H.D," Vertel ling E 4® D' De viering van Hartjesdag DONDERDAG 1 AUGUSTUS 19-fO TT X X RUE M'S D X" G B L' X D' CONJUNCTUUR. door ANDRIES BUYS. R hing in de wachtkamer die typische sfeer van mistroostigheid en bedrei ging, die een mensch slechts onder gaat in een tandartsenwachtkamer. Licht dat niet goed door wil dringen door de bladeren van den veel te grooten boom op de-véél te kleine binnenplaats, de geluiden van het huis gedempt, en die uit de spreekkamer weer niet gedempt genoeg om te doen vergeten, dal men gekomen is om een medemensch de gelegenheid te geven, met heel gevaarlijke instrumenten heel pijnlijke dingen te doen, en dat alles met de kwade kans voor zijn leven verminkt te wor den tot een mummelend besje, zoodra die me demensch bezeten raakt door de idee dat ..die d'r ook maar uit moet". Dat was de sfeer, waarin de man gezeten was in een der leelijkste fauteuils van den huize Bleekman, tandarts, spreekuur van twee tot vier'. En als die man daar niet gezeten had, en uit de kamer er naast niet het vaag gekreun hoor baar geworden was van iemand, die er een in zijn mond had „die er uit moest", dan zou zijn leven een gansch ander leven geweest zijn. Het was in het- hoofd van den man als in de kamer. Er was mistroostigheid en een gevoel van bedreiging. Dat gevoel van bedreiging was zeer wel te herleiden tot het gekreun dat hij hoorde en de wetenschap, dat hij over een paar minuten in het gestoelte der kreunenden moest zitten. De mistroostigheid echter lag dieper. De mistroostigheid vond haar grond en ver ontschuldiging in zeer menschelijke overwegin gen. Harrv van Meerten, dat was ae man, voel de zich mistroostig. Het was de vicieuse cirkel van een klein salaris, een baantje als verkooper van auto's in een tijd die geen hoop liet op hooge commissie, en een vrouw, van wie hij zielsveel hield. En het was vooral bij die vrouw, dat zijn gedachten stilhielden in mistroostig heid. De dokter, een man met minstens even veel nuchter gevoel voor realiteit als vakbe kwaamheid. had hem gewaarschuwd. ..Meert", had hij hem gezegd in zijn joviale openhartig heid. ..Meert, dat gaat zoo niet. Ze moet eruit. Een beetje zeelucht heeft ze noodig, maar dan heel noodig! Het is een beroerd ding met men-, schen. Je kunt er als medicus heel diepe theorieën over ophangen, waarom de menschen die aan zee wonen, voor dezelfde kwaal naar de bosschen moeten als waarvoor de menschen uit de bosschen naar zee moeten. Maar het heele geheim is dat de mensch altijd tegen den keer in is. En als je nou van mij wat wilt aannemen, stuur d'r dan naar zee. al kost het je het hemd van je lijf!" En het ging nu niet zoozeer om het hemd van zijn lijf want daar logeer je in dagen als deze ook niet zoo lang van aan zee. Het ging hem nu meer om het geld, dat hij zoo dringend noodig had, om Ellie naar zee te sturen. Geld, dat was commissie, en commissie was auto's ver- koopen. En in een tijd als deze Met deze gedachten wachtte Harry van Meer ten tot het zijn beurt zou zijn. En piekerend en peinzend bladerde hij in de tijdschriften, die voor hem l^gen. Is er wel iets wonderlijkers dan wat men vond Ineke en Dieneke en de loketjes. „Groot nieuws", heeft Ineke's Moeder 's morgens gezegd, toen ze aan 't ontbijt zaten. „Vanmiddag komen onze logétjes aan en ik ga ze van 't station halen." „Allebei?" heeft Ineke verbluft gevraagd. „Ja, want mevrouw hiernaast zit met klein broer tje. Nu ga ik Fransje en Keesje halen." „Hè moes, mag ik mee?" „O, nee, geen sprake