Jiuust
De taak van den Opbouwdienst
Aspirin
FLITSEN
Rotterdam werkt energiek aan de Maastunnel.
WOENSD A G 24 JUKI 1940
H"A A RLE M'S f> A'G PiCAB
3
Lichaamsoefening
en vakbekwaamheid
Een uiteenzetting van
majoor Breunese.
Van een specialen verslaggever).
In de gisteren gehouden dagelijksche persconfe
rentie heeft de leider van den Opbouwdienst, ma
joor J. N Breurese, een uiteenzetting gegeven van
den aard en van de taak van den op 15 Juli jl. in
werking getreden Opbouwdienst.
Ongeveer 55.000 dienstplichtigen van de Neder-
landsche weermacht aldus majoor Breunese
zijn overgegaan in den Opbouwdienst. Deze man-
ren hebben in de burgermaatschappij geen werk
kunnen vinden. Een groot gedeelte is slachtoffer
van de huidige omstandigheden, waardoor bedrij
ven werden stilgelegd of ingekrompen, een ander
deel was reeds vóór de mobilisatie zonder werk,
zoodat deze mannen tot de trieste categorie van
de „beroepswerkloozen" moeten worden gerekend.
Onze stempel- en steunregelingen hebben een
funesten invloed uitgeoefend op het moreel van
deze mannen, bij wie men een zekere arbeids-
schuwheid kan constateeren; bij verscheidenen
moet men een bepaald minderwaardigheidsgevoel
vaststellen. Het is te betreuren, dat men zooveel
prima mannen, voor wie groote bedragen in steun
zijn uitgegeven, in een zoo gedemoraliseerden toe
stand moet aantreffen.
DE EERSTE TAAK VAN DEN
OPBOUWDIENST.
Vóór alles wil de Opbouwdienst den gemeen
schapszin en de saamhoorigheid opwekken en be
vorderen en daarbij eerbied voor en waardeering
van den arbeid aankweeken. Dit is een zeer zware
taak, welke niet in enkele weken volbracht kan
worden. Het is echter een taak van hooge sociale
beteekenis, die waard is, dat wij onze beste krach
ten er voor aanwenden.
Met welke middelen kunnen wij deze taak vol
brengen? Van elementaire beteekenis, aldus ma
joor Breunese, is het verzorgen van orde, netheid
en tucht. Met een groep van 55.000 man is dit het
eerst-noodige vóór men aan den arbeid kan gaan.
De tucht moet gebaseerd zijn op vertrouwen. De
leiders, de op wachtgeld of op non-actief gestelde
officieren en onderofficieren zullen hun mannen
in alles moeten voorgaan. Om snelle resultaten te
verkrijgen, zal met groote gestrengheid, soms met
hardheid, maar altijd met rechtvaardigheid moeten
worden opgetreden. Men zal goed voor oogen moe
ten houden, dat thans boven elk persoonlijk be
lang het landsbelang praedomineert. Op het oogen-
blik komen kleine excessen, fouten en overtredin
gen, helaas, nog veelvuldig voor, maar de leiders
treden met groote kracht op en zij zullen tenslotte
het vertrouwen winnen. Deze zware taak moet
eerst volbracht worden, want anders is het niet mo
gelijk het eigenlijke werk van den opbouw aan te
vatten. Zoodra er verbetering in dit opzicht komt,
zal dus met het werk worden begonnen, maar dit
kan nog wel half Augustus worden.
DE WERKOBJECTEN.
