'liet JOient en Jxut Oliebol. Wie wil reizen vindt overal gelegenheid De Lotgevallen van een Collier Soedan, de rijke graan- en katoen voorraadschuur. DONDERDAG T AUGUSTUS. T93Ö H A A R i; E M'S D A G B E A" C 4 Groote drukte en beweging in Januari, de oogstmaand. (Van een V.PJ3.-correspondent.) KAïRO, Juli 1940. E landschappen in den Soedan dragen een buitengewoon verschillend karakter. Het gebied, waarin zich de Italiaansche opmarsch voltrekt behoort voor een deel tot de steppe, waarin de doornige struiken thuis behooren, die geen bladeren dragen, doch een soort schubben met doornige uitsteeksels. Voor een ander deel is de bodem begroeid met gras, dat in het regenseizoen hoog opschiet. Hier groeit ook de „gummi-acacia", die de Arabische gom oplevert, een belangrijk uitvoerartikel. In de bergen kan men nog den wilden ezel en het wilde schaap aantreffen. De bevolking bestaat in hoofdzaak uit noma den van Arabischen oorsprong. Overal, waar voldoende regen valt, is het land vruchtbaar en geschikt, voor landbouw. Er wordt voornamelijk graan en katoen verbouwd. Er behoort slechts eenig organisatietalent toe om dit gebied tot een waardevolle economische voorraadschuur te ma ken. Katoen het belangrijkste product. In dit Noord-Oostelijkste deel van den Soedan werd in het jaar 1906 het belangrijkste spoor wegtraject van den Nijl naar de nieuw-aange- legde haven Port Soedan geopend. Dit is als het ware de economische zenuw van den Soedan. Van deze. van het westen naar het oosten loo- pende spoorlijn loopt een zijlijn naar het zuiden, in de richting van de bergen van Abessynië; deze zijlijn eindigt bij de door de Italianen veroverde grensvesting Kassala. Later heeft Kassala een verbinding gekregen met de Roode Zee over het Tokargebied door middel van een modernen autoweg. Langs dezen weg vervoeren de vrachtauto's van de „Kassala Cotton Company" de kostbare katoen. Voorts loont een niet minder belangrijke weg in weste lijke richting. Deze vormt de verbinding met de stad Sennar, de verzamelplaats van het nog veel uitgebreidere katoengebied van Gesirah. Door middel van deze beide hoofdwegen en de ge noemde spoorwegen is de groote koren- en ka toen schuur van den Soedan ontsloten en on middellijk aangesloten aan het wereldverkeer. Juist in dit gebied vinden de Italiaansche mili taire operaties In Oost-Afrika plaats. Terwijl het katoengebied tusschen den Witten en den Blauwen Nijl, den Gesirah-drlehoek, een geweldige oppervlakte beslaat, welke door mid del van kanalen van het noodige water wordt voorzien, geschiedt de aanplant van katoen in de Baraka-delta bij Tokar aan de Roode Zee en voor een deel ook bij Kassala op geheel andere wijze. Hier vindt de watervoorziening plaats op geheel natuurlijke wijze door de van de Abes- synische bergen stroomende rivieren. De aange slibde grond behoeft niet geploegd te worden en elk jaar kan de katoenaanplant worden uitge breid. Dc mensch zaait de natuur zorgt voor dc rest. Hier groeit ook de beste katoen, die in geheel Afrika te vinden is. Gewoonlijk wordt de katoen aangeplant op grond, die in gedeelten wordt ver pacht, doch hier volgt men een andere methode. Elk jaar wordt door beambten van het groote katoen-syndicaat de aandeelen zijn bijna uit sluitend in het bezit van Engelschen het ge bied afgepaald, waarop katoen mag worden ge plant. Nu wordt het uitzetten van het zaad over gelaten aan'de nomaden. Dit