Qwviand
Een Drentsche ontginning: 'tZwindersche veld.
N'
uit eigen 3um
Nederlandschen
Opbouwdienst.
Litteraire Kantteekeningen.
ZATERDAG 17 AUGUSTUS 1940
HAARLE M'S D A G B E A D
7
Onvruchtbaar gebied (900 H.A.) veranderd in
landbouwstreek met 30 boerderijen.
Het hoofdkantoor der Nederlandsche Heide Maat schappij, waar de mannen zetelen,
die samen met de ambtenaren in Drente voor de ontsluiting der provincie zoo energiek gewerkt
hebben en nog werken.
(Van onzen specialen verslaggever).
- (OOIT) H(eide) M(eer)Het komt vlot
uit de pen van den man, die kort gele
den Drente doorkruiste om den ontgin-
ningsarbeid van de Nederlandsche Heide
Maatschappij met eigen oogen te aanschouwen.
Landstreken waar men eens heide en niets
dan heide! zag, zijn verdwenen, dank zij den
grootschen ontginningsarbeid van de Heide Maat
schappij. Overigens voegt de heer Kruitbosch aan
de uitgedachte nieuwe combinatie van de begin
letters der N.H.M. onmiddellijk de opmerking toe,
„dat dit in het algemeen .juist is, behalve dan die
gedeelten van Drenthe, welke als natuurmonu
menten in stand gehouden moeten worden". Dit
ter geruststelling van de natuurminnaars, die
altijd weer vrees koesteren, dat aan het natuur
schoon op onherstelbare wijze schade gedaan zal
worden. Het moge dan wel eens ronduit gezegd
worden: die vrees is totaal ongegrond. De
ambtenaren der Heide Maatschappij hadden en
hebben een open oog voor de natuur. En zij zor
gen er altijd weer voor, dat de toeristen een uit
stekenden indruk kunnen opdoen van den toe
stand, zooals deze vroeger was.
Overigens zal men het over 't algemeen toch
wel eens zijn met de stelling, dat r— en bepaal de
gedachten dan alleen maar eens bij een ontgin
ning als 't Zwindersche Veld, ter grootte van 900
H.A.! het toch altijd mooier zal zijn om door
een gebied te toeren waar gezonde akkers, bekoor
lijke kanaaltjes en een smaakvolle beplanting el
kaar afwisselen dan zich met moeite te kunnen
verplaatsen door een heideveld, dat zich zoo ver
het oog reikt naar links en rechts, naar voren en
achteren uitstrekt.
En zij die vreezen, dat door deze ontginningen
de steden hun recreatie-oorden verliezen? Och, de
economische zijde van het vraagstuk speelt ook
nog een rol. En wanneer men weet, dat er in Ne
derland nog in totaal een 225.000 H.A. grond ont
gonnen kan worden, waarvan elk jaar een opper
vlakte van 8000 H.A. af gaat, dat er nog 220.000
H.A. gemoeid is met inpolderingen en droogmake
rijen. dat er 570.000 H.A. cultuurland in Neder
land is, waarvan de ontwatering nog verbeterd
kan worden en dat er nog 500.000 H.A. grond voor
ruilverkaveling in aanmerking komt, dan beseft
men wellicht welk een werkgelegenheid daarmede
gemoeid is. In manjaren uitgedrukt becijfert ir.
W. II. van Eek dit op 797.600! Zal men dan in
ernst voorstander kunnen zijn van stopzetting der
ontginningen, waarmede bijna de helft van 't aan
tal becijferde manjaren gemoeid is, opdat
de steden hun recreatie-oorden niet zullen kwijt
raken?
't Zwindersche Veld.
Ruim tien jaar geleden lag er in de gemeenten
Dalen en Oosterhesselen een streek van ongeveer
900 H.A., in hoofdzaak bestaande uit on vergraven
veengrond. Alleen in Dalen was een deel van 't
veen tot turf vergraven. Daarnaast trof men in
dit Zwindersche Veld leemhoudende zandgrond
aan, Een afzonderlijke afwatering der perceelen
was wegens de versnippering niet mogelijk. In een
klein gedeelte wordt hier nog de grond ontgon
nen. Voor de rest zijn de ontginningsplannen van
de Heide Maatschappij geheel uitgevoerd. En in
1S40 herinnert niets hier meer aan het verleden.
