W. ALPHENAAR Veldpostdienst Piano's Orgels IViuziek DAUDEY'S FLITSEN Jleeyaader1 ZATERDAG 22 JUNI 1940 HAARLEM'S DAGBLAD 3 Over visch. Leert zoetwatervisch eten Het is nu niet bepaald een onthulling, als we hier mededeelen, dat er weinig visch aan de markt komt. Dat weet iedere huisvader uit de krant en iedere huismoeder van den vischboer. Een beetje Scheveningsehe kustvisscherijdat 's al en 't is ons niet begonnen om kwaad te spreken van de Scheveningsehe gronden eerste kwaliteit is het dan nog niet eens. De nobele schol, de fijne schelvisch, de keurige tong, die onze trawlers tot nog maar een paar maanden geleden van de Doggersbank haalden, leiden voor 't oogenblik een vredig bestaan ter plaatse en onze troost moet maar zijn, dat de vischgronden daar mettertijd een ongekend rijken vischstand zullen opleveren, zoodat we in de toekomst.... nu ja. dat zal die toekomst wel leeren. Nu gaat het. om den tegenwoordigen tijd en die geeft ons, eerlijk gezegd, maar een karige portie in een tijd, waarin anders een keur van zeevisch de visch- bank siert. We zouden het bij deze jammerklacht kunnen laten, als het niet juist haringtijd was., eilacie, ook het fijn gepekelde zeebanket zal ons dit jaar in zijn superieuren vorm van nieuwen Holland- schen haring onthouden worden. Op 8 Mei zou»de haringvloot uitgaan. Dat werd uitgesteld tot den veertienden Mei.en toen was er van uitvaren heelemaal geen sprake meer Er is nu nog wel wat voorraad koelhuisharing, maar ook daar is opkomen aan en met een paar maanden zal dat dus wel bekeken zijn. Als er geen zeevisch is, dan krijgt de zoetwater visch een kans. Men zou zeggen: een zeer ruime kans. Maar de Hollandsche vischeter is een won derlijk wezen. Die smult van schelvisch en kabel jauw als zijnde zoutwatervisschen, knielt voor een moot zalm. die even tierig in het zilte als in het zoete nat leeft, maar past voor de knappe rige brasem, de blanke baars en de vette zeelt, omdat.ja, waarom eigenlijk? 't Is waar, sma ken verschillen, maar een dosis vooroordeel is bij dit alles zeker niet te miskennen. Zoetwater visch, mits goed toebereid is minstens even lekker als zeevisch. Met dat al heeft de vischhandel met de ver langens van het publiek rekening te houden en zou over een kostelijken overgangsvorm van zout naar zoet beschikken, als die onaangename ben- Zinenood en olieschaarschte er niet was. Want wij hebben ons IJselmeer en iedereen weet, dat het IJselmeer voortreffelijke bot en keurige snoekbaars oplevert. Verleden jaar zijn tien duizenden kilo's snoekbaars die plotseling een speciale voorkeur voor brak-water bleek te heb ben uit het IJselmeer opgehaald en de ken ners loofden dit fortuintje en de snoekbaars had zich plots een onbestreden eereplaats op tafel veroverd. En dan de bot! De lekkere, dikke Zui- derzeebotjes. fijn zilt met een zoetigen nasmaak het zomereten bij uitnemendheid als de salade geel is en de nieuwe aardappels kruimig worden. Jawel, al die heerlijkheid, snoekbaars en bot moet nu eenmaal gevangen worden en dat ging met motorbotters, die paarsgewijze met een sleepnet er tusschen op de vangst gingen en steevast met zeer behoorlijke lading thuis kwamen. Dat is af- geloopen. De benzinepomp neemt vacantie en de oliekruik is leeg en de motorbotters liggen aan den kant. De oude boel is weer opgezocht. Het oude want en de oude netjes en de bruine zeilen bollen nu in den wind en, och ja. dat gaat nu een maal niet zoo hard als de schipper 't gewend is en dat levert heel, heel wat minder op dan men 't de laatste jaren aan de veiling gewend was. Zoo is 't mondjesmaat met de Zuiderzeevisch geworden. ,.En nu?" vragen we den vischhandelaar, die ons dit alles klaar en duidelijk heeft uiteengezet. „Dat begrijpt u wel. Wie visch wil eten en 't «en beetje kalm aan wil doen, want voor goed