De Lotgevallen van een Collier
tN/T IN UITEREN
NEKKIE-RAF
Bonnen
MAANDAG 19 AUGUSTUS 1940
HAARLEM'S DAGBLAD
HET TOONEEL.
DeH.T.C met een nieuw programma
op „Kareol"
De heer Roest van Limburg als conferencier.
De Haarlemsche Tooneelclub heeft haar belofte
om spoedig een tweeden avond voor de gewonden
op Kareol te geven, Zaterdag ingelost en wel met
een geheel nieuw programma, dat bij de „jon
gens" zeer is ingeslagen. Het groote succes was
op de eerste plaats te danken aan den heer W.
C. Roest van Limburg, die als conférencier wel bij
zonder op dreef was.
.Toen ik Zaterdag den heer Roest van Limburg
daar zoo bezig zag op dat geïmproviseerde, kleine
podium, voelde ik wel heel duidelijk, wat het ca
baret in Nederland tegenwoordig mist. Het is de
vlotte, geestige, slagvaardige, beschaafde confé
rencier. Vele acteurs hebben geprobeerd het te
zijn, maar telkens bleek weer, dat tooneelspeler-
schap hun in den weg stond. Zij speelden een
„rol", zij misten de spontaneïteit, de vlugheid van
geest om te inproviseeren. Pisuisse is de beste
conferencier geweest, die Nederland gekend heeft.
Ook Louis Davids had er talent voor. Thans zou
ik geen enkel goed conférencier kunnen noemen,
behalve danRoest van Limburg. Deze „dilet
tant" heeft er alle gaven voor. Hij causeert vlot,
zijn improvisaties maken nooit den indruk van
een uit het hoofd geleerd lesje te zijn, hij is
geestig, slagvaardig en heeft het contact met de
zaal. Hij debiteert zijn „Witzen" zonder nadruk
kelijkheid en heeft een voor een conférencier be
nijdenswaardig „flux de bouche", zooals de Hol
lander het verkeerdelijk pleegt te noemen.
Het eenige gebrek Zaterdag was, dat hij wat te
vlug en niet altijd gearticuleerd genoeg sprak,
een fout die wij bij Roest van Limburg in een
groote zaal juist nooit opmerkten. Maar met welk
een entrain en verve stelde hij het „gezelschap"
aan het publiek voor! Zoo kan het alleen maar
de geboren conférencier. En het is eigenlijk on-
noodig te zeggen, dat zijn optreden steeds" weer
van een aangename en natuurlijke distinctie is.
De H.T.C. had weer een aardig programma
samengesteld. Allereerst kregen wij het bekende
„Drempeltje", door mej. Flemming en den heer
Friedhoff vlot en levendig gespeeld. In „De Roo-
ver" zagen wij de heer en Mr. Wijt en Van den
Broek en de sketch „deed" het dank zij hun spel
uitstekend. In de 7 drama's en blijspelen in zak
formaat hadden zoowat alle dames en heeren een
rol en bijna elke „flits" werd een succes. De heer
Nico Drost zong liedjes voor de microfoon, „de
straatmuzikanten" de dames Janke Goeting en
Flemming en de heeren Van der Mandele en
Feenstra^pasten volkomen in het cabaret, even
als de heer Van den Broek in zijn voordracht De
Torentrans, „declamatorium" met jazz-begelei-
ding. een allervermakelijkst en geestig nummer.
Ook nu speelde weer de „Millionnairs-Band"
onder leiding van den heer Van der Mandele, die
zeer muzikaal geaccompagneerd door Rudi
Feenstra bovendien nog van zijn niet geringe
virtuositiet blijk gaf in een Czardas.
Als geheel weer een zeer geslaagde avond, waar
mee de H.T.C. eer heeft ingelegd. Dr. Kroon
dankte met een hartelijk woord het gezelschap,
waarbij hij den dames bloemen aanbood.
J. B. SCHUIL.
„HET KINDERTOONEEL"
Hans en Grietje.
Het is wel zeker, dat het circus invloed heeft
gehad op het bezoek van de kindermatinee Za
terdag in den Stadsschouwburg gegeven. De zaal
was tenminste maar matig bezet en dat terwijl
dit kindert-ooneel op hooger peil stond dan wij
anders in dit genre gewoon zijn.
Het is opmerkelijk, dat men voor kindervoor
stellingen telkens weer op „Hans en Grietje"
terug komt. Persoonlijk kan ik met dit sprookje
voor kinderopvoeringen niet dwepen. Het ver
haal van een tooverheks, die kinderen opeet en
Hans vetmest om hem in den brandenden oven
te stoppen, is toch werkelijk niet meer van het
soort, dat wij het liefst aan kinderen vertellen.