van. Verbeeld je, dat al die moeders hun kinderen meenamen, 't Zou me een gedrang worden aan 't station! En een verwarring en een lawaai!" „Ja," bedenkt Ineke „dat is waar". En ze zegt: „Nou, weet u wat? Dan gaan Dieneke en ik hier samen voor 't raam zitten uitkijken tot u komt." „Best, dat mag! En dan mag je voor jullie allebei een glaasje limonade inschenken omdat 't een bij zondere dag is." Als moeder 's middags weg is, gaat Ineke haar vriendin halen. Ze vindt haar op haar slaapkamer tje bezig, voor 't laatst nakijkend of alles er keurig uitziet voor het logétje. Op de tafel heeft ze een pul letje met fel oranje goudsbloemen gezet. Ze schikt de bloemen zo goed mogelijk wat staan ze beel dig in het matblauwe vaasje! en loopt dan met half toegeknepen ogen achteruit om 't effect te be kijken. Bom! juist tegen Ineke aan. „O!! pas op!" tezamengeschoven op de tafels in wachtka mers? GeïUusteerd? bladen van twintig jaren her. de krant van gisteren, wetenschappelijke tijdschriften waar niemand ooit van gehoord heeft, en waarop geen wetenschapsman zich ooit zou abonneeren doch die als proefnummer toegezonden hun plaats krijgen op de leesta fel zooals al het meubelafval altijd verhuist naar ae logeerkamer. En naarnaast het laatste van net laatste, het nieuwste nummer van de Gids, een boek dat nog geen week verschenen is en dat veel te dik is dan dat iemand het uit zou kunnen lezen, hoe lang de voorganger ook zit te kreunen in de aangrenzende kamer. Dat was de chaos van rijp en groen, waarin Harry van Meerten bladerde. En tenslotte bleef hij met eenige aandacht lezen in een opstel in een economisch tijdschrift. Er ging een vreemde suggestie van uit. mis schien doordat hij zoo somber was. misschien omdat het onderwerp zoo wonderwel overeen kwam met zijn omgeving. En voor hem vormden de woorden van dat opstel een beeld van de toe komst. De industrieele ontwikkeling van het land. zoo betoogde de schrijver, geschiedt weer in een merkwaardige richting. Teekenen. waar in geen econoom zich kon vergissen, duidden er op dat een voorbeeldlooze bedrijvigheid zich ditmaal zou uitstrekken tot het platteland en de provincie. Kleine plaatsen kregen ditmaal hun deel. Het was als een prettige muziek voor hem, een rythme waarop hij zijn gedachten kon la ten meedeinen. De statistieken, die de hoogge leerde schrijver aanhaalde, wezen er op. hoe snel in de laatste maanden de productie van de belangrijkste industrieën des lands was toe genomen. En plotseling voelde hij voor zich uit een anderen morgen dan hij zoojuist nog gevoeld had. 'n morgen niet meer van vergeefsch werk en zorg.De morgen welke hij zag was er een van be drijvigheid, was er een van succes voor hem. Harry van Meerten was geen man van groote fantasieën, en zijn verbeelding hechtte zich on middellijk aan het naastbijzijnde. Plotseling herinnerde hij zich, hoe hij meneer Dikkers laatst gesproken had over het koopen van een auto. Later had die gezegd, de tijden waren er niet naar. Zijn bestelwagens waren niet best meer. maar met zoo weinig bedrijvigheid. Op dat oogenblik klonk er een luide schreeuw uit de aangrenzende kamer. En die schreeuw bepaalde Harry's leven. Het was de schreeuw van iemand bij wien hij ..die d'r uit moet" er ook uit komt, en met geweld. En op hetzelfde oogenblik was ook Harry eruit. Uit de wacht kamer en uit het huis. Vlugger en luchtiger dan hij sedert maanden geloopen had, ging hij de straat door. De woorden van den economischen wijsgeer dreunden