geld is er zelfs nu nog wel het een en ander te koop is op de zoetwatervisch aangewezen. We hebben zeelt. Een heel lekkere visch, waar heel wat „aan" zit en zich gemakkelijk en toch smakelijk bereiden laat. We hebben baars, een lekker zomereten, paling (al missen we natuur lijk den aanvoer uit Denemarken en dien kant uit) en ten slotte al is 't dan geen visch de laatste dagen wat garnalen, die, zooals u weet, onder toezicht van de gewapende macht gevan gen wordt. Ja, veel meer is er al niet. Blei en brasem heb ben we hier in Holland heel wat, maar dat eet een Hollander nu eenmaal niet. Er zou heel wat moeten gebeuren, eer hij daartoe kwam. Ver geet niet, dat hij eigenlijk alle zoetwatervisch pas begint te eten, als er heelemaal niets an ders is." ,,'n Beetje propaganda maken voor zoetwater visch „Zeker, dat doen we al. De klanten krijgen voortdurend wenken en recepten voor het ge bruik van zoetwatervisch en het komt me voor, men er langzamerhand wel aan wil, al gaat het langzaam". Tot zoover de vischhandelaar. Wat er aan toe te voegen? Veel woorden zijn niet noodig. Laten We toch breken met het vooroordeel, dat alleen zeevisch lekker is. Bijna alle zoetwatervisch is. mits goed toebereid (maar alle voeding eischt immers verzorging?) even smakelijk en boven dien kan ieder boekje over voedingsleer U leeren, dat visch 17% eiwit bevat, dat is maar 3% min der dan vleesch en nog gemakkelijker verteert bovendien. We hebben een waterrijk, een vischrijk land. Zouden we er in dezen tijd dan niet het profijt van genieten? Ongeveer duizend Bredanaars in Zuid-Frankrijk. Binnenkort te Breda terugverwacht. Een van de vele uit Breda geëvacueerden, die Vrijdagavond per auto uit Frankrijk terugkeerde, heeft bij het comité tot registratie en hulpver leening aan geëvacueerden te Ginneken de blijde tijding gebracht, dat van de nog uit Breda en de randgemeenten vermiste burgers een groot deel ongeveer een duizendtal binnen enkele we ken kan worden terugverwacht. Behoudens een klein aantal vluchtelingen, dat via Calais en Le Havre naar Engeland is over gestoken, bevindt zich naar uit de mededee- lingen van den Vrijdagavond uit Bordeaux terug gekeerden stadgenoot blijkt ongeveer de helft in de omgeving van Angers en Nantes en het overige gedeelte in de Landes, Charente Infe rieure, Dordogne en Deux-Sèvres. In Ginneken zijn maatregelen in voorbereiding om de vluchtelingen uit deze gemeente zoo spoe dig mogelijk naar Nederland te doen terugkeeren Het tijdstip wanneer en de wijze waarop deze terugkeer zal geschieden is echter afhankelijk van de beslissing der Duitsche autoriteiten. Wat de toestand van de geëvacueerden betreft, deelde onze zegsman mede, dat hun, die zich in Zuid-Frankrijk ophielden, aldaar een goede be handeling ten deel viel, in tegenstelling met Noord-Frankrijk. Enkelen trachtten loopende de Spaansche grens te overschrijden, doch zij slaagden hierin niet. Anderen, die het voornemen hadden naar Italië te gaan. moesten hun plannen laten varen, daar het hun niet mogelijk was door de Fransche stellingen te komen, omdat alle toegangswegen ten eenenmale waren afgesloten. (A.N.P.). Restaurant lid 0'haarlem plein 19 ZATERDAG- en ZONDAGAVOND DANSEN in de cosy corner orkest: the harlem kings (Adv. Ingez. Med.) wordt weldra opgeheven. Nog steeds worden op het hoofdexpeditiekan- toor der veldpost groote hoeveelheden corres pondentie ontvangen, voorzien van een veldpost adres, o.m. veel dienststukken van legeronder- deelen en gemeentebesturen, veel gewone cor respondentie van leveranciers aan leger-instan- ties en voorts particuliere correspondentie be stemd voor militairen. Hieruit blijkt, dat de afzenders dezer corres pondentie niet bekend zijn met de mogelijkheid hun correspondentie rechtstreeks te richten aan de plaats van legering, dan