Hiel
JOieat en Ja OtLe&ol.
De Lotgevallen van een Collier
Spoct en Spet 1
Ceta-Bever VLEKKENWATER
VRTJDA'G 26 JUKI 1940
aJjll1 Ull|l||[^_
^hU||[||iniiuiiBiiiiiiiHuaiiHimiiHiuiiiBMUiiüimiiiiiiiiiiiiiiminni^m|iiiimi|iii^imiffypi||illl^^
Wielrijden
MOTOKEN DAVERDEN IN HET
STADION.
Heftige strijd om den stayerstitel.
Zwartepoorte wint.
De nieuwe titelhouder Zwartepoorte in de
bloemen.
(Van onzen medewerker).
Als voorgerecht op het Stadion-menu, waarvan
de strijd om het nationale kampioenschap achter
grooe motoren den hoofdschotel vormde, werd
een stedenwedstrijd tusschen amateur-ploegen
van Haarlem en Amsterdam opgediend. Deze
course bestond uit een sprint, een achtervolging
over vier KM. en een klassementsrace van tien
KM
In alle onderdeelen toonden de Amsterdammers
zich veel sterker dan de Haarlemmers, bij wie
alleen Cor de Best van zich deed spreken door
twee klassementen te winnen. Van de 29 punten,
die Haarlem kon boeken tegen de Amsterdam
mers 55 bracht De Best er 19 op zijn naam.
Daarna begon de strijd om den stayerstitel; na
loting bleek de start-volgorde: Zwartepoorte, Bos
land, Van Amsterdam, Wals en Schulte.
Van Amsterdam had het laatst zijn motor te
pakken, waardoor hij al direct op de vijfde plaats
belandde. Reeds na 14 ronden werd Zwartepoorte
door Bosland. Wals en Schulte gepasseerd. De
eerste tien K.M. werden in 8 min. 53 afgelegd, wat
22 sec. meer is dan het record, dat Schlebaum in
1929 op deze baan vestigde.
Het "eerste groote moment van de race komt na
20 K.M.. als Schulte een aanval op Wals onder
neemt. doch op het kritieke oogenblik breekt de
ketting van laatstgenoemde, waardoor hij. on
danks de twee tonden vergoeding, een ronde ach
terstand boekt.
Warmeer Schulte dan Bosland voorbij tracht te
komen, moet „Gerrit" lossen, wat hem later nog
Cor de Best de beste renner van de
Haarlemsche ploeg.
eenige malen zou gebeuren. Als de 25 K.M. in 20
min. 314/5 sec. gegaan zijn, levert Zwartepoorte
de onverwachte prestatie, door in een rush Wals,
Schulte en Bosland achter zich te laten, zoodat
de „outsider" in deze race zoowaar de leiding
heeft veroverd.
Schulte valt tegen; hij moet ook Van Amster
dam voorbij laten gaan; wel tracht hij het ver
loren terrein te herwinnen, maar dan verliest hij
door onoplettendheid van gangmaker Bustraan
wederom het contact met zijn motor.
Op de helft van den afstand, die in 41 min. 12
sec. werd afgelegd, liggen de twee favorieten der
halve achter in het ..veld".
Als er nog 33 K.M. te rijden zijn, jaagt Van Am
sterdam Bosland op. maar wordt van de lange
jacht zelf het slachtoffer, daar hij onmiddellijk
daarna door Schulte wordt ingehaald. Ook Bos
land moet er aan gelooven. zoodat. met 30 K.M.
voor den boeg. de stand is: 1. Zwartepoorte. 2.
Schulte, 3. Bosland, 4. v. Amsterdam en 5 (op ëén
ronde) Wals.
Schulte doet dan binnen enkele ronden twee
verwoede aanvallen op Wals. maar deze verzet
zich met succes, zoodat Schulte terug moet. Bos
land en Van Amsterdam liggen op de loer om van
dit tweegevecht te kunnen profiteeren, terwijl
Zwartepoorte met een halve baan voorsprong
voorloopig rustig aan den kop blijft gaan.