nog in zijn hoofd. De provincie, het kleine stadje, kreeg zijn toekomst. Deventer, hij voelde het, was een dier stadjes. Hij voelde ook, dat hij met de woorden van den professor in zijn hoofd, nieuwen moed had om te verkoopen, om te overtuigen. Het stond bij hem vast, hij ging naar meneer Dikkers. Maar eerst zich laten i scheren. Dan voelde je je een ander mensch. Het scheren was een weldadige rust en 'n ver- frissching. Hij voelde haast een kwajongens achtige overmoed, toen de oude barbier hem vroeg hoe het ging. „O, niet te klagen,'niet te klagen! De tijden veranderen. Er komt nieuw leven en dezen keer komen de kleine steden er ook aan te pas. Man, een stad als Deventer gaat een toekomst tege moet!" De oude kapper keek zijn geestdriftigen klant verwonderd na. Zoo'n geluid had hij in geen ja- Een gegeven paard mag men niet in den bek zien, maar wel, wanneer het een exem plaar is, dat de boer op de markt koopt. Een deskundige beschou wing schat de quali- teit van de koopwaar. ren gehoord. Die moest een goeien dag gehad hebben. En toen meneer Dikkers in de kapperszaak kwam meneer Dikkers dien Harry juist mis- geloopen was vertelde de barbier het hem, met de opmerking, dat je dat nooit gedacht zou hebben van iemand, die in auto's deed 111 de zen tijd. Maar meneer Dikkers was een nadenkend man. Die geloofde er niet aan, dat Van Meerten dat zoo maar gezegd had. Daar moet wat ach ter steken. Zooals de oude barbier het hem ver telde, klonk het eigenlijk heel plausibel. Steden als Deventer waren eigenlijk de longen van het land. Maar waar voor den drommel kwam die Van Meerten vandaan, toen ie zoo welgemoed was? Want dat er iets gebeurd moest zijn, dat geloofde ook meneer Dikkers. En toen hij hoor de. dat Van Meerten uit de straat recht tegen over den kapperswinkel gekomen was, bestond er voor meneer Dikkers geen twijfel meer. Van Meerten had verkocht aan Geel. En Geel was Dikkers' groote concurrent. Wat drommel, waarom kocht Geel een auto? Of auto's? Van Meerten kon dat nou wel zeggen, van een groo ten tijd, die aankwam, maar een man als Geel had niet genoeg verstand, om dat te zien aan komen Zoo liep meneer Dikkers te denken op weg naar zijn zaak. En toen stond daar opeens Van Meerten voor hem. 'En die praatte maar over de betere tijden, en meneer Dikkers dacht aan zijn concurrent, en aan zijn bestelauto's die er voor havenloos uitzagen. En toen ze samen de straat uitgeloopen waren, had meneer Dikkers twee nieuwe bestelauto's gekocht. Meneer Dik kers handdruk was gewoonweg joviaal, toen hij afscheid nam, en voor meneer Geel was dat een wonderlijk gezicht. Het was natuurlijk toe val dat hij daar juist langs moest komen. Die Van Meerten was laatst bij hem geweest. Een aardige jongen, maar wie kocht er nu auto's in een tijd als deze. En dat moest hij honigzoet te gen meneer Dikkers opmerken, zoodra Van Meerten weg was. En meneer Dikkers keek hem aan en bedacht, dat die Geel toch een heel ge- meene zakenman was, om zoo de onschuldige te spelen. En hij zeide. dat er toch andere tijden op komst waren, en dat hij geloofde dat een p'aar nieuwe auto's geen kwaad konden. En hij keek onderwijl meneer Geel eens aan, of die ook op z'n neus keek. En inderdaad keek meneer Geel op zijn neus. Wat drommel, eigenlijk jam mer, dat hij dien Van Meerten laatst had weg gestuurd. Nou kwam Dikkers mèt nieuwe auto's op straat, en in een nest als Deventer kon je zooiets niet goed velen. Het was een geluk, dat hij op weg naar huis Van Meerten