wel dat de legerings plaats aan de afzenders onbekend is. Na de opheffing van den veldpostdienst op 1 Juni j.l. is het hoofdexpeditiekantoor der veld post nog voorloopig in stand gehouden om in dergelijke gevalien tusschenkomst te verleenen. Het ligt echter in de bedoeling ook het hoofd- expeditiekantoor der veldpost over eenige dagen op te heffen. In verband hiermede wordt aan allen, die nog correspondentie moeten afwikkelen met militai ren en leger-onderdeelen waarvan de stand plaatsen hun onbekend mochten zijn, aanbe volen, dit zoodra mogelijk te doen en aan hun correspondenten in het leger te verzoeken hen op de hoogte te stellen van de plaats waar het legeronderdeel waartoe zij behooren zich be-, vindt. Verzending van correspondentie, voorzien van een veldpostadres, is derhalve nog slechts" kor ten tijd mogelijk. (A.N.P.) VISUM VOOR ENGELAND AAN BECK GEWEIGERD. Reuter meldt uit Boekaresff 21 Juni: De ge vluchte Ppolsche oud-minister van Buitenlandsche Zaken, Beek, heeft de Roemeensche regeering om een visum voor Engeland gevraagd. Het visum werd hem echter geweigerd. i KRUISWEG 49 (Adv. Ingez. Med.) GR. HOUTSTRAAT 112 Bloemenmagazijn HAARLEM, Tclef. 10859 - (Adv. Ingez. Med.) Tliet thuis klifoen- ezer dagen vond ik een briefkaart in de bus. Dat zullen vele menschen dagelijks vinden en het is eigenlijk de moeite van het vermelden niet waard. Deze briefkaart echter kwam uit een bekend vacantie- oord en was gestuurd door een oude kennis, die ik sinds maanden niet meer had gesproken. „We hebben een maand vrij genomen en zijn er nu maar 'ns tusschen uit getrokken", zoo schreef mijn kennis. Er stond nog meer op, dat voor mij van groote doch voor U van geen beteekenis is. Daar dus niet over. Alleen op het geciteerde zin netje had ik graag uw aandacht gevestigd. Er is op het oogenblik een aantal menschen, dat ver geet, dat de zon nog even stralend schijnt als altijd en" dat de hemel blauw gebleven is, met uitzondering natuurlijk van de dagen, waarop dikke regendruppels neerkletteren en de lucht zoo grijs is als het haar van mijn ouden sigaren winkelier. Dat is echter niet de schuld van de' Bilt. Het is overigens merkwaardig, sinds ik geen weervoorspellingen meer lees is het weer over het algemeen beter geworden. Er is nu tenslotte voor den regen geen aardigheid meer aan, want iedereen heeft nu constant een regenjas bij zich in tegenstelling met vroeger toen we dat lieten afhangen „van-wat-de-Bilt-zel". Er zou dus geen enkele reden zijn om er niet 'ns tusschen uit te trekken en toch zijn er men schen die je aankijken met een gezicht alsof je een onverlaat bent als je over vacantie praat. Waarom? Iedereen, die thuis blijft zitten pieke ren verandert aan den toestand niets en danhet geheele land staat voor u open. Kom dus ook niet met het smoesje: Waar moet ik nou naar toe? U kunt overal naar toe. Ge kunt dwalen op de Veluwe of in de dennebosschen van den Achter hoek, ge kunt aan het strand liggen; we hébben een mooi strand en aantrekkelijke badplaatsen, vergeet dat niet. Ge kunt naar de Kaag gaan om te zeilen en te roeien en zoo kan ik nog wel een kolom doorgaan. U kunt alles indien u het maar wilt. Juist een onderbreking van de dagelijksche sleur brengt een geestelijke verfrissching mee, die u zelf en ook uw omgeving ten goede komt. Dan behoeven we over de verbetering van uw gezondheidstoestand nog niet eens te spreken. Ga dus met vacantie. En dan nog wat. Als men den laatsten tijd in een bioscoop of een café komt hoor je vaak de klacht: „Wat is het" hier stil." Ja, dat is ook weer iets vreemds. Er zijn men schen. die plotseling nergens meer naar toe gaan, want dat zou geen pas geven. Anderen bewaren angstvallig elk dubbeltje, want je kan nooit wetenAls men zoo redeneert komen we nooit aan een opbouw toe. Het merkwaardige