'liet JOient en Jxut Oliebol.
Wie wil reizen vindt overal
gelegenheid
De Lotgevallen van een Collier
Soedan, de rijke graan- en katoen voorraadschuur.
DONDERDAG T AUGUSTUS. T93Ö
H A A R i; E M'S D A G B E A" C
4
Groote drukte en beweging
in Januari, de oogstmaand.
(Van een V.PJ3.-correspondent.)
KAïRO, Juli 1940.
E landschappen in den Soedan dragen
een buitengewoon verschillend karakter.
Het gebied, waarin zich de Italiaansche
opmarsch voltrekt behoort voor een deel
tot de steppe, waarin de doornige struiken thuis
behooren, die geen bladeren dragen, doch een
soort schubben met doornige uitsteeksels. Voor
een ander deel is de bodem begroeid met gras,
dat in het regenseizoen hoog opschiet. Hier
groeit ook de „gummi-acacia", die de Arabische
gom oplevert, een belangrijk uitvoerartikel. In
de bergen kan men nog den wilden ezel en het
wilde schaap aantreffen.
De bevolking bestaat in hoofdzaak uit noma
den van Arabischen oorsprong. Overal, waar
voldoende regen valt, is het land vruchtbaar en
geschikt, voor landbouw. Er wordt voornamelijk
graan en katoen verbouwd. Er behoort slechts
eenig organisatietalent toe om dit gebied tot een
waardevolle economische voorraadschuur te ma
ken.
Katoen het belangrijkste
product.
In dit Noord-Oostelijkste deel van den Soedan
werd in het jaar 1906 het belangrijkste spoor
wegtraject van den Nijl naar de nieuw-aange-
legde haven Port Soedan geopend. Dit is als het
ware de economische zenuw van den Soedan.
Van deze. van het westen naar het oosten loo-
pende spoorlijn loopt een zijlijn naar het zuiden,
in de richting van de bergen van Abessynië; deze
zijlijn eindigt bij de door de Italianen veroverde
grensvesting Kassala.
Later heeft Kassala een verbinding gekregen
met de Roode Zee over het Tokargebied door
middel van een modernen autoweg. Langs dezen
weg vervoeren de vrachtauto's van de „Kassala
Cotton Company" de kostbare katoen. Voorts
loont een niet minder belangrijke weg in weste
lijke richting. Deze vormt de verbinding met de
stad Sennar, de verzamelplaats van het nog veel
uitgebreidere katoengebied van Gesirah. Door
middel van deze beide hoofdwegen en de ge
noemde spoorwegen is de groote koren- en ka
toen schuur van den Soedan ontsloten en on
middellijk aangesloten aan het wereldverkeer.
Juist in dit gebied vinden de Italiaansche mili
taire operaties In Oost-Afrika plaats.
Terwijl het katoengebied tusschen den Witten
en den Blauwen Nijl, den Gesirah-drlehoek, een
geweldige oppervlakte beslaat, welke door mid
del van kanalen van het noodige water wordt
voorzien, geschiedt de aanplant van katoen in de
Baraka-delta bij Tokar aan de Roode Zee en
voor een deel ook bij Kassala op geheel andere
wijze. Hier vindt de watervoorziening plaats op
geheel natuurlijke wijze door de van de Abes-
synische bergen stroomende rivieren. De aange
slibde grond behoeft niet geploegd te worden en
elk jaar kan de katoenaanplant worden uitge
breid.
Dc mensch zaait de natuur zorgt
voor dc rest.
Hier groeit ook de beste katoen, die in geheel
Afrika te vinden is. Gewoonlijk wordt de katoen
aangeplant op grond, die in gedeelten wordt ver
pacht, doch hier volgt men een andere methode.
Elk jaar wordt door beambten van het groote
katoen-syndicaat de aandeelen zijn bijna uit
sluitend in het bezit van Engelschen het ge
bied afgepaald, waarop katoen mag worden ge
plant. Nu wordt het uitzetten van het zaad over
gelaten aan'de nomaden. Dit zaaien eischt niet de
minste moeite: met een stok wordt een gat in den
grond gestoken die uit slijk bestaat en hier
in het zaad gelegd, dat door het syndicaat wordt
verstrekt.