De 75 K M. blijken in 61 min. 44 1 5 sec. te zijn
afgelegd «baanrecord v. d. Wulp 55 min. 45 sec.).
Het begint inmiddels leelijk duister to worden,
zoodat de uitlaatvlammen van de motoren een
rossigen gloed geven.
Schulte blijft steeds Wals bestoken, maar hij is
niet in- staat den „rooden duivel" te passeeren,
en dat moet toch. wil hij in de buurt van Zwarte
poorte kunnen komen. Zoodoende fungeert Wals,
zonder het te willen, als „schutsengel" van den
leider in de race, die nog steeds een halve baan
voorsprong heeft.
Nog 13 K.M. en dan gaat Bosland na een ron-
denlange achtervolging den zich wanhopig ver
dedigenden Schulte voorbij, die eveneens door
Van Amsterdam en Zwartepoorte wordt gepas
seerd.
Laatstgenoemde zet dan een formidabelen spurt
in en bezorgt aan het geheele veld een ronde
achterstand.
De volgorde is dan: 1. Zwartepoorte: op een
ronde: 2. Bosland, 3. v. Amsterdam. 4. Wals en
op 2 rondeft Schulte, die vrijwel uitgereden is.
Zwartepoorte komt nu bijna langs Wals. maar
wordt op het laatste moment teruggewezen, waar
door Bosland zijn ronde achterstand kan terug
nemen.
In de laatste kilometers blijft de stand onge
wijzigd. zoodat Zwartepoorte als eerste over de
eindstreep gaat. na de 100 K.IVI. in 1 uur 22 min.
21 sec. te hebben gereden «baanrecord van Bleke-
molen 1 uur 17 min. 4 5 sec.).
De nieuwe titelhouder, die zich Zondag j.l.
slechts met moeite en dank zij een inzinking van
Groenewegen, op het nippert je voor de finale wist
te klasseeren. heeft de overwinning ongetwijfeld
ten volle verdiend. Hij reed zeer regelmatig, zette
op het juiste moment den aanval in en hield het
spurt-tempo lang genoeg vol. om. onbedreigd aan
den kop te komen. Bovendien demonstreerde hij
zijn overwicht door kort voor het einde het ge
heele veld te lappen, met uitzondering van Wals.
Deze laatste zou echter een goeden gooi naai
den titel hebben gedaan, indien machinedefect
hem geen ronde achterstand had bezorgd. Hij be
schikt over de meeste routine van dit vijftal
stayers en demonstreerde dat door zijn soepel
rijden en het afslaan van alle aanvallen. Schulte
verspilde zijn krachten in herhaalde pogingen
om Wals te passeeren, maar het was duidelijk, dat
„Cor", die zelf kansloos was, „Gerrit" onder geen
voorwaarde den titel gunde.
Lettende op den Donderdagavond getoonden
vorm, is Wals onze beste stayer, al heeft Zwarte
poorte. die een nieuweling in dit vak is, met eere
het kampioenschap veroverd. Daarbij had hij
grooten steun van den oplettenden gangmaker
Van der Bom. die terecht in het applaus deelde.
Het resultaat van de race luidt: 1. A. Zwarte
poorte (kampioen van Nederland), de 100 K.M. in
1.22.21: 2. D. J. Bosland op 400 Meter: op een
ronde en 200 Meter 3. A. van Amsterdam; op een
ronde en 400 Meter 4. C. Wals; oo twee ronden
5. G. Schulte.
CRITICUS.
CRICKET.
HAARLEM COMB.—C.V.H. COMB.
In dezen vriendschappelijken wedstrijd bleken
de Haarlemmers veel sterker te zijn, dan hun
tegenstanders. Haarlem trok het eerst naar de
wickets en sloeg een totaal van 171 runs bijeen.
De C.V.H.-bowlers waren niet in staat, eenig "ont
zag in te boezemen. Nadat W. Peschar voor een
kalme 21 verdwenen was, zetten P. Groeneveld
en Drs. J. Voogd de zaak op denzelfden voet voort
ne scoorden resp. 25 en 24 runs Ook H. Peschar
met 1-2 en Drs. B. Kleefstra met 45 zorgden er voor
dat het Haarlem totaal zoo hoog werd. Mr, Extra
wist eveneens de dubbele cijfers te bereiken n.l.
