Tweeërlei bril De zaak der verwisselde kinderen FLITSEN DINSDAG 25 JUNI 1940 H A A R E E M'S D A G B E A D 3 't Zit 'm vaak in van die kleinigheden, bijvoor beeld in een bril. In dat voortbrengsel van de tech niek, die hoornen, edel- of onedelmetalen ring met glas er binnen en oorhengsels er aan, kan men den eenen mensch van den anderen onderschei den. Er zijn menschen, die de wereld door een donke ren bril zien, en menschen, die het leven door een helderen bril met veel iichtspelinkjes bezien. Maar er zijn er ook, die door een helderen bril staren en die de zaken tooh donker inzien. Op hen wordt hier uw aandacht gevestigd en ook en vooral op hen, die de dingen door een donkeren bril bekoe- keloeren en.toch, en juist daardoor al het aard- sche van den vroolijken kant bekijken. Dat klinkt een beetje onbegrijpelijk op het eerste gezicht en 'k zal daarom mijn best doen om deze twee cate gorieën van menschen in krabbeltjes en met een paar woorden voor u te schetsen. In de eerste plaats zijn daar die lieden, wier peuzen mooie ronde en half ronde, in ieder geval heldere brillen tot steunpunten dienen, wier oogen alles wat om hen heen is dus zoo licht mogelijk zien en die niettemin zwartkijkers zijn. Van alle gouden medailles zoeken zij eerst de keerzijde op, van elke gebeurtenis willen ze persé 't eerst den beroerden kart ervaren. Het zijn de bij-de-pakken- neer-zitters. Het zijn ook de Haarlemmers, die boos kijken, wanneer de straat voor hun huis open gegraven wordt, voor rioolbuizen notabene is er iets vulgairdere denkbaar? die dat lastig vinden en niet denken, wanneer ze als 't ware horden- rnpn)- springen moeten om thuis te komen, dat dit hun kleine offer is voor een goed werk. Die rioolbuizen brengen brood op de tafels van. arbeiders, en hy giëne in de ingewanden van de samenleving en zorgen dus ook er voor, dat het gezegde „een ge zonde geest in een'gezond lichaam" ook wat het lichaam van de Haarlemsche samenleving betreft werkelijkheid kan worden. Dit soort brillemen- schen weet niet dat een offer en een offertje, met een boos hart gedragen, geen offer en geen offer tje zijn. Deze menschen zijn de kniesooren, die uit den ivoren toren van hun verheven intel lect op ons kleine menschjes neertoeteren dat 't ge zegde van „de zon, die aohter de wolken schijnt" een gemeenplaats is en die meelij hebben met die aardsehe scharrelaax-s, die den smerigen grond mooi vinden omdat er altoos bloemetjes uit ko men. Zij hebben het land aan dat andere, tegenoverge stelde slag stervelingen, dat in deze dagen een don keren bril opzet om.het leven van den dichten kant te bezien. Dezen vormen de kaste van de zon nebaders. Zij zoeken de zon op, wanneer deze maar even achter de wolken te voorschijn komt. U ziet ze in deze dagen in Scheveningen, in Zandvoort, maar ook in de bloeiende tuintjes in en rondom Haarlem. Zij zijn niet van zins zich op den kop te laten zitten door moeilijkheden, die er voor een ieder zijn en ze volgen het voorbeeld van de blom- mekens en keeren zich naar de zon. Zij bakken hun ruggetjes bruin en doen de porie-deur tjes open wanneer de zonnestralen aankloppen op dat ze binnen kunnen komen en hen doordringen met warmte en energie. Deze donkere bril-dragers zijn de optimisten door dik en dun, zij ontdekken van alle dingen eerst den lichtkant en zij gaan voor geen pech opzij. Wij kunnen ze gebruiken, hen, die door een donkeren bril het leven van de zonzij be zien. v. H. Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband. Een conferentie te Bentveld. BENTVELD, 24 Juni. Zaterdag en Zondag jl. is vanwege de Gereformeerde kerken in Neder land in Hersteld Verband in het Woodbrookers- house een tweedaagsche conferentie gehouden. Er bestond voor deze jaarlijksche reünie zeer groote belangstelling. Voorzitter der conferentie was dr. M. G. Ubbink uit Utrecht, de huishoudelijke lei ding berustte bij ds. M. Hinlopen uit Amstelveen. Zaterdagmiddag opende de voorzitter het samen zijn met een korte toespraak, waarna ds.' J. J. Buskes Jr. uit Botterdam sprak over „de hoop der wereld", waarbij hij de diepere beteekenis der christelijke hoop belichtte, die wij niet enkel mo gen zien als een soort sluitstuk van ons leven. Des avonds sprak ds. E. L. Smelik uit Amster dam over „Fatalisme of ongeloof" daarbij opmer kend, dat in onze dagen voor velen geldt dat zij, evenals men dit van vliegtuigen leest, niet op hun basis zijn teruggekeerd. Spr. onderscheidde tusschen geloof en christe lijk geloof en omschreef het woord fatum als men- schelijk begrip van verborgen machten, die door menschen ergens geponeerd worden. Tegenover fatalisme dat men ook vindt in de biologie (leer der erfelijkheid) en in velerlei hedendaagsche theo rieën stelde spr. het christelijk geloof, dat belijdt, dat wij in Gods hand en voor Gods rekening zijn. Zondagmorgen was er een gemeenschappelijke godsdienstoefening in de kerk van Zandvoort, waar bij voorging ds. P. van der Vloed. Middags refereerde ds. B A. Venemans van Harkema-Opeinde, over: Jeremia. Deze profeet is de eenzame, die iets heeft dat in de wereldsche meening niet past. Hij is de spelbreker om Gods wil en roept het volk vooral op tot gehoorzaam heid. Ook spreekt men vaak over de menschelijk- heid van dezen profeet. Voor Jeremia zij zijn Gods oordeel en zijn liefde geen tegenstelling. Gods oordeel is de andere kant van Gods liefde. Maar de profeet leed aan de scheiding tusschen God en mensch. Spr eindigde met in het kort de woorden van Jeremia toe te passen op onzen tijd. Des avonds sprak ds. J. ter Schegget uit Am sterdam over „getuige zijn juist nu". In het rechts geding tiisschen God en menschen worden wij ge dagvaard. Met prof. Kraemer bepleitte spr. een fundamenteele heroriëntatie, zijn gehoor met groo- ten ernst oproepend, getuige te zijn. Uit deze op dracht hebben wij te leven. Met uitzondering van deze laatste voordracht, die oen eenigszins ander karakter droeg, werd ter conferentie levendig van gedachten gewisseld over de gehouden referaten. De voorzitter sprak aan het slot. woorden van grooten dank voor dit samenzijn, Waarna velen der aanwezigen in het licht stelden wat deze conferentie voor hen had beteekend. (A.N.P.) De dood van overste Mussert. Naar het A.N.P. van bevoegde zijde verneemt zijn twee officieren in arrest gesteld en naar den krijgsraad verwezen, verdacht betrokken te zijn bij den dood van luit.-kolonel J. L. Mus sert. Naar men het A.N.P. mededeelt zijn de vele verhalen, welke in omloop zijn omtrent den dood van dezen officier, als zouden daarbij ver schillende militairen en burgers tegenwoordig zijn geweest, volkomen uit de lucht gegrepen. Behalve de beide gearresteerden waren hierbij nog slechts drie andere officieren aanwezig, die bij de behandeling van deze zaak als getuige eullen worden gehoord. Nog verschillende klachten omtrent aanslagen op personen tijdens de oorlogsdagen zijn in on derzoek, evenals eischen tot schadevergoeding wegens geleden oorlogsschade bij interneering en huiszoeking. De repatrieering van Nederlandsche vluchtelingen. BREDA. 