Wat de werkobjecten betreft, ging majoor
Breunese voort, in dit opzicht zijn wij zeer kies
keurig. Zij moéten zich in de eerste plaats leenen
voor gemeenschappelijken arbeid van eenvoudigen
aard, waaraan een ieder, ongeacht zijn beroep, kan
deelnemen. De arbeid moet de gemeenschap, dus
land en vqjjc ten goede komen. De heer Breunese
lichtte dit met enkele voorbeelden toe. Wanneer
wij, aldus de leider, onze mannen aan het werk
zetten op het Oostfront van de vesting Holland,
waar voor de verdediging veel rivierzand werd ge
stort, met het doel dit weg te ruimen teneinde het
weide- en bouwland weer zijn bestemming terug
te geven, dan zullen wij eerst onze mannen goed
duidelijk maken, dat zij met dit werk land en volk
een dienst bewijzen, het besef zullen wij hiin bij
brengen, dat wanneer zij dit zand wegruimen er
weer koren kan worden gezaaid en dat het vee er
weer kan grazen. Alsdan zullen zij begrijpen, dat
zij nuttigen arbeid verrichten. Zoo zullen wij ook
vele kaden en dijken moeten herstellen en den
mannen zal worden duidelijk gemaakt, dat, wan
neer wij dit niet doen, in het najaar groote over
stroomingen ons land zullen teisteren. Op deze
wijze zullen deze mannen innerlijk den arbeid an
ders -gaan beoordeelen. Z ij zullen gaan be
seffen, dat z ij nuttige leden van de
maatschappij zijn. Gemeenschappelijk, in
grooten getale, gaan wij aan den arbeid ten be
hoeve van land en volk. Ik ben er van overtuigd,
aldus majoor Breunese, dat onze Hollandsche jon
gens dit zullen gaan beseffen.
Ook bebossching, cultuur-arbeid, het herstellen
vair dijken, het graven van kanalen e.d. zal tot de
werkobjecten behooren. Nuttige arbeid als deze
geeft arbeidsvreugde en nieuwe levensvreugde en
kweekt waardeering voor den arbeid.
Wanneer deze gemeenschapszin is ontwaakt, is
een moeilijk deel van de taak van den Opbouw
dienst volbracht
SPORT EN LICHAMELIJKE
OPVOEDING.
In het kader van den Opbouwdienst zal de sport
en de lichamelijke opvoeding, op welk gebied Ne
derland nog zulk een grooten achterstand heeft in
te halen, ook een zeer belangrijke plaats innemen.
De mannen moeten hard als staal en taai als leer
zijn; in hun krachtige lichamen past een frissche
geest en een warm kloppend hart voor land, volk.
taal en cultuur.
Aanstonds bij het in werking treden van den
Opbouwdienst, al op den vijftienden Juli, is een
begin gemaakt met de zorg voor de lichamelijke
opvoeding der mannen. Op dien dag is, zij het nog
op bescheiden schaal, op een terrein aan de Sport-
laan in Den Haag een sportcentrum geopend, waar
op energieke wijze is begonnen met de opleiding
van 100 sportleiders, hetgeen geschiedt door een
groot aantal deskundigen. Heel spoedig zal dit aan
tal worden vermeerderd, om weldra de sportleiders
over het geheele land te verspeiden.
Ik ben er stellig van overtuigd, aldus majoor
Breunese, dat heel gauw zal blijken, dat dit cen
trum alle reden van bestaan heeft.
MUZIEK EN ZANG.
Rhythme geeft kracht is een modern devies en
daarom zal ook de noodige aandacht worden ge
schonken aan muziek en zang. In dit opzicht zal
men stellig het nuttig effect weldra kunnen be
merken.
VAKBEKWAAMHEID.
Het is een eïsch, zoo ging de heer Breunese
verder, dat de mannen van den Opbouwdienst ter
gelegener tijd zich weer een waardige plaats in
de maatschappij zullen kunnen verwerven. EeD
moeilijkheid om zulks te verzekeren is het feit, dat
Ongeveer 55.000 werkloozen zijn
in den Opbouwdienst opgenomen.
Ier een aantal beroepen zijn, waarvan de vakbe
kwaamheid niet in het kader van den Opbouw
dienst kan worden bevorderd. Doch ook hier zullen
de hinderpalen worden weggeruimd en daartoe is
reeds contact gezocht en verkregen met fabrieken,
werkplaatsen en vakscholen.