22. Voor C.V.H. bowlden F. Seveke 155. Th. v. d.
Pas 4—45. P. v. djVlugt 3—18, J. v. Thiel 0—10,
D. Bijleveld 121.
Bij C.V.H. was het een komen en gaan, geen
der batsmen wist aan het bowlen eenigen tegen
stand te bieden, slechts J. Machielse bereikte de
dubbele cijfers: 17. Het C.V.H.-totaal sloot, met
inbegrip van 5 extra's, op 41. Voor Haarlem
bowlden P. Peschar 3—7. O. Abendanon 0—5 P
Groeneveld 2—5. P. van Tiggelen 0—2, H. Peschar
1—3. en Drs. B. Kleefstra 3—4
Haarlem won dus met 130 runs.
WATERPOLO.
H.V.G.B.—H.P.C. II (3—0).
H.V.G.B. nam het spel direct in handen; reeds
spoedig wist J. Hogeland een fraai doelpunt te
maken (1.0).
Hierna kwam H.P.C. ook iets meer in den aan
val. J. ten Cate stopte eenige zeer goede schoten.
Met een fraaien doorslagbal bracht J. Hoge-
lande den stand op 20. Ook na rust was H.V.G.B.
het sterkst. Nadat het H.P.C.-doel eenige malen
ternauwernood aan een doorboring was ontsnapt,
wist K. Bongertman keeper De Bruyn ten derde
male onhoudbaar te passeeren (30).
H.P.C. paste uitsluitend het z.g. „2-meter spel"
toe. terwijl H.V.G.B. een meer afwisselend spel
speel dp
HET IJ—D.W.R. (5—1).
Bij de rust, toen de Waterratten nog een 10
voorsprong hadden, zag het er nog geenszins naar
uit dat het voor hen een groote nederlaag zou
worden.
Keeper Kollerie kreeg echter plotseling een
enorme slraal water op zijn rug. doordat het ver-
verschingsapparaat in werking kwam. Zoodoende
kon Rootselaar van deze onverwachte situatie
profiteeren. door een doelpunt te scoren.
Wanneer scheidsrechter De Vries laat begin
nen. zijn de Waterratten het eerst in den aan
val; al spoedig wordt het Amsterdamsche doel
onder schot genomen. Eenige aanvallen van het
IJ worden afgeslagen; steeds komen de Haarlem
mers terug. Kollerie opent de score (01). Op
nieuw vallen de Waterratten aan; bijna heeft
Kollerie opnieuw succes, doch een goede omhaal
stuit tegen den onderkant van de lat uit het
doel.
Na de hervatting ondernemen de Waterratten
opnieuw eenige aanvallen, waarbij v. d. Bogaerde
opvalt. Dan heeft het hierboven vermelde voor
val plaats; Rootselaar maakt gelijk (1—1). Even
later geeft Van Aelst aan Het IJ de leiding (21).
Nu is het met de Waterratten gedaan; hoewel er
nog goed tegenstand geboden wordt, vergroot
Koster den voorsprong (31). Weer komen de
Amsterdammers terug: Rootselaar brengt den
stand op 41. De Waterratten probeeren nog het
spel te verplaatsen, doch wanneer eenige aan
vallen op niets uitloopen. gaat Het IJ weer tot
den aanval over: een rush van Van Heteren heeft
succes (51). Hierna komt het einde.
HONKBAL
E. D. O.—Haarlem (1—5)
In een uitstekenden wedstrijd is het Donder
dagavond aan Haarlem, dank zij het goede spel
van De Mon, mogen gelukken een 51 overwin
ning op E.D.O. te behalen. Behalve het werpen
van De Mon was ook dat van Schij venaar lieel
goed. In de vierde innings had Haarlem een 20
voorsprong. In de vijfde innings bedroeg die 31.
Hierna hield E.D.O., voornamelijk door het goede
aangooien van Odenthal en Hofstra. een tijdlang
de score op.
