Jiuust De taak van den Opbouwdienst Aspirin FLITSEN Rotterdam werkt energiek aan de Maastunnel. WOENSD A G 24 JUKI 1940 H"A A RLE M'S f> A'G PiCAB 3 Lichaamsoefening en vakbekwaamheid Een uiteenzetting van majoor Breunese. Van een specialen verslaggever). In de gisteren gehouden dagelijksche persconfe rentie heeft de leider van den Opbouwdienst, ma joor J. N Breurese, een uiteenzetting gegeven van den aard en van de taak van den op 15 Juli jl. in werking getreden Opbouwdienst. Ongeveer 55.000 dienstplichtigen van de Neder- landsche weermacht aldus majoor Breunese zijn overgegaan in den Opbouwdienst. Deze man- ren hebben in de burgermaatschappij geen werk kunnen vinden. Een groot gedeelte is slachtoffer van de huidige omstandigheden, waardoor bedrij ven werden stilgelegd of ingekrompen, een ander deel was reeds vóór de mobilisatie zonder werk, zoodat deze mannen tot de trieste categorie van de „beroepswerkloozen" moeten worden gerekend. Onze stempel- en steunregelingen hebben een funesten invloed uitgeoefend op het moreel van deze mannen, bij wie men een zekere arbeids- schuwheid kan constateeren; bij verscheidenen moet men een bepaald minderwaardigheidsgevoel vaststellen. Het is te betreuren, dat men zooveel prima mannen, voor wie groote bedragen in steun zijn uitgegeven, in een zoo gedemoraliseerden toe stand moet aantreffen. DE EERSTE TAAK VAN DEN OPBOUWDIENST. Vóór alles wil de Opbouwdienst den gemeen schapszin en de saamhoorigheid opwekken en be vorderen en daarbij eerbied voor en waardeering van den arbeid aankweeken. Dit is een zeer zware taak, welke niet in enkele weken volbracht kan worden. Het is echter een taak van hooge sociale beteekenis, die waard is, dat wij onze beste krach ten er voor aanwenden. Met welke middelen kunnen wij deze taak vol brengen? Van elementaire beteekenis, aldus ma joor Breunese, is het verzorgen van orde, netheid en tucht. Met een groep van 55.000 man is dit het eerst-noodige vóór men aan den arbeid kan gaan. De tucht moet gebaseerd zijn op vertrouwen. De leiders, de op wachtgeld of op non-actief gestelde officieren en onderofficieren zullen hun mannen in alles moeten voorgaan. Om snelle resultaten te verkrijgen, zal met groote gestrengheid, soms met hardheid, maar altijd met rechtvaardigheid moeten worden opgetreden. Men zal goed voor oogen moe ten houden, dat thans boven elk persoonlijk be lang het landsbelang praedomineert. Op het oogen- blik komen kleine excessen, fouten en overtredin gen, helaas, nog veelvuldig voor, maar de leiders treden met groote kracht op en zij zullen tenslotte het vertrouwen winnen. Deze zware taak moet eerst volbracht worden, want anders is het niet mo gelijk het eigenlijke werk van den opbouw aan te vatten. Zoodra er verbetering in dit opzicht komt, zal dus met het werk worden begonnen, maar dit kan nog wel half Augustus worden. DE WERKOBJECTEN. Wat de werkobjecten betreft, ging majoor Breunese voort, in dit opzicht zijn wij zeer kies keurig. Zij moéten zich in de eerste plaats leenen voor gemeenschappelijken arbeid van eenvoudigen aard, waaraan een ieder, ongeacht zijn beroep, kan deelnemen. De arbeid moet de gemeenschap, dus land en vqjjc ten goede komen. De heer Breunese lichtte dit met enkele voorbeelden toe. Wanneer wij, aldus de leider, onze mannen aan het werk zetten op het Oostfront van de vesting Holland, waar voor de verdediging veel rivierzand werd ge stort, met het doel dit weg te ruimen teneinde het weide- en bouwland weer zijn bestemming terug te geven, dan zullen wij eerst onze mannen goed duidelijk maken, dat zij met dit werk land en volk een dienst bewijzen, het besef zullen wij hiin bij brengen, dat wanneer zij dit zand wegruimen er weer koren kan worden gezaaid en dat het vee er weer kan grazen. Alsdan zullen zij begrijpen, dat zij nuttigen arbeid verrichten. Zoo zullen wij ook vele kaden en dijken moeten herstellen en den mannen zal worden duidelijk gemaakt, dat, wan neer wij dit niet doen, in