Tweeërlei bril
De zaak der verwisselde kinderen
FLITSEN
DINSDAG 25 JUNI 1940
H A A R E E M'S D A G B E A D
3
't Zit 'm vaak in van die kleinigheden, bijvoor
beeld in een bril. In dat voortbrengsel van de tech
niek, die hoornen, edel- of onedelmetalen ring
met glas er binnen en oorhengsels er aan, kan men
den eenen mensch van den anderen onderschei
den.
Er zijn menschen, die de wereld door een donke
ren bril zien, en menschen, die het leven door een
helderen bril met veel iichtspelinkjes bezien. Maar
er zijn er ook, die door een helderen bril staren en
die de zaken tooh donker inzien. Op hen wordt
hier uw aandacht gevestigd en ook en vooral op
hen, die de dingen door een donkeren bril bekoe-
keloeren en.toch, en juist daardoor al het aard-
sche van den vroolijken kant bekijken. Dat klinkt
een beetje onbegrijpelijk op het eerste gezicht en
'k zal daarom mijn best doen om deze twee cate
gorieën van menschen in krabbeltjes en met een
paar woorden voor u te schetsen.
In de eerste plaats zijn daar die lieden, wier
peuzen mooie ronde en half ronde, in ieder geval
heldere brillen tot steunpunten dienen, wier oogen
alles wat om hen heen is dus zoo licht mogelijk
zien en die niettemin zwartkijkers zijn. Van alle
gouden medailles zoeken zij eerst de keerzijde op,
van elke gebeurtenis willen ze persé 't eerst den
beroerden kart ervaren. Het zijn de bij-de-pakken-
neer-zitters. Het zijn ook de Haarlemmers, die
boos kijken, wanneer de straat voor hun huis open
gegraven wordt, voor rioolbuizen notabene is er
iets vulgairdere denkbaar? die dat lastig vinden
en niet denken, wanneer ze als 't ware horden-
rnpn)-
springen moeten om thuis te komen, dat dit hun
kleine offer is voor een goed werk. Die rioolbuizen
brengen brood op de tafels van. arbeiders, en hy
giëne in de ingewanden van de samenleving en
zorgen dus ook er voor, dat het gezegde „een ge
zonde geest in een'gezond lichaam" ook wat het
lichaam van de Haarlemsche samenleving betreft
werkelijkheid kan worden. Dit soort brillemen-
schen weet niet dat een offer en een offertje, met
een boos hart gedragen, geen offer en geen offer
tje zijn. Deze menschen zijn de kniesooren,
die uit den ivoren toren van hun verheven intel
lect op ons kleine menschjes neertoeteren dat 't ge
zegde van „de zon, die aohter de wolken schijnt"
een gemeenplaats is en die meelij hebben met die
aardsehe scharrelaax-s, die den smerigen grond
mooi vinden omdat er altoos bloemetjes uit ko
men.
Zij hebben het land aan dat andere, tegenoverge
stelde slag stervelingen, dat in deze dagen een don
keren bril opzet om.het leven van den dichten
kant te bezien. Dezen vormen de kaste van de zon
nebaders. Zij zoeken de zon op, wanneer deze maar
even achter de wolken te voorschijn komt. U ziet
ze in deze dagen in Scheveningen, in Zandvoort,
maar ook in de bloeiende tuintjes in en rondom
Haarlem. Zij zijn niet van zins zich op den kop te
laten zitten door moeilijkheden, die er voor een
ieder zijn en ze volgen het voorbeeld van de blom-
mekens en keeren zich naar de zon. Zij
bakken hun ruggetjes bruin en doen de porie-deur
tjes open wanneer de zonnestralen aankloppen op
dat ze binnen kunnen komen en hen doordringen
met warmte en energie. Deze donkere bril-dragers
zijn de optimisten door dik en dun, zij ontdekken
van alle dingen eerst den lichtkant en zij gaan voor
geen pech opzij. Wij kunnen ze gebruiken, hen, die
door een donkeren bril het leven van de zonzij be
zien.
v. H.
Gereformeerde Kerken in Hersteld
Verband.
Een conferentie te Bentveld.
BENTVELD, 24 Juni. Zaterdag en Zondag jl.
is vanwege de Gereformeerde kerken in Neder
land in Hersteld Verband in het Woodbrookers-
house een tweedaagsche conferentie gehouden. Er
bestond voor deze jaarlijksche reünie zeer groote
belangstelling. Voorzitter der conferentie was dr.