In de negende innings gingen Hunik
Veenhof voor nul aan den kant, gevolgd door
Vrugt. Langereis sloeg toen een mooien twee-
honkslag.
E.D.O. kon hierna den achterstand niet meer
inloopen, hoewel vooral Wille goed spel liet zien.
De inningscijfers waren als volgt:
E.D.O. 000100000 1.
Haarlem 000210002 5.
Voor vuil, vet, smeer en zooveel meer. - 25 cent. - Bij drogisten.
(Adv ingez /Wed.)
ZWEMMEN
WEDSTRIJDEN POLITIE SPORT VER.
„HAARLEM".
Woensdagmiddag werden in de zweminrichting
aan de Houtvaart te Haarlem de jaarlijksche onder
linge zwemwedstrijden van de politie gehouden.
Winnaar van den vijfkamp was S. Rode, die evenals
in 1938 en 1939 den aan deze wedstrijden verbon
den wisselbeker veroverde en nu definitief in zijn
bezit kreeg. Het werd Rode echter ditmaal wel erg
gemakkelijk gemaakt, want de deelneming was ge
ring. Verschillende leden, die het hem lastig had
den kunnen maken, deden hun inschrijving niet ge
stand. Alleen Veerman, die als niet-lid slechts
buiten mededinging kon deelnemen, wist aan Rode
het vuur na aan de schenen te leggen; op twee van
de vijf nummers ontnam hij hem de eerste plaats.
De uitslagen luidden:
50 Meter schoolslag: 1. S. Rode, 43.6 sec.; 2. P.
Veerman 45.8 sec.
50 Meter rugslag: 1. P. Veerman 43.9 sec.; 2. S.
Rode 46.4 sec.
50 Meter vrije slag: 1. P. Veerman 40 sec.; 2. S.
Rode 40.2 sec.
30 eMter, waarvan 15 M. met drenkeling: 1. S.
Rode 31.2 sec.; 2. P. Veerman 36.6 sec.
Popduiken: 1. S. Rode 30 sec.; 2. P. Veerman
34.8 sec.
Totaaluitslag: 1. S. Bode; 2. Th. H. Mulder; 3. W.
de Koning; 4. H. Selderbeek; 5. P. J. Beunder; 6. J.
A. v. d. Steen.
P. Veerman, die buiten mededinging mede deed,
zou in dit klassement de tweede plaats bezet hebben.
LAWNTENNTS
TOURNAMENT „JATILOO".
De verloren tijd van Woensdagavond werd Don
derdag zooveel mogelijk weer ingeloopen. De lei
der, de heer Fred. M. Kramer, laat de wedstrijden
zoo vroeg mogelijk beginnen om voor verrassingen
van het weer gevrijwaard te blijven. Daarbij is
echter de medewerking van de deelnemers onont
beerlijk. Door zich indien mogelijk, zoo vroeg mo
gelijk beschikbaar te houden en vooral door op tijd
of beter nog vóór tijd aanwezig te zijn. werkt men
de moeilijke taak van den wedstrijdleider in de
hand.
Het A-tournooi en de troostronde van de B-afdee-
ling zijn ook begonnen.
De laatste uitslagen luiden:
Hoofdronde heerenenkelspel, eerste ronde: M. Wijt
A. Cats 6—3, 6—2; H. SpliethoffN. v. d. Linde
7—5, 6—4.
Tweede ronde: P. Josso—J. Overwijn 63, 64;
Hoofdronde gemengddubbelspel, eerste ronde:
Mej. E. Renses en N. ten Houten de Langemevr.
A. Saarberg en J. Saarberg 63, 60; mevr. v.
Eckelt en A. Catsmej. Josso en Mos 75, 62;
mevr. Bierenbroodspot en Bierenbroodspotmej
J. v. Laar en J. v. Hezel 64, 64; mej. v. Hof-
VOOR DE KINDEREN
Hij wilde wat vlugger doorloopen om zich
bij den professor en den Dikke te voegen.
-Maar wat hij zag. deed zijn bloed stollen. Bij
een kruising in het gewell zag Krent aan
eiken kant een langen arm te voorschijn
komen.
