W.
ALPHENAAR
Veldpostdienst
Piano's
Orgels
IViuziek
DAUDEY'S
FLITSEN
Jleeyaader1
ZATERDAG 22 JUNI 1940
HAARLEM'S DAGBLAD
3
Over visch.
Leert zoetwatervisch eten
Het is nu niet bepaald een onthulling, als we
hier mededeelen, dat er weinig visch aan de
markt komt. Dat weet iedere huisvader uit de
krant en iedere huismoeder van den vischboer.
Een beetje Scheveningsehe kustvisscherijdat 's
al en 't is ons niet begonnen om kwaad te
spreken van de Scheveningsehe gronden eerste
kwaliteit is het dan nog niet eens. De nobele
schol, de fijne schelvisch, de keurige tong, die
onze trawlers tot nog maar een paar maanden
geleden van de Doggersbank haalden, leiden voor
't oogenblik een vredig bestaan ter plaatse en
onze troost moet maar zijn, dat de vischgronden
daar mettertijd een ongekend rijken vischstand
zullen opleveren, zoodat we in de toekomst....
nu ja. dat zal die toekomst wel leeren. Nu gaat
het. om den tegenwoordigen tijd en die geeft ons,
eerlijk gezegd, maar een karige portie in een tijd,
waarin anders een keur van zeevisch de visch-
bank siert.
We zouden het bij deze jammerklacht kunnen
laten, als het niet juist haringtijd was., eilacie,
ook het fijn gepekelde zeebanket zal ons dit jaar
in zijn superieuren vorm van nieuwen Holland-
schen haring onthouden worden. Op 8 Mei zou»de
haringvloot uitgaan. Dat werd uitgesteld tot den
veertienden Mei.en toen was er van uitvaren
heelemaal geen sprake meer Er is nu nog wel
wat voorraad koelhuisharing, maar ook daar is
opkomen aan en met een paar maanden zal dat
dus wel bekeken zijn.
Als er geen zeevisch is, dan krijgt de zoetwater
visch een kans. Men zou zeggen: een zeer ruime
kans. Maar de Hollandsche vischeter is een won
derlijk wezen. Die smult van schelvisch en kabel
jauw als zijnde zoutwatervisschen, knielt voor
een moot zalm. die even tierig in het zilte als in
het zoete nat leeft, maar past voor de knappe
rige brasem, de blanke baars en de vette zeelt,
omdat.ja, waarom eigenlijk? 't Is waar, sma
ken verschillen, maar een dosis vooroordeel is bij
dit alles zeker niet te miskennen. Zoetwater
visch, mits goed toebereid is minstens even lekker
als zeevisch.
Met dat al heeft de vischhandel met de ver
langens van het publiek rekening te houden en
zou over een kostelijken overgangsvorm van zout
naar zoet beschikken, als die onaangename ben-
Zinenood en olieschaarschte er niet was. Want
wij hebben ons IJselmeer en iedereen weet, dat
het IJselmeer voortreffelijke bot en keurige
snoekbaars oplevert. Verleden jaar zijn tien
duizenden kilo's snoekbaars die plotseling een
speciale voorkeur voor brak-water bleek te heb
ben uit het IJselmeer opgehaald en de ken
ners loofden dit fortuintje en de snoekbaars had
zich plots een onbestreden eereplaats op tafel
veroverd. En dan de bot! De lekkere, dikke Zui-
derzeebotjes. fijn zilt met een zoetigen nasmaak
het zomereten bij uitnemendheid als de salade
geel is en de nieuwe aardappels kruimig worden.