het najaar groote over stroomingen ons land zullen teisteren. Op deze wijze zullen deze mannen innerlijk den arbeid an ders -gaan beoordeelen. Z ij zullen gaan be seffen, dat z ij nuttige leden van de maatschappij zijn. Gemeenschappelijk, in grooten getale, gaan wij aan den arbeid ten be hoeve van land en volk. Ik ben er van overtuigd, aldus majoor Breunese, dat onze Hollandsche jon gens dit zullen gaan beseffen. Ook bebossching, cultuur-arbeid, het herstellen vair dijken, het graven van kanalen e.d. zal tot de werkobjecten behooren. Nuttige arbeid als deze geeft arbeidsvreugde en nieuwe levensvreugde en kweekt waardeering voor den arbeid. Wanneer deze gemeenschapszin is ontwaakt, is een moeilijk deel van de taak van den Opbouw dienst volbracht SPORT EN LICHAMELIJKE OPVOEDING. In het kader van den Opbouwdienst zal de sport en de lichamelijke opvoeding, op welk gebied Ne derland nog zulk een grooten achterstand heeft in te halen, ook een zeer belangrijke plaats innemen. De mannen moeten hard als staal en taai als leer zijn; in hun krachtige lichamen past een frissche geest en een warm kloppend hart voor land, volk. taal en cultuur. Aanstonds bij het in werking treden van den Opbouwdienst, al op den vijftienden Juli, is een begin gemaakt met de zorg voor de lichamelijke opvoeding der mannen. Op dien dag is, zij het nog op bescheiden schaal, op een terrein aan de Sport- laan in Den Haag een sportcentrum geopend, waar op energieke wijze is begonnen met de opleiding van 100 sportleiders, hetgeen geschiedt door een groot aantal deskundigen. Heel spoedig zal dit aan tal worden vermeerderd, om weldra de sportleiders over het geheele land te verspeiden. Ik ben er stellig van overtuigd, aldus majoor Breunese, dat heel gauw zal blijken, dat dit cen trum alle reden van bestaan heeft. MUZIEK EN ZANG. Rhythme geeft kracht is een modern devies en daarom zal ook de noodige aandacht worden ge schonken aan muziek en zang. In dit opzicht zal men stellig het nuttig effect weldra kunnen be merken. VAKBEKWAAMHEID. Het is een eïsch, zoo ging de heer Breunese verder, dat de mannen van den Opbouwdienst ter gelegener tijd zich weer een waardige plaats in de maatschappij zullen kunnen verwerven. EeD moeilijkheid om zulks te verzekeren is het feit, dat Ongeveer 55.000 werkloozen zijn in den Opbouwdienst opgenomen. Ier een aantal beroepen zijn, waarvan de vakbe kwaamheid niet in het kader van den Opbouw dienst kan worden bevorderd. Doch ook hier zullen de hinderpalen worden weggeruimd en daartoe is reeds contact gezocht en verkregen met fabrieken, werkplaatsen en vakscholen. GEEN POLITIEK Met nadruk vestigde majoor Breunese er de aandacht op, dat de Opbouwdienst een onpolitieke instelling is, waarin alle kerkelijke en politieke propaganda ten eenmale zal zijn verboden. Wij zijn nu eenmaal het tijdperk van partijpolitiek, dat zoo veel reden tot verdeeldheid gaf, uitgetreden en ons parool zal zijn de bevordering van saamhoorig heid en een sterken gemeenschapszin: wij zijn één voor allen en allen voor één. De Opbouwdienst is bedoeld, en dat zal hij ook zijn en blijven, als een zuiver Nederlandsche organisatie, waarin gewerkt wordt aan den opbouw van ons dierbaar Vader land, waarbij geen verdeeldheid kan worden ge duld. Met moet mij niet misverstaan, zoo vervolgde majoor Breunese, ons land in een staat, welke ge vestigd is op Christelijken grondslag en dat hooge principe zal door den Opbouwdienst in geen geval worden aangetast. De Zondag blijft heilig, maar wij moeten waken tegen de funeste propaganda van het verleden. Iedere man van den Opbouwdienst zal op Zondagen in de gelegenheid gesteld worden zijn Godsdienstplichten volledig te vervullen. Die opdracht hebben de leiders der groepen speciaal meegekregen en zelfs zullen, waar dit noodig mocht zijn vervoermiddelen voor den kerkgang beschik baar worden gesteld. De werkdagen zullen echter zijn voor den Opbouwdienst en voor niemand anders. IN DIENST VAN HET