zaaien eischt niet de minste moeite: met een stok wordt een gat in den grond gestoken die uit slijk bestaat en hier in het zaad gelegd, dat door het syndicaat wordt verstrekt. Reeds na verloop van drie dagen steekt het plantje het hoofd boven den grond uit. Wanneer zich nu overal de groene sprieten vertoonen, is het eerste deel van het werk afgeloopen. De no maden drijven hun vee bijeen en trekken er mede de koele bergen in. terwijl in de vlakte de gloeien de Afrikaansche zon verder het noodige verricht en de weldra overvloedig neerstroomende regen het werk voltooit. Januari is de maand, waarin de oogst kan wor den binnengehaald. Nu is alles leven en bedrij vigheid op de katoenvelden. Niet alleen de pach ters tijgen aan het werk, maar van alle zijden stroomen werkkrachten toe, die in korten tijd wat geld willen verdienen. Zelfs de Mekkagangers helpen mede. Het is ook gebruikelijk dat de arme Mekkagan gers hun reis zoo inrichten dat zij juist in den tijd, dat de katoen wordt geoogst, hier aankomen, om wat geld op de verre reis te verdienen. De bevolking van dit gebied wordt plotseling tien maal zoo groot als anders en alles plukt katoen. Na drie dagen komt het katoenzaad reeds op. Natuurlijk moet hierbij het noodige toezicht wor den gehouden. Niet overal in het Kassala-gebied heeft men dit alles echter zoo kunnen organiseeeren. Waar men voor den aanplant is aangewezen op den regen val of waar de nomaden geen lust aan den dag leggen om katoen te planten, moet men naar an dere middelen omzien. Doch zooveel is zeker dat zich hier een rijk landbouwgebied bevindt, waar voor zich nog tal van perspectieven openen. (Nadruk verboden). Wanneer de jacht geopend is. De secretaris-generaal, waarnemend hoofd van het departement van Landbouw en Visscherij heeft bepaald, dat in het geheele land de jacht op onderstaande wildsoorten zal zijn geopend ge durende het tijdvak, achter de namen der wild soorten vermeld. Reebokken van 14 Augustus 1940 tot en met 7 September 1940; Reeën (bokken en geiten) van 15 October 1940 tot en met 14 November 1940; herten en damherten (bokken) van 1 October 1940 tot en met- 5 October 1940; Fazanten (hanen en hennen), houtsnippen, korhanen, kor- hennen en hazen van 1 October 1940 tot en met 31 December 1940; patrijzen van 1 September 1940 tot en met 31 December 1940; ganzen, alle soorten eenden (behalve bergeenden en eidereen- den), watersnippen en meerkoeten van 14 Augus tus 1940 tot en met 31 December 1940; goud pluvieren van l September 1940 tot en met 31 December 1940. Voorts het vangen van de hieronder ge noemde waterwildsoorten door middel van net ten, waarvan het gebruik is geoorloofd, toege staan gedurende het tijdvak achter de namen der waterwildsoorten vermeld: ganzen, alle soorten eenden (behalve bergeenden en eider- eenden), watersnippen en meerkoeten van 14 Augustus 1940 tot en met 31'December 1940; goudpluvieren van 1 September 1940 tot en met 31 December 1940. Het vangen van de hieronder genoemde water wildsoorten door middel van eendenkooien zal zijn toegestaan gedurende het tijdvak achter de namen vermeld: alle soorten eenden (behalve bergeenden en eidereenden) van 14 Augustus 1940 tot en met 31 December 1940. De jacht zal niet worden geopend op herten kalveren, reekalveren (t.w. reeën, die in den loop van het kalenderjaar zijn geboren), zwanen, bergeenden, eidereenden, duikers, kemphanen, wulpen, scholeksters, grutto's, tureluurs