Jawel, al die heerlijkheid, snoekbaars en bot moet
nu eenmaal gevangen worden en dat ging met
motorbotters, die paarsgewijze met een sleepnet
er tusschen op de vangst gingen en steevast met
zeer behoorlijke lading thuis kwamen. Dat is af-
geloopen. De benzinepomp neemt vacantie en de
oliekruik is leeg en de motorbotters liggen aan
den kant. De oude boel is weer opgezocht. Het
oude want en de oude netjes en de bruine zeilen
bollen nu in den wind en, och ja. dat gaat nu een
maal niet zoo hard als de schipper 't gewend is
en dat levert heel, heel wat minder op dan men
't de laatste jaren aan de veiling gewend was.
Zoo is 't mondjesmaat met de Zuiderzeevisch
geworden.
,.En nu?" vragen we den vischhandelaar, die
ons dit alles klaar en duidelijk heeft uiteengezet.
„Dat begrijpt u wel. Wie visch wil eten en 't
«en beetje kalm aan wil doen, want voor goed
geld is er zelfs nu nog wel het een en ander te
koop is op de zoetwatervisch aangewezen.
We hebben zeelt. Een heel lekkere visch, waar
heel wat „aan" zit en zich gemakkelijk en toch
smakelijk bereiden laat. We hebben baars, een
lekker zomereten, paling (al missen we natuur
lijk den aanvoer uit Denemarken en dien kant
uit) en ten slotte al is 't dan geen visch de
laatste dagen wat garnalen, die, zooals u weet,
onder toezicht van de gewapende macht gevan
gen wordt.
Ja, veel meer is er al niet. Blei en brasem heb
ben we hier in Holland heel wat, maar dat eet
een Hollander nu eenmaal niet. Er zou heel wat
moeten gebeuren, eer hij daartoe kwam. Ver
geet niet, dat hij eigenlijk alle zoetwatervisch
pas begint te eten, als er heelemaal niets an
ders is."
,,'n Beetje propaganda maken voor zoetwater
visch
„Zeker, dat doen we al. De klanten krijgen
voortdurend wenken en recepten voor het ge
bruik van zoetwatervisch en het komt me voor,
men er langzamerhand wel aan wil, al gaat
het langzaam".
Tot zoover de vischhandelaar. Wat er aan toe
te voegen? Veel woorden zijn niet noodig. Laten
We toch breken met het vooroordeel, dat alleen
zeevisch lekker is. Bijna alle zoetwatervisch is.
mits goed toebereid (maar alle voeding eischt
immers verzorging?) even smakelijk en boven
dien kan ieder boekje over voedingsleer U leeren,
dat visch 17% eiwit bevat, dat is maar 3% min
der dan vleesch en nog gemakkelijker verteert
bovendien.
We hebben een waterrijk, een vischrijk land.
Zouden we er in dezen tijd dan niet het profijt
van genieten?
Ongeveer duizend Bredanaars
in Zuid-Frankrijk.
Binnenkort te Breda terugverwacht.
Een van de vele uit Breda geëvacueerden, die
Vrijdagavond per auto uit Frankrijk terugkeerde,
heeft bij het comité tot registratie en hulpver
leening aan geëvacueerden te Ginneken de blijde
tijding gebracht, dat van de nog uit Breda en de
randgemeenten vermiste burgers een groot deel
ongeveer een duizendtal binnen enkele we
ken kan worden terugverwacht.
Behoudens een klein aantal vluchtelingen, dat
via Calais en Le Havre naar Engeland is over
gestoken, bevindt zich naar uit de mededee-
lingen van den Vrijdagavond uit Bordeaux terug
gekeerden stadgenoot blijkt ongeveer de helft
in de omgeving van Angers en Nantes en het
overige gedeelte in de Landes, Charente Infe
rieure, Dordogne en Deux-Sèvres.
In Ginneken zijn maatregelen in voorbereiding
om de vluchtelingen uit deze gemeente zoo spoe
dig mogelijk naar Nederland te doen terugkeeren
Het tijdstip wanneer en de wijze waarop deze
terugkeer zal geschieden is echter afhankelijk
van de beslissing der Duitsche autoriteiten.