is, dat zij, die zoo angstvallig hun geld bewaren tenslotte daardoor den economischen opbouw tegenhouden en op den duur zich zelf benadeelen. Gepaste ontspanning, ook in dezen tijd, daar kan niemand iets op tegen hebben. De thuisblijvers hebben ongelijk gehad, is het zinnetje, dat u zoo dikwijls in de krant leest. En met recht: Blijft dus niet thuis. Ge benadeelt daardoor anderen en u zelf. We gaan dus gewoon met vacantie van het jaar. Ik zie u nog wel op het strand, of in het bosch of in de bioscoop. Ik ga in ieder geval mijn ouden kennis opzoeken. Tot zoo lang dus. B.K. EXAMENS. Academische opleiding. Geslaagd aan de Gem. Universiteit te Am sterdam voor het cand. ex. geneeskunde (.tweede gedeelte) de dames A. R. van Dam. C. Mesdag en de heeren C. van Proosdij. S. Kroonenbex-g, W. B. Th. Minis, F. Schreuder. Geslaagd voor het doet. ex. geneeskunde de dames: E. van Dries, M. Polak, W. M. Q. Thijssen en de heeren J. W. Tjeenk Willink, A- A. Temmerman en D. G. de Vries. BOSCH- EN HEIDEBRAND BIJ LEERSUM. Vrijdagmiddag omstreeks vier uur ontdekte men, dat op de heide bij Leersum, welke met vliegden nen is beplant, brand was uitgebroken. Terwijl burgers en militairen onmiddellijk met het blus- schingswerk begonnen, waax-schuwde men de brand weer van Leei-sum welk spoedig ter plaatse ver scheen, alsmede de brandweer van Amerongen, in welke plaats de brand eveneens was gesignaleerd. Na twee uur hard werken slaagde men er in, het uir voor een verleden jaar afgebrand perceel tot staan te brengen. Het bleek, dat cii_ca vijf H.A. zijn ei-brand. De oorzaak kon niet worden vastgesteld. (A. N. P.) DE STADSTUINTJES EN DE VOEDSELVOORZIENING. „Hoe genoeg'lijk rolt het leven Des qerusten landmans heen". NIEUWE SERIE No 29 De trap naar bed 1. Gaat op weg naar bed, halverwege een laatste smeekbede uitend of hij niet wat langer mag op blijven. 2. In elk geval hebben ze niet gezegd, hoe hij naar boven moest; eens pro- beeren of het achteruit kruipend lukt. 3. Gaat terug naar den voet van de trap en werkt zich langs de leuning zon der de treden aan te raken. /FT 4. Verzekert moeder, die vraagt ofhij opschiet, dat hij op weg is en tracht zijn been te bevrijden dat tusschen de spijlen is geraakt. 5. Slaagt in die bevrijding en probeert nu zich langs de leuning op te trekken, hetgeen echter tot afglij den leidt. 6. Hoort vader mopperend in actie komen en verspilt geen tijd meer. In herinnering. De wereldoorlog was voorbij, de na-ooi'log was op het hoogtepunt. Toen was de jongen zoo ge lukkig, na het leven aan het front en in ge vangenschap. na honger en andere ellende, in Holland te komen. Wat een land, waarin de tijd scheen te hebben stilgestaan, waar alles nog leefde en voelde als voor den oorlog! Het was of hij in den vreemde thuis kwam. En daar ging een huis voor hem open, een van die stille, voor name patriciërhuizen, en het lot schonk hein weldoeners en vrienden, ja. hij mocht Meneer en Mevrouw zijn pleegvader en -moeder noemen. Nu zou er een lange en. mooie geschiedenis van een „Hollandkind" zijn te vertellen, de parabel van een tweede vaderland met al'Zijn kostelijke dingen, geweven uit landschap en kunst, uit menschen en dingen van het polderland, van de duinen en de zee, Maar neen. Nu gaat het alleen om Meneer, den pleegvader. De jonge Weener, die zich spoedig het oudste kind des huizes mocht voelen, zag zijn pleeg vader heel weinig. Die ging al vroeg naar Amster dam, naar het kantoor. Als hij tegen den avond terug kwam, moest het heele huis rustig zijn, want Meneer was moe, had soms hoofdpijn en rustte voor het eten wat. Aan tafel en later onder de thee, dan kwam hij bij. en zijn verstandige, rustige houding, de open. vriendelijke blik van de helderblauwe oogen, menig fijn woord deden den jongen man toen reeds vermoeden, dat hij hier een Hollander van de beste soort ontmoet had. achter wie.ns zwijgzaamheid en vi-iendelijke nuchterheid een groote wereldwijsheid en een bijna week hart schuil gingen. 