VADERLAND.. Ten besluite vestigde de leider van den dienst er nog eens de aandacht op, dat de Opbouwdienst alleen ten dienste van ons vaderland staat; hij is een organisatie in het belang van land, volk en cultuur. Wij moeten het als een lichtpunt in deze duistere tijden zien, dat wij duizenden jonge mannen zullen kunnen opvoeden in een richting, welke land, volk en taal ten goede zal komen. De Pressedezernent, de heer W. Janke, wees op zijn beurt ook nog eens op de groote taak, welke voor den Opbouwdienst is weggelegd. De weder opbouw is één van de meest actueele problemen, welke op dit oogenblik aan de volken van Europa worden gesteld en niemand mag er zich aan ont trekken te beramen, welk karakter moet worden gegeven aan den opbouw in een verjongd Europa, of men Hollander, Duitscher of onderdaan is van eenige andere Europeesche natie. U kunt er om verlegen zitten: maar soms meer nog om een Aspirin-tje. Bij hoofdpijn of ver koudheid moesl men hel steeds bij de hand hebben.- Lel op den oranjeband. hoitUlAiuSf (Adv. Ingez. Med.) Vacantiebezighcdeii voor schoolkinderen. Er zijn nog kinderleesboeken noodig. HAARLEM, Woensdag. Het Comité tot instandhouding van de Vacantie- bezigheden voor schoolkinderen verzoekt ons mede te deelen dat er nog dringende behoefte bestaat aan kinder-leesboeken. Ieder, die boeken over heeft kan deze bij de hoofdleidster van den speeltuin Westerkwartier, naast het zwembad aan de Hout vaart, inleveren. Behalve Zaterdags kan men daar eiken dag van 912 en van 24.30 uur terecht. ,a\ Vakkundige reparatie van alle merken stofzuiger; (Adv. Ingez. Med.) NIEUWE SERIE No. 56 Baby alleen laten 1. Gaat op de teenen het huis uit, de eer ste maal dat zij baby alleen met oma achterlaat. 2. Vraagt zich af. of ze baby nog even een tweede deken tje zal geven, het is kouder dan zij dacht 3. Vader beweegt haar. niet te tobben en door te loopen. 4. Staat weer stil, zich afvragende, of ze oma precies heeft gezegd, wat te doen, als baby gaat huilen. 5. Vader herinnert eraan, dat oma zelf zes babies heeft op gevoed. 6. Staat opnieuw stil, verklarende, dat zij baby hoort huilen 7. Rent terug, tot zij beseft, dat het de radio van de buren was, die ze gehoord heeft. 8. Loopt door, tob bende over al wat zou kunnen gebeu ren, tot de film haar afleiding geeft. Ondanks den strengen winter en den oorlog, rekent men er op in den loop van 1941 gereed te komen Op den voorgrond het zoo goed als voltooide ventilatiegebouw der Maastunnel op den rechter Maasoever. Aan den overkant het andere ventilatiegebouw. Het hooge middenvlak is een schoorsteen, waardoor eenmaal de afgewerkte lucht uit de tunnel zal verdwijnen. (Van een specialen verslaggever). In Rotterdam moge dan het opruimen van het puin nog altijd het voornaamste werkobject zijn, het is niet het eenige: de opbouw van veel, dat vernield is geworden, pakt men hard aan. En daar naast werkt de Maasstad in een ongekend tempo aan het millioenenwerk, dat nu en in de toekomst als de Maastunnel bekend zal staan. Ondanks de 2 maanden durende stagnatie, welke de strenge winter van 1939-'40 veroorzaakte en ondanks den oorlog, welke in Mei een 5-tal dagen tot het stilleg gen van den arbeid dwong, koestert men nog altijd de gegronde hoop in den loop van 1941 gereed te komen. De stand van zaken, zooals ir. M. C. Fritzlin, waarnemend chef van de Tunnelafdeeling van Rotterdam's Gemeentewerken, ons deze in een uit voerig gesprek, gevolgd door een rondleiding langs de geheel of gedeeltelijk gereed gekomen tunnel- gedeelten heeft uiteengzet is thans zoo, dat een bedrag van 11 millioen gulden is verwerkt. Daar in totaal 14 millioen gulden zijn uitgetrokken, £lij dus dat men met recht kan zeggen dat de Maasstad binnen afzienbaren tijd, d.w.z. in 1941 van de traverse onder de rivier gebruik zal kunnen maken. Moeilijkheden met de verkrijging van 't noodige materiaal? Ir. Fritzlin ontkent dit met nadruk: nóch tijdens de mobilisatie, nóch na den oorlog zijn