GEEN POLITIEK
Met nadruk vestigde majoor Breunese er de
aandacht op, dat de Opbouwdienst een onpolitieke
instelling is, waarin alle kerkelijke en politieke
propaganda ten eenmale zal zijn verboden. Wij zijn
nu eenmaal het tijdperk van partijpolitiek, dat zoo
veel reden tot verdeeldheid gaf, uitgetreden en
ons parool zal zijn de bevordering van saamhoorig
heid en een sterken gemeenschapszin: wij zijn één
voor allen en allen voor één. De Opbouwdienst is
bedoeld, en dat zal hij ook zijn en blijven, als een
zuiver Nederlandsche organisatie, waarin gewerkt
wordt aan den opbouw van ons dierbaar Vader
land, waarbij geen verdeeldheid kan worden ge
duld.
Met moet mij niet misverstaan, zoo vervolgde
majoor Breunese, ons land in een staat, welke ge
vestigd is op Christelijken grondslag en dat hooge
principe zal door den Opbouwdienst in geen geval
worden aangetast. De Zondag blijft heilig, maar
wij moeten waken tegen de funeste propaganda van
het verleden. Iedere man van den Opbouwdienst
zal op Zondagen in de gelegenheid gesteld worden
zijn Godsdienstplichten volledig te vervullen. Die
opdracht hebben de leiders der groepen speciaal
meegekregen en zelfs zullen, waar dit noodig mocht
zijn vervoermiddelen voor den kerkgang beschik
baar worden gesteld. De werkdagen zullen echter
zijn voor den Opbouwdienst en voor niemand
anders.
IN DIENST VAN HET
VADERLAND..
Ten besluite vestigde de leider van den dienst er
nog eens de aandacht op, dat de Opbouwdienst
alleen ten dienste van ons vaderland staat; hij is
een organisatie in het belang van land, volk en
cultuur. Wij moeten het als een lichtpunt in deze
duistere tijden zien, dat wij duizenden jonge
mannen zullen kunnen opvoeden in een richting,
welke land, volk en taal ten goede zal komen.
De Pressedezernent, de heer W. Janke, wees
op zijn beurt ook nog eens op de groote taak, welke
voor den Opbouwdienst is weggelegd. De weder
opbouw is één van de meest actueele problemen,
welke op dit oogenblik aan de volken van Europa
worden gesteld en niemand mag er zich aan ont
trekken te beramen, welk karakter moet worden
gegeven aan den opbouw in een verjongd Europa, of
men Hollander, Duitscher of onderdaan is van
eenige andere Europeesche natie.
U kunt er om
verlegen zitten:
maar soms meer nog om een
Aspirin-tje. Bij hoofdpijn of ver
koudheid moesl men hel steeds
bij de hand hebben.-
Lel op den oranjeband.
hoitUlAiuSf
(Adv. Ingez. Med.)
Vacantiebezighcdeii voor
schoolkinderen.
Er zijn nog kinderleesboeken noodig.
HAARLEM, Woensdag.
Het Comité tot instandhouding van de Vacantie-
bezigheden voor schoolkinderen verzoekt ons mede
te deelen dat er nog dringende behoefte bestaat aan
kinder-leesboeken. Ieder, die boeken over heeft
kan deze bij de hoofdleidster van den speeltuin
Westerkwartier, naast het zwembad aan de Hout
vaart, inleveren. Behalve Zaterdags kan men daar
eiken dag van 912 en van 24.30 uur terecht.
,a\
Vakkundige reparatie van alle merken stofzuiger;
(Adv. Ingez. Med.)
NIEUWE SERIE No. 56
Baby alleen laten
1. Gaat op de teenen
het huis uit, de eer
ste maal dat zij
baby alleen met oma
achterlaat.
2. Vraagt zich af. of
ze baby nog even
een tweede deken
tje zal geven, het is
kouder dan zij dacht
3. Vader beweegt
haar. niet te tobben
en door te loopen.
4. Staat weer stil,
zich afvragende, of
ze oma precies heeft
gezegd, wat te doen,
als baby gaat huilen.
5. Vader herinnert
eraan, dat oma zelf
zes babies heeft op
gevoed.