24 Juni. De heer J. M. Meeus, stads- commissaris voor de evacuatie, is benoemd tot leider van een Nederlandsche missie, welke zich Dinsdag naar Frankrijk zal begeven om te zor gen voor de repatrieering van de Nederlandsche vluchtelingen. Het Duitsche opperbevel in Nederland heeft het Duitsche opperbevel in Parijs vei"zocht alle mede werking te verleenen, dat zoowel het noodige materiaal als de Roode Kruis-voorziening ten dienste van de missie zullen worden gesteld. 1A.N.P.) Het postverkeer niet Duitschland. 's-GRAVENHAGE, 24 Juni. Aangezien thans alle Nederlandsche krijgsgevangenen in Duitsch land zijn ontslagen, zullen de Nederlandsche pos terijen geen postzendingen voor krijgsgevangeren in Duitschland meer in ontvangst nemen. Reeds aangeboden poststukken zullen naar den afzender worden teruggezonden. (A.N.P.) SCHENKING VOOR HET RIJKSMUSEUM. 's-GRAVENHAGE, 24 Juni. Mevrouw D. S. J. F. van Gybland OosterhoffNeys, te 's-Gra- venhage heeft aan den Staat der Nederlanden, ter plaatsing in het Rijksmuseum in Amsterdam, ten geschenke aangeboden een verzameling meu belen uit de 17e en 18e eeuw uit de Nederland sche koloniën, een blaasbalg met geelkoperen dekstuk van Engelsc'h maaksel van' omstreeks 1800, en een Spaanschen wijnemmer van rood en geel koper, uit den tijd van den opstand tegen Spanje, opgegraven in de Haarlemmermeer. De Indische meubels vormen een belangrijke uitbrei ding van een in het vorig jaar door dezelfde be gunstigster gedane schenking. De secretaris-generaal, waarnemend hoofd van het departement van onderwijs heeft deze schen king gaarne aanvaard en de schenkster den bij zonderen dank der overheid betuigd. (A.N.P.). INLICHTINGEN OMTRENT WERKGELEGEN HEID IN DUITSCHLAND BIJ DE ARBEIDS BEURZEN. 's-GRAVENHAGE, 24 Juni. Aangezien allerlei bureaux worden lastig gevallen met verzoeken van personen, die werkgelegenheid in Duitschland zoeken, vestigt men er onze aandacht op, dat de aanvragen om werkgelegenheid in Duitschland moe ten worden gericht aan de arbeidsbeurzen. (A.N.P.) Tweede vervolging bij nog niet in kracht van gewijsde gegaan vonnis mogelijk. Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch had in hoo- ger beroep mej. W. de J. wegens diefstal tot ge vangenisstraf veroordeeld. De raadsman had be toogd, dat de officier van justitie niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat verdachte reeds eer door de' rechtbank te Maastricht van hetzelfde materieele feit was vrijgesproken. Dit vonnis was echter nog niet in la-acht van gewijsde gegaan en op dezen grond is het hof dit verweer voorbijge gaan. Tegen dit arrest was cassatie aangeteekend. In deze zaak heeft de Hooge Raad Maandag arrest gewézen, daarbij de volgende vraag be antwoordende: Kan ter zake van een feit, welks berechting bij den strafrechter aanhangig is, doch nog niet tot een in kracht van gewijsde gegaan vonnis heeft ge leid, een tweede vervolging worden ingesteld? Deze vraag heeft de Hooge Raad bevestigend beantwoord. Nu het Hof vaststelde aldus het arrest dat het vrijsprekend vonnis tijdens de behandeling van de tweede zaak nog niet in kracht van gewijsde was gegaan, kan een beroep op arti kel 68 van het wetboek van strafrecht niet slagen. (A.N.P.) Aantal jonge werkloozen sinds 1936 sterk gedaald. 's-GRAVENHAGE, 24 Juni. De directeur van den rijksdienst der werkloosheidsverzekering en arbeidsbemiddeling deelt mede, dat door het cen traal bureau voor de statistiek op 1 April 1940 we der een telling plaats heeft gehad van de bij de gemeentelijke organen der arbeidsbemiddeling in geschreven werkloozen en de bij werkverruimin- or 'uaatsten, gesplitst naar De volgende cijfers geven een vergelijking tus schen de thans verkregen resultaten en die voor den datum 1 April 1936. CO O 2 C C OS a a .5 "-1 Xa es 2.-% 7.5% 25 t/m 30 jaar 78.210 19.2% 33.298 14.