H.D," Vertel ling
E
4®
D'
De viering van
Hartjesdag
DONDERDAG 1 AUGUSTUS 19-fO
TT X X RUE M'S D X" G B L' X D'
CONJUNCTUUR.
door
ANDRIES BUYS.
R hing in de wachtkamer die typische
sfeer van mistroostigheid en bedrei
ging, die een mensch slechts onder
gaat in een tandartsenwachtkamer.
Licht dat niet goed door wil dringen door de
bladeren van den veel te grooten boom op de-véél
te kleine binnenplaats, de geluiden van het huis
gedempt, en die uit de spreekkamer weer niet
gedempt genoeg om te doen vergeten, dal men
gekomen is om een medemensch de gelegenheid
te geven, met heel gevaarlijke instrumenten
heel pijnlijke dingen te doen, en dat alles met
de kwade kans voor zijn leven verminkt te wor
den tot een mummelend besje, zoodra die me
demensch bezeten raakt door de idee dat ..die
d'r ook maar uit moet".
Dat was de sfeer, waarin de man gezeten was
in een der leelijkste fauteuils van den huize
Bleekman, tandarts, spreekuur van twee tot
vier'.
En als die man daar niet gezeten had, en uit
de kamer er naast niet het vaag gekreun hoor
baar geworden was van iemand, die er een in
zijn mond had „die er uit moest", dan zou zijn
leven een gansch ander leven geweest zijn.
Het was in het- hoofd van den man als in de
kamer. Er was mistroostigheid en een gevoel
van bedreiging. Dat gevoel van bedreiging was
zeer wel te herleiden tot het gekreun dat hij
hoorde en de wetenschap, dat hij over een paar
minuten in het gestoelte der kreunenden moest
zitten. De mistroostigheid echter lag dieper.
De mistroostigheid vond haar grond en ver
ontschuldiging in zeer menschelijke overwegin
gen. Harrv van Meerten, dat was ae man, voel
de zich mistroostig. Het was de vicieuse cirkel
van een klein salaris, een baantje als verkooper
van auto's in een tijd die geen hoop liet op
hooge commissie, en een vrouw, van wie hij
zielsveel hield. En het was vooral bij die vrouw,
dat zijn gedachten stilhielden in mistroostig
heid. De dokter, een man met minstens even
veel nuchter gevoel voor realiteit als vakbe
kwaamheid. had hem gewaarschuwd. ..Meert",
had hij hem gezegd in zijn joviale openhartig
heid. ..Meert, dat gaat zoo niet. Ze moet eruit.
Een beetje zeelucht heeft ze noodig, maar dan
heel noodig! Het is een beroerd ding met men-,
schen. Je kunt er als medicus heel diepe
theorieën over ophangen, waarom de menschen
die aan zee wonen, voor dezelfde kwaal naar de
bosschen moeten als waarvoor de menschen uit
de bosschen naar zee moeten. Maar het heele
geheim is dat de mensch altijd tegen den keer
in is. En als je nou van mij wat wilt aannemen,
stuur d'r dan naar zee. al kost het je het
hemd van je lijf!"
En het ging nu niet zoozeer om het hemd van
zijn lijf want daar logeer je in dagen als
deze ook niet zoo lang van aan zee. Het ging
hem nu meer om het geld, dat hij zoo dringend
noodig had, om Ellie naar zee te sturen. Geld,
dat was commissie, en commissie was auto's ver-
koopen. En in een tijd als deze
Met deze gedachten wachtte Harry van Meer
ten tot het zijn beurt zou zijn. En piekerend en
peinzend bladerde hij in de tijdschriften, die
voor hem l^gen.
Is er wel iets wonderlijkers dan wat men vond
Ineke en Dieneke en de loketjes.
„Groot nieuws", heeft Ineke's Moeder 's morgens
gezegd, toen ze aan 't ontbijt zaten. „Vanmiddag
komen onze logétjes aan en ik ga ze van 't station
halen."
„Allebei?" heeft Ineke verbluft gevraagd.
„Ja, want mevrouw hiernaast zit met klein broer
tje. Nu ga ik Fransje en Keesje halen."
„Hè moes, mag ik mee?"
„O, nee, geen sprake van. Verbeeld je, dat al die
moeders hun kinderen meenamen, 't Zou me een
gedrang worden aan 't station! En een verwarring
en een lawaai!"