6. Staat opnieuw
stil, verklarende, dat
zij baby hoort huilen
7. Rent terug, tot zij
beseft, dat het de
radio van de buren
was, die ze gehoord
heeft.
8. Loopt door, tob
bende over al wat
zou kunnen gebeu
ren, tot de film haar
afleiding geeft.
Ondanks den strengen winter en den
oorlog, rekent men er op in den
loop van 1941 gereed te komen
Op den voorgrond het zoo goed als voltooide ventilatiegebouw der Maastunnel
op den rechter Maasoever. Aan den overkant het andere ventilatiegebouw. Het
hooge middenvlak is een schoorsteen, waardoor eenmaal de afgewerkte
lucht uit de tunnel zal verdwijnen.
(Van een specialen verslaggever).
In Rotterdam moge dan het opruimen van het
puin nog altijd het voornaamste werkobject zijn,
het is niet het eenige: de opbouw van veel, dat
vernield is geworden, pakt men hard aan. En daar
naast werkt de Maasstad in een ongekend tempo
aan het millioenenwerk, dat nu en in de toekomst
als de Maastunnel bekend zal staan. Ondanks de
2 maanden durende stagnatie, welke de strenge
winter van 1939-'40 veroorzaakte en ondanks den
oorlog, welke in Mei een 5-tal dagen tot het stilleg
gen van den arbeid dwong, koestert men nog altijd
de gegronde hoop in den loop van 1941 gereed te
komen. De stand van zaken, zooals ir. M. C. Fritzlin,
waarnemend chef van de Tunnelafdeeling van
Rotterdam's Gemeentewerken, ons deze in een uit
voerig gesprek, gevolgd door een rondleiding langs
de geheel of gedeeltelijk gereed gekomen tunnel-
gedeelten heeft uiteengzet is thans zoo, dat een
bedrag van 11 millioen gulden is verwerkt. Daar in
totaal 14 millioen gulden zijn uitgetrokken, £lij
dus dat men met recht kan zeggen dat de Maasstad
binnen afzienbaren tijd, d.w.z. in 1941 van de
traverse onder de rivier gebruik zal kunnen
maken.
Moeilijkheden met de verkrijging van 't noodige
materiaal?
Ir. Fritzlin ontkent dit met nadruk: nóch tijdens
de mobilisatie, nóch na den oorlog zijn er groote
moeilijkheden geweest. De tunnelbouwers hadden
er voor gezorgd dat er van het onmisbare materi
aal, zooals ijzer, voldoende voorraad was: wijs be
leid, waarvan thans de rijke vruchten geplukt
worden. Neem b.v. de acht roltrappen in de venti
latiegebouwen: die zijn er. De wielrijders en voet
gangers behoeven zich daaromtrent geen zorg te
maken. Kleine moeilijkheden zijn er wel geweest,
zijn er gedeeltelijk nóg. Maar die zijn te wijten
aan den aanvoer van 't benoodigde zand, grint en
cement. De transportmoeilijkheden spelen daarbij
in Haarlem
en daarbuiten.
ACTUEEL ALLERLEI.
De Haarlemsche schilders blijven nog rustig
exposeeren in het Frans Halsmuseum, en wie mee-
nen mocht dat de belangstelling van de zijde der
bezoekers op den langen duur verflauwd mocht zijn,
vergist zich. Men is er integendeel met het aantal
dier belangstellenden zeer ingenomen en nog meer
met de lastbare resultaten die de verlenging dei-
expositie tot nu toe heeft opgeleverd. Behalve de
hier reeds vroeger vermelde werken, vijf stuks, die
door de commissie van gemeentewege verworven
werden, is er thans weer een vijftal andere te ver
melden, dat door of vanwege particulieren is aan
geschaft. Tot de gelukkigen dezer tweede groep
behooren de schilders Grootens, Rees, Wiegersma
en van Velzen en de etser Harting. Van den eerste
ging een decoratief paneel, van Rees zijn doek met
„Duizendschoon", van Wiegersma het stadsgezicht
met Bavo en Spekstraat en van Van Velzen een
bloemstilleventje met Geraniums in andere handen
over. Een en ander is voor dezen tijd een heugelijk
resultaat, naar mij voorkomt, en dat misschien er op
wijst dat er in de vacantiemaanden voor de Haar
lemsche schilders nog mogelijkheden verborgen
liggen. Voor wie de verzameling reeds zagen zouden
een paar aan te brengen variaties dan weer aan
leiding' tot hernieuwd bezoek kunnen zijn.