-% 31 jaar en ouder 253.368 62.-% 181.960 76.5% uuilgci Udll J.U jaoi d.i /V 18 t/m 24 -jaar 60.172 14.7% 17.745 408.687 100.-% 237.682 100.-% Uit deze cijfers blijkt, dat het totaal aantal man nelijke werkloozen en bij werkverruimingen ge plaatsten in een tijdvak van vier jaren is gedaald met 42%, doch dat de daling in de groep „jonger dan 18 jaar" 72% en in de groep „18 t/m 24 jaar" 71% bedroeg. De in het staatje opgenomen percen tages doen dan ook zien, dat de jongeren op 1 April jl. een veel kleiner gedeelte vormden van het totaal aantal dan vier jaren geleden. (A.N.P.) Aan een hengel mag meer dan één haak zitten. De Hooge Raad wees Maandag in een voor hen gelaars belangrijke kwestie arrest. Reeds jaren was de vraag, of de hengel een vischtuig is met één haak, dan wel dat een dusdanig vischtuig ook meer dan één haak mag bevatten, een twistvraag, welke door verscheidene rechtscolleges is ge tracht op te lossen. De Rotterdamsche rechtbank noemde de door spïeringvisschers gebezigde boompaternoster een reep (genoemd in het visscherijreglement). De rechtbank te Amsterdam kwalificeerde dezen pa ternoster als een verboden vischtuig krachtens het visscherijreglement. Via den kantonrechter en de rechtbank te Dordrecht bracht het Centraal Nederlandsch Hen- gelaarsverbond de zaak voor den Hoogen Raad. De Dordtsche rechtbank had het vischtuig als hengel gekwalificeerd. De Hooge Raad ver wierp het tegen dit vonnis ingestelde cassatie beroep, zoodat dus vaststaat, dat meer dan één haak aan een hengel, dat vischtuig het karakter van „hengel" niet ontnemen. (A.N.P.) Te Laren werd Maandag de jaarlijksche St Jansprocessie gehouden Een overzicht op den Brink. Onder den baldakijn wordt het Allerheiligste gedragen. Rechts de Sb Janskerk NIEUWE SERIE No. 31 Rusten 1. Heeft den heelen morgen zoo hard gespeeld, dat moeder hem heeft ge dwongen 's middags wat te rusten. 2. Roept zoodra de deur dicht is. of hij een slok water kan krijgen en ziet zijn eisch ingewilligd. 3. Roept een minuut later of hij wat speelgoed mag hebben voor het geval hij niet in slaap kan vallen. 4. Vraagt, aangezien afwijzend be schikt wordt, of hij een horloge mag hebben om te weten hoe laat hij mag opstaan. 5. Eenige minuten stilte in verband met een onderzoek, of het mogelijk is te ademen met een kussen op je ge zicht. 6. Verbreekt de stilte door mede te deelen. dat hij Cesar aan de voordeur hoort krabben. 7. Bericht enkele seconden later, dat hij onmogelijk kan slapen. 8. Blijft onafgebroken vragen, of het al tijd is en of hij nog een glas water krijgt, tot de rusttijd voorbij is. Ook nader onderzoek brengt nog niet voldoende opheldering 's-GRAVENHAGE, 24 Juni (A.N.P.1 Van middag had het getuigenverhoor plaats in het kort geding tusschen de families S. en Van der W. voor den president van de Haagsche recht bank, mr. A. S. Rueb, over de vraag, aan wie het kind behoort, dat de laatste fkmilie thans be zit. Zooals men zich herinneren zal. heeft eerst genoemde familie een eisch tot afgifte gesteld van het kind, dat de familie Van der W. thans bezit en als het hare beschouwt. Mevrouw S. is echter overtuigd, dat dit jongetje haar toebe hoort. De onzekerheid over de afkomst van het kind is een gevolg van de verwarring, die in den ochtend van 10 Mei ontstond, toen in de kraam vrouwenkliniek „Huize Bethlehem" op den hoek van de Casuaristraat en de Princessegracht een bom insloeg. Enkele kinderen zijn daarbij gedood. Mevrouw S. heeft een kind, waarvan zij overtuigd is, dat het het hare was, aan een helper door het raam aangereikt. Deze heeft het naar de schuilkelder van de Eerste