tegen kwam. Heel gezellig wandelden ze, tot meneer Geel toch maar drie bestelautotjes gekocht had. I-Iet enthousiasme van Van Meerten werkte aanstekelijk op meneer Geel, en op me neer Van Driel ook, die een groot warenhuis had, een een vriend was van Geel. Zoodat toen meneer Geel naar huis was, Van Meerten keu velend verder liep met meneer Van Driel. Ze namen midden op straat afscheid van elkaar, met een handdruk, vlak voor den winkel van meneer Houwert, het kleedingmagazijn. Deze, week, neen deze maand was al goed, en het pak moest er nou maar af. Toen meneer Houwert den handdruk zag van meneer Van Driel, verwonderde hij zich. en hij verwonderde zich nog meer, toen Van Meer ten een pak kocht, in plaats van te komen pra ten over een bestelauto. Hij vond dat bepaald verdacht. Van Driel voerde zeker wat in zijn schild en a propros meneer Van Meerten, ik ....zitten ze voor 't raam op wacht „Pas jij maar op!" bromt Dieneke, maar dan: „Zeg vind je 't hier niet gezellig?" „Keurig zeg!" zegt Ineke, maar ga nu gauw mee. Wc gaan voor 't raam zitten om te kijken of moe der en Fransje en Keesje er al aankomen! En we mogen limonade, zeg! Omdat 't een bijzondere dag is." „Fijn!" roep Dieneke en vijf minuutjes later zitten ze al voor 't raam op wacht. 't Duurt héél erg lang. „O, je moeder heeft ze vast niet kunnen vinden," zegt Dieneke al na tien minuten. „Ja, of 't was een vergissing en er waren hele maal geen kinderen voor ons bij! Dat kan ook." „Kind, hoe kom je erbij? 't Staat toch allemaal opgeschreven!" „Nou ja, maar verbeeld je, dat 't zo was!! Dan kwamen er helemaal geen kinderen mee en dan moest je 't bed van Fransje weer afhalen en de kast weer helemaal opruimen en „En jij 't blousje van Keesje weer helemaal uit halen!" lacht Dieneke. Maar dat gaat toch te ver! ,.IIè nee, akelig kind! Hoe kun je toch zoo vals pla gen!" roept Ineke. „Dat beelderige blousje!" „Nou, ik meen 't toch niet! Zeg, jij bent ook een mooie gastvrouw: je hebt nog niet eens limonade ingeschonken." „Gunst ja. En Ineke huppelt naar 't buffet waar haar moeder de glaasjes met de siroop er al in heeft klaar gezet. Heel wijs neemt ze de karaf en schenkt de glaasjes keurig vol, een eindje onder de rand. Dieneke staat er bedillerig bij om te kijken of ze wel precies even vol worden.' En intussen zegt ze: „Ik verheug me toch zo op Fransje met haar prachtige blonde krullen!" „En ik op mijn kleine schattige Keesje," dweept Ineke. En dannee, ze hebben door de limonade- zorgen niet eens gezien, dat moeder al voor het raam staat. Moeder.... mèt een heel groot meisje aan de arm. Een meisje met.... zwart haar? Nee, dat kan toch niet! En waar zijn die prachtige krullen dan? Je begrijpt dat Ineke en Dieneke in een ogenblik bij de voordeur zijn. Aan moeders andere hand klemt zich een kleine, blozende jongen met een paar appels van wangen en een grappig blond kuifje. Ineke staat een ogenblik sprakeloos: is dat nu haar kleine tere Keesje? Maar dan knielt ze bedrij- ig bij hem nèer om zijn jasje uit te trekken en zegt: „Dag lieve dikke Kees! Vind je 't fijn om hier te komen? En ga je straks met Ineke naar boven om je bedje te zien? En hoe oud ben je? En gaan we fijn samen fietsen en spelen?" De grote blauwe ogen van Kees worden hoe lan ger hoe groter bij al deze toespraken. Dan gaat z'n mondje opeens wijd open. Hij rukt zich los, plant beide vuistjes in z'n oogen en begint luidkeels te huilen. En Ineke's moeder zegt: „Niet zo druk Touwtje, je maakt hem bang!" Dan