„Ja," bedenkt Ineke „dat is waar".
En ze zegt: „Nou, weet u wat? Dan gaan Dieneke
en ik hier samen voor 't raam zitten uitkijken tot
u komt."
„Best, dat mag! En dan mag je voor jullie allebei
een glaasje limonade inschenken omdat 't een bij
zondere dag is."
Als moeder 's middags weg is, gaat Ineke haar
vriendin halen. Ze vindt haar op haar slaapkamer
tje bezig, voor 't laatst nakijkend of alles er keurig
uitziet voor het logétje. Op de tafel heeft ze een pul
letje met fel oranje goudsbloemen gezet. Ze schikt
de bloemen zo goed mogelijk wat staan ze beel
dig in het matblauwe vaasje! en loopt dan met
half toegeknepen ogen achteruit om 't effect te be
kijken. Bom! juist tegen Ineke aan.
„O!! pas op!"
tezamengeschoven op de tafels in wachtka
mers? GeïUusteerd? bladen van twintig jaren
her. de krant van gisteren, wetenschappelijke
tijdschriften waar niemand ooit van gehoord
heeft, en waarop geen wetenschapsman zich
ooit zou abonneeren doch die als proefnummer
toegezonden hun plaats krijgen op de leesta
fel zooals al het meubelafval altijd verhuist
naar ae logeerkamer. En naarnaast het laatste
van net laatste, het nieuwste nummer van de
Gids, een boek dat nog geen week verschenen
is en dat veel te dik is dan dat iemand het uit
zou kunnen lezen, hoe lang de voorganger ook
zit te kreunen in de aangrenzende kamer.
Dat was de chaos van rijp en groen, waarin
Harry van Meerten bladerde. En tenslotte bleef
hij met eenige aandacht lezen in een opstel in
een economisch tijdschrift.
Er ging een vreemde suggestie van uit. mis
schien doordat hij zoo somber was. misschien
omdat het onderwerp zoo wonderwel overeen
kwam met zijn omgeving. En voor hem vormden
de woorden van dat opstel een beeld van de toe
komst. De industrieele ontwikkeling van het
land. zoo betoogde de schrijver, geschiedt weer
in een merkwaardige richting. Teekenen. waar
in geen econoom zich kon vergissen, duidden er
op dat een voorbeeldlooze bedrijvigheid zich
ditmaal zou uitstrekken tot het platteland en de
provincie. Kleine plaatsen kregen ditmaal hun
deel.
Het was als een prettige muziek voor hem,
een rythme waarop hij zijn gedachten kon la
ten meedeinen. De statistieken, die de hoogge
leerde schrijver aanhaalde, wezen er op. hoe
snel in de laatste maanden de productie van
de belangrijkste industrieën des lands was toe
genomen.
En plotseling voelde hij voor zich uit een
anderen morgen dan hij zoojuist nog gevoeld
had. 'n morgen niet meer van vergeefsch werk en
zorg.De morgen welke hij zag was er een van be
drijvigheid, was er een van succes voor hem.
Harry van Meerten was geen man van groote
fantasieën, en zijn verbeelding hechtte zich on
middellijk aan het naastbijzijnde. Plotseling
herinnerde hij zich, hoe hij meneer Dikkers
laatst gesproken had over het koopen van een
auto. Later had die gezegd, de tijden waren er
niet naar. Zijn bestelwagens waren niet best
meer. maar met zoo weinig bedrijvigheid.
Op dat oogenblik klonk er een luide schreeuw
uit de aangrenzende kamer. En die schreeuw
bepaalde Harry's leven. Het was de schreeuw
van iemand bij wien hij ..die d'r uit moet" er
ook uit komt, en met geweld. En op hetzelfde
oogenblik was ook Harry eruit. Uit de wacht
kamer en uit het huis.
Vlugger en luchtiger dan hij sedert maanden
geloopen had, ging hij de straat door. De
woorden van den economischen wijsgeer
dreunden nog in zijn hoofd. De provincie, het
kleine stadje, kreeg zijn toekomst. Deventer, hij
voelde het, was een dier stadjes. Hij voelde ook,
dat hij met de woorden van den professor in zijn
hoofd, nieuwen moed had om te verkoopen, om
te overtuigen. Het stond bij hem vast, hij ging
naar meneer Dikkers. Maar eerst zich laten i
scheren. Dan voelde je je een ander mensch.