Nederlandsche ge bracht. Zij heeft het kind niet meer teruggevon den en heeft de politie in den arm genomen. Deze maakte met haar een rondgang langs alle oud-patiënten, die daarvoor in' aanmerking kwa men en in het kind, dat bij mevrouw Van der W. werd aangetroffen, herkende zij haar kindje. Deze laatste heeft echter verklaard, het kind in den schuilkelder van een geheel ander huis aan de Princessegracht teruggekregen te hebben. Daar de zaak ter terechtzitting op 15 Juni niet zeer duidelijk was en de familie Van der W. bovendien het rapport van de politie op enkele punten bestreed, gelastte de president een en quête, die heden plaats had. Uit het verhoor van den agent-rechercheur van politie, die het onderzoek in handen heeft gehad, bleek dat de mogelijkheid bestaat, dat mevrouw Van der W. inderdaad niet in den schuilkelder van de eerste Nederlandsche is geweest. Toen het rapport werd opgemaakt, kon zij niet nader aan duiden in welk gebouw zij geweest, was, doch later is zij met haar man er langs geloopen en toen wees zij het pand Princessegracht 6 of 6a als zoodanig aan. Twee keer heeft getuige een rondgang gemaakt langs de patiënten. Den eer sten keer bij alle patiënten die op 10 Mei op de zalen 8 (waar mevrouw S. verpleegd werd) en 9 (waar mevrouw Van der W. lag.» aanwezig waren en later, na het vinden van het tweede kinder lijkje in het puin van zaal 9 op 30 Mei, langs de patiënten van die zaal, die daar bevallen waren van een zoontje. Bij den eersten rondgang is de begeleidende zuster alleen binnen geweest wan neer er sprake was van een dochtertje. Mevrouw S. ging mee om naar het kind te kijken, wanneer het een jongetje was. Alleen bij mevrouw Van der W. is zij den eersten keer door een vergissing niet binnen geweest. Bij den tweeden rondgang herkende zuster H. van de inrichting het kindje bij Mevrouw Van der W, als het zoontje van de familie S. Uit zijn aantèekeningen dus niet uit zijn rapport, putte deze getuige nog de mededee- ling, dat zuster de F. het kindje als dat van de familie Van der W. meende te herkennen aan den vorm van het linkerbeentje en -voetje. Naar deze getuige voorts verklaarde, waren op zaal 9 tijdens den bominslag negen kraamvrouwen en acht kinderen. De als getuige gehoorde kraamverzorg ster mej. Van H. echter verklaarde, dat op die zaal zeven kraamvrouwen verpleegd werden met in totaal zes kinderen, waarvan vier jongetjes. De raadsman van de familie S. legde een lijst over van de verpleegden op 10 Mei waarop naar enkele getuigen verklaarden, eenige namen stonden, die hun onbekend waren. Deze getuige had in het kind in het huis van mevrouw Van der W. het zoontje van die familie herkend.. Later had zij zich echter herinnerd, dat dit niet zulk een groot neusje had. Mevrouw de G., een patiënte, die op zaal 9 naast mevrouw van der W. verpleegd werd, was door een heer naar een huis naast de Casuari straat gedragen, op de Princessegracht. en heeft daar mevrouw van der W. gezien. Zij weet ze ker, dat dit niet de Eerste Nederlandsche is geweest, in een zaal met schotten aLs bij een kapper zaten werkmeisjes met kinderen. In een van die kinderen herkende mevrouw van der W. het hare. De president- merkte op, dat hij zich ter plaatse heeft overtuigd en geen zaal met schotten heeft gezien. Deze getuige zal den president het gebouw nader aanwijzen. De hoofdzuster van zaal 8, zuster H„ die de kinderen dagelijks hielp herkende het kindje, dat mevrouw Van der W. had, dadelijk als dat van de familie S. Zij heeft niet getwijfeld en twijfelt nog niet. Deze getuige verklaarde zeker te weten, dat alle kinderen van zaal 8 gered zijn. Mevrouw