en water hoentjes. (A.N.P.) EXAMENS. STAATSEXAMEN. Staatsexamen ter toelating tot de universiteiten (art. 12 der hooger-onderwijswet). Geslagd voor diploma A: de dames J. M. Otter, vanger en H. A. Steenhuis; de heeren J. H. Baas, A. K. Kuiper, J. Poort, W. H. J. Koninckx, J. Dusink H. Zuidinga, J. Döhne, J. B. Evenhuis, J. Wit, B. J. Geise en J. Gerritsen. Voor diploma B: de dames A. Hemkcs en F. Rinzema en de heeren A. J. Boerman en H. H. Poelman. STAATSEXAMEN H.B.S. B: Geslaagd A. I. van Hardenbroek, A. J. Hartevcld. A. G. J. van Iersel, N. J. Olie, P. J. Rijkoort, J. W. Siebeling. FRANSCH L. O. Geslaagd mej. S. Holdert, Heemstede. ENGELSCH L.O. Geslaagd de dames M. M. Jans, S. G. Neisingh en G. J. Schreuder, allen te Haarlem. HANDELSKENNIS L.O. Geslaagd J. A. Kos en G. Kos, te Heemskerk en R. van Rooij te IJmuiden. 'DUITSCH. Geslaagd voor de huisakte mej. W. A. de Vries, te Heemstede. HANDTEEKENEN L.O. Geslaagd de heer A M. Cohcn, Haarlem. HOOFDAKTE. Haarlem, 31 Juli. Geëxamineerd 8 candidaten. Geslaagd voor het geheele examen mej. P. A. Ap pelboom te Bergen, mej. C. M. Ursem te Heer Hugo- waard, mej. M. M. Th. Westra te Alkmaar, C. de Boer te Krommenie. Voor gedeelte A: Mej. M. C. Baas te Westwoud. HANDELSDIPLOMA'S. Geslaagd voor Stenografie Nederlandsch: Rie Hagendijk, H. J. Hultzer. MACHINESCHRIJVEN. Geslaagd: Nea Timmermans, Rie Hagendijk. NEDERLANDSCHE HANDELSCORRESPONDENTIE. Geslaagd H. J. Hultzer. Allen zijn leerlingen van de Handelsschool van Mevr. N. de Munnik te Haarlem. E.H.B.O.-EXAMEN. Bij het examen voor het Eenheidsdiploma voor Eerste Hulp bij Ongelukken (hetwelk werd af genomen door de doktoren W. B. Smit. directeur van den Gemeentelijken Geneeskundigen en Ge zondheidsdienst te Haarlem en D Heymans, medisch leider van de Haarlemsche Reddingsbri gade voor Drenkelingen) slaagden 14 candida ten. 2 werden afgewezen; De geslaagden zijn: mej. W. Dijkstra, mej. J. Nachtegeller, Mej. J. Le Nobel, Mej. A. A. Schippers, mevr. D. M. H. Oudshoornvan Buul en de heeren P. ter Haak, F. Lodder, F. A. Müller. P. Vernout, A. J. No- delijk, K. Slot, J. Kol. C. v. d. Burg. en J. Renout, allen lid van de Haarlemsche Reddingsbrigade voor Drenkelingen. SCHADE-ENQUETE-COMMISS3E. De Commissaris der Koningin in de provincie Noord-Holland heeft benoemd in de schade- enquéte-commissie tér standplaats Amsterdam, tot voorzitter tevens lid P. Kuijper Dzn., Wethouder van publieke werken der gemeente Hilversum te Hilver sum, tot lid ir. W. Fuhri Snethlage, directeur van den economisch-technologischen dienst der provin cie Noord-Holland, te Haarlem. VOOR DE KINDEREN Daarna deed Krent hetzelfde bij den pro fessor en nadat hij zich er van overtuigd had dat de beide Touaregs nog sliepen, beduidde hij den Dikke en den professor zachtjes voort te kruipen naar de plaats, waar de lantaarn stond. Hier spreidde de professor zijn document met gegevens uit, dat hij van het Oudheid kundig Genootschap had meegekregen. Hij bestudeerde een plattegrond. Nog maar een paar gangetjes door, fluisterde hij, en we zijn er. Meer dan manshoogte staat de groene mais, die thans gesneden wordt. Behalve voor het verkrijgen van den korrel wordt deze plant verbouwd, om in verschen of geënsileerden toestand voor veevoeder bestemd te worden. Maar de fiets is een goede aanvulling! EEDS verschillende malen is de laatste weken door diverse instanties