formaties den eenzame, die ^ich in deze verlaten
heid waagt, benauwen.
Dikwijls liggen deze hoogvlakten, geheel onder
een sneeuwkleed. De sneeuwgrens ligt hier reeds
op 720 tot 1500 M. naar gelang men in het kust
land dan wel in het binnenland is. Wanneer men
nagaat, dat die grens in Zwitserland eerst op 2700
M. wordt gevonden begrijpt men, hoe spoedig men
in Noorwegen in de witte wereld geraakt.
En in deze barre wereld rij'zen de hooge en woeste
bergmassaas omhoog. Ten Oosten van de Sogne-
fjord ligt op een oppervlakte van 15000 K.M.2 het
ruwe Jotunheim, dat de verbeelding bevolkte met
Joten of Reuzen. Niet meer dan een goede 2000 M.
verheft het zich boven den zeespiegel, maar met
zijn toppen als de Galdhöpig (2468 M.) en de Glit-
tertind (2481 M.) wekt het volkomen den indruk
van hooggebergten als de Alpen en dergelijke berg
landen. Meer naar het Westen is het gebergte over
een lengte van 90 K.M. en een breedte van 80 K.M.
met eeuwige sneeuw bedekt. Zuidelijk van de Har-
dangerfjord vindt men de groote hoogvlakte
Hardangervidda (1200015000 K.M.2. dat is onge
veer de helft van Nederland) één onafgebroken
fjeldenlandschap, dat, wanneer men het met den
trein van Oslo naar Bergen passeert, volkomen
den indruk maakt van het Zwitsersche hoogalpen-
tafereel. We noemen hier enkele namen, doch
zouden aldus vrijwel geheel Noorwegen de revue
Vragen over de luchtlijn Berlijn—
Amsterdam beantwoord.
Op vragen van het lid der Tweede Kamer, de
heer van Kempen, in verband met de aan een
Duitsche Luchtvaart-maatschappij verleende
vergunning tot het heropenen van de luchtlijn
BerlijnAmsterdam voor vracht- en postvervoer
hebben de ministers van Waterstaat en Defensie
thans als volgt geantwoord:
Aan de Deutsche Luft Hansa A. G. is vergun
ning verleend voor het heropenen van een lucht
lijn BerlijnAmsterdam v.v. voor vracht- en
postvervoer.
Een wederkeerige vergunning van de Duitsche
regeering ten behoeve van de K.L.M. alleen of
voor haar tezamen met anderen is niet ge
vraagd.
De luchtverbinding waai-toe vergunning is ver
leend, maakt versnelling van het postverkeer mo
gelijk en is bevorderlijk aan den uitvoer van
Nederlandsche producten, bijvoorbeeld snijbloe
men.
Op de vraag van den heer Van Kempen of de
ministers de noodzakelijkheid hebben overwogen
voor het vliegveld Schiphol den staat van beleg
af te kondigen de schriftelijke vragen werden
3 April j.l. ingezonden antwoorden de ministers
dat Schiphol bij Kon. Besluit van 13 April j.l. in
gtaat van beleg is verklaard.
kunnen laten passeeren en de tallooze landschappen
opnoemen, die ten slotte alle het zelfde beeld bie
den: de ruwe, barre hoogvlakte, vanwaar gletschers,
dikwijls twintig, dertig kilometers breed afdalen,
bijna onbegaanbare toppen, watervallen van aan
zienlijke hoogte. een landschap, indrukwekkend
en dikwijls van een bijzondere schoonheid, maar
zoo goed als ontoegankelijk voor het vej-keer.
Dat verkeer is dan ook voornamelijk op de dalen
aangewezen en al heeft men zich de laatste tien
tallen jaren beijverd, de verkeerswegen door de
dalen te normaliseeren, dikwijls is er maar een ge
ringe strook land, die tusschen rotswant en water
overgebleven is en waar 't bekende kleine Noorsche
voertuigje, de cariool, kan gaan ontmoet een op
trekkend leger zooveel bezwaar, dat verplaatsing
van belangrijke troepenmachten alleen op de hoofd
wegen mogelijk is, er nog van gezwegen dat de
kwestie van het ravitailleeren der troepen in een
land, dat niet meer dan 2 pet. cultuurgrond bezit,
een probleem op zichzelf is. Voor een bewegings
oorlog is Noorwegen dan ook ten eenenmalc onge
schikt en veldslagen van eenigermate belangrijken
omvang kan men dan ook bezwaarlijk verwachten.
Zoo Noorwegen gevechtsterrein dreigt te wor
den, het is een uiterst moeilijk land voor zulk een
onderneming en het laat zich dan ook aanzien, dat
ds acties zich zullen bepalen tot het aanvallen, resp.
verdedigen van de vitale deelen des lands, de steden
(die vrijwel alle aan de kust gelegen zijn), de be
langrijke spoorwegverbindingen en de voornaamste
ertsgebieden. Voor het overige is Noorwegen geen
land voor de tank, de loopgraaf en het zware veld
geschut.
MILITAIRE BEVORDERINGEN.
Bij K. B. van 22 April zijn benoemd: met ingang
van 1 Mei 1940:
bij den generalen staf, tot luitenant-kolonel, de
majoors J. J. C. P. Wilson en V E. Nierstrasz, bei
den van den generalen staf, zoomede de majoor J.