Reeds na verloop van drie dagen steekt het
plantje het hoofd boven den grond uit. Wanneer
zich nu overal de groene sprieten vertoonen, is
het eerste deel van het werk afgeloopen. De no
maden drijven hun vee bijeen en trekken er mede
de koele bergen in. terwijl in de vlakte de gloeien
de Afrikaansche zon verder het noodige verricht
en de weldra overvloedig neerstroomende regen
het werk voltooit.
Januari is de maand, waarin de oogst kan wor
den binnengehaald. Nu is alles leven en bedrij
vigheid op de katoenvelden. Niet alleen de pach
ters tijgen aan het werk, maar van alle zijden
stroomen werkkrachten toe, die in korten tijd wat
geld willen verdienen.
Zelfs de Mekkagangers helpen mede.
Het is ook gebruikelijk dat de arme Mekkagan
gers hun reis zoo inrichten dat zij juist in den
tijd, dat de katoen wordt geoogst, hier aankomen,
om wat geld op de verre reis te verdienen. De
bevolking van dit gebied wordt plotseling tien
maal zoo groot als anders en alles plukt katoen.
Na drie dagen komt het
katoenzaad reeds op.
Natuurlijk moet hierbij het noodige toezicht wor
den gehouden.
Niet overal in het Kassala-gebied heeft men dit
alles echter zoo kunnen organiseeeren. Waar men
voor den aanplant is aangewezen op den regen
val of waar de nomaden geen lust aan den dag
leggen om katoen te planten, moet men naar an
dere middelen omzien. Doch zooveel is zeker dat
zich hier een rijk landbouwgebied bevindt, waar
voor zich nog tal van perspectieven openen.
(Nadruk verboden).
Wanneer de jacht geopend is.
De secretaris-generaal, waarnemend hoofd van
het departement van Landbouw en Visscherij
heeft bepaald, dat in het geheele land de jacht op
onderstaande wildsoorten zal zijn geopend ge
durende het tijdvak, achter de namen der wild
soorten vermeld.
Reebokken van 14 Augustus 1940 tot en met 7
September 1940; Reeën (bokken en geiten) van
15 October 1940 tot en met 14 November 1940;
herten en damherten (bokken) van 1 October
1940 tot en met- 5 October 1940; Fazanten
(hanen en hennen), houtsnippen, korhanen, kor-
hennen en hazen van 1 October 1940 tot en met
31 December 1940; patrijzen van 1 September
1940 tot en met 31 December 1940; ganzen, alle
soorten eenden (behalve bergeenden en eidereen-
den), watersnippen en meerkoeten van 14 Augus
tus 1940 tot en met 31 December 1940; goud
pluvieren van l September 1940 tot en met 31
December 1940.
Voorts het vangen van de hieronder ge
noemde waterwildsoorten door middel van net
ten, waarvan het gebruik is geoorloofd, toege
staan gedurende het tijdvak achter de namen
der waterwildsoorten vermeld: ganzen, alle
soorten eenden (behalve bergeenden en eider-
eenden), watersnippen en meerkoeten van 14
Augustus 1940 tot en met 31'December 1940;
goudpluvieren van 1 September 1940 tot en met
31 December 1940.
Het vangen van de hieronder genoemde water
wildsoorten door middel van eendenkooien zal
zijn toegestaan gedurende het tijdvak achter de
namen vermeld: alle soorten eenden (behalve
bergeenden en eidereenden) van 14 Augustus
1940 tot en met 31 December 1940.
De jacht zal niet worden geopend op herten
kalveren, reekalveren (t.w. reeën, die in den loop
van het kalenderjaar zijn geboren), zwanen,
bergeenden, eidereenden, duikers, kemphanen,
wulpen, scholeksters, grutto's, tureluurs en water
hoentjes. (A.N.P.)
EXAMENS.
STAATSEXAMEN.
Staatsexamen ter toelating tot de universiteiten
(art. 12 der hooger-onderwijswet).