Wat de toestand van de geëvacueerden betreft,
deelde onze zegsman mede, dat hun, die zich in
Zuid-Frankrijk ophielden, aldaar een goede be
handeling ten deel viel, in tegenstelling met
Noord-Frankrijk.
Enkelen trachtten loopende de Spaansche
grens te overschrijden, doch zij slaagden hierin
niet. Anderen, die het voornemen hadden naar
Italië te gaan. moesten hun plannen laten varen,
daar het hun niet mogelijk was door de Fransche
stellingen te komen, omdat alle toegangswegen
ten eenenmale waren afgesloten. (A.N.P.).
Restaurant lid 0'haarlem
plein 19
ZATERDAG- en
ZONDAGAVOND
DANSEN in de cosy corner
orkest: the harlem kings
(Adv. Ingez. Med.)
wordt weldra opgeheven.
Nog steeds worden op het hoofdexpeditiekan-
toor der veldpost groote hoeveelheden corres
pondentie ontvangen, voorzien van een veldpost
adres, o.m. veel dienststukken van legeronder-
deelen en gemeentebesturen, veel gewone cor
respondentie van leveranciers aan leger-instan-
ties en voorts particuliere correspondentie be
stemd voor militairen.
Hieruit blijkt, dat de afzenders dezer corres
pondentie niet bekend zijn met de mogelijkheid
hun correspondentie rechtstreeks te richten aan
de plaats van legering, dan wel dat de legerings
plaats aan de afzenders onbekend is.
Na de opheffing van den veldpostdienst op 1
Juni j.l. is het hoofdexpeditiekantoor der veld
post nog voorloopig in stand gehouden om in
dergelijke gevalien tusschenkomst te verleenen.
Het ligt echter in de bedoeling ook het hoofd-
expeditiekantoor der veldpost over eenige dagen
op te heffen.
In verband hiermede wordt aan allen, die nog
correspondentie moeten afwikkelen met militai
ren en leger-onderdeelen waarvan de stand
plaatsen hun onbekend mochten zijn, aanbe
volen, dit zoodra mogelijk te doen en aan hun
correspondenten in het leger te verzoeken hen
op de hoogte te stellen van de plaats waar het
legeronderdeel waartoe zij behooren zich be-,
vindt.
Verzending van correspondentie, voorzien van
een veldpostadres, is derhalve nog slechts" kor
ten tijd mogelijk. (A.N.P.)
VISUM VOOR ENGELAND AAN BECK
GEWEIGERD.
Reuter meldt uit Boekaresff 21 Juni: De ge
vluchte Ppolsche oud-minister van Buitenlandsche
Zaken, Beek, heeft de Roemeensche regeering om
een visum voor Engeland gevraagd. Het visum
werd hem echter geweigerd.
i KRUISWEG 49
(Adv. Ingez. Med.)
GR. HOUTSTRAAT 112 Bloemenmagazijn
HAARLEM, Tclef. 10859 -
(Adv. Ingez. Med.)
Tliet thuis klifoen-
ezer dagen vond ik een briefkaart in de
bus. Dat zullen vele menschen dagelijks
vinden en het is eigenlijk de moeite
van het vermelden niet waard. Deze
briefkaart echter kwam uit een bekend vacantie-
oord en was gestuurd door een oude kennis, die
ik sinds maanden niet meer had gesproken.
„We hebben een maand vrij genomen en zijn
er nu maar 'ns tusschen uit getrokken", zoo schreef
mijn kennis. Er stond nog meer op, dat voor mij
van groote doch voor U van geen beteekenis is.
Daar dus niet over. Alleen op het geciteerde zin
netje had ik graag uw aandacht gevestigd. Er is
op het oogenblik een aantal menschen, dat ver
geet, dat de zon nog even stralend schijnt als
altijd en" dat de hemel blauw gebleven is, met
uitzondering natuurlijk van de dagen, waarop
dikke regendruppels neerkletteren en de lucht zoo
grijs is als het haar van mijn ouden sigaren
winkelier. Dat is echter niet de schuld van de'
Bilt. Het is overigens merkwaardig, sinds ik geen
weervoorspellingen meer lees is het weer over
het algemeen beter geworden. Er is nu tenslotte
voor den regen geen aardigheid meer aan, want
iedereen heeft nu constant een regenjas bij zich
in tegenstelling met vroeger toen we dat lieten
afhangen „van-wat-de-Bilt-zel".