G. M. van de Plassche, van het regiment grenadiers.
bij het wapen der infanterie, lot luitenant-kolonel,
commandant van het 9ë regiment infanterie, de ma
joor K. J. Evenwel, van het 2e regiment infanterie,
tot luitenant-kolonel, ter nadere indeeling door of
vanwege onzen minister van defensie, de majoors
jhr. A. W. Snoeck en C. Koopman, onderscheiden
lijk van het 19e regiment infanterie en het 3e regi
ment infanterie.
bij het wapen der cavalerie, tot luitenant-kolonel,
de majoor jhr. J. J. Teding van Berkhout, comman
dant van het le regiment huzaren-motorrijder.
bij het wapen der artillerie, bij den staf van het
wapen, tot luitenant-kolonel van den materieel-
dienst, de majoor van den materieeldienst J. H. C.
Smeltzer, van dien staf.
bij het wapen der genie, tot luiterjant-kolonel,
ter nadere indeeling door of vanwege onzen rninis-
te: van defensie, de majoors J. H. de Man, C. Mat-
tern en J. Zwart, allen van dat wapen.
bij het dienstvak der militaire administratie, tot
luitenant-kolonel, de majoor J. Martens, contro
leur der militaire administratie, tot majoor, ter na
dere indeeling door of vanwege onzen minister van
defensie, de kapiteins T. J. Jacquot, J. Bakker, E. J.
Bruins G. R. van Someren, allen van dat dienstvak,
bij den militairen veterinairen dienst, tot dirigee-
end paardenarts, met den rang van majoor, de
paardenarts der eerste klasse T. D. Sigling, van den
militairen veterinairen dienst.
Bij het reserve-personeel der landmacht:
bij het wapen der genie, tot reserve-luitenant-ko
lonel, ter nadere indeeling door of vanwege onzen
minister van defensie, de reserve-majoors H. P. J.
Schut en prof. ir. R. L. A. Schoemaker, beiden van
het le regiment genietroepen.
Te bepalen dat de luitenant-kolonel van den ge
neralen staf van de Plassche, voornoemd, in de rang
lijst zijner ranggenooten van den generalen staf zal
worden gerangschikt onmiddellijk boven den lui
tenant-kolonel van den generalen staf V. E. Nier
strasz, voornoemd.
Zuid-Limburg in bloesemlooi.
De A. N. W. B. heeft van zijn bijkantoor te Maas
tricht bericht ontvangen, dat, onder den invloed var
den zonneschijn der laatste dagen, de kersen er
pruimen in Limburg allerwegen in bloei zijn geko
men. Er mag verwacht worden, dat in het komende
weekeinde een bloesemtocht door het heuvelland de
moeite rijkelijk zal loonen.
Tengevolge van de langdurige koude zijn de
vroegbloeiende boomen dit jaar in hun ontwikke
ling vertraagd, zoodat zich de bijzonderheid voor
doet, dat veel meer boomen dan gewoonlijk tegelijl!
in bloei staan. Ook de tusschenpoozen tusschen der
bloei der verschillende soorten zijn daardoor kor
ter dan in andere jaren. Gedurende een tijdruimti
van ongeveer drie weken zal Zuid-Limburg zondei
onderbreking den bruidstooi dragen.
Fransche politie arresteert
74 communisten.
Geheime organisatie, die in de defensie-
fabrieken opereerde, ontdekt.
De Fransche veiligheidspolitie is gisteren overge
gaan tot de arrestatie van 74 communisten in he'
gebied ten westen van Parijs.
Deze arrestatie is volgens Havas verhaast dooi
de inhechtenisneming van Janin. oud-burgemeestei
van St. Georges-Villeneuve. Janin was door Moskoi
speciaal belast met de organisatie der revolution
naire propagauda in het district Parijs. Aan de hant
van de bij Janin gevonden documenten heeft mei
een geheime organisatie ontmaskerd, die talrijki
vertakkingen had in de belangrijke fabrieken, wel
ke voor de defensie werken. Deze organisatie moes
vooral het werk van de C. G. T. in discrediet bren
gen en de communistische elementen weer tot di
vakbonden doen toetreden, opdat zij daarin de lei
ding op zich zouden kunnen nemen. Binnenkort zoi
een dagelijksch krantje verschenen zijn.
Benoemingen bij de Engelsche
weermacht.
Sous-chefs aangewezen.
Het bureau van den Britschen minister-presiden
heeft medegedeeld dat de regeering heeft overwoger
dat den laatsten tijd veel is gevergd van de chef:
vdn de staven. Het is duidelijk dat dit bij de ont
wikkeling van den oorlog nog zal toenemen ei
derhalve heeft men het noodig geacht de volgendi
benoemingen te doen: tot sous-chef van den marine
staf is benoemd vice-admiraal Tom Phillips, tot ni
toe verbonden aan dezen staf, tot sous-chef van der
generalen staf generaal Sir John Dill, op het oogen
blik bevelhebber van het eerste legercorps ii
Frankrijk, tot sous-chef van den staf van de lucht
macht luchtmaarschalk Peirse. tot nu toe verbondex
aan dien staf. De drie functionarissen maken dee
uit van respectievelijk den Raad der admiralitei
den legerraad en den tuchtraad.
Sir Charles Craven, op het oogenblik verbonder
aan de admiraliteit, zal als assistent van Sir Char
les Freedman lid worden van den tuchtraad by d«
afdeeling voor de productie.