Geslagd voor diploma A: de dames J. M. Otter,
vanger en H. A. Steenhuis; de heeren J. H. Baas,
A. K. Kuiper, J. Poort, W. H. J. Koninckx, J. Dusink
H. Zuidinga, J. Döhne, J. B. Evenhuis, J. Wit, B.
J. Geise en J. Gerritsen.
Voor diploma B: de dames A. Hemkcs en F.
Rinzema en de heeren A. J. Boerman en H. H.
Poelman.
STAATSEXAMEN H.B.S. B:
Geslaagd A. I. van Hardenbroek, A. J. Hartevcld.
A. G. J. van Iersel, N. J. Olie, P. J. Rijkoort, J. W.
Siebeling.
FRANSCH L. O.
Geslaagd mej. S. Holdert, Heemstede.
ENGELSCH L.O.
Geslaagd de dames M. M. Jans, S. G. Neisingh en
G. J. Schreuder, allen te Haarlem.
HANDELSKENNIS L.O.
Geslaagd J. A. Kos en G. Kos, te Heemskerk en
R. van Rooij te IJmuiden.
'DUITSCH.
Geslaagd voor de huisakte mej. W. A. de Vries,
te Heemstede.
HANDTEEKENEN L.O.
Geslaagd de heer A M. Cohcn, Haarlem.
HOOFDAKTE.
Haarlem, 31 Juli. Geëxamineerd 8 candidaten.
Geslaagd voor het geheele examen mej. P. A. Ap
pelboom te Bergen, mej. C. M. Ursem te Heer Hugo-
waard, mej. M. M. Th. Westra te Alkmaar, C. de
Boer te Krommenie.
Voor gedeelte A: Mej. M. C. Baas te Westwoud.
HANDELSDIPLOMA'S.
Geslaagd voor Stenografie Nederlandsch: Rie
Hagendijk, H. J. Hultzer.
MACHINESCHRIJVEN.
Geslaagd: Nea Timmermans, Rie Hagendijk.
NEDERLANDSCHE
HANDELSCORRESPONDENTIE.
Geslaagd H. J. Hultzer.
Allen zijn leerlingen van de Handelsschool van
Mevr. N. de Munnik te Haarlem.
E.H.B.O.-EXAMEN.
Bij het examen voor het Eenheidsdiploma voor
Eerste Hulp bij Ongelukken (hetwelk werd af
genomen door de doktoren W. B. Smit. directeur
van den Gemeentelijken Geneeskundigen en Ge
zondheidsdienst te Haarlem en D Heymans,
medisch leider van de Haarlemsche Reddingsbri
gade voor Drenkelingen) slaagden 14 candida
ten. 2 werden afgewezen; De geslaagden zijn:
mej. W. Dijkstra, mej. J. Nachtegeller, Mej. J.
Le Nobel, Mej. A. A. Schippers, mevr. D. M. H.
Oudshoornvan Buul en de heeren P. ter Haak,
F. Lodder, F. A. Müller. P. Vernout, A. J. No-
delijk, K. Slot, J. Kol. C. v. d. Burg. en J. Renout,
allen lid van de Haarlemsche Reddingsbrigade
voor Drenkelingen.
SCHADE-ENQUETE-COMMISS3E.
De Commissaris der Koningin in de provincie
Noord-Holland heeft benoemd in de schade-
enquéte-commissie tér standplaats Amsterdam, tot
voorzitter tevens lid P. Kuijper Dzn., Wethouder van
publieke werken der gemeente Hilversum te Hilver
sum, tot lid ir. W. Fuhri Snethlage, directeur van
den economisch-technologischen dienst der provin
cie Noord-Holland, te Haarlem.
VOOR DE KINDEREN
Daarna deed Krent hetzelfde bij den pro
fessor en nadat hij zich er van overtuigd had
dat de beide Touaregs nog sliepen, beduidde
hij den Dikke en den professor zachtjes voort
te kruipen naar de plaats, waar de lantaarn
stond.
Hier spreidde de professor zijn document
met gegevens uit, dat hij van het Oudheid
kundig Genootschap had meegekregen. Hij
bestudeerde een plattegrond.
Nog maar een paar gangetjes door,
fluisterde hij, en we zijn er.