gewezen op de noodzakelijkheid om ook dit jaar met vacantie te gaan. Velen die wel in staat zijn vacantie te nemen, vinden het beter maar thuis te blijven. Indien een ieder zoo redeneert, wordt onherstelbare schade toege bracht aan een voor sommige streken buitenge woon belangrijk middel van bestaan: het vreemdelingenverkeer. Nu het normale leven zijn loop'neemt, zijn ook diverse V.V.V.'s in den lande actief geworden. Reeds zagen nieuwe folders het licht en al is de tijd kort, de leuze: gaat met vacantie, wordt steeds krachtiger gehoord Helaas zijn velen beangst, dat in de huidige omstandigheden het reizen in Nederland uiter mate bezwaarlijk is. Zij vreezen voor moeilijkhe den, ze achten zich niet volkomen veilig en daar om blijven ze maar thuis. Die vrees is evenwel ongegrond. Al is het ver keer in Nederland minder intensief dan voor het uitbreken van den oorlog, het staat onom- stootelijk vast, dat men het geheele land zonder eenig bezwaar kan bereizen. Ongetwijfeld zijn er enkele plekken in den lande, welke men in de huidige omstandigheden beter kan mijden. Maar haast alle mooie plekjes in Nederland leenen zich voor het nemen van rust en ontspanning, welke men nu nog meer noodig heeft dan ooit. De vervoermaatschappijen in Nederland zijn overal actief. De Spoorwegen hebben op de nog niet berijdbare trajecten autobussen ingelegd, terwijl overal in den lande de stoomtrammetjes weer rijden. Verder zijn ook voor belangrijke verbindingen de autobuslijnen intact gebleven. Enkele kleinere plaatsen zijn echter niet te be reiken en in dit opzicht is de Midden-Vehiwe eenigszins misdeeld. Maar het overgroote deel van de Nederlanders is in het bezit van <-en rij wiel; op dit oogenblik weer het ideale vervoer middel in den lande. Een rijwieltrektocht door Nederland hoe weinigen kennen toch hun eigen land verdient bijzondere aanbeveling. Nu het autoverkeer tot het uiterste minimum is beperkt, kan men ook op de groote wegen rustig fietsen. Zij, die vroeger gewoon waren per luxe auto rond te toeren, behoeven geen valsche schaamte te koesteren, wanneer ze thans per fiets aan een hotel arriveeren. Het hotelbedrijf past zich onmiddellijk aan en de gast, die thans per twee-wieler in plaats van per two-seater komt, is even welkom als voorheen. In vrijwel alle ho tels wordt nu bijzondere aandacht aan de fiet sen besteed. Er is alle mogelijke service op dit gebied; het rijwiel wordt even zorgvuldig be handeld als vroeger de auto. Voor goede pompen Is gezorgd en het personeel van menig hotel kan zelfs in noodgevallen voor reparaties zorgen. De spoorwegen besteden de uiterste zorg aan het rijwielvervoer. Nu de omstandigheden zoo veel moeilijker zijn en het aantal te vervoeren fietsen buitengewoon groot is, verdient het waar deering dat de Spoorwegen al het mogelijk? doen om voor een zoo snel mogelijk vervoer zorg te dragen. Wie er zeker van wil zijn, dat een fiets per eerste gelegenheid met een sneltrein wordt vervoerd, dient een dure rijwielkaart te koopen, maar het is gebleken dat zooveel moge lijk ook de fietsen met de goedkoope kaarten direct worden vervoerd. Alleen kan men er geen rechten op laten gelden. Zelfs voor de moei lijkste trajecten is het rijwielvervoer goed gere geld. Ook in de stoomtrams en in de meeste autobus sen is gelegenheid voor rijwielvervoer. De fiete is een instrument, dat in deze tijden geheel on misbaar is. Met Duitschland kan weer getelefoneerd worden. 