Aangekocht in de jaren 1927 en '28 door de N V.
Ontginningsmaatschappij „Het Landschap Dren
the". ving men in 1930 met den arbeid aan, waar
bij volgens 't veenkoloniale systeem te werk ge
gaan werd. dat wil zeggen dat er een hoofdkanaal
gegraven werd. waaraan de boerderijen kwamen
te liggen. Bovendien werden er een aantal zij-
kanalen gegraven op die plaatsen, waar zand
voor bezanding moeilijk uit het terrein zelf te
verkrijgen was. Naast de „plaatsen" zonder zij
kanaal werden landwegen aangelegd, waarover
later nog een smalspoor werd aangelegd voor den
aanvoer van meststoffen en den afvoer van pro
ducten.
Hoewel het oorspronkelijk de bedoeling was het
hoofdkanaal van de Hoogeveensche vaart af niet
verder door te trekken dan tot de grens van het
gebied, vooral wegens de kosten, is naderhand be
sloten met financieelen steun van de Regeering
tot doortrekking tot de Lutterhoofdwiik bij Coe-
vorden. Hierdoor is een vrij groot scheepvaart
kanaal tot stand gekomen (schepen van 120 ton
kunnen er varen) waardoor een korte verbinding
van het gebied langs de Hoogeveenschevaart en
het Zwindersche Veld met de Lutterhoofdwijk en
Dedemsvaart met fabrieken van landbouwproduc
ten (stroocarton- en aardappelmeelfabriek, te
Coevorden, aardappelmeelfabrieken te de Krim
en Lutten) verkregen is geworden.
Tevens is dit kanaal "een belangrijke water
afvoer geworden voor het gebied Z.O. Drente, daar
nl. 1 3 van de hoeveelheid overtollig water van de
Hoogeveenschevaart af door dit kanaal via het
afwateringskanaal CoevordenAne en de rivier
de Vecht naar het IJselmeer afgevoerd wordt.
De ontginning, welke in werkverschaffing werd
Uitgevoerd bestond in het spitten van den grond
ter diepte van 0.80 M.. waarbij er vooral reke
ning mede werd gehouden, dat' het goede veen
(bolster- en grauwveen) aan de oppervlakte bleef
Verder werd zand gestrooid ter dikte van 12
c.M, Daarvoor gebruikte men zand uit den onder
grond. uit zandhoogten en uit de zijkanalen. Ge-
-lljkertijd werd de grond geëgaliseerd.
De grond uit het hoofdkanaal was voor bezan
ding weinig geschikt, daar deze voor een groot
gedeelte uit leem bestond. Deze grond werd dan
ook onderin de putten verwerkt. Het zandgrond
gedeelte werd tot dezelfde diepte bewerkt. Ook
hier werd de goede bovengrond bovengehouden en
bedekt met een laag van 15 cm. goed zand.
Den eersten tijd werd de ontgonnen grond in
eigen exploitatie door het Landschap Drente ge
nomen doch in 1932 werd tot stichting van boer
derijen overgegaan, welke voor 3 of 5 jaar ver
pacht werden.
Door het Landschap Drente werden 20 boerde
rijen met brugwachterswoningen gebouwd, Bij
deze boerderijen werd ongeveer 25 h.a. land ge
voegd. De pachtprijs bedroeg gemiddeld f 50 per
h.a. Aan diverse architecten werd bij den bouw
van boerderijen vrije opdracht gegeven voor 't
Landschap Drente plannen te ontwerpen. Als
eenige beperking werd de eisch gesteld, dat de
bouwkosten niet meer dan f 300 per h.a. zouden
bedragen. Het resultaat hiervan is geweest een
aantal boerderijen, die stuk voor stuk kunnen
wedijveren met de mooiste uit ons land. Trek
hier zelf eens heen, stedeling! Dan ziet ge pas,
hoe gevarieerd de bouwtrant is en hoe men op
deze wijze eentonigheid heeft weten te voorko
men.