Eén variatie is er reeds. In het groote portaal,
waar men doorheen moet om naar de oude eetzaal
te komen, is de steenen vloer opgebroken en een
massa zand gestort. De oude schilderij met de over-
talrijke mythologische naaktfiguren kon rustig op
haar plaats blijven en met een beetje fantasie kan
men zich daar thans in het Zuiderbad of op het
strand aan Carthago wanen.
De schilderijen van George Rober, die in dgt por
taal zeer goed geplaatst waren, doch thans moeilijk
op eenigen afstand in het vizier genomen konden
worden, zijn daarom voorloopig door den schilder
opgeborgen. In mijn vroegere verslagen der tentoon
stelling heb ik aan die werken niet zooveel regels
gewijd, als ze waard zijn. Dat heeft bij den artist
de verkeerde meening kunnen doen ontstaan dat ik
voor hem of voor zijn werk geen waardeering
voorraad zou hebben. De zaak is echter anders. Die
waardeering is er, doch het heeft mij steeds buiten
gewoon moeilijk zoo niet feitelijk ondoenlijk
toegeschenen over kunstwerken die, behalve de
louter picturale verdienste, ook nog een dieperen
visioenairen zin hebben, van die waardeering in
klare, eenvoudige woorden iets op den niet in kunst
zien getrainden lezer over te brengen. Het is een
vaak toegepast, doch mager kunstje in zulk geval
met geleerd schijnende, doch in feite onbegrijpelijke
volzinnen te gaan goochelen, doch daar heeft nie
mand iets aan: de artist niet, de lezer niet en ikzelf
allerminst. Zooals men het werk var een Odilon
Redon, van een Blake, en andere sensitivistische
kunst moeilijk verstaanbaar kan maken aan den
beschouwer, die er voor het eerst, en dan onwennig
meestal, tegenover komt te staan, zoo leek het mij
ook veel te riskant over werk als dat van Rober
iets te zeggen, waaraan de leek houvast kon hebben.
Wie er door geboeid of getroffen worden en die
zullen numeriek slechts een klein aantal vormen,
doen beter zich met den artist zelf in verbinding te
stellen: bij hem een grooter deel van zijn arbeid te
zien, zoo dat mogelijk is en te trachten het geeste
lijk contact te vinden, dat voor het genieten van
zulk werk onontbeerlijk is. Zonder dat wordt een
beweerde waardeering licht tot snobismewat
evenmin gewenscht is.
Iets anders is het, een lichtvaardig oordeel van
den leek, die maar al te graag bereid is, dat wat
hem niet aanstaat of buiten zijn gevoelssfeer blijft,
apekool te noemen, te ontzenuwen. Dat kan, onder
andere middelen, bereikt worden door den levens
loop van den kunstenaar na te gaan, waaruit in het
goede geval valt aan te toonen dat die niet „zoo
maar" eens iets vreemds is gaan doen, maar dat zijn
werk wel degelijk op een basis van kunde rust en
uit een bron van meer dan gewone emotionaliteit
welt.
Buiten den kring zijner intiemen weten de Haar
lemmers weinig van Rober, die al jaren hun stadge
noot is. Het kan dus geen kwaad iets over hem te
vertellen dat de belangstelling voor zijn werk kan
wekken of verstevigen. Daarin kan de schrijver
over kunst al vast nuttig zijn. Welnu, Rober is een
Belg van oorsprong, in 1893 te Brussel geboren uit
een Hollandsche moeder en een Belgischen vader,
die kunstenaar (schilder) was. Hij heeft dus al van
kindsbeen af in het métier gezeten. En op een leef
tijd. waarop we bij ons nog op de lagere school
zitten, bezoekt Rober reeds de teekenscholen van de
Brusselsche voorsteden Molenbeeke en Schaerbeek
Hij herinnert zich zelfs op die van Molenbeeke nog
les van Eugène Laermans gehad te hebben! Daarna
volgen jaren ter Brusselsche academie.