Het scheren was een weldadige rust en 'n ver-
frissching. Hij voelde haast een kwajongens
achtige overmoed, toen de oude barbier hem
vroeg hoe het ging.
„O, niet te klagen,'niet te klagen! De tijden
veranderen. Er komt nieuw leven en dezen keer
komen de kleine steden er ook aan te pas. Man,
een stad als Deventer gaat een toekomst tege
moet!"
De oude kapper keek zijn geestdriftigen klant
verwonderd na. Zoo'n geluid had hij in geen ja-
Een gegeven paard
mag men niet in den
bek zien, maar wel,
wanneer het een exem
plaar is, dat de boer
op de markt koopt. Een
deskundige beschou
wing schat de quali-
teit van de koopwaar.
ren gehoord. Die moest een goeien dag gehad
hebben.
En toen meneer Dikkers in de kapperszaak
kwam meneer Dikkers dien Harry juist mis-
geloopen was vertelde de barbier het hem,
met de opmerking, dat je dat nooit gedacht zou
hebben van iemand, die in auto's deed 111 de
zen tijd.
Maar meneer Dikkers was een nadenkend
man. Die geloofde er niet aan, dat Van Meerten
dat zoo maar gezegd had. Daar moet wat ach
ter steken. Zooals de oude barbier het hem ver
telde, klonk het eigenlijk heel plausibel. Steden
als Deventer waren eigenlijk de longen van het
land. Maar waar voor den drommel kwam die
Van Meerten vandaan, toen ie zoo welgemoed
was? Want dat er iets gebeurd moest zijn, dat
geloofde ook meneer Dikkers. En toen hij hoor
de. dat Van Meerten uit de straat recht tegen
over den kapperswinkel gekomen was, bestond
er voor meneer Dikkers geen twijfel meer. Van
Meerten had verkocht aan Geel. En Geel was
Dikkers' groote concurrent. Wat drommel,
waarom kocht Geel een auto? Of auto's? Van
Meerten kon dat nou wel zeggen, van een groo
ten tijd, die aankwam, maar een man als Geel
had niet genoeg verstand, om dat te zien aan
komen
Zoo liep meneer Dikkers te denken op weg
naar zijn zaak. En toen stond daar opeens Van
Meerten voor hem. 'En die praatte maar over de
betere tijden, en meneer Dikkers dacht aan zijn
concurrent, en aan zijn bestelauto's die er voor
havenloos uitzagen. En toen ze samen de
straat uitgeloopen waren, had meneer Dikkers
twee nieuwe bestelauto's gekocht. Meneer Dik
kers handdruk was gewoonweg joviaal, toen hij
afscheid nam, en voor meneer Geel was dat
een wonderlijk gezicht. Het was natuurlijk toe
val dat hij daar juist langs moest komen. Die
Van Meerten was laatst bij hem geweest. Een
aardige jongen, maar wie kocht er nu auto's in
een tijd als deze. En dat moest hij honigzoet te
gen meneer Dikkers opmerken, zoodra Van
Meerten weg was. En meneer Dikkers keek hem
aan en bedacht, dat die Geel toch een heel ge-
meene zakenman was, om zoo de onschuldige
te spelen. En hij zeide. dat er toch andere tijden
op komst waren, en dat hij geloofde dat een
p'aar nieuwe auto's geen kwaad konden. En hij
keek onderwijl meneer Geel eens aan, of die ook
op z'n neus keek. En inderdaad keek meneer
Geel op zijn neus. Wat drommel, eigenlijk jam
mer, dat hij dien Van Meerten laatst had weg
gestuurd. Nou kwam Dikkers mèt nieuwe auto's
op straat, en in een nest als Deventer kon je
zooiets niet goed velen. Het was een geluk, dat
hij op weg naar huis Van Meerten tegen
kwam. Heel gezellig wandelden ze, tot meneer
Geel toch maar drie bestelautotjes gekocht
had. I-Iet enthousiasme van Van Meerten
werkte aanstekelijk op meneer Geel, en op me
neer Van Driel ook, die een groot warenhuis
had, een een vriend was van Geel. Zoodat toen
meneer Geel naar huis was, Van Meerten keu
velend verder liep met meneer Van Driel. Ze
namen midden op straat afscheid van elkaar,
met een handdruk, vlak voor den winkel van
meneer Houwert, het kleedingmagazijn. Deze,
week, neen deze maand was al goed, en het pak
moest er nou maar af.