Er zou dus geen enkele reden zijn om er niet
'ns tusschen uit te trekken en toch zijn er men
schen die je aankijken met een gezicht alsof je
een onverlaat bent als je over vacantie praat.
Waarom? Iedereen, die thuis blijft zitten pieke
ren verandert aan den toestand niets en danhet
geheele land staat voor u open. Kom dus ook niet
met het smoesje: Waar moet ik nou naar toe?
U kunt overal naar toe. Ge kunt dwalen op de
Veluwe of in de dennebosschen van den Achter
hoek, ge kunt aan het strand liggen; we hébben
een mooi strand en aantrekkelijke badplaatsen,
vergeet dat niet. Ge kunt naar de Kaag gaan om
te zeilen en te roeien en zoo kan ik nog wel een
kolom doorgaan. U kunt alles indien u het maar
wilt. Juist een onderbreking van de dagelijksche
sleur brengt een geestelijke verfrissching mee,
die u zelf en ook uw omgeving ten goede komt.
Dan behoeven we over de verbetering van uw
gezondheidstoestand nog niet eens te spreken.
Ga dus met vacantie. En dan nog wat. Als men
den laatsten tijd in een bioscoop of een café komt
hoor je vaak de klacht: „Wat is het" hier stil."
Ja, dat is ook weer iets vreemds. Er zijn men
schen. die plotseling nergens meer naar toe gaan,
want dat zou geen pas geven. Anderen bewaren
angstvallig elk dubbeltje, want je kan nooit
wetenAls men zoo redeneert komen we nooit
aan een opbouw toe. Het merkwaardige is, dat zij,
die zoo angstvallig hun geld bewaren tenslotte
daardoor den economischen opbouw tegenhouden
en op den duur zich zelf benadeelen. Gepaste
ontspanning, ook in dezen tijd, daar kan niemand
iets op tegen hebben.
De thuisblijvers hebben ongelijk gehad, is het
zinnetje, dat u zoo dikwijls in de krant leest.
En met recht: Blijft dus niet thuis. Ge benadeelt
daardoor anderen en u zelf.
We gaan dus gewoon met vacantie van het jaar.
Ik zie u nog wel op het strand, of in het bosch
of in de bioscoop. Ik ga in ieder geval mijn ouden
kennis opzoeken.
Tot zoo lang dus. B.K.
EXAMENS.
Academische opleiding.
Geslaagd aan de Gem. Universiteit te Am
sterdam voor het cand. ex. geneeskunde (.tweede
gedeelte) de dames A. R. van Dam. C. Mesdag
en de heeren C. van Proosdij. S. Kroonenbex-g, W.
B. Th. Minis, F. Schreuder. Geslaagd voor het
doet. ex. geneeskunde de dames: E. van Dries,
M. Polak, W. M. Q. Thijssen en de heeren J. W.
Tjeenk Willink, A- A. Temmerman en D. G. de
Vries.
BOSCH- EN HEIDEBRAND BIJ LEERSUM.
Vrijdagmiddag omstreeks vier uur ontdekte men,
dat op de heide bij Leersum, welke met vliegden
nen is beplant, brand was uitgebroken. Terwijl
burgers en militairen onmiddellijk met het blus-
schingswerk begonnen, waax-schuwde men de brand
weer van Leei-sum welk spoedig ter plaatse ver
scheen, alsmede de brandweer van Amerongen, in
welke plaats de brand eveneens was gesignaleerd.