Meer dan manshoogte staat de groene mais, die thans gesneden wordt. Behalve
voor het verkrijgen van den korrel wordt deze plant verbouwd, om in verschen
of geënsileerden toestand voor veevoeder bestemd te worden.
Maar de fiets is een goede aanvulling!
EEDS verschillende malen is de laatste
weken door diverse instanties gewezen
op de noodzakelijkheid om ook dit jaar
met vacantie te gaan. Velen die wel in
staat zijn vacantie te nemen, vinden het
beter maar thuis te blijven. Indien een ieder zoo
redeneert, wordt onherstelbare schade toege
bracht aan een voor sommige streken buitenge
woon belangrijk middel van bestaan: het
vreemdelingenverkeer.
Nu het normale leven zijn loop'neemt, zijn ook
diverse V.V.V.'s in den lande actief geworden.
Reeds zagen nieuwe folders het licht en al is de
tijd kort, de leuze: gaat met vacantie, wordt
steeds krachtiger gehoord
Helaas zijn velen beangst, dat in de huidige
omstandigheden het reizen in Nederland uiter
mate bezwaarlijk is. Zij vreezen voor moeilijkhe
den, ze achten zich niet volkomen veilig en daar
om blijven ze maar thuis.
Die vrees is evenwel ongegrond. Al is het ver
keer in Nederland minder intensief dan voor
het uitbreken van den oorlog, het staat onom-
stootelijk vast, dat men het geheele land zonder
eenig bezwaar kan bereizen. Ongetwijfeld zijn
er enkele plekken in den lande, welke men in de
huidige omstandigheden beter kan mijden. Maar
haast alle mooie plekjes in Nederland leenen
zich voor het nemen van rust en ontspanning,
welke men nu nog meer noodig heeft dan ooit.
De vervoermaatschappijen in Nederland zijn
overal actief. De Spoorwegen hebben op de nog
niet berijdbare trajecten autobussen ingelegd,
terwijl overal in den lande de stoomtrammetjes
weer rijden. Verder zijn ook voor belangrijke
verbindingen de autobuslijnen intact gebleven.
Enkele kleinere plaatsen zijn echter niet te be
reiken en in dit opzicht is de Midden-Vehiwe
eenigszins misdeeld. Maar het overgroote deel
van de Nederlanders is in het bezit van <-en rij
wiel; op dit oogenblik weer het ideale vervoer
middel in den lande. Een rijwieltrektocht door
Nederland hoe weinigen kennen toch hun
eigen land verdient bijzondere aanbeveling.
Nu het autoverkeer tot het uiterste minimum is
beperkt, kan men ook op de groote wegen rustig
fietsen. Zij, die vroeger gewoon waren per luxe
auto rond te toeren, behoeven geen valsche
schaamte te koesteren, wanneer ze thans per fiets
aan een hotel arriveeren. Het hotelbedrijf past
zich onmiddellijk aan en de gast, die thans per
twee-wieler in plaats van per two-seater komt,
is even welkom als voorheen. In vrijwel alle ho
tels wordt nu bijzondere aandacht aan de fiet
sen besteed. Er is alle mogelijke service op dit
gebied; het rijwiel wordt even zorgvuldig be
handeld als vroeger de auto. Voor goede pompen
Is gezorgd en het personeel van menig hotel kan
zelfs in noodgevallen voor reparaties zorgen.
De spoorwegen besteden de uiterste zorg aan
het rijwielvervoer. Nu de omstandigheden zoo
veel moeilijker zijn en het aantal te vervoeren
fietsen buitengewoon groot is, verdient het waar
deering dat de Spoorwegen al het mogelijk?
doen om voor een zoo snel mogelijk vervoer zorg
te dragen. Wie er zeker van wil zijn, dat een
fiets per eerste gelegenheid met een sneltrein
wordt vervoerd, dient een dure rijwielkaart te
koopen, maar het is gebleken dat zooveel moge
lijk ook de fietsen met de goedkoope kaarten
direct worden vervoerd. Alleen kan men er geen
rechten op laten gelden. Zelfs voor de moei
lijkste trajecten is het rijwielvervoer goed gere
geld.