De goede resultaten met den grond deed de
aanvraag stijgen. Vooral de boeren uit het aan
grenzende de Krim. de streek waar pioniers op
landbouwgebied, afkomstig uit de Veenkoloniën
en uit den Gelderschen Achterhoek, zich geves
tigd hadden, toonden groote belangstelling. Boer
derijen met grond, doch ook losse landerijen
gingen grif weg.De eigenaren van losse landerijen
bouwden zelf hun boerderij. Dertien zijn er op
deze wijze nog verrezen, zoodat 't Zwindersche
Veld in totaal ruim dertig boerderijen telt.
Dat degenen, die zich hier op den .eertijds
onvruchtbaren grond gevestigd hebben, een be
hoorlijke bestaanszekerheid hebben, danken zij
in hoofdzaak aan den arbeid van de ambtenaren
der Heide Maatschappij. Die hebben de ervarin
gen. gedurende een kleine 20 jaar reeds met den
grond in Drente opgedaan, uitgebuit voor de ont
ginning van 't Zwindersche Veld. En wat er ook
gebeure, hier zal het niet tot herontginning be
hoeven te komen, zooals sommige van de eer
tijds ontgonnen terreinen, waarvan de opbrengst
niet loonend genoeg meer is, omdat toen nog de
noodige ervaring ontbrak. Voor zulk een heront
ginning schrikt de Heide Maatschappij niet terug
Evenmin als voor 't feit. ruiterlijk te erkennen,
dat het ontginnen in de eerste jaren toen men
roeien moest met de riemen die men had na
tuurlijk niet dezelfde resultaten kon hebben, als
thans, nu een dertigjarige ervaring een woordje
meespreekt!
(Nadruk verboden).
Winterspinazie wordt dezer dagen voor den
eersten keer gezaaid. Van dit zaaisel wordt in het
najaar geoogst. Om echter ook in den winter spi
nazie te kunnen snijden, zaaien we begin Sep
tember nogmaals.
Winterspinazie heeft evenals zomerspinazie een
voedselrijken grond noodig.
We zaaien op regels, die 15 c.M. uit elkaar lig
gen en de plantjes" worden later in den regel op
15 c.M. uitgedund.
Twee goede soorten winterspinazie zijn: Ven-
losche Winter en Utrechtsche Winter. Per M2.
gebruiken we 20 gr. zaad.
Veel plezier hebben we in onzen tuin van een
kouden bak. We kunnen hierin 's winters nog wat
versche kruiden, zooals peterselie en selderij, tot
onze beschikking houden, we zaaien er in den
nazomer en in het najaar verschillende groente
gewassen, die in het vroege voorjaar uitgeplant
worden, zooals bloemkool en sla in. We vervroe
gen in de eerste maanden van het jaar wat van
onze erwten en boonen in den bak. zoodat deze
eenige weken eerder oogstbaar zijn dan de hoofd-
oogst en zoo vergroot het bezit van een bak de
mogelijkheden, die er voor onzen groentetuin be
staan. belangrijk.
In zijn eenvoudigsten vorm bestaat een bak
uit twee vurenhouten of grenenhouten planken,
respectievelijk van 30 en 10 a 15 c.m. breedte, die
aan in den grond geslagen paaltjes, evenwijdig
aan elkaar bevestigd zijn en den voor- en achter
kant van den bak vormen en waarop de ramen
rusten. Aan het begin en aan het eind van den
bak wordt een passend sluitstuk gemaakt, zoodat
de bak, wanneer deze gesloten is, geen kieren ver
toont.
Voor ramen zijn het meest aan te bevelen de
z.g. éénruiters. Een éénruiter bestaat uit één
groote. door een houten lijst omvatte ruit. Het
geheele raam heeft een afmeting van 1,50 M. bij
80 c.M. Natuurlijk kan men ook ramen gebruiken
met meer ruitjes, al hebben deze het bezwaar, dat
de roeden, waarop de ruitjes rusten, nogal wat
licht wegnemen. We kiezen ruiten met helder
glas. de ramen met groen glas, die soms aange
boden worden, zijn ongeschikt.