S. heeft zelf haar eigen kind uit het raam aan een heer aangereikt, aldus zuster H. In het bijzijn van de politie heeft zij het kind ten huize van de familie van der W. gewogen: het woog toen acht pond en 70 gram. Bij de geboorte op 1 Mei woog het kindje S. op anderhalf ons na acht pond, het kindje Van der W. op 2 Mei zes en een half pond. Het wegen had plaats op 30 of 31 Mei. Ook een leerlingverpleegster die alleen op zaal 8 werkte, had het kindje ten huize van mevrouw Van der W. herkend als het kindje S. Gedurende tien dagen had zij het heel veel in handen gehad. De kraamverzorgster zuster de F„ die op zaal 9 werkte, ontmoette des morgens na den bominslag mevrouw Van der W. toen deze met haar kind uit de richting van de teekenacademie kwam. Zij is niét in het huis geweest, waarin mevrouw Van der W. geweest moet zijn, doch zij verklaarde dat dit zeker niet het gebouw van de Eerste Ne derlandsche geweest was. De moeder had het kind niet aan getuige willen laten zien of afge ven. Later bij confrontatie vond de getuige het kind wel erg groot geworden, naar zij ver klaarde. Het linkervoetje stond een beetje scheef en getuige heeft dadelijk daarnaar gekeken, doch verklaarde thans dat dit wel meer voor komt bij pasgeboren kinderen. In tegenstelling tot zuster van H., verklaarde deze getuige, dat het kind niet in de zaal, doch drie weken na den bominslag een vlekje van zilvernitraat op de neus had. Eerstgenoemde getuige had dit vlekje later niet meer gezien. In verband met het geboortegewicht achtte zuster de F. het kind bij mevrouw Van der W. te veel aangekomen. Ook overigens kon zij het kindje niet als dat van mevrouw van der W. herkennen. Een belangrijke getuige voor het bewijs van de aanwezigheid van mevrouw van der W. in den schuilkelder van Princessegracht 6a was de licht drukker A., die haar van vroeger kende en in dien kelder werkte toen de patiënten van Bethlehem in den kelder kwamen. Zij had toen reeds een kind bij zich, doch getuige wist niet, hoe het in haar bezit was gekomen. Er waren vele dames met kinderen in den kelder. Deze getuige had met haar gesproken. Bij de behandeling van de zaak op 15 Juni had mevrouw van der W. verklaard het kind van een werkmeisje van Bethlehem in het bewuste huis in ontvangst te hebben genomen. Bij het verhoor van dit meisje, mej. N. bleek thans, dat deze na den inslag het gebouw is uitgeloopen en uit het raam van zaal 8 een kindje heeft aan genomen, waarmede zij naar den kelder tegen over de pastorie is gegaan. Daar zij tengevolge van een kwetsuur het kind niet langer kon vast houden. heeft zij het in den kelder afgegeven aan een dame met een bril op. Zij wist niet wie dit was, doch zeker wist zij. dat deze dame niet mevrouw Van der W. was geweest. Deze laatste verklaarde hierop dat zij het kind inderdaad niet van een werkmeisje, doch van een der patiënten in ontvangst had genomen. Als laatste getuige werd gehoord de heer W., die verklaarde van mevrouw S., die hij herkende een kind te hebben aangenomen door een ge opend raam van zaal 8. Dit heeft hij naar de Eerste Nederlandsche gebracht, waar hij het in den kelder aan een dame gegeven heeft. Bij een confrontatie met het geheele personeel van die maatschappij in het bijzijn van de politie heeft een der dames van dat personeel den heer W. herkend als dengene, die haar het kind heeft gegeven. Naar de heer W. verklaarde is haar naam door de politie genoteerd, hoewel er geen rapport van is opgemaakt. Alvorens een beslissing te nemen zal de presi dent op enkele plaatsen een persoonlijk onder zoek instellen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 5