Ook in de stoomtrams en in de meeste autobus
sen is gelegenheid voor rijwielvervoer. De fiete
is een instrument, dat in deze tijden geheel on
misbaar is.
Met Duitschland kan weer
getelefoneerd worden.
's-GRAVENHAGE, 31 Juli (A.N.P.) Na op-
heffing van eenige technische moeilijkheden zal
het voortaan opnieuw mogelijk zijn telefoonge
sprekken met Duitschland te voeren, evenwel
onder dezelfde voorwaarden en beperkingen, welke
voor 10 Mei golden.
MAIKT
EIKICITIN
AMSTERDAMSCHE VEEMARKT.
AMSTERDAM 31 Juli 1940.
Ter veemarkt waren heden aangevoerd:
257 vette kalveren le kw. 6879 c., 2e kw. 58-
66 c., 3e kw. 5256 c. per K.G. levendgewicht. 61
nuchtere kalveren f9f 16 per stuk
Overzicht. Vette kalveren ruime aanvoer, handel
zeer traag, hoogere prijzen. Nuchtere kalveren z
matige aanvoer, vlugge handel, prijzen vast.
MARKT WOERDEN.
Woensdag
Aanvoer 268 partijen kaas: met rijksmerk le kw
f35—f38, 2e kw. f33—f34,50.
Handel matig.
NORMAN FRAZER.
(Nadruk verboden).
7)
Lindsay verliet het café, het kistje met de kope
ren hoeken nog steeds onder zijn jas geklemd. Hij
bevond zich in een oude, vervallen armoe-buurt en
vervolgde zijn heimelijken weg door duistere,
bochtige straatjes en vunze sloppen, waar slechts
een spaarzame late voorbijganger hem passeerde of
inhaalde. Hij wilde naar den waterkant om daar
zijn last kwijt te raken.
Maar al was het stil op straat, het duurde lang
voordat Lindsay een plek bereikte, genoeg ver
scholen om althans voorbereidende maatregelen te
nemen. Maar ten laatste vond hij een punt, waar
niemand hem zou kunnen bespieden; een insprin
gende bocht van een hoogen muur. Hij had onder
weg een paar steenen opgeraapt en deze stopte hij
nu in het kistje, dat hij onder zijn jas vandaan
had gehaald. Om het kistje bond hij een sterk touw.
dat hij in zijn zak had. Daarop nam hij het kistje
weer onder zijn jas en zette zijn tocht voort. Lang.
zamerhand stierf het straatleven in de achterbuurt
geheel weg en tegen tweeën voerde Lindsay's weg
door stegen en langs hofjes, waar een zwak licht
het eenige teeken van menschelijk leven was.
Eindelijk kwam hij aan de plaats, die hij, van
het oogenblik af, dat hij uit het café was weg
gegaan. In zijn gedachten had gehad een rustig
stuk water langs de pier, die in de Hamoaze uit
steekt. Geen levende ziel was in de nabijheid.
De laatste toebereidselen waren snel gemaakt. Hij
had het eene eind van het touw niet vastgemaakt
en hij liet het voorzichtig tusschen zijn vingers
vieren toen het kistje in het zwarte water wegzonk
en weldra onder de oppervlakte van het water
yerdwenen was. Hy stond rechtop aan den kant
van het water met een gevoel, dat niets ter
wereld hem nu nog zou kunnen deren.
Thans begon hij zich af te vragen hoe en waar
hij den nacht zou 'doorbrengen. Terug naar de
kamer, die hem de laatste dagen had geherbergd
durfde hij niet zijn voornemen was Plymouth
voor altijd vaarwel te zeggen. Maar waar moest
hij heen? De kostbare edelsteenen, waarvoor hij
zoo'n wanhopig spel gespeeld had, zaten nu in zijn
zak en er was niemand om het bezit ervan te be
twisten. Doch hij moest ze in geld omzetten en waar
kon hij dat het veiligst doen? Dat was een punt dat
hij rustig met zichzelf moest overleggen. Hij zette
zijn overdenkingen voort, terwijl hij langzaam
verder liep. Het zou niet lang meer duren, of de
politie wist, dat er dien nacht in Plymouth twee
personen vermoord waren! Was er kans, dat zij
verband zouden zoeken tusschen hèm en den ge-
welddadigen dood van den uitdrager en van den
Hindoe?