's-GRAVENHAGE, 31 Juli (A.N.P.) Na op- heffing van eenige technische moeilijkheden zal het voortaan opnieuw mogelijk zijn telefoonge sprekken met Duitschland te voeren, evenwel onder dezelfde voorwaarden en beperkingen, welke voor 10 Mei golden. MAIKT EIKICITIN AMSTERDAMSCHE VEEMARKT. AMSTERDAM 31 Juli 1940. Ter veemarkt waren heden aangevoerd: 257 vette kalveren le kw. 6879 c., 2e kw. 58- 66 c., 3e kw. 5256 c. per K.G. levendgewicht. 61 nuchtere kalveren f9f 16 per stuk Overzicht. Vette kalveren ruime aanvoer, handel zeer traag, hoogere prijzen. Nuchtere kalveren z matige aanvoer, vlugge handel, prijzen vast. MARKT WOERDEN. Woensdag Aanvoer 268 partijen kaas: met rijksmerk le kw f35—f38, 2e kw. f33—f34,50. Handel matig. NORMAN FRAZER. (Nadruk verboden). 7) Lindsay verliet het café, het kistje met de kope ren hoeken nog steeds onder zijn jas geklemd. Hij bevond zich in een oude, vervallen armoe-buurt en vervolgde zijn heimelijken weg door duistere, bochtige straatjes en vunze sloppen, waar slechts een spaarzame late voorbijganger hem passeerde of inhaalde. Hij wilde naar den waterkant om daar zijn last kwijt te raken. Maar al was het stil op straat, het duurde lang voordat Lindsay een plek bereikte, genoeg ver scholen om althans voorbereidende maatregelen te nemen. Maar ten laatste vond hij een punt, waar niemand hem zou kunnen bespieden; een insprin gende bocht van een hoogen muur. Hij had onder weg een paar steenen opgeraapt en deze stopte hij nu in het kistje, dat hij onder zijn jas vandaan had gehaald. Om het kistje bond hij een sterk touw. dat hij in zijn zak had. Daarop nam hij het kistje weer onder zijn jas en zette zijn tocht voort. Lang. zamerhand stierf het straatleven in de achterbuurt geheel weg en tegen tweeën voerde Lindsay's weg door stegen en langs hofjes, waar een zwak licht het eenige teeken van menschelijk leven was. Eindelijk kwam hij aan de plaats, die hij, van het oogenblik af, dat hij uit het café was weg gegaan. In zijn gedachten had gehad een rustig stuk water langs de pier, die in de Hamoaze uit steekt. Geen levende ziel was in de nabijheid. De laatste toebereidselen waren snel gemaakt. Hij had het eene eind van het touw niet vastgemaakt en hij liet het voorzichtig tusschen zijn vingers vieren toen het kistje in het zwarte water wegzonk en weldra onder de oppervlakte van het water yerdwenen was. Hy stond rechtop aan den kant van het water met een gevoel, dat niets ter wereld hem nu nog zou kunnen deren. Thans begon hij zich af te vragen hoe en waar hij den nacht zou 'doorbrengen. Terug naar de kamer, die hem de laatste dagen had geherbergd durfde hij niet zijn voornemen was Plymouth voor altijd vaarwel te zeggen. Maar waar moest hij heen? De kostbare edelsteenen, waarvoor hij zoo'n wanhopig spel gespeeld had, zaten nu in zijn zak en er was niemand om het bezit ervan te be twisten. Doch hij moest ze in geld omzetten en waar kon hij dat het veiligst doen? Dat was een punt dat hij rustig met zichzelf moest overleggen. Hij zette zijn overdenkingen voort, terwijl hij langzaam verder liep. Het zou niet lang meer duren, of de politie wist, dat er dien nacht in Plymouth twee personen vermoord waren! Was er kans, dat zij verband zouden zoeken tusschen hèm en den ge- welddadigen dood van den uitdrager en van den Hindoe? Om te beginnen wist in ieder geval één politie agent, dat een of