neemt ze kordaat de hele Kees op haar arm en schuift Fransje, Ineke en Dieneke cle kamer in. „Ziezo, ben je alweer bedaard? Gelukkig hoor!" zegt moeder tegen Keesje. „Al daard" zegt zij en wrijft vertrouwelijk zijn natte ogen tegen moeder's schouder. En intussen heeft Dieneke het grote meisje met het zwarte kortgeknipte haar allang uitgelegd, dat zij haar gast is. Zc steekt haar arm door die van Fransje cn zegt: „Ga mee, hier kun je onze erker zien. Daar wonen we. Straks gaan we naar huis. Je slaapt bij mij zeg. Maar je bent vreselijk groot, dat had ik niet gedacht! Ben je heus pas acht jaar". „Ja, maar ik word gauw negen", zegt Fransje, „we zijn allemaal zo lang bij ons thuis! Vader is ontzettend lang. Soms zegt een jongen op straat tegen hem: „Zeg, meneer, is het erg koud daar boven?" Dieneke moet erom lachen. Ze kijkt Fransje eens in de guitige ogen. Nee, anders dan ze zich had voorgesteld! Niet bepaald een kind om te be schermen, die grote, forse meid! Maar leuk lijkt ze wel. „Mogen we nu weg?", vraagt ze, „ik wou met Fransje naar huis". Natuurlijk, dat mag. Jc begrijpt, dat die beide meisjes elkaar erg veel te vertellen hebben. Een hele tijd zitten ze samen op Dieneke's bed te praten, te lachen en nogeens te lachen. Fransje blijkt een echte vrolijke Frans te zijn, zodat mammie tweemaal moet roepen voor ze 't horen, dat het tijd is om te eten. „O!", schrikt Fransje dan „en ik zou nog wel zo vreselijk lief en gehoorzaam zijn. „Nou, héél vlug dan maar!" En ze haalt roets, roets een kam door het gladde zwarte haar. Dieneke's krullen nemen wat meer tijd, maar na een poosje is zij toch ook klaar en dan gaan ze ge armd de trap af. Fransje steekt wel een half hoofd boven Dieneke uit". „Gezellig" zegt Dieneke „zo'n hele grote vriendin!" ..Leuk" zegt Fransje „zo'n heel klein onder deurtje!" Maar ze knipoogt zo olijk, dat Dieneke er niet boos om wordt! R. DE RUYTERv. d. FEER. Grappig Hunnebedraadsel. Wie kan de steen heel maken? Bij opgravingen in de hunebedden bij Rolde vond een geleerde deze brokstukken van een steen, maar hoe hij ook de brokken aan elkaar paste, hij kon de juiste beteekenis van de tekst, die natuurlijk in de oude spelling was geschreven, niet ontcijferen. Misschien zijn jullie gelukkiger. Probeer 't eens! DE SLIMME JONGEN De directeur van een reizend circus had eens een bijzondere attractie voor zijn bezoekers. Hij loof de honderd gulden uit voor den man of knaap die zijn wild paard Riolo kon berijden, drie keer 't cir cus rond. Honderden hadden 't reeds geprobeerd, 't Opstijgen ging nog best, het rijden in 't begin ook. maar zodra hadden ze niet ècn rondje gereden of plof! daar wierp het ros zijn achterbenen omhoog en de ruiter vloog tegen den circusrand. Je begrijpt na tuurlijk. dat 't beestje hierop gedresseerd was. Tot dat eens op een avond een jongen van een jaar of veertien zich voor het kunststuk aanmeldde. In een oogwenk zat hij te paard, maar niet in 't zadel doch op de hals van Riolo. En wat deed hij? Hij klemde zich met zijn benen stevig vast en hield met beide handen de ogen van het dier dicht. Van dat moment af was Riolo zo mak als een lammetje. Hij sjokte kalm en gedwee wel vijfmaal het cir cus rond en de directeur moest den jongen de hon derd gulden wel uitbetalen, of hij wilde of niet. Moedertje, zing! Moedertje, 's avonds als 'k lig in mijn bedje, Zing dan zo blij! Zing dan heel zachtjes een dromerig wijsje, 'n Lied voor mij. Moedertje, 'k wil dan heel heerlijk gaan reizen, Naar