En de argelooze professor én de dikke wer
den elk door een paar lange bruine vingers in
hun kraag gegrepen. Zij schrokken blijkbaar
zelf ook heel erg, want ze begonnen tegelijker
tijd angstig te gillen.
wegen en Adriani Engelsmej. M. ten Have en P,
Kokke 75, 61;! mevr. Kramer en P. Dickmann
mej. H. Wildeboer en F. Wildeboer 61, 62.
Tweede ronde: Mej. K. Mos en P. Jossomej.
d. Haar en de Crauw 61, 57, 75.
Hoofdronde heerendubbelspel, eerste ronde: P.
Kokke en J. van HezelA. Portier en C. Pieterse
75, 86; A. v. Huissteden en C. MelseE.
Eckelt en R. Schwalm 64, 63; M. Bierenbroods
pot en N André de la Por teG. Denijs en Mr. Bet-
tink 2—6, 6—2, 6—4.
Tweede ronde: J. ten Houten de Lange en N. Bit
terE. Loman en J. v. Hoolwerij 75, 75.
Hoofdronde damesdubbelspel, eerste ronde: Mevr.
Denijs en mej. Grimbergmej. T. Goeting en mej.
N. Henning 60, 64.
Tweede ronde: Mej. M. ten Have en mej. A
Schrodermevr. Denijs en mej. Grimberg 9—7,
36. 62; mevr. A. Saarberg en mevr. Bieren
broodspotmej. J. Jonker en mej. F. Krayenveld
6—2, 7—5.
Halve eindstrijd: Mevr. A. Saarberg en mevr. Bie
renbroodspotmevr. v. Eckel en mevr. Kramer I
9—7, 6—3.
Troostronde heerenenkelspel B, eerste ronde: F,
WildeboerM. Gatsonides w. o.
Troostronde damesenkelspel B, halve eindstrijd:
Mevr. C. Kramermej. H. Dieters 60, 61; mej,
L. Grimbergmej. E. Dieters 64, 60.
Heerenenkelspel A, eerste ronde: N. v. d. Linde—
H. Blom 6—3, 9—7.
De geheime taal der Oostersche
tapijten.
Een kunst, die sedert eeuwen wordt
uitgeoefend.
De vele patronen van Oostersche tapijten
hebben geenszins alleen maar decoratieve
beteekenis, want dikwijls zijn in deze
tapijten geheime boodschappen inge
weven. Dit gebeurt ook heden ten dage nog, al
hebben noch de tapijtwevers, noch de handelaren
of de bezitter er eenig idee van, welke goede of
kwade geheimen deze tapijten in hun grillige
patronen verbergen.
In de Balkanstaten en in het Oosten werd deze
kunst van geheimschrift in geweven tapijten
eeuwenlang uitgeoefend. Een bepaald hakenpatroon
dat voor de oogen van een oningewijde nauwelijks
te onderscheiden is van de gewone lijnen, komt
veel vooren wordt „wolfstand" genoemd. Het
moest oorspronkelijk booze geesten ervan terug
houden het huis te betreden. Het ontstaan van dit
patroon kan men nog verder nagaan dan het ont-
Vóór de Islam werden hoofdzakelijk dieren-
staan van de Islam. l
patronen in de tapijten ingeweven, maar Mahomed
verbood de afbeeldingen van levende wezens, zoo
dat van' de oorspronkelijke wolfskoppen alleen
nog de karakteristieke hakenlijn van de wolfstandeil
overbleef.
De letters van het Arabische alphabet konden
heel gemakkelijk gebruikt worden voor de patro
nen. Er ontwikkelde zich een rechtstreeksche
„tapijtliteratuur". Het gemakkelijkst te herkennen
zijn de inschriften als „Salaam Aleikum" (Vrede
zij met u). Het was echter veelvuldig gebruik zoo
wel goede als ook booze wenschen in het tapijt te
weven. Hiervoor werd een soort verkort schrift
ontwikkeld; door steeds alleen de beginletters van
de woorden in een zin te gebruiken; deze zin kon
dan door ingewijden met groot gemak worden ont
cijferd. Van sultan Abdoel Hamid wordt verteld
dat hij eens een geheele weversfamilie heeft laten
dooden, omdat de leden dezer familie in een tapijt
een tegen den sultan gerichte bedreiging hadden
geweven, die door dezen ontdekt werd.