'Onvergetelijk bleven de Zondagochtenden, als pleegvader het gezin, voor het ontbijt, een hoofd stuk uit den Bijbel voorlas, evexi eenvoudig en vol verborgen goedheid als de heilige geschiede nis zelf. Onvergetelijk bleef die dag in Amster dam. toen de jonge man het kantoor mocht zien. zoo geheel wars van alle uiterlijk vertoon, heel eenvoudig en voox-vaderlijk. in een ononderbroken keten aansluitend bij het werk der vorige ge slachten. En daarna kwam als volkomen tegen stelling het slot van den dag in de groote in- dustrieele club. waar zoo duidelijk bleek welk vertrouwen, welk aanzien en welke capaciteiten deze man bezat, die zijn geluk en zijn welstand zoo verstandig wist te beperken en er zoo innig van wist te genieten. Onvergetelijk was de ge zamenlijke reis naar Zeeland, waar Meneer voor zijn vrouw ergens op de hooge duinenrij een bui tenhuis had gebouwd, het uitzicht over het groene eiland, de draaiende vuurtorenlichten 's nachts den blik over strand en zee, het blijde vacantie- leven van een gelukkig mensch. Het contact met Mevrouw en de kinderen bleef ook na den terugkeer in Weenen levendig. Er kwamen gelukwenschen op alle feesten; er was een weerzien in Weenen. Van Meneer kwam slechts nu en dan een korte groet, een teeken van meeleven, eens een telefoontje uit het verre land: de vriendelijke, vaderlijke stem. O neen. men was nog niet vergeten. Achttien jaar later werd de Weener door het lot weer in den vreemde gedreven. Maar het werd niet ..de vreemde", want het was het oude Holland. En weer stak zijn vaderlijke vriend hem de handen toe. weer gingen de deuren van het huis voor hem open. Het was niet meer het huis in de stad, aan den rand van het park, het was een kostelijk huls op den zandgrond der duinen, een huis met een eigen karakter/onder een rieten dak. met rondom een tuin, eikenboschjes en weiland als een vriende lijke idylle. Daar leefde Meneer nu. geheel op gaand in zijn werk en in zijn herinnering aan Mevrouw. Die was enkele jaren geleden plotse ling gestorven. Allés had hij onverandei-d gelaten. Het was. alsof Mevrouw op reis was. Als zij op zekeren dag terugkwam, zou ze alles vinden zoo als ze het verlaten had. En de kindeFen kwamen en de kleinkinderen vulden het huis met vroolijk leven. Ook verder hadden de jaren hun sporen ach tergelaten. Over den man uit Weenen was het stormachtige leven heengegaan en had hem rijper gemaakt. Maar pleegvader stond al in het milde licht van de avondzon, verstild en toch nog open voor alle stille vreugden van het leven. Zijn haar was dunner geworden, het snorretje vergrijsd, maar de oogen waren nog altijd even helderblauw als vroeger, alleen schenen ze groo- ter en wetender, nog vriendelijker. Het opstaan viel hem niet meer zoo gemakkelijk; zijn gestalte was wat gebogen. Menig uur, menigen avond zaten pleegvader en pleegzoon samen en daar beiden niet alleen konden praten» maar ook konden zwijgen, kwa men ze dichter bij elkaar, dan ze ooit gedacht hadden. Aan tafel was pleegvader spraakzamer (Adv. Ingez. Med.) dan ooit tevoren en werd hij niet moe zijn pleeg zoon op deze en gene fijnheid en bijzonderheid van zijn geliefd Hollandsch te wijzen; dan wer den er ook herinneringen levendig aan tijden, toen de kinderen nog klein waren, aan het bo venhuis in Amsterdam, aan zijn eigen jongens jaren in Haarlem. Dan dook telkens weer een vliegtocht naar Engeland op, het gevolg van een vergeten pas, een reis naar Amerika in den oor log, de eerste leerjaren op het kantoor. Toen was het de voornaamste plicht van den jongsten be diende geweest, voor iedei-een dc koffie geurig en op tijd klaar te hebben, toen