andere mysterieuze schakel Ro bertson, het kistje met de koperen hoeken en hem verbond. De politie zou Robertson dood vinden en zou ook bemerken dat het kistje verdwenen was. Natuurlijk zou het vermoeden zich aan hen op dringen dat hij. Lindsay, den uitdrager had ver moord om het kistje. Ook zou Lal Das vermoord gevonden worden. Als zij den dood van den Hindoe aan een onbekende toeschreven en hun volle aan dacht concentreerden op den man, die zijn voor nemen te kennen had gegeven om het kistje met de koperen hoeken" in zijn bezit te krijgen, wat dan? Het angstzweet brak Lindsay uit en hij keek schuw over zijn schouder alsof hij den arm van de justitie reeds uitgestrekt zag om hem te ar resteeren. Er stond hem slechts één ding te doen hij moest zich uit de voeten maken en onvindbaar blijven, totdat de zaak een beetje in het vergeet boek begon te raken. En hij moest te voet gaan. hij mocht niet riskeeren zich aan een spoorweg station te vertoonen. De streek kende hij vrij goed. Hij wilde de heidevelden en moerassen van Dartmoor ingaan, zich daar voor een paar dagen schuilhouden en dan langzamerhand door bosch en veld Londen of Bristol trachten te bereiken. Welke van deze twee steden zijn reisdoel zou zijn, wist hij nog niet goed. Hij richtte zijn schreden naar het Noord-Oosten en zwoegde voorwaarts door den donkeren nacht. De buitenwijken van de stad lagen weldra achter hem en hij kwam in het open veld. De nachtwind blies opwekkend tegen zijn ge zicht en verfrischte hem en hij begon een eenigs zins hoopvoller lcijk op de omstandigheden te krijgen. Lindsay stapte voort langs den straatweg en toen de zomernacht bijna onmerkbaar begon te verbleeken tot het eerste zwakke rood van een vroegen zomermorgen, bereikte hij de spoorlijn, die van Marsh Mills dor Bickleigh Vale naar Yelver- ton voert. Hij leunde tegen het hek en keek langs de lijn in de richting van het bosch van Saugh Zijn onmiddellijke gedachte was dat dit, nu de dag ging aanbreken, met zijn dichten boomengroei, een veiliger bescherming zou bieden dan de weg! Hij stak dan ook dadelijk de spoorbaan over, waadde door de beek, die daar achter stroomde, sloeg naar links af en was weldra verdwenen in de schemerige diepten van het bosch. waar de stammen elkaar haast raakten. Het was er om te stikken van de warmte; het zweet gutste langs Lindsay's voorhoofd, zijn adem kwam moeilijk en hijgend, het worstelen door deze groene woestenij, waar geen zuchtje wind scheen door te dringen putte zijn krachten uit. Eensklaps bleef hij staan; hij bevond zich aan de grens van het bosch. Behoedzaam voortgaande, verkende hij uit den laatsten boschrand het terrein vóór zich en zag dat hij dicht bij de brug van Bickleigh was. Op dat oogenblik sloeg een eind verderop een klok. Hij telde de slagen: zes, en hij dacht eraan, dat hij in precies twaalf uur niets te eten had ge had. Hij had zie hal geruimen tijd flauw en honge: ig gevoeld en zijn verlangen naar voedsel en mis. schien nog meer naar drinken, werd met de mi nuut grooter. Neen, het mocht hier dan veilig zijn, hij kon toch niet eeuwig in het bosch blijven Lindsay slipte uit den boschrand te voorschijn, stak den straatweg over en liep een zijweg verder in de richting van het dorp Saugh. Daar kocht hij in een kleinen dorpswinkel brood en kaas en nam in de herberg een koel glas bier. Het ontging hem niet, dat hij met eenige verbazing werd aan