Toen meneer Houwert den handdruk zag van
meneer Van Driel, verwonderde hij zich. en
hij verwonderde zich nog meer, toen Van Meer
ten een pak kocht, in plaats van te komen pra
ten over een bestelauto. Hij vond dat bepaald
verdacht. Van Driel voerde zeker wat in zijn
schild en a propros meneer Van Meerten, ik
....zitten ze voor 't raam op wacht
„Pas jij maar op!" bromt Dieneke, maar dan: „Zeg
vind je 't hier niet gezellig?"
„Keurig zeg!" zegt Ineke, maar ga nu gauw mee.
Wc gaan voor 't raam zitten om te kijken of moe
der en Fransje en Keesje er al aankomen! En we
mogen limonade, zeg! Omdat 't een bijzondere
dag is."
„Fijn!" roep Dieneke en vijf minuutjes later zitten
ze al voor 't raam op wacht.
't Duurt héél erg lang.
„O, je moeder heeft ze vast niet kunnen vinden,"
zegt Dieneke al na tien minuten.
„Ja, of 't was een vergissing en er waren hele
maal geen kinderen voor ons bij! Dat kan ook."
„Kind, hoe kom je erbij? 't Staat toch allemaal
opgeschreven!"
„Nou ja, maar verbeeld je, dat 't zo was!! Dan
kwamen er helemaal geen kinderen mee en dan
moest je 't bed van Fransje weer afhalen en de kast
weer helemaal opruimen en
„En jij 't blousje van Keesje weer helemaal uit
halen!" lacht Dieneke.
Maar dat gaat toch te ver!
,.IIè nee, akelig kind! Hoe kun je toch zoo vals pla
gen!" roept Ineke. „Dat beelderige blousje!"
„Nou, ik meen 't toch niet! Zeg, jij bent ook een
mooie gastvrouw: je hebt nog niet eens limonade
ingeschonken."
„Gunst ja. En Ineke huppelt naar 't buffet waar
haar moeder de glaasjes met de siroop er al in heeft
klaar gezet. Heel wijs neemt ze de karaf en schenkt
de glaasjes keurig vol, een eindje onder de rand.
Dieneke staat er bedillerig bij om te kijken of ze wel
precies even vol worden.' En intussen zegt ze:
„Ik verheug me toch zo op Fransje met haar
prachtige blonde krullen!"
„En ik op mijn kleine schattige Keesje," dweept
Ineke.
En dannee, ze hebben door de limonade-
zorgen niet eens gezien, dat moeder al voor het
raam staat. Moeder.... mèt een heel groot meisje
aan de arm. Een meisje met.... zwart haar? Nee, dat
kan toch niet! En waar zijn die prachtige krullen
dan?
Je begrijpt dat Ineke en Dieneke in een ogenblik
bij de voordeur zijn. Aan moeders andere hand
klemt zich een kleine, blozende jongen met een paar
appels van wangen en een grappig blond kuifje.
Ineke staat een ogenblik sprakeloos: is dat nu
haar kleine tere Keesje? Maar dan knielt ze bedrij-
ig bij hem nèer om zijn jasje uit te trekken en zegt:
„Dag lieve dikke Kees! Vind je 't fijn om hier te
komen? En ga je straks met Ineke naar boven om je
bedje te zien? En hoe oud ben je? En gaan we fijn
samen fietsen en spelen?"
De grote blauwe ogen van Kees worden hoe lan
ger hoe groter bij al deze toespraken. Dan gaat z'n
mondje opeens wijd open. Hij rukt zich los, plant
beide vuistjes in z'n oogen en begint luidkeels te
huilen. En Ineke's moeder zegt: „Niet zo druk
Touwtje, je maakt hem bang!"
Dan neemt ze kordaat de hele Kees op haar arm
en schuift Fransje, Ineke en Dieneke cle kamer in.
„Ziezo, ben je alweer bedaard? Gelukkig hoor!"
zegt moeder tegen Keesje.
„Al daard" zegt zij en wrijft vertrouwelijk zijn
natte ogen tegen moeder's schouder.