er groote moeilijkheden geweest. De tunnelbouwers hadden er voor gezorgd dat er van het onmisbare materi aal, zooals ijzer, voldoende voorraad was: wijs be leid, waarvan thans de rijke vruchten geplukt worden. Neem b.v. de acht roltrappen in de venti latiegebouwen: die zijn er. De wielrijders en voet gangers behoeven zich daaromtrent geen zorg te maken. Kleine moeilijkheden zijn er wel geweest, zijn er gedeeltelijk nóg. Maar die zijn te wijten aan den aanvoer van 't benoodigde zand, grint en cement. De transportmoeilijkheden spelen daarbij in Haarlem en daarbuiten. ACTUEEL ALLERLEI. De Haarlemsche schilders blijven nog rustig exposeeren in het Frans Halsmuseum, en wie mee- nen mocht dat de belangstelling van de zijde der bezoekers op den langen duur verflauwd mocht zijn, vergist zich. Men is er integendeel met het aantal dier belangstellenden zeer ingenomen en nog meer met de lastbare resultaten die de verlenging dei- expositie tot nu toe heeft opgeleverd. Behalve de hier reeds vroeger vermelde werken, vijf stuks, die door de commissie van gemeentewege verworven werden, is er thans weer een vijftal andere te ver melden, dat door of vanwege particulieren is aan geschaft. Tot de gelukkigen dezer tweede groep behooren de schilders Grootens, Rees, Wiegersma en van Velzen en de etser Harting. Van den eerste ging een decoratief paneel, van Rees zijn doek met „Duizendschoon", van Wiegersma het stadsgezicht met Bavo en Spekstraat en van Van Velzen een bloemstilleventje met Geraniums in andere handen over. Een en ander is voor dezen tijd een heugelijk resultaat, naar mij voorkomt, en dat misschien er op wijst dat er in de vacantiemaanden voor de Haar lemsche schilders nog mogelijkheden verborgen liggen. Voor wie de verzameling reeds zagen zouden een paar aan te brengen variaties dan weer aan leiding' tot hernieuwd bezoek kunnen zijn. Eén variatie is er reeds. In het groote portaal, waar men doorheen moet om naar de oude eetzaal te komen, is de steenen vloer opgebroken en een massa zand gestort. De oude schilderij met de over- talrijke mythologische naaktfiguren kon rustig op haar plaats blijven en met een beetje fantasie kan men zich daar thans in het Zuiderbad of op het strand aan Carthago wanen. De schilderijen van George Rober, die in dgt por taal zeer goed geplaatst waren, doch thans moeilijk op eenigen afstand in het vizier genomen konden worden, zijn daarom voorloopig door den schilder opgeborgen. In mijn vroegere verslagen der tentoon stelling heb ik aan die werken niet zooveel regels gewijd, als ze waard zijn. Dat heeft bij den artist de verkeerde meening kunnen doen ontstaan dat ik voor hem of voor zijn werk geen waardeering voorraad zou hebben. De zaak is echter anders. Die waardeering is er, doch het heeft mij steeds buiten gewoon moeilijk zoo niet feitelijk ondoenlijk toegeschenen over kunstwerken die, behalve de louter picturale verdienste, ook nog een dieperen visioenairen zin hebben, van die waardeering in klare, eenvoudige woorden iets op den niet in kunst zien getrainden lezer over te brengen. Het is een vaak toegepast, doch mager kunstje in zulk geval met geleerd schijnende, doch in feite onbegrijpelijke volzinnen te gaan goochelen, doch daar heeft nie mand iets aan: de artist niet, de lezer niet en ikzelf allerminst. Zooals men het werk var een Odilon Redon, van een Blake, en andere sensitivistische kunst moeilijk verstaanbaar kan maken aan den beschouwer, die er voor het eerst, en dan onwennig meestal, tegenover komt te staan, zoo leek het mij ook veel te riskant over werk als dat van Rober iets te zeggen, waaraan de leek houvast kon hebben. Wie er door geboeid of getroffen worden en die zullen numeriek slechts een klein aantal vormen, doen beter zich met den artist zelf in verbinding te stellen: bij hem een grooter deel van zijn arbeid te zien, zoo dat mogelijk is en te trachten het geeste lijk contact te vinden, dat voor het genieten van zulk werk onontbeerlijk