Om te beginnen wist in ieder geval één politie
agent, dat een of andere mysterieuze schakel Ro
bertson, het kistje met de koperen hoeken en hem
verbond. De politie zou Robertson dood vinden en
zou ook bemerken dat het kistje verdwenen was.
Natuurlijk zou het vermoeden zich aan hen op
dringen dat hij. Lindsay, den uitdrager had ver
moord om het kistje. Ook zou Lal Das vermoord
gevonden worden. Als zij den dood van den Hindoe
aan een onbekende toeschreven en hun volle aan
dacht concentreerden op den man, die zijn voor
nemen te kennen had gegeven om het kistje met
de koperen hoeken" in zijn bezit te krijgen, wat
dan? Het angstzweet brak Lindsay uit en hij keek
schuw over zijn schouder alsof hij den arm van
de justitie reeds uitgestrekt zag om hem te ar
resteeren.
Er stond hem slechts één ding te doen hij
moest zich uit de voeten maken en onvindbaar
blijven, totdat de zaak een beetje in het vergeet
boek begon te raken. En hij moest te voet gaan.
hij mocht niet riskeeren zich aan een spoorweg
station te vertoonen.
De streek kende hij vrij goed. Hij wilde de
heidevelden en moerassen van Dartmoor ingaan,
zich daar voor een paar dagen schuilhouden en
dan langzamerhand door bosch en veld Londen
of Bristol trachten te bereiken. Welke van deze
twee steden zijn reisdoel zou zijn, wist hij nog
niet goed.
Hij richtte zijn schreden naar het Noord-Oosten
en zwoegde voorwaarts door den donkeren nacht.
De buitenwijken van de stad lagen weldra achter
hem en hij kwam in het open veld.
De nachtwind blies opwekkend tegen zijn ge
zicht en verfrischte hem en hij begon een eenigs
zins hoopvoller lcijk op de omstandigheden te
krijgen.
Lindsay stapte voort langs den straatweg en
toen de zomernacht bijna onmerkbaar begon te
verbleeken tot het eerste zwakke rood van een
vroegen zomermorgen, bereikte hij de spoorlijn, die
van Marsh Mills dor Bickleigh Vale naar Yelver-
ton voert. Hij leunde tegen het hek en keek langs
de lijn in de richting van het bosch van Saugh
Zijn onmiddellijke gedachte was dat dit, nu de dag
ging aanbreken, met zijn dichten boomengroei, een
veiliger bescherming zou bieden dan de weg!
Hij stak dan ook dadelijk de spoorbaan over,
waadde door de beek, die daar achter stroomde,
sloeg naar links af en was weldra verdwenen in
de schemerige diepten van het bosch. waar de
stammen elkaar haast raakten. Het was er om te
stikken van de warmte; het zweet gutste langs
Lindsay's voorhoofd, zijn adem kwam moeilijk en
hijgend, het worstelen door deze groene woestenij,
waar geen zuchtje wind scheen door te dringen
putte zijn krachten uit.
Eensklaps bleef hij staan; hij bevond zich aan
de grens van het bosch. Behoedzaam voortgaande,
verkende hij uit den laatsten boschrand het terrein
vóór zich en zag dat hij dicht bij de brug van
Bickleigh was.
Op dat oogenblik sloeg een eind verderop een
klok. Hij telde de slagen: zes, en hij dacht eraan,
dat hij in precies twaalf uur niets te eten had ge
had. Hij had zie hal geruimen tijd flauw en honge: ig
gevoeld en zijn verlangen naar voedsel en mis.
schien nog meer naar drinken, werd met de mi
nuut grooter.