En intussen heeft Dieneke het grote meisje met
het zwarte kortgeknipte haar allang uitgelegd, dat
zij haar gast is. Zc steekt haar arm door die van
Fransje cn zegt: „Ga mee, hier kun je onze erker
zien. Daar wonen we. Straks gaan we naar huis.
Je slaapt bij mij zeg. Maar je bent vreselijk groot,
dat had ik niet gedacht! Ben je heus pas acht
jaar".
„Ja, maar ik word gauw negen", zegt Fransje,
„we zijn allemaal zo lang bij ons thuis! Vader
is ontzettend lang. Soms zegt een jongen op straat
tegen hem: „Zeg, meneer, is het erg koud daar
boven?"
Dieneke moet erom lachen. Ze kijkt Fransje
eens in de guitige ogen. Nee, anders dan ze zich
had voorgesteld! Niet bepaald een kind om te be
schermen, die grote, forse meid! Maar leuk lijkt ze
wel.
„Mogen we nu weg?", vraagt ze, „ik wou met
Fransje naar huis".
Natuurlijk, dat mag.
Jc begrijpt, dat die beide meisjes elkaar erg
veel te vertellen hebben. Een hele tijd zitten ze
samen op Dieneke's bed te praten, te lachen en
nogeens te lachen. Fransje blijkt een echte vrolijke
Frans te zijn, zodat mammie tweemaal moet roepen
voor ze 't horen, dat het tijd is om te eten.
„O!", schrikt Fransje dan „en ik zou nog wel
zo vreselijk lief en gehoorzaam zijn. „Nou, héél vlug
dan maar!" En ze haalt roets, roets een kam door
het gladde zwarte haar.
Dieneke's krullen nemen wat meer tijd, maar na
een poosje is zij toch ook klaar en dan gaan ze ge
armd de trap af. Fransje steekt wel een half hoofd
boven Dieneke uit".
„Gezellig" zegt Dieneke „zo'n hele grote vriendin!"
..Leuk" zegt Fransje „zo'n heel klein onder
deurtje!" Maar ze knipoogt zo olijk, dat Dieneke er
niet boos om wordt!
R. DE RUYTERv. d. FEER.
Grappig Hunnebedraadsel.
Wie kan de steen heel maken?
Bij opgravingen in de hunebedden bij Rolde vond
een geleerde deze brokstukken van een steen, maar
hoe hij ook de brokken aan elkaar paste, hij kon
de juiste beteekenis van de tekst, die natuurlijk in
de oude spelling was geschreven, niet ontcijferen.
Misschien zijn jullie gelukkiger. Probeer 't eens!
DE SLIMME JONGEN
De directeur van een reizend circus had eens een
bijzondere attractie voor zijn bezoekers. Hij loof
de honderd gulden uit voor den man of knaap die
zijn wild paard Riolo kon berijden, drie keer 't cir
cus rond. Honderden hadden 't reeds geprobeerd, 't
Opstijgen ging nog best, het rijden in 't begin ook.
maar zodra hadden ze niet ècn rondje gereden of
plof! daar wierp het ros zijn achterbenen omhoog en
de ruiter vloog tegen den circusrand. Je begrijpt na
tuurlijk. dat 't beestje hierop gedresseerd was. Tot
dat eens op een avond een jongen van een jaar of
veertien zich voor het kunststuk aanmeldde. In een
oogwenk zat hij te paard, maar niet in 't zadel doch
op de hals van Riolo.
En wat deed hij? Hij klemde zich met zijn benen
stevig vast en hield met beide handen de ogen van
het dier dicht. Van dat moment af was Riolo zo mak
als een lammetje.
Hij sjokte kalm en gedwee wel vijfmaal het cir
cus rond en de directeur moest den jongen de hon
derd gulden wel uitbetalen, of hij wilde of niet.
Moedertje, zing!
Moedertje, 's avonds als 'k lig in mijn bedje,
Zing dan zo blij!
Zing dan heel zachtjes een dromerig wijsje,
'n Lied voor mij.
Moedertje, 'k wil dan heel heerlijk gaan reizen,
Naar verre landen, naar drome-paleizen,
Waar ik de maan over 't water zie rijzen.
Toe, zing voor mij!
Moedertje, 'k vaar in een heel grappig bootje
Over de zee!