We leggen een dergelijken bak met de lengte
as oost-west en den lagen kant naar het Zuiden,
zoodat de zon den geheelen dag op het glas kan
schijnen. Tevens dragen we er zorg voor dat de
bak niet, gedurende een gedeelte van den dag,
in de schaduw van een haag of schuur komt te
liggen.
Over de lengte van een bak valt weinig te zeg
gen. Deze is ook zeer afhankelijk van de grootte
van Uw tuin. Een particulier kan echter van een
bakje met drie éénruiters al veel plezier hebben.
Natuurlijk is een dergelijk bakje te klein voor het
kweeken van volwassen groenten onder glas,
maar voor het vroeg verkrijgen van plantgoed en
voor het overwinteren van enkele soorten groen
ten en kruiden, is het een heel gemak.
We beschermen den bak en de ramen voor
weersinvloeden, door hem van binnen en buiten
met carbolineum of verf te bestrijken.
De aarde in den bak moet liefst gezeefd zijn.
er bevinden zich dan geen grove kluiten of brok
ken meer in, hetgeen gemakkelijker werkt en ook
voor het zaaigoed beter is. De aarde, die we in den
bak brengen, moet humusrijk zijn, we nemen er
dus voor het grootste gedeelt bladaarde of oude
fijne compost voor.
Het aardoppervlak in den groentebak moet niet
horizontaal liggen. We laten dit van den lagen
kant naar den hoogen kant van den bak ongeveer
10 c.M. oploopen. dus eenigszins evenwijdig met
het glasoppervlak.
Twee kruiden, die we in dezen tijd van het jaar
zaaien, met het doel ze in den bak te overwinte
ren, zijn peterselie en snijselderij. Peterselie kun
nen we meteen in den bak zaaien, of in bloem
potten. die we later in den bak zetten, of wel we
zaaien op een beschaduwd plekje buiten en plan
ten ze later in den bak uit.
In alle gevallen laten we het zaad gedurende
pl.m. een week in vochtig zand voorkiemen.
Indien we direct in den bak zaaien, leggen we
de ramen nog niet op den bak doch wachten
hiermee, tot er kans op nachtvorst bestaat.
Snijselderij wordt evenals peterselie nu in den
bak of buiten gezaaid. In het laatste geval worden
de plantjes later met kluit in den bak uitgeplant.
Het zaad wordt evenals peterseliezaad vooraf
geweekt. Snijselderij komt zeer langzaam op en
we zorgen ervoor dat de grond steeds vochtig
blijft.
Goede soorten zijn; Fijne Amsterdamsche, Ge
wone snij en Gekrulde selderij.
J. J. L.
KAASMARKT .ALKMAAR.
Aangevoerd 27 stapels zijnde 40.000 K.G.
Fabriekskaas kleine f 45 per 50 K.G.
Boerenkaas kleine f 35 per 50 K.G.
Handel goed.
Over de inrichting en
samenstelling van den
De Staatscourant van Vrijdagavond bevat de
volgende verordening van den wnd. secretaris
generaal van het departement van algemeene zaken
betreffende de inrichting en samenstelling van den
Nederlandschen opbouwdienst.
Op grond van par. 1 van de verordening no.
23/1940 overeenkomstig de paragrafen nos. 2 en 3
van de verordening no. 3/1940 van den Rijkscom
missaris voor het bezette Nederlandsche gebied
wordt bepaald:
Hoofdstuk 1:
Leden van den Nederlandschen opbouwdienst.
Artikel 1.
Van den opbouwdienst maken deel uit:
1. Het geheele reserve- en dienstplichtig per
soneel van de voormalige Nederlandsche land- en
zeemacht, dat zich op den 14den Juli 1940 in wer-
kelijkea dienst bevond, met uitzondering van de
reserve-off iciere»
2. De werklooze reserve- en dienstplichtige on
der-officieren. korporaals en manschappen van de
reserve van de Nederlandsche land- en zeemacht,
die sinds 15 Mei 1940 met groot verlof zijn ge
gaan, indien zij een verzoek indienen om in den
opbouwdienst opgenomen te worden en op het
oogenblik, dat het verzoek wordt ingediend nog
zonder werk zijn.