M. G. Ubbink uit Utrecht, de huishoudelijke lei
ding berustte bij ds. M. Hinlopen uit Amstelveen.
Zaterdagmiddag opende de voorzitter het samen
zijn met een korte toespraak, waarna ds.' J. J.
Buskes Jr. uit Botterdam sprak over „de hoop der
wereld", waarbij hij de diepere beteekenis der
christelijke hoop belichtte, die wij niet enkel mo
gen zien als een soort sluitstuk van ons leven.
Des avonds sprak ds. E. L. Smelik uit Amster
dam over „Fatalisme of ongeloof" daarbij opmer
kend, dat in onze dagen voor velen geldt dat zij,
evenals men dit van vliegtuigen leest, niet op hun
basis zijn teruggekeerd.
Spr. onderscheidde tusschen geloof en christe
lijk geloof en omschreef het woord fatum als men-
schelijk begrip van verborgen machten, die door
menschen ergens geponeerd worden. Tegenover
fatalisme dat men ook vindt in de biologie (leer
der erfelijkheid) en in velerlei hedendaagsche theo
rieën stelde spr. het christelijk geloof, dat belijdt,
dat wij in Gods hand en voor Gods rekening zijn.
Zondagmorgen was er een gemeenschappelijke
godsdienstoefening in de kerk van Zandvoort, waar
bij voorging ds. P. van der Vloed.
Middags refereerde ds. B A. Venemans van
Harkema-Opeinde, over: Jeremia. Deze profeet is
de eenzame, die iets heeft dat in de wereldsche
meening niet past. Hij is de spelbreker om Gods
wil en roept het volk vooral op tot gehoorzaam
heid. Ook spreekt men vaak over de menschelijk-
heid van dezen profeet. Voor Jeremia zij zijn Gods
oordeel en zijn liefde geen tegenstelling.
Gods oordeel is de andere kant van Gods liefde.
Maar de profeet leed aan de scheiding tusschen
God en mensch.
Spr eindigde met in het kort de woorden van
Jeremia toe te passen op onzen tijd.
Des avonds sprak ds. J. ter Schegget uit Am
sterdam over „getuige zijn juist nu". In het rechts
geding tiisschen God en menschen worden wij ge
dagvaard. Met prof. Kraemer bepleitte spr. een
fundamenteele heroriëntatie, zijn gehoor met groo-
ten ernst oproepend, getuige te zijn. Uit deze op
dracht hebben wij te leven.
Met uitzondering van deze laatste voordracht,
die oen eenigszins ander karakter droeg, werd ter
conferentie levendig van gedachten gewisseld over
de gehouden referaten. De voorzitter sprak aan het
slot. woorden van grooten dank voor dit samenzijn,
Waarna velen der aanwezigen in het licht stelden
wat deze conferentie voor hen had beteekend.
(A.N.P.)
De dood van overste Mussert.
Naar het A.N.P. van bevoegde zijde verneemt
zijn twee officieren in arrest gesteld en naar
den krijgsraad verwezen, verdacht betrokken te
zijn bij den dood van luit.-kolonel J. L. Mus
sert. Naar men het A.N.P. mededeelt zijn de vele
verhalen, welke in omloop zijn omtrent den
dood van dezen officier, als zouden daarbij ver
schillende militairen en burgers tegenwoordig
zijn geweest, volkomen uit de lucht gegrepen.
Behalve de beide gearresteerden waren hierbij
nog slechts drie andere officieren aanwezig, die
bij de behandeling van deze zaak als getuige
eullen worden gehoord.
Nog verschillende klachten omtrent aanslagen
op personen tijdens de oorlogsdagen zijn in on
derzoek, evenals eischen tot schadevergoeding
wegens geleden oorlogsschade bij interneering
en huiszoeking.
De repatrieering van Nederlandsche
vluchtelingen.
BREDA. 24 Juni. De heer J. M. Meeus, stads-
commissaris voor de evacuatie, is benoemd tot
leider van een Nederlandsche missie, welke zich
Dinsdag naar Frankrijk zal begeven om te zor
gen voor de repatrieering van de Nederlandsche
vluchtelingen.