Sterretjes schijnen in 't heldere water,
Wandelen mee.
Moedertje, 'k neem dan een netje van zijde,
'k Vang al die sterren en 'k breng ze je blijde
Moedertje, kom je? We gaan met ons beiden,
Ver over zee!
MARIE MICHOn
DE FLUISTER.DUINKOM.
Toeristen, die Londen bezoeken, gaan ook altijd
een kijkje nemen in de St. Pauls kathedraal, het
machtige, grootse bouwwerk in 't hartje van die
milliocnenstad. En wie de kerk van binnen be
zichtigt, moet stellig niet vergeten, naar de
„fluistergalerij" te gaan. Binnen in de koepel
van de kerk loopt n.l. rondom een gaanderij,
waartoe men aan één kant toegang heeft. Als nu
de gids bij deze ingang langs de muur fluistert,
hoort degene, die daartegenover op dezelfde
gaanderij staat, de stem van den gids heel duide
lijk langs de muur komen, zelfs als hij heel zacht
spreekt.
Maar nu komt nog het merkwaardigste. Een
Nederlands ingenieur kwam al jaren geleden op
het idee, dat een dergelijk geluid-effect ook in
andere omgeving moest kunnen worden aange
toond. Zijn oog viel op onze duinkommen en in de
buurt van Bergen aan Zee heeft hij een geschikt
plekje ontdekt.
Plaatst men hier aan de eene zijde van deze
eliptische duinkom een zwak tikkende wekker
op enige afstand van de grond en de wand der
helling, dan kan men aan het andere eind op
pijn. 30 M. afstand het tikken heel duidelijk
hooren. Fluistert men langs de kombodem, dan is
het geluid op dezelfde afstand eveneens volkomen
'e verstaan.
Het is duidelijk dat de vorm van de komwand
en de plaats van de geluidsbron door de geluids-
weerkaatsing het geluid zo goed waarneembaar
maakt i
wou u eens over een nieuwe auto spreken, een
besteller
Het was een vermoeiende en opgewonden
week. en toen Harry Vrijdags Nellie op den
trein gezet had. naar zee. herinnerde hij zich,
dat hij nog altijd naar den tandarts moest.
En weer zat hij in de wachtkamer. Hij bla
derde wee.r zoowat in de tijdschriften. En toen
viel zijn oog op den datum van dat tijdschrift,
en met een schok ging het door hem heen:
Januari 1930
(Nadruk verboden. Auteursrecht voorbehou
den.)
25
50
1
2
3
4
-f
-f
25 b.
50
1 L.
2 L.
2 L.
2 L.
EN eersten Maandag na 15 Augustus of
wel den derden Maandag in de maand
Augustus viert Amsterdam, sinds jaren
her, zijn Hartjesdag.
Omtrent den oorsprong van den Hartjesdag, dat
zoowel te Amsterdam als te Haarlem van zeer
oude dagteekening is, gaat men in het algemeen
van de meening uit, dat deze volksgewoonte
stamt van het Germaansche heidendom. Inder
daad zijn deze, oudtijds genoemde Maandagfees
ten van heidenschen oorsprong, waarom zij dan
ook reeds in de Middeleeuwen zeer ongunstig
stonden aangeschreven.
Ter eere van de Germaansche godin Hpu^a,
de Aardmoeder, vonden in dc Middeleeuwen
groote grafelijke jachtpartijen plaats in de buurt
van Kraantje Lek bij Overveen, waarheen niet
alleen de Haarlemmers maar ook de Amsterdam
mers trokken.
Aan den duinweg bij dit thans nog welbekende
Kraantje Lek zou het heiligdom dezer Germaan
sche godin Hertha hebben gestaan, aan wie ook
Aerdenhout en Haarlem hun naam te danken
hebben.
Dit feest gewijd aan de groote Aardmoeder. te
gelijkertijd bedoeld als een oogstfeest, werd oor
spronkelijk Hertha- of Hertusd'ag genoemd, welke
benaming allengs in Hertjes- en tenslotte in
Hartjesdag werd gewijzigd.
Reeds oudtijds was er in de binnenstad van
Neerland's hoofdstad tusschen Dam en Haarlem
merpoort een drukte en gewoel van belang en in
die dagen vlogen hier reeds de traditioneele voet
zoekers bij duizenden in het rond. In Sloterdijk
was het op Hartjesdag tevens kermis en ook hier
door was de Haarlemmerweg vol menschen en
voertuigen, terwijl de schuiten onophoudelijk af
en aanvoeren.