verre landen, naar drome-paleizen, Waar ik de maan over 't water zie rijzen. Toe, zing voor mij! Moedertje, 'k vaar in een heel grappig bootje Over de zee! Sterretjes schijnen in 't heldere water, Wandelen mee. Moedertje, 'k neem dan een netje van zijde, 'k Vang al die sterren en 'k breng ze je blijde Moedertje, kom je? We gaan met ons beiden, Ver over zee! MARIE MICHOn DE FLUISTER.DUINKOM. Toeristen, die Londen bezoeken, gaan ook altijd een kijkje nemen in de St. Pauls kathedraal, het machtige, grootse bouwwerk in 't hartje van die milliocnenstad. En wie de kerk van binnen be zichtigt, moet stellig niet vergeten, naar de „fluistergalerij" te gaan. Binnen in de koepel van de kerk loopt n.l. rondom een gaanderij, waartoe men aan één kant toegang heeft. Als nu de gids bij deze ingang langs de muur fluistert, hoort degene, die daartegenover op dezelfde gaanderij staat, de stem van den gids heel duide lijk langs de muur komen, zelfs als hij heel zacht spreekt. Maar nu komt nog het merkwaardigste. Een Nederlands ingenieur kwam al jaren geleden op het idee, dat een dergelijk geluid-effect ook in andere omgeving moest kunnen worden aange toond. Zijn oog viel op onze duinkommen en in de buurt van Bergen aan Zee heeft hij een geschikt plekje ontdekt. Plaatst men hier aan de eene zijde van deze eliptische duinkom een zwak tikkende wekker op enige afstand van de grond en de wand der helling, dan kan men aan het andere eind op pijn. 30 M. afstand het tikken heel duidelijk hooren. Fluistert men langs de kombodem, dan is het geluid op dezelfde afstand eveneens volkomen 'e verstaan. Het is duidelijk dat de vorm van de komwand en de plaats van de geluidsbron door de geluids- weerkaatsing het geluid zo goed waarneembaar maakt i wou u eens over een nieuwe auto spreken, een besteller Het was een vermoeiende en opgewonden week. en toen Harry Vrijdags Nellie op den trein gezet had. naar zee. herinnerde hij zich, dat hij nog altijd naar den tandarts moest. En weer zat hij in de wachtkamer. Hij bla derde wee.r zoowat in de tijdschriften. En toen viel zijn oog op den datum van dat tijdschrift, en met een schok ging het door hem heen: Januari 1930 (Nadruk verboden. Auteursrecht voorbehou den.) 25 50 1 2 3 4 -f -f 25 b. 50 1 L. 2 L. 2 L. 2 L. EN eersten Maandag na 15 Augustus of wel den derden Maandag in de maand Augustus viert Amsterdam, sinds jaren her, zijn Hartjesdag. Omtrent den oorsprong van den Hartjesdag, dat zoowel te Amsterdam als te Haarlem van zeer oude dagteekening is, gaat men in het algemeen van de meening uit, dat deze volksgewoonte stamt van het Germaansche heidendom. Inder daad zijn deze, oudtijds genoemde Maandagfees ten van heidenschen oorsprong, waarom zij dan ook reeds in de Middeleeuwen zeer ongunstig stonden aangeschreven. Ter eere van de Germaansche godin Hpu^a, de Aardmoeder, vonden in dc Middeleeuwen groote grafelijke jachtpartijen plaats in de buurt van Kraantje Lek bij Overveen, waarheen niet alleen de Haarlemmers maar ook de Amsterdam mers trokken. Aan den duinweg bij dit thans nog welbekende Kraantje Lek zou het heiligdom dezer Germaan sche godin Hertha hebben gestaan, aan wie ook Aerdenhout en Haarlem hun naam te danken hebben. Dit feest gewijd aan de groote Aardmoeder. te gelijkertijd bedoeld als een oogstfeest, werd oor spronkelijk Hertha- of Hertusd'ag genoemd, welke benaming allengs in Hertjes- en tenslotte in Hartjesdag werd gewijzigd. Reeds oudtijds was er in de binnenstad van Neerland's