Het Duitsche opperbevel in Nederland heeft het
Duitsche opperbevel in Parijs vei"zocht alle mede
werking te verleenen, dat zoowel het noodige
materiaal als de Roode Kruis-voorziening ten
dienste van de missie zullen worden gesteld.
1A.N.P.)
Het postverkeer niet Duitschland.
's-GRAVENHAGE, 24 Juni. Aangezien thans
alle Nederlandsche krijgsgevangenen in Duitsch
land zijn ontslagen, zullen de Nederlandsche pos
terijen geen postzendingen voor krijgsgevangeren
in Duitschland meer in ontvangst nemen. Reeds
aangeboden poststukken zullen naar den afzender
worden teruggezonden.
(A.N.P.)
SCHENKING VOOR HET RIJKSMUSEUM.
's-GRAVENHAGE, 24 Juni. Mevrouw D. S.
J. F. van Gybland OosterhoffNeys, te 's-Gra-
venhage heeft aan den Staat der Nederlanden,
ter plaatsing in het Rijksmuseum in Amsterdam,
ten geschenke aangeboden een verzameling meu
belen uit de 17e en 18e eeuw uit de Nederland
sche koloniën, een blaasbalg met geelkoperen
dekstuk van Engelsc'h maaksel van' omstreeks
1800, en een Spaanschen wijnemmer van rood en
geel koper, uit den tijd van den opstand tegen
Spanje, opgegraven in de Haarlemmermeer. De
Indische meubels vormen een belangrijke uitbrei
ding van een in het vorig jaar door dezelfde be
gunstigster gedane schenking.
De secretaris-generaal, waarnemend hoofd van
het departement van onderwijs heeft deze schen
king gaarne aanvaard en de schenkster den bij
zonderen dank der overheid betuigd. (A.N.P.).
INLICHTINGEN OMTRENT WERKGELEGEN
HEID IN DUITSCHLAND BIJ DE ARBEIDS
BEURZEN.
's-GRAVENHAGE, 24 Juni. Aangezien allerlei
bureaux worden lastig gevallen met verzoeken
van personen, die werkgelegenheid in Duitschland
zoeken, vestigt men er onze aandacht op, dat de
aanvragen om werkgelegenheid in Duitschland moe
ten worden gericht aan de arbeidsbeurzen.
(A.N.P.)
Tweede vervolging bij nog niet in
kracht van gewijsde gegaan vonnis
mogelijk.
Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch had in hoo-
ger beroep mej. W. de J. wegens diefstal tot ge
vangenisstraf veroordeeld. De raadsman had be
toogd, dat de officier van justitie niet ontvankelijk
moet worden verklaard omdat verdachte reeds eer
door de' rechtbank te Maastricht van hetzelfde
materieele feit was vrijgesproken. Dit vonnis was
echter nog niet in la-acht van gewijsde gegaan en
op dezen grond is het hof dit verweer voorbijge
gaan.
Tegen dit arrest was cassatie aangeteekend.
In deze zaak heeft de Hooge Raad Maandag
arrest gewézen, daarbij de volgende vraag be
antwoordende:
Kan ter zake van een feit, welks berechting bij
den strafrechter aanhangig is, doch nog niet tot
een in kracht van gewijsde gegaan vonnis heeft ge
leid, een tweede vervolging worden ingesteld?
Deze vraag heeft de Hooge Raad bevestigend
beantwoord. Nu het Hof vaststelde aldus het
arrest dat het vrijsprekend vonnis tijdens de
behandeling van de tweede zaak nog niet in kracht
van gewijsde was gegaan, kan een beroep op arti
kel 68 van het wetboek van strafrecht niet slagen.
(A.N.P.)
Aantal jonge werkloozen sinds 1936
sterk gedaald.
's-GRAVENHAGE, 24 Juni. De directeur van
den rijksdienst der werkloosheidsverzekering en
arbeidsbemiddeling deelt mede, dat door het cen
traal bureau voor de statistiek op 1 April 1940 we
der een telling plaats heeft gehad van de bij de
gemeentelijke organen der arbeidsbemiddeling in
geschreven werkloozen en de bij werkverruimin-
or 'uaatsten, gesplitst naar
De volgende cijfers geven een vergelijking tus
schen de thans verkregen resultaten en die voor
den datum 1 April 1936.