In die jaren werkt daar, op de jongeren, nog de
invloed na van die groep kunstenaars, symbolisten,
parnassiens, estheten enz., die omstreeks 1890 zeer
de aandacht trokken in de kunstwereld. Tot hen
behoorde Emile Fabry, van wie Rober later nog pri
vaatlessen gehad heeft. Tot hen behoorden even
eens Fernand Khnopff, Langaskens,. Carlos Schwabe
en de Hollander Toorop. Namen, die een tijd verte
genwoordigen vol nieuwe inzichten, theorieën, ja,
geloofsbekentenissen bijna, een tijd ook van een
nieuwe kunstni. erheid, die niet alleen naar nieuwe
vormen zocht doch ook zich van de kostbaarste
materialen bediende. De jonge Rober heeft zich in
die jaren met allerhande arbeid den kost, en meer
dan dat, verdiend. Emailtechnieken, meubelmaken,
tapijt- en behangelsontwerp, dat alles werd hem
vertrouwd, waarbij zijn prachtige hand van teeke
nen die men ook nu nog in zijn bloemschetsen,
etc., bewonderen kan hem uitnemend te stade
kwam. Namen als van den architect Leon Snijders
er. van den Antwerpenaar Jules de Praeterc die
oók directeur van het Kunstnijverheidsmuseum in
Zürich geweest is.komen op uit de herinnering.
Zij bereidden de oprichting voor van het Brussel
sche Maison des Arts Décoratifs, waaraan voor
Rober de aangenaamste herinneringen verbonden
zijn, omdat hij er van zijn veelzijdige gaven een
profijtelijk gebruik kon maken.
Dan komt de oorlog van 1914 en Rober steekt over
naar Holland. Eerst naar Rotterdam, waar hij in den
kring der Rotterdamsche jongeren wordt opgeno
men waarin de jong gestorven Gerlw (de occulte
naam van F. Ladage) een voorname plaats inneemt.
Hij heeft zich intusschen met velerlei studie op het
gebeid van occultisme, mystiek enz. bezig gehouden
er. zijn vrije arbeid zal men als een uitstraling
daarvan, mogelijkerwijs in de eerste plaats, hebben
te beschouwen. Doch ook buiten dien arbeid, door
hem zelf als zijn eigenlijke levensbezigheid be
schouwd, zal men in zijn werkplaats eenvoudige tee-
keningen naar bloemen kunnen bewonderen, die
voor mijn gevoel het visitekaartje van een hoog op
gevoerd kunstenaarschap zijn.
Haarlem bezit in Rober een vrijwel afzonderlijke
kunstenaarsfiguur, die met frases over een paar ge-
exposeerde werken niet te benaderen is, doch die
men in zijn Overveensche hermitage moet gaan op
zoeken om den man en zijn werk nader te komen.
J. H. DE BOIS.
een groote rol. Men heeft tot nu toe echter steeds
deze moeilijkheden kunnen ondervangen en men
rekent er op, dit ook te kunnen doen tot aan den
dag, waarop de tunnel opengesteld kan worden
voor 't verkeer. Dat zal een feestdag voor Rotter
dam zjjn, omdat dan het grootsche plan, om den
Noordelijken en Zuidelijken oever van de Maas
onder het water door te verbinden, zijn bekroning
zal vinden.