is. Zonder dat wordt een beweerde waardeering licht tot snobismewat evenmin gewenscht is. Iets anders is het, een lichtvaardig oordeel van den leek, die maar al te graag bereid is, dat wat hem niet aanstaat of buiten zijn gevoelssfeer blijft, apekool te noemen, te ontzenuwen. Dat kan, onder andere middelen, bereikt worden door den levens loop van den kunstenaar na te gaan, waaruit in het goede geval valt aan te toonen dat die niet „zoo maar" eens iets vreemds is gaan doen, maar dat zijn werk wel degelijk op een basis van kunde rust en uit een bron van meer dan gewone emotionaliteit welt. Buiten den kring zijner intiemen weten de Haar lemmers weinig van Rober, die al jaren hun stadge noot is. Het kan dus geen kwaad iets over hem te vertellen dat de belangstelling voor zijn werk kan wekken of verstevigen. Daarin kan de schrijver over kunst al vast nuttig zijn. Welnu, Rober is een Belg van oorsprong, in 1893 te Brussel geboren uit een Hollandsche moeder en een Belgischen vader, die kunstenaar (schilder) was. Hij heeft dus al van kindsbeen af in het métier gezeten. En op een leef tijd. waarop we bij ons nog op de lagere school zitten, bezoekt Rober reeds de teekenscholen van de Brusselsche voorsteden Molenbeeke en Schaerbeek Hij herinnert zich zelfs op die van Molenbeeke nog les van Eugène Laermans gehad te hebben! Daarna volgen jaren ter Brusselsche academie. In die jaren werkt daar, op de jongeren, nog de invloed na van die groep kunstenaars, symbolisten, parnassiens, estheten enz., die omstreeks 1890 zeer de aandacht trokken in de kunstwereld. Tot hen behoorde Emile Fabry, van wie Rober later nog pri vaatlessen gehad heeft. Tot hen behoorden even eens Fernand Khnopff, Langaskens,. Carlos Schwabe en de Hollander Toorop. Namen, die een tijd verte genwoordigen vol nieuwe inzichten, theorieën, ja, geloofsbekentenissen bijna, een tijd ook van een nieuwe kunstni. erheid, die niet alleen naar nieuwe vormen zocht doch ook zich van de kostbaarste materialen bediende. De jonge Rober heeft zich in die jaren met allerhande arbeid den kost, en meer dan dat, verdiend. Emailtechnieken, meubelmaken, tapijt- en behangelsontwerp, dat alles werd hem vertrouwd, waarbij zijn prachtige hand van teeke nen die men ook nu nog in zijn bloemschetsen, etc., bewonderen kan hem uitnemend te stade kwam. Namen als van den architect Leon Snijders er. van den Antwerpenaar Jules de Praeterc die oók directeur van het Kunstnijverheidsmuseum in Zürich geweest is.komen op uit de herinnering. Zij bereidden de oprichting voor van het Brussel sche Maison des Arts Décoratifs, waaraan voor Rober de aangenaamste herinneringen verbonden zijn, omdat hij er van zijn veelzijdige gaven een profijtelijk gebruik kon maken. Dan komt de oorlog van 1914 en Rober steekt over naar Holland. Eerst naar Rotterdam, waar hij in den kring der Rotterdamsche jongeren wordt opgeno men waarin de jong gestorven Gerlw (de occulte naam van F. Ladage) een voorname plaats inneemt. Hij heeft zich intusschen met velerlei studie op het gebeid van occultisme, mystiek enz. bezig gehouden er. zijn vrije arbeid zal men als een uitstraling daarvan, mogelijkerwijs in de eerste plaats, hebben te beschouwen. Doch ook buiten dien arbeid, door hem zelf als zijn eigenlijke levensbezigheid be schouwd, zal men in zijn werkplaats eenvoudige tee- keningen naar bloemen kunnen bewonderen, die voor mijn gevoel het visitekaartje van een hoog op gevoerd kunstenaarschap zijn. Haarlem bezit in Rober een vrijwel afzonderlijke kunstenaarsfiguur, die met frases over een paar ge- exposeerde werken niet te benaderen is, doch die men in zijn Overveensche hermitage moet gaan op zoeken om den man en zijn werk nader te komen. J. H. DE BOIS. een groote rol. Men heeft tot nu toe echter steeds deze moeilijkheden kunnen ondervangen en men rekent er op, dit ook te kunnen doen tot aan den dag, waarop de tunnel opengesteld kan worden voor 't verkeer. Dat zal een feestdag voor Rotter dam