Artikel 2.
1. Op verzoek kunnen in den opbouwdienst bij
wijze van proef worden opgenomen:
1. Beroeps-officieren en onder-officieren alsmede
reserve-officieren van de Nederlandsche land- en
zeemacht;
2. Beroeps-korporaals en -manschappen van de
Nederlandsche land- en zeemacht, voor zoover zij
den leeftijd van 35 jaar nog niet overschreden
hebben;
3. Iedere andere mannelijke Nederlandsche onder
daan van onbesproken gedrag, die het 19de levens
jaar heeft volbracht en tot lichamelijken arbeid in
staat is;
2. De in de eerste alinea genoemde personen
kunnen drie maanden na hun opname in den op
bouwdienst daarin blijvend worden opgenomen.
Artikel 3.
Zij, die deel uitmaken van den opbouwdienst
kunnen daaruit ontslagen worden,
1. Indien zij voor den dienst niet meer bruikbaar
zijn;
2. Op eigen verzoek, indien zij daarbij bewijs
kunnen overleggen dat zij in het bezette Neder
landsche gebied of in het Duitsche Rijk werk heb
ben gevonden;
3. Op voorstel van een arbeidsbeurs.
RECHTSPOSITIE.
Hoofdstuk 2.
Rechtspositie van hen, die deel uitmaken van
den Nederlandschen opbouwdienst.
Artikel 4.
1. Wat betreft de aanspraken van hen, die deel
uitmaken van den opbouwdienst, op bezoldiging,
voeding, huisvesting, geneeskundige verzorging,
schadeloosstelling, arbeidsverzekering, (invalidi-
teits- en ongevallenwet), kostwinnersvergoeding,
gelden de desbetreffende voorschriften van de Ne
derlandsche land- en zeemacht. Dit zelfde is van
toepassing op leveringen of andere prestaties van
de burgerbevolking ten behoeve van den opbouw
dienst en op hieruit voortspruitende vorderingen,
een en ander als bedoeld in de inkwartieringswet.
2. Het bepaalde in den eersten zin van de vorige
alinea van dit artikel geldt ook voor hen, die op
grond van een privaatrechtelijke overeenkomst (ar
beidscontract) bij de administratie van den op
bouwdienst werkzaam zijn, voor zoover bij deze
overeenkomst niet anders is bepaald.
DE LEIDING.
Hoofdstuk 3.
Bevoegdheden van de leiding.
Artikel 5.
De commandant van den Nederlandschen op
bouwdienst:
1. Is belast met de bevelvoering en de hand
having der discipline ten aanzien van allen, die
deel uitmaken van den Nederlandschen opbouw
dienst en leidt de vorming dn opleiding van het
personeel van den opbouwdienst. Hij vaardigt een
reglement uit betreffende de organisatie en de dis
cipline.
2. Is verantwoordelijk voor de organisatie van
den arbeid en de goede uitvoering van de door den
Nederlandschen opbouwdienst uit te voeren wer
ken.
3. Beslist over plaasting en indeeling in den
opbouwdienst overeenkomstig art. 2.
4. Beschikt over het ontslag uit den opbouw
dienst overeenkomstig art. 3.
5. Is belast met het toezicht op de medische en
hygiënische behandeling van hen, die deel uit
maken van den opbouwdienst.
6. Voorziet in de huisvesting en verpleging van
de leden van den opbouwdienst alsmede in de ver
schaffing van inrichtingen, gereedschappen en ma-
terieelen die benoodi&d zijn voor de uitvoering der
H. Marsman. Tempel en Kruis.
-Amsterdam. Em. Querido U.M.
Toen vier maanden geleden deze gedichtenbun
del verscheen kon men. reeds bij een vluchtig door
bladeren, een vermoeden voelen opkomen dat er in
Marsman, den belangrijksten dichter onder de thans
veertigjarigen, weer een evolutie in de inzichten
plaats greep, waarvan Tempel en Kruis een eerste
uiting kon zijn. De mogelijkheid dat daarop niets
meer volgen zou zal door niemand voorzien zijn. en
zoo ligt dan het laatste werk van den man, wiens
invloed op denken en dichten van zijn tijdgenooten
en hun jongeren vergeleken is met dien van Kloos,
op den kring die om dezen was, voor ons.