Neen, het mocht hier dan veilig zijn, hij kon
toch niet eeuwig in het bosch blijven
Lindsay slipte uit den boschrand te voorschijn,
stak den straatweg over en liep een zijweg verder
in de richting van het dorp Saugh. Daar kocht
hij in een kleinen dorpswinkel brood en kaas en
nam in de herberg een koel glas bier. Het ontging
hem niet, dat hij met eenige verbazing werd aan
gekeken, maar hij was te hongerig en te dorstig
om zich daarom te bekommeren. Hij at en dronk,
kocht wat proviand voor den verderen tocht en
een flesch bier.
Dien heelen ochtend zwoegde Lindsay verder
door het heuvelachtige heideland, met een mee-
doogenloos brandende zomerzon boven zijn hoofd
Tegen den middag kwam hij bij een half inge
storte hut, die als verloren lag in een onafzien
bare wildernis. Hij ging binnen en keek om zich
heen. Het was er koel en schaduwrijk en er was
een voldoende voorraad verdroogd ^struikgewa.'
varens en brem om een zachte legerstede van tr
maken. Hij was doodmoe en zonder zich lang t'
bedenken spreidde hij zich een rustplaats en wierp
zich op het geïmproviseerde bed.
Enkele oogenblikken later was hij vast in
slaap.
HOOFDSTUK VI.
De menschenjacht.
Lindsay was doodop. De gebeurtenissen van den
voorafgaanden dag en nacht hadden op zijn
zenuwen gewerkt en de lange tocht door de bos-
schen en over de hei hadden hem lichamelijk uit
geput. Hij sliep aan één stuk door; de middag
werd avond en nog steeds was hij in diepe rust.
Terwijl het nog helder daglicht was en de zon
de toppen der boomen verguldde, bewoog zich
een uit het noorden komende gestalte langzaam
door het landschap. Hij naderde op een eigenaardige
manier; was nu eens geheel zichtbaar, verdweer
dan weer, omweldra op een andere plaats op te
duiken een beweeglijk punt in de wijde rust
van het heidelandschap.
Als Lindsay wakker geweest was en opgelet had
zou hij, toen de gedaante dicht bij de hut kwam,
gemerkt hebben dat het een man was. Hij zou dan
tevens, aan de gevangeniskleeren, die de man
droeg, hebben gezien ,dat hij een veroordeelde
moest zijn. Maar Lindsay sliep en hoorde of zaj
niets.
De veroordeelde kwam nader moeilijk tegen
den heuvel optornend. Een kleine, goedgebouwde
man, met een gegroefd gezicht en wanhopige oogen.
Geen Engelscbman dat verrieden het gansche
type en de olijfkleurige huid geteekend door de
bleekheid van het gevangenisleven. Hij kwam na
der, stukje voor stukje, nu en dan over zijn schou
der een blik werpend in de richting van Prince-
'own, het groote gevangeniscomplex in het moer
land van Dartmoor dat daar ver weg lag in de
dampige schemering van de ondergaande zon.
De veroordeelde kwam de glooiing op, waartegen
de bouwvallige hut lag. Hij had die van verre reeds
gezien en was erop af gekomen met de bedoeling
daar een poosje te rusten voordat hij verder ging.
Dok had hij een flauwe hoop, hier misschien iets
te zullen vinden, dat hem bij zijn ontvluchting zou
kunnen helpen. Oude kleeren bijvoorbeeld, door
schaapherders weggegooid. Als hij maar naar Ply
mouth kon komen dan zou hij zich verder wel
redden, maar hoe het te bereiken in dit hatelijke,
afschuwelijke pak?
Den heelen dag, sedert hij erin geslaagd wal,
aan de aandacht van den bewaker te ontsnappen,
was, hij' voortgerend door de onherbergzaamste
deelen van het moerland, die hij maar kon vinden
en tot nu toe had zijn goed gesternte hem niet vei
laten. Doch nu had hij dan ook rust noodig.
De ontvluchte gevangene naderde de, nu glans-
looze, vensteropening van de hut. Er was geen luiï
voor: hij greep het ruwe raamkozijn, trok zich eefl
weinig op en een oogenblik keek hij naar binnen;
toen sprong hij terug en stond in gepeins verzon
ken met een nieuw licht in »5:- oogen en een
nieuwe hoop in zijn hart
(Wordt vervolgdjj