moest er 's win ters nog van een oud vrouwtje ..water en vuur" gehaald worden, toen waren haast en ci'isis nog even ver als Indië zonder vliegmachine. Dan kwam ook het verhaal, hoe de pleegvader als kleine jongen den shah van Pei-zië door Haarlem had zien rijden, dien shah, die. nog niet door de westersche beschaving aangeraakt, bij het diner aan de koninklijke tafel de uitgezogen asperges maar over zijn schouder slingerde. De pleegzoon liet zich dit alles en nog veel meer telkens weer vertellen Het was immex-s zoo heerlijk om te zien, hoe de herinnering pleegvader deed opleven, op richtte. deed glimlachen en lachen met iets schelmsch in de oogen. Deze avonden samen waren zoo stil en goed. Het vuur in den haard brandde, het hondje lag er behagelijk voor, de niexiwsberichten waren vooi'bij. Nu en dan xütselde er een krant, de sigaar en de thee geurden, en de vriendelijke klok tikte bedrijvig. Buiten hing zwaar de nacht. Voor het portret van Mevrouw stonden ook midden in den winter de teerste bloemen. Om half tien stond pleegvader op. Nog een rondgang door het stille huis: gaskraan en sloten controleeren, den haard afzetten. „Ja. het is tijd. Ik moet gaan, dank voor den mooïen avond". „Neen, ik dank jou, mijn jongen, dat je geko men bent. Groet allen, en wel te rusten". Zoo was pleegvader. Er waren stille avonden, maar er was ook menig vroolijk feest. De groote feesten, als b.v. pleeg vader op Sinterklaasavond geheel en al onver wacht en stralend van geluk bij één van zijn kin deren van achter het gordijn opdook: als hij, met al de zijnen om zich heen. op den Heiligen Avond het mooiste van alle verhalen vertelde, of op Oudejaai'savond het glas ophief. En al de kleine feesten! Als het een mooie zomeravond was, dan reed hij soms met zijn pleegzoon naar Zandvoort. Langzaam, bedachtzaam, met innig welbehagen stuurde hij zijn grooten donkerblauwen wagen, heen door de Laan, terug over den Zeeweg, tel kens weer herinneringen oproepend aan één of andere plek. één of ander huls. Aan het strand gingen zij altijd op het Zuidelijkste terras zitten, in het verste, Zuidelijkste hoekje. Er werd nau welijks gesproken. Zij keken naar de meeuwen en de zon. Het strand vexb leekte, zee en lucht gingen in elkaar over. Vaak waren zij beiden de laatste, de eenige gasten. Dan weer was er een beiaardconcert op de Groote Markt. Kwam er een lied, waar pleegvader bijzonder van hield, dan neuriede en zong hij opgeruimd mee, en citeerde en vei-klaarde achteraf nog den tekst. Onvergete lijk zijn ook alle kleine trekjes: het opleven van het tenslotte ach zoo verwelkte gezicht, als een van de kleinkindei'en naderde, de stille glimlach om een goede daad. die alleen door dit lachje verraden wei'd; het speelsche plezier in den groo ten barograaf. die elke week vol liefde en volgens de regelen der kunst moest worden opgewonden, de kleine toespraak tot den hond, voor die zijn etensbakje aan de voeten van den baas vooi-ge- zet kreeg. Zoo had deze Vader naast de groote wereld rijn eigen kleine wereld wonderlijk rein en zuiver bewaard. Bijna nooit raakte de groote wereld de kleine. En toch was het een innige vreugde voor hem geweest, toen hij zijn pleegzoon de orde aan het blauw-gele lint kon toonen, ep hem in een oud gildehuis in Amsterdam, waar in de hal zijn familiewapen telkens weer te zien is. kon vertellen over het wel en wee van deze gemeen schap De goede helper, de vaderlijke vriend. Hij heeft veel geleden deze laatste maanden. Toch is het een gelukkig leven geweest. Blik en gebaar, leven en heengaan zijn ingegrift in de harten van zijn kinderen. Zij weten dat. de wijde hemel zich uitstrekt boven den duinheuvel, zij zagen het kostelijke, nieuwe leven in het avaluw- nest op den dag van zijn uitvaart.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 5