De vraag die hij zich tien jaar geleden stelde is
wreed en onverwacht voor een deel daarmee be
antwoord
„Tusschen dit oogenblik en mijn dood
ligt misschien een lang leven;
ook een groot?
de hoop daarop heeft mij allengs begeven;
maar is groot of klein niet om het even
voor wie gelooft dat wij pas met den dood
gaan leven?"
Vaak had de dichter in Marsman zich met den
dood bezig gehouden, doch, naar hij aan een vriend
schrijft: „ik betwijfel of ik door mijn gedichten den
dood ook maar voor een zweem van zijn verschrik
king heb beroofd. Ergens wacht hij. in zijn volle
kracht, alsof ik nooit over hem had gedicht".
En inderdaad heeft „ergens" de dood hem ge
grepen, terwijl zijn werk een nieuwen opbloei in
het vooruitzicht stelde. De vriend wien hij den
raad gaf, na het vijftigste jaar „langzaam te leeren,
dat het goed is als de bladeren vallen, dat de sterken
dan toch nog lang niet gerooid worden en pas
onder den winterstorm vallen willen", die vriend
zal aan zijn verzoek niet kunnen voldoen:
„laat uw humor, uw gloed, uw snelle
boosaardige tong
u vooral niet begeven
en bezoek mij, eenmaal,
in het huis van mijn ouderdom.
Mr. Hendrik Marsman is in 1899 geboren en
heeft te Leiden en te Utrecht rechten gestudeerd.
Tusschen zijn 25e en 30e jaar valt zijn leiderschap
onder de dichtende tijdgenooten die aan periodieken
als Het Getij en De Vrije Bladen medewerkten. Wat
in den zooeven vermelden brief aan een vriend (al
werd die veel later geschreven) opvalt, is in, die
eerste periode bij Marsman in sterke mate aan
wezig: een levenskracht, een vitaliteit, die zich uiten
moet in zijn levensbeschouwing, zijn werk, zijn
critiek op werk van anderen, zijn omgang en ge
sprekken met hen en die hem de kracht en ge
schiktheid boden in velerlei opzicht leiding te
geven. Hij heeft zich later van die leiding eenigszins
teruggetrokken, misschien een weinig gedésillusio-
neerd, misschien ook door den drang nog meer aan
zich zelf te arbeiden, met zichzelf in het reine te
komen. Want voor zichzelf is hij evenmin gemak
kelijk geweest als voor anderen. Steeds zal men in
zijn oeuvre een zich bezinnen, zich herzien vinden,
doch ook steeds bekent hij zichzelf en anderen die
hernieuwingen in open en franke taal. met den
hartstocht en eerlijkheid van den onafhankelijken.
daden beminnenden geest. Wie niet de moeite neemt
Marsman's geheele werk door te gaan, zal wellicht
soms stuiten op weifelingen en gepieker, die echter
in een overzicht op het geheele werk van geringer
beteekenis worden. Zooals hij zichzelf kon afvragen
of zijn vele dichten op den dood niet beter achter
wege gebleven ware. een ander maal meent dat
een dichter wel dichten, doch zijn gedichten niet
publiceeren moest, en in dienzelfden tijd er meer
voor voelt „naamloos en ongekend" door het leven
te gaan dan als kunstenaar erkend en gewaardeerd
te zijn, zou men in hem een Grübler, een pieke-
raar willen zien zoo men niet wist, dat ondanks
dat alles door hem het werk. de volbrachte daad
toch boven alles van waarde bleef. Een merkwaar
dige pluïzer, een feilloos anatoom van de ziel
toonde hij zich bij uitstek in den prozaroman „De
Dood van Angèla Degroux", hier in "34 besproken.
Een werk dat aan den lezer eischen stelt van ge
duld, begrip en overpeinzing, waaraan deze slechts
bij uitzondering wenscht te voldoen. Ook dit is geen
ontspanningslectuur, doch de inspanning die zij
vraagt is de moeite waard. Maar heeft Marsman
ook over zijn gedichten zich niet beklaagd, dat voor
zijn stem geen klankbodem voorhanden was en
zijn stem die eens roependen in de woestijn bleef!