Na twee uur hard werken slaagde men er in, het
uir voor een verleden jaar afgebrand perceel tot
staan te brengen. Het bleek, dat cii_ca vijf H.A. zijn
ei-brand. De oorzaak kon niet worden vastgesteld.
(A. N. P.)
DE STADSTUINTJES EN DE VOEDSELVOORZIENING.
„Hoe genoeg'lijk rolt het leven
Des qerusten landmans heen".
NIEUWE SERIE No 29
De trap naar bed
1. Gaat op weg naar bed,
halverwege een laatste
smeekbede uitend of hij
niet wat langer mag op
blijven.
2. In elk geval hebben ze
niet gezegd, hoe hij naar
boven moest; eens pro-
beeren of het achteruit
kruipend lukt.
3. Gaat terug naar den
voet van de trap en werkt
zich langs de leuning zon
der de treden aan te
raken.
/FT
4. Verzekert moeder, die
vraagt ofhij opschiet, dat
hij op weg is en tracht
zijn been te bevrijden dat
tusschen de spijlen is
geraakt.
5. Slaagt in die bevrijding
en probeert nu zich langs
de leuning op te trekken,
hetgeen echter tot afglij
den leidt.
6. Hoort vader mopperend
in actie komen en verspilt
geen tijd meer.
In herinnering.
De wereldoorlog was voorbij, de na-ooi'log was
op het hoogtepunt. Toen was de jongen zoo ge
lukkig, na het leven aan het front en in ge
vangenschap. na honger en andere ellende, in
Holland te komen. Wat een land, waarin de tijd
scheen te hebben stilgestaan, waar alles nog
leefde en voelde als voor den oorlog! Het was of
hij in den vreemde thuis kwam. En daar ging
een huis voor hem open, een van die stille, voor
name patriciërhuizen, en het lot schonk hein
weldoeners en vrienden, ja. hij mocht Meneer en
Mevrouw zijn pleegvader en -moeder noemen.
Nu zou er een lange en. mooie geschiedenis van
een „Hollandkind" zijn te vertellen, de parabel
van een tweede vaderland met al'Zijn kostelijke
dingen, geweven uit landschap en kunst, uit
menschen en dingen van het polderland, van de
duinen en de zee, Maar neen. Nu gaat het alleen
om Meneer, den pleegvader.
De jonge Weener, die zich spoedig het oudste
kind des huizes mocht voelen, zag zijn pleeg
vader heel weinig. Die ging al vroeg naar Amster
dam, naar het kantoor. Als hij tegen den avond
terug kwam, moest het heele huis rustig zijn,
want Meneer was moe, had soms hoofdpijn en
rustte voor het eten wat. Aan tafel en later onder
de thee, dan kwam hij bij. en zijn verstandige,
rustige houding, de open. vriendelijke blik van
de helderblauwe oogen, menig fijn woord deden
den jongen man toen reeds vermoeden, dat hij
hier een Hollander van de beste soort ontmoet
had. achter wie.ns zwijgzaamheid en vi-iendelijke
nuchterheid een groote wereldwijsheid en een
bijna week hart schuil gingen.
'Onvergetelijk bleven de Zondagochtenden, als
pleegvader het gezin, voor het ontbijt, een hoofd
stuk uit den Bijbel voorlas, evexi eenvoudig en
vol verborgen goedheid als de heilige geschiede
nis zelf. Onvergetelijk bleef die dag in Amster
dam. toen de jonge man het kantoor mocht zien.
zoo geheel wars van alle uiterlijk vertoon, heel
eenvoudig en voox-vaderlijk. in een ononderbroken
keten aansluitend bij het werk der vorige ge
slachten. En daarna kwam als volkomen tegen
stelling het slot van den dag in de groote in-
dustrieele club. waar zoo duidelijk bleek welk
vertrouwen, welk aanzien en welke capaciteiten
deze man bezat, die zijn geluk en zijn welstand
zoo verstandig wist te beperken en er zoo innig
van wist te genieten. Onvergetelijk was de ge
zamenlijke reis naar Zeeland, waar Meneer voor
zijn vrouw ergens op de hooge duinenrij een bui
tenhuis had gebouwd, het uitzicht over het groene
eiland, de draaiende vuurtorenlichten 's nachts
den blik over strand en zee, het blijde vacantie-
leven van een gelukkig mensch.