CO
O
2
C C
OS
a
a
.5
"-1
Xa
es
2.-%
7.5%
25 t/m 30 jaar 78.210 19.2% 33.298 14.-%
31 jaar en ouder 253.368 62.-% 181.960 76.5%
uuilgci Udll J.U jaoi d.i /V
18 t/m 24 -jaar 60.172 14.7% 17.745
408.687 100.-% 237.682 100.-%
Uit deze cijfers blijkt, dat het totaal aantal man
nelijke werkloozen en bij werkverruimingen ge
plaatsten in een tijdvak van vier jaren is gedaald
met 42%, doch dat de daling in de groep „jonger
dan 18 jaar" 72% en in de groep „18 t/m 24 jaar"
71% bedroeg. De in het staatje opgenomen percen
tages doen dan ook zien, dat de jongeren op 1
April jl. een veel kleiner gedeelte vormden van
het totaal aantal dan vier jaren geleden.
(A.N.P.)
Aan een hengel mag meer dan één
haak zitten.
De Hooge Raad wees Maandag in een voor hen
gelaars belangrijke kwestie arrest. Reeds jaren was
de vraag, of de hengel een vischtuig is met één
haak, dan wel dat een dusdanig vischtuig ook
meer dan één haak mag bevatten, een twistvraag,
welke door verscheidene rechtscolleges is ge
tracht op te lossen.
De Rotterdamsche rechtbank noemde de door
spïeringvisschers gebezigde boompaternoster een
reep (genoemd in het visscherijreglement). De
rechtbank te Amsterdam kwalificeerde dezen pa
ternoster als een verboden vischtuig krachtens het
visscherijreglement.
Via den kantonrechter en de rechtbank te
Dordrecht bracht het Centraal Nederlandsch Hen-
gelaarsverbond de zaak voor den Hoogen Raad.
De Dordtsche rechtbank had het vischtuig als
hengel gekwalificeerd. De Hooge Raad ver
wierp het tegen dit vonnis ingestelde cassatie
beroep, zoodat dus vaststaat, dat meer dan één
haak aan een hengel, dat vischtuig het karakter
van „hengel" niet ontnemen. (A.N.P.)
Te Laren werd Maandag de jaarlijksche St Jansprocessie gehouden Een overzicht
op den Brink. Onder den baldakijn wordt het Allerheiligste gedragen. Rechts de
Sb Janskerk
NIEUWE SERIE No. 31
Rusten
1. Heeft den heelen morgen zoo hard
gespeeld, dat moeder hem heeft ge
dwongen 's middags wat te rusten.
2. Roept zoodra de deur dicht is. of
hij een slok water kan krijgen en ziet
zijn eisch ingewilligd.
3. Roept een minuut later of hij
wat speelgoed mag hebben voor het
geval hij niet in slaap kan vallen.
4. Vraagt, aangezien afwijzend be
schikt wordt, of hij een horloge mag
hebben om te weten hoe laat hij mag
opstaan.
5. Eenige minuten stilte in verband
met een onderzoek, of het mogelijk is
te ademen met een kussen op je ge
zicht.
6. Verbreekt de stilte door mede te
deelen. dat hij Cesar aan de voordeur
hoort krabben.
7. Bericht enkele seconden later, dat
hij onmogelijk kan slapen.
8. Blijft onafgebroken vragen, of het
al tijd is en of hij nog een glas water
krijgt, tot de rusttijd voorbij is.
Ook nader onderzoek brengt
nog niet voldoende opheldering
's-GRAVENHAGE, 24 Juni (A.N.P.1 Van
middag had het getuigenverhoor plaats in het
kort geding tusschen de families S. en Van der
W. voor den president van de Haagsche recht
bank, mr. A. S. Rueb, over de vraag, aan wie het
kind behoort, dat de laatste fkmilie thans be
zit. Zooals men zich herinneren zal. heeft eerst
genoemde familie een eisch tot afgifte gesteld
van het kind, dat de familie Van der W. thans
bezit en als het hare beschouwt. Mevrouw S. is
echter overtuigd, dat dit jongetje haar toebe
hoort. De onzekerheid over de afkomst van het
kind is een gevolg van de verwarring, die in den
ochtend van 10 Mei ontstond, toen in de kraam
vrouwenkliniek „Huize Bethlehem" op den hoek
van de Casuaristraat en de Princessegracht een
bom insloeg. Enkele kinderen zijn daarbij gedood.