zjjn, omdat dan het grootsche plan, om den Noordelijken en Zuidelijken oever van de Maas onder het water door te verbinden, zijn bekroning zal vinden. Wij mogen de uitvoering van het tunnelplan bekend veronderstellen, vooral het feit dat de bouwers de tunnel eigenlijk in drie gedeelten aanleggen: één deel op den rechter oever, één deel dat op den bodem van de Maas gereed komt en één deel op den linker oever. Aan 't eind van dit jaar, aldus laat ir. Fritzlin zich uit, hopen wij met het riviergedeelte gereed te zijn: 4 van de 9 zink- stukken zijn reeds op de plaats van bestemming, het vijfde gaat volgende week naar den bodem der rivier en de overblijvende, die op een paar kleinigheden na geheel gereed zijn deze liggen in de Waalhaven zullen'daarna volgen. Elk zinkstuk komt één meter van het vorige af te liggen. Met een duikerklok worden, na het tot zin ken brengen, de noodige lasschingen verricht. Dit lasschen is met 3 van de 4 op den bodem van de Maas rustende tunnelstukken reeds gebeurd. Alleen het verbinden van het ventilatiegebouw op den rechteroever en het eerste tunnelstuk onder water is nog niet geschied. Ook hier bevindt zich een één meter breede waterkolom tusschen. Het lasschen heeft men echtér nog nagelaten omdat men geen enkel risico wil loopen wat betreft een eventueel verschil in de werking van spanningen in de muren van het eerste tunnelstuk onder water en het ventilatiegebouw. Drie tunnels in één: De Maasstad, die al zoo vele tientallen jaren snakt naar een goede ver binding der Maasoevers, heeft aan het snelverkeer als aan wielrijders en voetgangers gedacht. En terwijl in de Scheldetunnel bij Antwerpen de auto's één tunnel hebben, met één vrij smalle rijbaan voor het verkeer in beide richtingen, krijgt de Maastunnel twee autotunnels, beide met een wegdek dat 6 meter breed is, zoodat twee rijen auto's in elke tunnel naast elkaar kunnen optrek ken. En tóch ontloopen de totaal-kosten van beide tunnels elkaar heel weinig. Hoe kan dat? Omdat de Maastunnel aangelegd wordt volgens de veel goed- koopere zinkmethode. En dat proces konden de Bel gische ingenieurs niet volgen. Daarnaast zullen de tunnels voor voetgangers en wielrijders in Rotterdam hun aandeel in de ventilatie krijgen, iets dat de Scheldestadtunnel eveneens mist. De stand van zaken op dit oogenblik? Ir. Fritzlin, zetelend in 't houten gebouwtje op den rechter- Maasoever, vlak bij de Parkhaven, vat samen: één ventilatiegebouw, op den rechter Maasoever is zoo goed als gereed. Met de afwerking is men bezig. Ontbreken de roltrappen nog, dit is niet het geval met de 32 gietijzeren ventilatoren, elk 1520 K.G. wegend, waarvan er 16 voor den toevoer van fris sche lucht zullen zorgen, terwijl de andere 16 de afgewerkte lucht uit de tunnels naar den „schoor steen" zullen persen. Daarnaast is de oprit van de autotunnels zoo goed als gereed. Ook hier is men aan de afwerking begonnen. Alleen aan 't begin van den oprit is men nog met het aanleggen van het reeds wijd en zijd beroemde circulatie-plein in een stadium, dat eigenlijk niet doet vermoeden dat de openstelling van den tunnel inderdaad vol gend jaar kan geschieden. En aan den overkant? Ook daar rijst reeds het ventilatiegebouw uit het grijze Maaswater omhoog. Alleen is men nog niet aan de afwerking toe, terwijl ook de oprit nog niet zoo ver gereed is, dat de tegelbekleeding van de wanden der tunnel en het aanbrengen van 't plafond kan geschieden. Overigens, en ziedaar één der vele indrukken van den rondgeleiden man-van-de-krant, werkt men op een groot aantal plaatsen aan de voltooiing van een object dal in de nabije toekomst een ver- keersvraagstuk van Rotterdam op even royale als practische wijze oplost. Enwaarmede de stad, juist ook door de toepassing van de nieuwste tech nische snufjes op tunnelbouwgebied, zich en daarmede geheel Nederland aan de spits stelt an de steden-met-tunnels in Europa! (Nadruk verboden).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 5