Een aparte curiositeit vormen de tapijten, die
rijke Oosterlingen lieten maken om ze aan him
vijnden te sturen. Deze tapijten vertoonen duide
lijk rozenpatronen, die op het eerste gezicht te her
kennen waren en waarvan de beteekenis duidelijk
was. Want iedereen wist dat rozen vervloekingen
en scheldwoorden beteekenden.
Een Romaansche variëteit van deze tapijtlitera
tuur ontstond in Bulgarije. Daar was de tapijt
weverij hoofdzakelijk het werk van vrouwen ed
meisjes. Zij voerden het gebruik in roode en gele
draden die tot karakteristieke bogen en lijnen
werden geweven voor de patronen te gebruiken
en wel voornamelijk in die tapijten, die ze van
plan waren aan hun geliefden te schenken. Deze
roode en gele draden beteekenden dat de „held
harer droomen" spoedig terug moest komen, daar
er met groot verlangen op hem werd gewacht.
Tegenwoordig zijn er nog maar heel weinig vak
lieden, die dergelijke geheime boodschappen in
oude Oostersche tapijten kunnen ontcijferen De
meeste menschen echter kijken zonder er bij te
denken over deze teekens heen, die weten te ver
tellen van vreugde en leed, van liefde en haat uit
lang vervlogen jaren.
NORMAN FRAZER.
2)
(Nadruk verboden).
„Er kunnen net een paar kleinigheden in, die ik
veilig wou opbergen. Wat moet je er voor heb
ben?"
Robertson tikte op het deksel. Het kistje klonk
hol.
„Nou wat zou zij willen geven? Zie je wel wat
een prachtig hout het is; welriekend hout nog wel
en de koperen hoeken zijn ook niet mis. Zoo'n
stukje werk zie je niet iederen dag".
„Ik geef je tien shilling", bood Lindsay.
„Wel aljemachtig", viel Robertson uit, tegelijk
met een snelle beweging het kistje opnemend om
het achter zich op de plank te zetten. „Tien shil
ling? Ik krijg er met gemak tien pond voor!"
„Wat!" protesteerde Lindsay, „tien pond voor
dat zootje hout en koper?"
„Ja maar vergeet het werk niet, vriendlief!"
De uitdrager plaatste het kistje weer op de toon
bank. „Bekijk dat mooie snijwerk bovenop maar
eens goed en let maar eens op de fijne reuk van
het hout en het stevige koper op de hoeken het
is in één woord een kunstwerk, dat kistje!"
„Hoeveel i.s de uiterste prijs?", vroeg Lindsay
bijna vinnig. Zijn begeerigheïd deed hem zijn zelf-
beheersching verliezen.
Robertson nam zijn klant nog eens op.
„Tien pon", herhaalde hij toen kortaf.
„H'm". grawueduwde Lindsay. Hij leunde over
de toonbank, zijn hard gezicht dicht bij dat van
den uitdrager. ..Kijk er eens an, waarde heer",
vervolgde hij daarop verre van vriendelijk, .ver
onderstel, dat jij dat kistje heelemaal niet mag ver-
koopenwat dan?"
Robertson sprong achteruit, het kistje in zijn
hand geklemd. Hij keek van het kistje naar Lindsay
en van Lindsay naar het kistje. Zijn gezicht was
een beetje bleek geworden.
„Wat!", hijgde hij, „wat vertel je me nou? Is dat
kistje niet van mij niet mijn eigendom? Maak,
dat je mijn winkel uitkomt; ik heb verder niets
met je noodig!"
„Zeg er es", klonk Lindsay's repliek. Het leek
hem toe dat de uitdrager niet bepaald op zijn ge
mak was en dat was een aanleiding voor hem om
ng forscher op te treden. „En als dat kistje nu in
derdaad eens niet van jou is? Als het blijkt, dat
je niet het recht hebt om het te verkoopen? Als
de rechtmatige eigenaar komt opdagen en je on
plezierige vragen zou stellenals er sprake zou
zijn, dat je gestolen goed hèbt gekocht? Wat dan,
hè? Wat als.