Nhdat, nu ruim twee jaar geleden, drie deelen
Verzameld Werk 750 pag.) eveneens bij Querido
het licht zagen, is Tempel en Kruis de eerste bundel
nieuw werk sinds 1937. Een man is naar zijn ge
boorteland teruggekeerd en herinnert zich. Maar
zijn hart vindt geen vrede en trekt hem terug naar
de zee van het Zuiden.
„Breek op
en verdwijn in den nacht;
zie niet om naar het huis
van uw hart;
laat uw leven liever vergaan
en verbloeden in eenzaamheid
dan nog langer de wegen te gaan
waarvan iedere steen u weer zegt
wat gij hebt misdacht en misdaan"
Aan de boorden van de oude wereldzee zal ook
Marsman een hernieuwing ondergaan. „Wie schrijft,
schrijv' in den geest van deze zee of schrijve niet".
Niet de minst dichterlijke, de minst belovende in
dezen bundel zijn de slotverzen, waarin Marsman
tot een verheven rust schijnt gekomen die aan
zijn dichtersvisie niet in het minst afbreuk heeft
gedaan:
„hij. van zijn hoog terras,
volgde de lange strepen,
het vluchtig zog
van nooit geziene
nooit gedroomde schepen
door het gemarmerd zilver van de zee
de huiveringen
van 't geschubd metaal,
door 't stijgend maanlicht
rimpelend beschenen
waren dien nacht op zee
het eenig teeken,
dat twintig eeuwen
ademloos verstreken
en in zijn hart
antieke vrede
was gedaald"
en
„zoolang de europeesche wereld leeft,
en, bloedend, droomt den roekeloozen droom
waarin het kruishout als een wijnstok rankt,
ruischt hier de bron, zweeft boven déze zee
het lichten van den créatieven geest".
Het heeft geen zin meer aan Marsman's laat
ste woorden veronderstellingen over nog komend
werk vast te koppelen. Een sterk, maar ook een
religieus dichter was hij steeds.
J. H. DE BOIS.
werken en houdt toezicht op het onderhoud en de
verdeeling daarvan.
Artikel 6.
Het hoofd van de administratie van den Ne
derlandschen opbouwdienst:
1. Staat aan het hoofd van allen, die bij het
administratieve bestuur van den opbouwdienst
werkzaam zijn;
2. Ontwerpt de door den wnd. secretaris-generaal
van het ministerie van Algemeene Zaken op grond
van art. 4, van de verordening no. 71/1940 van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche
gebied uit te vaardigen voorschriften.
3. Houdt toezicht op de uitvoering van de op
grond van art. 3 van de verordening no. 71/1940
van den Rijkscommissaris voor het bezette Neder
landsche gebied vastgestelde jaarlijksche be
grooting.
4. Heeft de leiding van het archief van den
Nederlandschen opbouwdienst.
Artikel 7.
Deze verordening treedt op den dag van haar
afkondiging in werking, met terugwerkende kracht
tot 15 Juli 1940.
Oneerlijke lmlpbesteller maakte
pakjes open.
Door een dame op heeterdaad betrapt.
Een dame, die rustig door Amsterdam-
Zuid fietste, werd in Juni j.l. door een zonder
ling schouwspel getroffen. Zij zag. dat een hulp
besteller. die met een hoeveelheid poststukken
per fiets onderweg was, rustig een pakje open
maakte, de inhoud in zijn zak stak en de verpak
king wegwierp.
Zij stapte af, raapte de enveloppe op en na kort
overleg reed zij naar het postkantoor Zuid aan de
Gerard Terborgstraat te Amsterdam, waar zij
verslag van haar ervaringen uitbracht. Direct
stuurde de hoofdbesteller een van zijn' bestel
lers achter den zonderlingen hulpbesteller aan
en deze haalde hem in de Ferdinand Bolstraat in
De man viel direct door de mand. Uit het pakje
had hij een voor hem waardeloos cliché gestolen.