In het begin der negentiende eeuw nam het
gebruik om dien dag langs Buitenkant, Haarlem
merweg en Haarlemmerdijk te wandelen of per
schuit of wagen naar de duinen te gaan af. doch
al verdween de viering van Hartjesdag in den loop
der negentiende eeuw te Haarlem geheel, zoo
bleef hij in Amsterdam bestaan, tenslotte ont
aardende in een rumoerig festijn, dat geleidelijk
aan naar andere buurten verdrongen werd.
Vrijwel ieder jaar opnieuw is Hartjesdag thans
een rumoerige avond, waarbij de politie, in alle
deelen der stad versterkt, dikwijls krachtdadig
moet optreden.
Daar dit oeroud volksgebruik, dit typische spel
der Amsterdamsehe jeugd, dat min of meer in
baldadigheid tracht te ontaarden, door zijn tra
ditie toch ook iets aantrekkelijks biedt, zou het
zeer zeker aanbeveling verdienen om de viering
van den alouden Hartjesdag een meer verhef
fender karakter te verleenen, waarmede de
sfeer van dit volksfeest een wijziging ten goede
zou ondergaan. ELDERT VAN ELK.
MERKWAARDIG ROOKGEREL
De grootste tabakspijp, die ooit gerookt werd,
bevindt zich in het stedelijk museum in Brunswijk.
Hij is zo groot als een emmer en werd in 't begin
van de vorige eeuw door den fabrikant Stobwasser
van papiermaché gemaakt om als reclame te dienen.
Daarna werd de pijp aangekocht door een rook-
club, die aan de reusachtige pijpekop een 4 y2 M.
lange buis en aan deze buis achttien kleine, van
mondstukken voorziene slangen liet aanbrengen.
Zoodoende konden alle clubleden uit dezelfde pijp
roken.
De grootste sigaar ter wereld wordt in een sigaren-
museum in de Westfaalse stad Biinde, waar dagelijks
ongeveer drie millioén sigaren worden gemaakt, be
waard. Hij is 1.70 M. lang en heeft een omvang
van 68 cM. Een roker moet 610 dagen lang een
uur per dag roken om hem in geurige wolken te doen
opgaan.
POSTZECELRUBRIEK
1939 HERD. 9 J. TROONSBESTIJGING
6 2
L.
8 L.
10 L.
12 L.
16 L.
70 J. SPOORWEG
1
4
12
L.
L.
L.
5
7
15
L.
L.
L.
POSTZEGELRUBRIEK
ROEMENIë (Aanvulling VII).
In 1939 verscheen ook nog een herdenkingseric bij
de 9e verjaardag van de Troonsbestijging van Kon.
Karol II, n.m.l. de 25 en 25 b. (br. olijf 50 en 50 b.
(bruin) 1 en 1 L. (lichtviQlet) 2 en 2 L. (geelgr.)
3 en 2 L. (lila-röse) 4 en 2 L. (roodoranje) 6 en 2
L (karmijn) 8 L. (grijsblauw) 10 L. (lichtblauw)
12- L. (ultram.) 16 L. (bl. groen). Grootte 32x38
m.M. Alle zegels dragen afbeelïngen van St. George
de Patroon van Straja Taru. De hoge waarden heb
ben geen toeslag.
Bij het 70-jarig bestaan der spoorwegen, ver
scheen een serie zegels met afbeeldingen van oude
en nieuwe locomotieven. De waarden zijn 1 L. (lila-
rose, moderne locomotief) 4 L. (karmijn, expresse
een viaduct passeerend) 5 L. (grijsviolet, oude loc.)
7 L. (lilabruin, oude loc.) 12 L. (blauw, railsauto)
15 L. (groen, admin.gebouw van de Spoorwegen)
Grootte 45x30 m.M. Van deze serie zijn de 1, 4, 12
L in staand formaat, de overige drie in liggend,
zooals op het schetsje is aangegeven.
Rustenburgerlaan 23.
Wie heeft nog dubbele zegels te missen, graag af
geweekt en gaaf in dc bus. Groep 15 b. is nog niet
binnen, ga eens na waai- die zit?