Mevrouw S. heeft een kind, waarvan zij overtuigd
is, dat het het hare was, aan een helper door
het raam aangereikt. Deze heeft het naar de
schuilkelder van de Eerste Nederlandsche ge
bracht. Zij heeft het kind niet meer teruggevon
den en heeft de politie in den arm genomen.
Deze maakte met haar een rondgang langs alle
oud-patiënten, die daarvoor in' aanmerking kwa
men en in het kind, dat bij mevrouw Van der W.
werd aangetroffen, herkende zij haar kindje.
Deze laatste heeft echter verklaard, het kind in
den schuilkelder van een geheel ander huis aan
de Princessegracht teruggekregen te hebben.
Daar de zaak ter terechtzitting op 15 Juni niet
zeer duidelijk was en de familie Van der W.
bovendien het rapport van de politie op enkele
punten bestreed, gelastte de president een en
quête, die heden plaats had.
Uit het verhoor van den agent-rechercheur van
politie, die het onderzoek in handen heeft gehad,
bleek dat de mogelijkheid bestaat, dat mevrouw
Van der W. inderdaad niet in den schuilkelder
van de eerste Nederlandsche is geweest. Toen het
rapport werd opgemaakt, kon zij niet nader aan
duiden in welk gebouw zij geweest, was, doch
later is zij met haar man er langs geloopen en
toen wees zij het pand Princessegracht 6 of 6a
als zoodanig aan. Twee keer heeft getuige een
rondgang gemaakt langs de patiënten. Den eer
sten keer bij alle patiënten die op 10 Mei op de
zalen 8 (waar mevrouw S. verpleegd werd) en 9
(waar mevrouw Van der W. lag.» aanwezig waren
en later, na het vinden van het tweede kinder
lijkje in het puin van zaal 9 op 30 Mei, langs de
patiënten van die zaal, die daar bevallen waren
van een zoontje. Bij den eersten rondgang is de
begeleidende zuster alleen binnen geweest wan
neer er sprake was van een dochtertje. Mevrouw
S. ging mee om naar het kind te kijken, wanneer
het een jongetje was. Alleen bij mevrouw Van
der W. is zij den eersten keer door een vergissing
niet binnen geweest. Bij den tweeden rondgang
herkende zuster H. van de inrichting het kindje
bij Mevrouw Van der W, als het zoontje van de
familie S. Uit zijn aantèekeningen dus niet uit
zijn rapport, putte deze getuige nog de mededee-
ling, dat zuster de F. het kindje als dat van de
familie Van der W. meende te herkennen aan den
vorm van het linkerbeentje en -voetje. Naar deze
getuige voorts verklaarde, waren op zaal 9 tijdens
den bominslag negen kraamvrouwen en acht
kinderen. De als getuige gehoorde kraamverzorg
ster mej. Van H. echter verklaarde, dat op die
zaal zeven kraamvrouwen verpleegd werden met
in totaal zes kinderen, waarvan vier jongetjes. De
raadsman van de familie S. legde een lijst over
van de verpleegden op 10 Mei waarop naar enkele
getuigen verklaarden, eenige namen stonden, die
hun onbekend waren. Deze getuige had in het
kind in het huis van mevrouw Van der W. het
zoontje van die familie herkend.. Later had zij
zich echter herinnerd, dat dit niet zulk een groot
neusje had.
Mevrouw de G., een patiënte, die op zaal 9
naast mevrouw van der W. verpleegd werd, was
door een heer naar een huis naast de Casuari
straat gedragen, op de Princessegracht. en heeft
daar mevrouw van der W. gezien. Zij weet ze
ker, dat dit niet de Eerste Nederlandsche is
geweest, in een zaal met schotten aLs bij een
kapper zaten werkmeisjes met kinderen. In een
van die kinderen herkende mevrouw van der W.
het hare. De president- merkte op, dat hij zich ter
plaatse heeft overtuigd en geen zaal met schotten
heeft gezien. Deze getuige zal den president het
gebouw nader aanwijzen.