hoofdstad tusschen Dam en Haarlem merpoort een drukte en gewoel van belang en in die dagen vlogen hier reeds de traditioneele voet zoekers bij duizenden in het rond. In Sloterdijk was het op Hartjesdag tevens kermis en ook hier door was de Haarlemmerweg vol menschen en voertuigen, terwijl de schuiten onophoudelijk af en aanvoeren. In het begin der negentiende eeuw nam het gebruik om dien dag langs Buitenkant, Haarlem merweg en Haarlemmerdijk te wandelen of per schuit of wagen naar de duinen te gaan af. doch al verdween de viering van Hartjesdag in den loop der negentiende eeuw te Haarlem geheel, zoo bleef hij in Amsterdam bestaan, tenslotte ont aardende in een rumoerig festijn, dat geleidelijk aan naar andere buurten verdrongen werd. Vrijwel ieder jaar opnieuw is Hartjesdag thans een rumoerige avond, waarbij de politie, in alle deelen der stad versterkt, dikwijls krachtdadig moet optreden. Daar dit oeroud volksgebruik, dit typische spel der Amsterdamsehe jeugd, dat min of meer in baldadigheid tracht te ontaarden, door zijn tra ditie toch ook iets aantrekkelijks biedt, zou het zeer zeker aanbeveling verdienen om de viering van den alouden Hartjesdag een meer verhef fender karakter te verleenen, waarmede de sfeer van dit volksfeest een wijziging ten goede zou ondergaan. ELDERT VAN ELK. MERKWAARDIG ROOKGEREL De grootste tabakspijp, die ooit gerookt werd, bevindt zich in het stedelijk museum in Brunswijk. Hij is zo groot als een emmer en werd in 't begin van de vorige eeuw door den fabrikant Stobwasser van papiermaché gemaakt om als reclame te dienen. Daarna werd de pijp aangekocht door een rook- club, die aan de reusachtige pijpekop een 4 y2 M. lange buis en aan deze buis achttien kleine, van mondstukken voorziene slangen liet aanbrengen. Zoodoende konden alle clubleden uit dezelfde pijp roken. De grootste sigaar ter wereld wordt in een sigaren- museum in de Westfaalse stad Biinde, waar dagelijks ongeveer drie millioén sigaren worden gemaakt, be waard. Hij is 1.70 M. lang en heeft een omvang van 68 cM. Een roker moet 610 dagen lang een uur per dag roken om hem in geurige wolken te doen opgaan. POSTZECELRUBRIEK 1939 HERD. 9 J. TROONSBESTIJGING 6 2 L. 8 L. 10 L. 12 L. 16 L. 70 J. SPOORWEG 1 4 12 L. L. L. 5 7 15 L. L. L. POSTZEGELRUBRIEK ROEMENIë (Aanvulling VII). In 1939 verscheen ook nog een herdenkingseric bij de 9e verjaardag van de Troonsbestijging van Kon. Karol II, n.m.l. de 25 en 25 b. (br. olijf 50 en 50 b. (bruin) 1 en 1 L. (lichtviQlet) 2 en 2 L. (geelgr.) 3 en 2 L. (lila-röse) 4 en 2 L. (roodoranje) 6 en 2 L (karmijn) 8 L. (grijsblauw) 10 L. (lichtblauw) 12- L. (ultram.) 16 L. (bl. groen). Grootte 32x38 m.M. Alle zegels dragen afbeelïngen van St. George de Patroon van Straja Taru. De hoge waarden heb ben geen toeslag. Bij het 70-jarig bestaan der spoorwegen, ver scheen een serie zegels met afbeeldingen van oude en nieuwe locomotieven. De waarden zijn 1 L. (lila- rose, moderne locomotief) 4 L. (karmijn, expresse een viaduct passeerend) 5 L. (grijsviolet, oude loc.) 7 L. (lilabruin, oude loc.) 12 L. (blauw, railsauto) 15 L. (groen, admin.gebouw van de Spoorwegen) Grootte 45x30 m.M. Van deze serie zijn de 1, 4, 12 L in staand formaat, de overige drie in liggend, zooals op het schetsje is aangegeven. Rustenburgerlaan 23. Wie heeft nog dubbele zegels te missen, graag af geweekt en gaaf in dc bus. Groep 15 b. is nog niet binnen, ga eens na waai- die zit?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 10