Wij mogen de uitvoering van het tunnelplan
bekend veronderstellen, vooral het feit dat de
bouwers de tunnel eigenlijk in drie gedeelten
aanleggen: één deel op den rechter oever, één deel
dat op den bodem van de Maas gereed komt en
één deel op den linker oever. Aan 't eind van dit
jaar, aldus laat ir. Fritzlin zich uit, hopen wij met
het riviergedeelte gereed te zijn: 4 van de 9 zink-
stukken zijn reeds op de plaats van bestemming,
het vijfde gaat volgende week naar den bodem
der rivier en de overblijvende, die op een paar
kleinigheden na geheel gereed zijn deze liggen
in de Waalhaven zullen'daarna volgen. Elk
zinkstuk komt één meter van het vorige af te
liggen. Met een duikerklok worden, na het tot zin
ken brengen, de noodige lasschingen verricht. Dit
lasschen is met 3 van de 4 op den bodem van de
Maas rustende tunnelstukken reeds gebeurd. Alleen
het verbinden van het ventilatiegebouw op den
rechteroever en het eerste tunnelstuk onder water
is nog niet geschied. Ook hier bevindt zich een één
meter breede waterkolom tusschen. Het lasschen
heeft men echtér nog nagelaten omdat men geen
enkel risico wil loopen wat betreft een eventueel
verschil in de werking van spanningen in de
muren van het eerste tunnelstuk onder water en
het ventilatiegebouw.
Drie tunnels in één: De Maasstad, die al zoo
vele tientallen jaren snakt naar een goede ver
binding der Maasoevers, heeft aan het snelverkeer
als aan wielrijders en voetgangers gedacht. En
terwijl in de Scheldetunnel bij Antwerpen de
auto's één tunnel hebben, met één vrij smalle
rijbaan voor het verkeer in beide richtingen, krijgt
de Maastunnel twee autotunnels, beide met een
wegdek dat 6 meter breed is, zoodat twee rijen
auto's in elke tunnel naast elkaar kunnen optrek
ken. En tóch ontloopen de totaal-kosten van beide
tunnels elkaar heel weinig. Hoe kan dat? Omdat de
Maastunnel aangelegd wordt volgens de veel goed-
koopere zinkmethode. En dat proces konden de Bel
gische ingenieurs niet volgen. Daarnaast zullen de
tunnels voor voetgangers en wielrijders in Rotterdam
hun aandeel in de ventilatie krijgen, iets dat de
Scheldestadtunnel eveneens mist.
De stand van zaken op dit oogenblik? Ir. Fritzlin,
zetelend in 't houten gebouwtje op den rechter-
Maasoever, vlak bij de Parkhaven, vat samen: één
ventilatiegebouw, op den rechter Maasoever is zoo
goed als gereed. Met de afwerking is men bezig.
Ontbreken de roltrappen nog, dit is niet het geval
met de 32 gietijzeren ventilatoren, elk 1520 K.G.
wegend, waarvan er 16 voor den toevoer van fris
sche lucht zullen zorgen, terwijl de andere 16 de
afgewerkte lucht uit de tunnels naar den „schoor
steen" zullen persen. Daarnaast is de oprit van de
autotunnels zoo goed als gereed. Ook hier is men
aan de afwerking begonnen. Alleen aan 't begin
van den oprit is men nog met het aanleggen van
het reeds wijd en zijd beroemde circulatie-plein
in een stadium, dat eigenlijk niet doet vermoeden
dat de openstelling van den tunnel inderdaad vol
gend jaar kan geschieden. En aan den overkant?
Ook daar rijst reeds het ventilatiegebouw uit het
grijze Maaswater omhoog. Alleen is men nog niet
aan de afwerking toe, terwijl ook de oprit nog
niet zoo ver gereed is, dat de tegelbekleeding van
de wanden der tunnel en het aanbrengen van 't
plafond kan geschieden.
Overigens, en ziedaar één der vele indrukken
van den rondgeleiden man-van-de-krant, werkt
men op een groot aantal plaatsen aan de voltooiing
van een object dal in de nabije toekomst een ver-
keersvraagstuk van Rotterdam op even royale als
practische wijze oplost. Enwaarmede de stad,
juist ook door de toepassing van de nieuwste tech
nische snufjes op tunnelbouwgebied, zich en
daarmede geheel Nederland aan de spits stelt
an de steden-met-tunnels in Europa!
(Nadruk verboden).