Bij de huiszoeking en het onderzoek bleek, dat
de man, die sinds October van het vorige jaar in
dienst was als hulpbesteller, herhaaldelijk pakjes
die hij naar het Centraal-station moest bren-v
gen. had opengemaakt en de Inhoud gestolen.
Veel had zijn misdrijf hem niet opgeleverd, het
waren meest vrij waardelooze voorwerpen, die
hij ijlings naar de bank van leening had ge
bracht, waar de recherche ze in beslag nam.
De 40-jarige hulpbesteller stond terecht we
gens verduistering, gepleegd als ambtenaar.
De president van de Amsterdamsche rechtbank
mr. J. Boon vroeg aan den man, die een volledi
ge bekentenis aflegde: „Wat moest je met dien
rommel, voor de geadresseerden hadden de pak
jes waarde, maar je kreeg bij de lommerd voor
het meerendeel geen cent, 't is treurig, je kreeg
een kans om hoogerop te komen.
Verdachte was vroeger diamantbewerker ge
weest. hij verdiende een behoorlijk loon. Toen
hij werkloos werd. kreeg hij f 8.50 steun. In
October werd hij aangesteld als hulpbesteller. Hij
bewoonde een huis van f 32 per maand en over
met algemeen gaf hij veel meer geld uit dan in
zijn omstandigheden geoorloofd was.
Het over verdachte uitgebrachte reclasseerings-
rapport luidde gunstig.
Daarmede rekening houdende, requireerde de
officier van justitie mr. Kleene een gevan
genisstraf van acht maanden, waarvan vier
maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
drie jaar en onder aftrek der voorloopige hechte
nis.
De verdediger mr. M. Schorlesheim schetste
verd.'s financieele en huiselijke omstandighe
den. Met klem drong hij aan op een geheel voor
waardelijke straf.
Vonnis 30 Augustus.
HIBISCUS. ALTHAEASTRUIIL
In den zomer bloeiende tuinheesters zijn er maar
weinig. Eén ervan is Hibiscus of Aithaeastruik en
vel Hibiscus syriacus. Deze bloeit van Juli tot No
vember, en de vele vormen van deze soort met hun
groote enkele of dubbele bloemen, in mooie tinten,
geven aan den heersterhoek van onzen tuin de
vroolijkheid. waaraan deze in dit jaargetijde zeer
zeker behoefte heeft. Q
Hibiscus verlangt een zonnige standplaats, liefst
eenigszins beschut. De bodem kan het beste een
goed doorlatende, humusrijke zandgrond zijn.
De struiken groeien hoog op en hebben meestal
een pyramidevorm.
Prachtig is de Hibiscus syriacus albo-plenus, met
groote dubbele zuiver witte bloemen.
Een enkelbloemige witte vorm, met zeer groote
bloemen is Hibiscus syriacus totus albus, deze
bloeit vrij vroeg.
Hibiscus syriacus Admiral Dewey heeft dubbele
witte bloemen.
Een zeer sterke witbloeiende plant is Hibiscus
syriacus Snowdrift met zeer groote enkele bloemen.
Van de blauwbloeiende vormen is de mooiste en
de sterkste Hibiscus syriacus coelestis, met enkele
blauwe bloemen.
Hibiscus syriacus coeruleo plenus heeft dubbele
donker lila blauwe bloemen.
Hibiscus syriacus Mechanii heeft violetblauwe
bloemen en witbont gevlekte en gerande bladeren.
Ook zijn er vele rose en rood bloeiende vormen
.an Hibiscus syriacus. waarvan twee vormen extra
zijn aan te bevelen door hun sterkte, n.l. Hibiscus
syriacus Rubin, met enkele donkerroode bloemen
en Hibiscus syriacus Due de Brabant, met dubbele
donkerroode bloemen.
Tusschen deze donkerroode vormen en de witte
variëteiten komen nog weer allerlei overgangen
voor, als rood met violet, roserood, wit met licht
rood, wit met rose etc.
Al deze planten zijn zeer mooi en zeer vroolijk
en vooral te waardeeren om den tijd van hun bloei,
die valt in een periode, dat de meeste heesters hun
bloeistadium al haast weer hebben vergeten.