„Hou pe mond", viel Robertson hem driftig in
de rede. „Ik heb met je praatjes niets te maken.
Vooruit, mijn winkel uit!"
Lindsay's gezicht was grauw van kwaadaardig
heid. Zijn oogen waren dreigend op den handelaar
gericht.
„In orde, hoor", zei hij plotseling. „Ik ga er van
door, maar in een paar minuten kom ik terug met
een politieagent"..
De Hindoe, die van den anderen kant van de
straat zijn komst afwachtte zag hem links en rechts
kijken, alsof hij iets zocht. Op de hoek van een
zijstraat stond een politieagent; Lindsay ging naar
hem toe en sprak hem aan. De Hindoe zag, dat
de politieagent zijn ondervrager strak aankeek en
het hoofd schudde. Hij scheen de zaak niet precies
te begrijpen en met merkbaren tegenzin vergezelde
hij ten laatste lindsay naar den winkel. De twee
mannen stapten naar binnen en de Hindoe wachtte
weer met Oostersche onverstoorbaarheid tot ze
opnieuw zouden verschijnen.
Denis Robertson was nog altijd achter de toon
bank met het kistje bezig. Hij keek op en de politie
agent meende iets van angst in zijn gezicht te be
speuren.
„Kijk eens hier", begon Lindsay, zich tot den
agentwendend, terwijl hij op het kistje wees, „toe
vallig kwam ik door de straat en zag dit kistje in
de uistalkast. Ik herkende het is mijn eigendom,
dat ik eenige jaren geleden kwijt raakte, en u
begrijpt, dat ik het terug wilde hebben. Ik deed
een bod er op, maar Robertson vroeg tien pond.
Tien pond! Nu wil ik er niet meer voor geven
waarom zou ik het doen? Het is van mij en
ik zal het hebben ook. Is dat niet volgens de
wet!"
De politieagent keek van de handelaar naar
Lindsay. Denis Robertson scheen volkomen van zijn
stuk gebracht door de laatste woorden van
Lindsay.
„Natuurlijk, als het van u is, kunt u het krijgen",
bevestigde de agent. „Maar ik denk, dat u dat wel
eerst zal moeten bewijzen".
„Natuurlijk", beaamde Robertson gretig. „Ieder
een kan wel den winkel binnenkomen en zeggen,
dat het een of ander van hem is! Laat hem maar
eens bewijzen dat het kistje van hem hoort!"
„Dat zal ik zeker", antwoordde Lindsay uit.
dagend. „Draai het ding maar eens om; dan zul je
op den onderkant een koperen plaatje vinden met
de letters J. L. en de datum 1911 er po. Vooruit
maar".
Onwillig gehoorzaamde de uitdrager.
„Nu", riep Lindsay uit met treiterende triumf,
„Wat heb ik je gezegd? En als je soms nog wilt
weten wat J. L. beteekent, ltijk dan maar hier".
Hij haalde den brief te voorschijn, die hij straks
op het postkantoor in ontvangst had genomen.
..Zie je het? Het is zoo klaar als een klontje! John
Lindsay dat ben ik. Dezen brief kreeg ik van
morgen van mijn broer in West Hartlepool. J. L.
John Lindsay 1911 het jaar dat het kistje
mijn eigendom werd. Wel agent, wat heb je nu te
zeggen?"
„Het ziet er wel naar uit dat het kistje van
hem hoort", meende de politieman, Robertson aan
kijkend.
„Ja, maar natuurlijk, is het mijn kistje", voegde
Lindsay er nijdig bij. „Ik raakte het vijf jaar ge
leden kwijt op de „Bramapoetra" en ik vermoed,
dat de dief het aan dezen snuiter heeft ver
kocht".
„Het is nog geen anderhalf jaar geleden, dat ik
het gekocht heb", verweerde de uitdrager zich
schreeuwend. „En hoe kon ik in vredesnaam weten,
dat het van hem was? Moet ik misschien de
geschiedenis vragen van ieder voorwerp dat ik
koop?"