gekeken, maar hij was te hongerig en te dorstig om zich daarom te bekommeren. Hij at en dronk, kocht wat proviand voor den verderen tocht en een flesch bier. Dien heelen ochtend zwoegde Lindsay verder door het heuvelachtige heideland, met een mee- doogenloos brandende zomerzon boven zijn hoofd Tegen den middag kwam hij bij een half inge storte hut, die als verloren lag in een onafzien bare wildernis. Hij ging binnen en keek om zich heen. Het was er koel en schaduwrijk en er was een voldoende voorraad verdroogd ^struikgewa.' varens en brem om een zachte legerstede van tr maken. Hij was doodmoe en zonder zich lang t' bedenken spreidde hij zich een rustplaats en wierp zich op het geïmproviseerde bed. Enkele oogenblikken later was hij vast in slaap. HOOFDSTUK VI. De menschenjacht. Lindsay was doodop. De gebeurtenissen van den voorafgaanden dag en nacht hadden op zijn zenuwen gewerkt en de lange tocht door de bos- schen en over de hei hadden hem lichamelijk uit geput. Hij sliep aan één stuk door; de middag werd avond en nog steeds was hij in diepe rust. Terwijl het nog helder daglicht was en de zon de toppen der boomen verguldde, bewoog zich een uit het noorden komende gestalte langzaam door het landschap. Hij naderde op een eigenaardige manier; was nu eens geheel zichtbaar, verdweer dan weer, omweldra op een andere plaats op te duiken een beweeglijk punt in de wijde rust van het heidelandschap. Als Lindsay wakker geweest was en opgelet had zou hij, toen de gedaante dicht bij de hut kwam, gemerkt hebben dat het een man was. Hij zou dan tevens, aan de gevangeniskleeren, die de man droeg, hebben gezien ,dat hij een veroordeelde moest zijn. Maar Lindsay sliep en hoorde of zaj niets. De veroordeelde kwam nader moeilijk tegen den heuvel optornend. Een kleine, goedgebouwde man, met een gegroefd gezicht en wanhopige oogen. Geen Engelscbman dat verrieden het gansche type en de olijfkleurige huid geteekend door de bleekheid van het gevangenisleven. Hij kwam na der, stukje voor stukje, nu en dan over zijn schou der een blik werpend in de richting van Prince- 'own, het groote gevangeniscomplex in het moer land van Dartmoor dat daar ver weg lag in de dampige schemering van de ondergaande zon. De veroordeelde kwam de glooiing op, waartegen de bouwvallige hut lag. Hij had die van verre reeds gezien en was erop af gekomen met de bedoeling daar een poosje te rusten voordat hij verder ging. Dok had hij een flauwe hoop, hier misschien iets te zullen vinden, dat hem bij zijn ontvluchting zou kunnen helpen. Oude kleeren bijvoorbeeld, door schaapherders weggegooid. Als hij maar naar Ply mouth kon komen dan zou hij zich verder wel redden, maar hoe het te bereiken in dit hatelijke, afschuwelijke pak? Den heelen dag, sedert hij erin geslaagd wal, aan de aandacht van den bewaker te ontsnappen, was, hij' voortgerend door de onherbergzaamste deelen van het moerland, die hij maar kon vinden en tot nu toe had zijn goed gesternte hem niet vei laten. Doch nu had hij dan ook rust noodig. De ontvluchte gevangene naderde de, nu glans- looze, vensteropening van de hut. Er was geen luiï voor: hij greep het ruwe raamkozijn, trok zich eefl weinig op en een oogenblik keek hij naar binnen; toen sprong hij terug en stond in gepeins verzon ken met een nieuw licht in »5:- oogen en een nieuwe hoop in zijn hart (Wordt vervolgdjj

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 6