De hoofdzuster van zaal 8, zuster H„ die de
kinderen dagelijks hielp herkende het kindje,
dat mevrouw Van der W. had, dadelijk als dat
van de familie S. Zij heeft niet getwijfeld en
twijfelt nog niet. Deze getuige verklaarde zeker
te weten, dat alle kinderen van zaal 8 gered
zijn. Mevrouw S. heeft zelf haar eigen kind uit
het raam aan een heer aangereikt, aldus zuster
H. In het bijzijn van de politie heeft zij het kind
ten huize van de familie van der W. gewogen:
het woog toen acht pond en 70 gram.
Bij de geboorte op 1 Mei woog het kindje S. op
anderhalf ons na acht pond, het kindje Van der
W. op 2 Mei zes en een half pond.
Het wegen had plaats op 30 of 31 Mei. Ook een
leerlingverpleegster die alleen op zaal 8 werkte,
had het kindje ten huize van mevrouw Van der
W. herkend als het kindje S. Gedurende tien
dagen had zij het heel veel in handen gehad.
De kraamverzorgster zuster de F„ die op zaal 9
werkte, ontmoette des morgens na den bominslag
mevrouw Van der W. toen deze met haar kind
uit de richting van de teekenacademie kwam. Zij
is niét in het huis geweest, waarin mevrouw Van
der W. geweest moet zijn, doch zij verklaarde
dat dit zeker niet het gebouw van de Eerste Ne
derlandsche geweest was. De moeder had het
kind niet aan getuige willen laten zien of afge
ven. Later bij confrontatie vond de getuige het
kind wel erg groot geworden, naar zij ver
klaarde. Het linkervoetje stond een beetje scheef
en getuige heeft dadelijk daarnaar gekeken,
doch verklaarde thans dat dit wel meer voor
komt bij pasgeboren kinderen. In tegenstelling
tot zuster van H., verklaarde deze getuige, dat
het kind niet in de zaal, doch drie weken na
den bominslag een vlekje van zilvernitraat op de
neus had. Eerstgenoemde getuige had dit vlekje
later niet meer gezien.
In verband met het geboortegewicht achtte
zuster de F. het kind bij mevrouw Van der W. te
veel aangekomen.
Ook overigens kon zij het kindje niet als dat
van mevrouw van der W. herkennen.
Een belangrijke getuige voor het bewijs van de
aanwezigheid van mevrouw van der W. in den
schuilkelder van Princessegracht 6a was de licht
drukker A., die haar van vroeger kende en in
dien kelder werkte toen de patiënten van
Bethlehem in den kelder kwamen. Zij had toen
reeds een kind bij zich, doch getuige wist niet,
hoe het in haar bezit was gekomen. Er waren
vele dames met kinderen in den kelder. Deze
getuige had met haar gesproken.
Bij de behandeling van de zaak op 15 Juni
had mevrouw van der W. verklaard het kind van
een werkmeisje van Bethlehem in het bewuste
huis in ontvangst te hebben genomen. Bij het
verhoor van dit meisje, mej. N. bleek thans, dat
deze na den inslag het gebouw is uitgeloopen
en uit het raam van zaal 8 een kindje heeft aan
genomen, waarmede zij naar den kelder tegen
over de pastorie is gegaan. Daar zij tengevolge
van een kwetsuur het kind niet langer kon vast
houden. heeft zij het in den kelder afgegeven
aan een dame met een bril op. Zij wist niet wie
dit was, doch zeker wist zij. dat deze dame niet
mevrouw Van der W. was geweest. Deze laatste
verklaarde hierop dat zij het kind inderdaad niet
van een werkmeisje, doch van een der patiënten
in ontvangst had genomen.
Als laatste getuige werd gehoord de heer W.,
die verklaarde van mevrouw S., die hij herkende
een kind te hebben aangenomen door een ge
opend raam van zaal 8. Dit heeft hij naar de
Eerste Nederlandsche gebracht, waar hij het
in den kelder aan een dame gegeven heeft. Bij
een confrontatie met het geheele personeel van
die maatschappij in het bijzijn van de politie
heeft een der dames van dat personeel den heer
W. herkend als dengene, die haar het kind heeft
gegeven. Naar de heer W. verklaarde is haar
naam door de politie genoteerd, hoewel er geen
rapport van is opgemaakt.
Alvorens een beslissing te nemen zal de presi
dent op enkele plaatsen een persoonlijk onder
zoek instellen.