„Je zult er wel een hoop narigheid van krijgen
als je het mij niet geeft", verklaarde Lindsay grim
mig. „Vooruit geef op!"
De uitdrager dacht na. Waarom was de man
zoo verlangend om het kistje te bezitten? Bezat dit
wellicht een waarde, die hem, Robertson, onbekend
was? Hij hield het stevig vast en besloot zich niet
te laten overdonderen.
„Neen", zei hij, „daar komt niets van in. Als het
van u is moet u dat maar langs den wettelijken
weg bewijzen. Wat weet ik van u?"
De agent merkte de dreigende uitdrukking van
Lindsay's gezicht en voorzag het begin van een
scène.
„Wel", adviseerde hij op sussenden toon, „U
zoudt inderdaad beter doen het langs den wette
lijken weg terug te vorderen. Ga naar een ad
vocaat als je er zoo op gesteld bent".
„Wat?", riep Lindsay woest, „moet ik naar zoo'n
landhaai, alleen om mijn rechtmatig eigendom in
handen te krijgen! Wel baas, geef het maar gauw
hier of...."
„Niets daarvan", kwam de politieman tusschen
beide. De zaak nam langzamerhand een wending,
die binnen zijn ambtelijke bevoegdheid viel en hij
voelde zich meer op zijn gemak. „Je moet niet met
dreigementen komen. Als Robertson iets heeft wat
jouw eigendom is, dan is er een wettelijke wijze
om dat op te eischen. In dit land land kan je geen
eigen rechter spelen".
„Neen, natuurlijk niet", vulde Robertson aan,
met een dankbaren blik op den agent. „Laat het
hem bewijzen. Ik wensch alleen maar wat recht en
billijk is".
Lindsay keek tartend van den een naar den
ander.
„Zoo", zei hij, „zit h#t zoo. Als iemand een apder
aantreft in het bezit van iets wat niet zijn eigen
dom is, maar dat aan hem behoort, moet daar
dan eerst de rechter zich mee bemoeien? Het is
goed hoor, Robertson. Dat kistje is van mij en ik
zal het hebben. Ik zou je er een pond voor gegeven
hebben, om het zonder ongenoegen te krijgen, maar
omdat je dat niet wilt, zul jij degene zijn die betaalt
en duur ook!"
Hij keerde zich om en liep den winkel uit, den
politieman en den uitdrager eenigszins beteuterd
achterlatend.
De agent was de eerste, die de stilte verbrak.
„Het zou mij niet verbazen als" het werkelijk van
hem is", zei hij.
„Het kan zijn", antwoordde Robertson, „maar hij
zal dat eerst dienen te bewijzen. Het is op een nor
male zakelijke manier in mijn bezit gekomen.
Lindsay stak recht de straat over en liep terug
in de richting van Plymouth. Voor hij honderd
meter afgelegd had, hoorde hij een kuchje vlak bij
zijn oor en voelde een hand zacht op zijn schouder.
Hij draaide zich snel om en stond van aangezicht
tot aangezicht met den Hindoe.
HOOFDSTUK II.
Het verhaal van den Hindoe.
Er was een eigenaardige glimlach op het gezicht
van den Oosterling, toen hij den man in de smerige
pijjekker in de oogen keek, maar Lindsay lachte
niet terug. Doch de booze blik, die gebleven was
nadat Roberson volhard had in zijn wei?«ring
om het kistje met de koperen hoeken af te *taan,
trok plotseling weg en veranderde in een blik, die
een mengeling van verrassing en vrees ver
ried.
„Wat drommel! Waar kom jij vandaan?", gromde
hij. naar den Hindoe starend.
De ander glimlachte nog eens een glimlach,
die noch aangenaam noch geruststellend mocht
heeten.
„Van de aarde rond te zwerven, mr. Lindsay",
antwoordde hij in onberispelijk Engelsch. met een
diep muzikale stem. ..Altijd zoekend, maar nu
eerst vindend zekere dingen, die ik zéér verlangde
te zien".
(Wordt vervolgd).