Het contact met Mevrouw en de kinderen bleef
ook na den terugkeer in Weenen levendig. Er
kwamen gelukwenschen op alle feesten; er was
een weerzien in Weenen. Van Meneer kwam
slechts nu en dan een korte groet, een teeken van
meeleven, eens een telefoontje uit het verre land:
de vriendelijke, vaderlijke stem. O neen. men was
nog niet vergeten.
Achttien jaar later werd de Weener door het
lot weer in den vreemde gedreven. Maar het
werd niet ..de vreemde", want het was het oude
Holland. En weer stak zijn vaderlijke vriend hem
de handen toe. weer gingen de deuren van het
huis voor hem open.
Het was niet meer het huis in de stad, aan den
rand van het park, het was een kostelijk huls op
den zandgrond der duinen, een huis met een eigen
karakter/onder een rieten dak. met rondom een
tuin, eikenboschjes en weiland als een vriende
lijke idylle. Daar leefde Meneer nu. geheel op
gaand in zijn werk en in zijn herinnering aan
Mevrouw. Die was enkele jaren geleden plotse
ling gestorven. Allés had hij onverandei-d gelaten.
Het was. alsof Mevrouw op reis was. Als zij op
zekeren dag terugkwam, zou ze alles vinden zoo
als ze het verlaten had. En de kindeFen kwamen
en de kleinkinderen vulden het huis met vroolijk
leven.
Ook verder hadden de jaren hun sporen ach
tergelaten. Over den man uit Weenen was het
stormachtige leven heengegaan en had hem
rijper gemaakt. Maar pleegvader stond al in het
milde licht van de avondzon, verstild en toch
nog open voor alle stille vreugden van het leven.
Zijn haar was dunner geworden, het snorretje
vergrijsd, maar de oogen waren nog altijd even
helderblauw als vroeger, alleen schenen ze groo-
ter en wetender, nog vriendelijker. Het opstaan
viel hem niet meer zoo gemakkelijk; zijn gestalte
was wat gebogen.
Menig uur, menigen avond zaten pleegvader
en pleegzoon samen en daar beiden niet alleen
konden praten» maar ook konden zwijgen, kwa
men ze dichter bij elkaar, dan ze ooit gedacht
hadden. Aan tafel was pleegvader spraakzamer
(Adv. Ingez. Med.)
dan ooit tevoren en werd hij niet moe zijn pleeg
zoon op deze en gene fijnheid en bijzonderheid
van zijn geliefd Hollandsch te wijzen; dan wer
den er ook herinneringen levendig aan tijden,
toen de kinderen nog klein waren, aan het bo
venhuis in Amsterdam, aan zijn eigen jongens
jaren in Haarlem. Dan dook telkens weer een
vliegtocht naar Engeland op, het gevolg van een
vergeten pas, een reis naar Amerika in den oor
log, de eerste leerjaren op het kantoor. Toen was
het de voornaamste plicht van den jongsten be
diende geweest, voor iedei-een dc koffie geurig
en op tijd klaar te hebben, toen moest er 's win
ters nog van een oud vrouwtje ..water en vuur"
gehaald worden, toen waren haast en ci'isis nog
even ver als Indië zonder vliegmachine. Dan
kwam ook het verhaal, hoe de pleegvader als
kleine jongen den shah van Pei-zië door Haarlem
had zien rijden, dien shah, die. nog niet door de
westersche beschaving aangeraakt, bij het diner
aan de koninklijke tafel de uitgezogen asperges
maar over zijn schouder slingerde. De pleegzoon
liet zich dit alles en nog veel meer telkens weer
vertellen Het was immex-s zoo heerlijk om te zien,
hoe de herinnering pleegvader deed opleven, op
richtte. deed glimlachen en lachen met iets
schelmsch in de oogen.
Deze avonden samen waren zoo stil en goed.
Het vuur in den haard brandde, het hondje lag
er behagelijk voor, de niexiwsberichten waren
vooi'bij. Nu en dan xütselde er een krant, de sigaar
en de thee geurden, en de vriendelijke klok tikte
bedrijvig. Buiten hing zwaar de nacht. Voor het
portret van Mevrouw stonden ook midden in den
winter de teerste bloemen.
Om half tien stond pleegvader op. Nog een
rondgang door het stille huis: gaskraan en sloten
controleeren, den haard afzetten.
„Ja. het is tijd. Ik moet gaan, dank voor den
mooïen avond".
„Neen, ik dank jou, mijn jongen, dat je geko
men bent. Groet allen, en wel te rusten".
Zoo was pleegvader.
Er waren stille avonden, maar er was ook menig
vroolijk feest. De groote feesten, als b.v. pleeg
vader op Sinterklaasavond geheel en al onver
wacht en stralend van geluk bij één van zijn kin
deren van achter het gordijn opdook: als hij, met
al de zijnen om zich heen. op den Heiligen Avond
het mooiste van alle verhalen vertelde, of op
Oudejaai'savond het glas ophief. En al de kleine
feesten! Als het een mooie zomeravond was, dan
reed hij soms met zijn pleegzoon naar Zandvoort.
Langzaam, bedachtzaam, met innig welbehagen
stuurde hij zijn grooten donkerblauwen wagen,
heen door de Laan, terug over den Zeeweg, tel
kens weer herinneringen oproepend aan één of
andere plek. één of ander huls. Aan het strand
gingen zij altijd op het Zuidelijkste terras zitten,
in het verste, Zuidelijkste hoekje. Er werd nau
welijks gesproken. Zij keken naar de meeuwen
en de zon. Het strand vexb leekte, zee en lucht
gingen in elkaar over. Vaak waren zij beiden
de laatste, de eenige gasten. Dan weer was er een
beiaardconcert op de Groote Markt. Kwam er een
lied, waar pleegvader bijzonder van hield, dan
neuriede en zong hij opgeruimd mee, en citeerde
en vei-klaarde achteraf nog den tekst. Onvergete
lijk zijn ook alle kleine trekjes: het opleven van
het tenslotte ach zoo verwelkte gezicht, als een
van de kleinkindei'en naderde, de stille glimlach
om een goede daad. die alleen door dit lachje
verraden wei'd; het speelsche plezier in den groo
ten barograaf. die elke week vol liefde en volgens
de regelen der kunst moest worden opgewonden,
de kleine toespraak tot den hond, voor die zijn
etensbakje aan de voeten van den baas vooi-ge-
zet kreeg.
Zoo had deze Vader naast de groote wereld
rijn eigen kleine wereld wonderlijk rein en zuiver
bewaard. Bijna nooit raakte de groote wereld de
kleine. En toch was het een innige vreugde voor
hem geweest, toen hij zijn pleegzoon de orde
aan het blauw-gele lint kon toonen, ep hem in
een oud gildehuis in Amsterdam, waar in de hal
zijn familiewapen telkens weer te zien is. kon
vertellen over het wel en wee van deze gemeen
schap De goede helper, de vaderlijke vriend.
Hij heeft veel geleden deze laatste maanden.
Toch is het een gelukkig leven geweest. Blik en
gebaar, leven en heengaan zijn ingegrift in de
harten van zijn kinderen. Zij weten dat. de wijde
hemel zich uitstrekt boven den duinheuvel, zij
zagen het kostelijke, nieuwe leven in het avaluw-
nest op den dag van zijn uitvaart.