En bij een tooneelopvoering wordt dit verhaal
voor kinderen waarheid, want men vergete niet
dat kinderen vooral van 5 tot 7 jaar zooals
men meestal op dergelijke voorstellingen ziet
heel anders komedie ondergaan dan wij oude
ren. „Wordt zij nou echt verbrand?" hoorde ik
een kleine hummel achter me haar moeder
vragen.
Deze vraag was typeerand. Voor kinderen is
het tooneel „echt", zij beleven het veel sterker
dan wij.
Mevrouw Ranucci-Beekman, die het sprookje
voor het tooneel bewerkte, heeft dit blijkbaar
ook wel degelijk gevoeld. Zij laat de oude toover-
kol weer levend uit den oven komen en na de
ontdooiing van het ijskoude hart als een lief,
oud vrouwtje bij de ouders van Hans en Grietje
verschijnen en verklaren, dat zij de laatste too
verheks is geweest en er nu geen heksen meer
bestaan".
Zoo gaat er iets van het gruwelijke en grieze
lige want dat is het toch feitelijk voor kin
deren af. De moeder achter mij borduurde er
onmiddellijk dankbaar op voort en zei tot haar
dochtertje: „Hoor je wel, er zijn nu geen toover-
heksen meer!" en de kleine was gerust gesteld.
Zoo was er nog een paedagogisch einde aan dit
overigens allerminst paedagogische sprookje.
Ook in de opvoering had men vrij wel alles
gedaan om het niet al te „erg" te maken. Ik
heb het tenminste, juist bij dit sprookje, wel
anders gezien, zoo zelfs, dat eenige kinderen
van angst begonnen te huilen. Hiervan nu was
Zaterdagmiddag geen sprake. De heks was wel
een „eng wijf" zij kwam zelfs door de lucht
vliegen maar ja, dat kon nu eenmaal niet an
ders.'Daarvoor was zij ook een heks en Nell
Knoop speelde haar zoo suggestief, alsof zij een
der heksen uit Mackbeth was.
Ook de overige bezetting was heel goed. Wij
weten dat Nina Bergsma zeer overtuigend is in
een travestie-rol en zij was het ook als Hans.
En Mies Hagens paste zich als Grietje uitste
kend bij dit kinderlijk spel aan. Stine Larou en
Eduard Palmers waren de ouders en Sophie Steri
en May Vollmga verschenen als de gierige buur
vrouw en haar onuitstaanbaar dochtertje Anne-
mie, twee figuren, die Bets Ranucci in het
sprookje had gebracht om er wat meer fleur aan
te geven.
Natuurlijk zagen wij ook een elfje Rita
Bakhoven dansen en kwamen er drie dwergen,
die in hun bewegingen aan de dwergen uit
„Sneeuwwitje" en de 7 dwergen" deden den
ken. Th. Bruins had er aardige muziek bij
gemaakt en zoo werd het een geheel, dat- het
sprookje alle recht deed wedervaren en bij de
kinderen en de ouderen veel succes had.
J. B. SCHUIL.
Paclitprijsopclrijviiig wordt
voorkomen.
Pachtprijs mag niet hooger zijn dan op
1 September 1939.
Het verschenen verordeningenblad no. 19 bevat
een besluit van de secretarissen-generaal van de
departementen van Landbouw en Visscherij en
van Justitie ter voorkoming van pachtprijsopdrijving.
Wij ontleenen daaraan het volgende:
Art. 2. Het is verboden een pachtovereenkomst of
een overeenkomst tot wijziging of aanvulling van een
pachtovereenkomst te sluiten, indien de bedongen
pachtprijs hooger is dan die, welke voor het ver
pachte gold op 1 September 1939.
Het voorgaande geldt niet, indien in een bijzonder
geval de secretaris-generaal van het departement
van Landbouw enVisscherij, in overeenstemming
met het bevoegde pachtbureau, een verklaring heeft
afgegeven, dat bij hem tegen de verhooging geen
bezwaar bestaat.
Art. 3. Een pachtprijs, welke in strijd met het
bepaalde in artikel 2 is vastgesteld, wordt als bui
tensporig in den zin van de pachtwet beschouwd.
Met den wagen er op uit. In Zeeland helpt thans de eerste groep jongelieden bij
den landarbeid, war- toe zij zich vrijwillig hebben aangemeld.
(Foto Pax Holland.)
Indien een overeenkomst in strijd met het be
paalde in artikel 2 is gesloten, is de pachter niet
gehouden den pachtprijs te betalen, terwijl hij
ook overigens tot geen enkele vergoeding gehouden
is.
Het vorig lid is niet van toepassing, indien partijen
hebben toegestemd in de door den rechter noodig
geoordeelde wijzigingen.
MARKT TE ALKMAAR.
Boter. Aanvoer 812 pond. Prijs: Groothandel
70—75 ct. Kleinhandtl 85 ct. Handel matig.
Eieren. Aanvoer 11375 kippeneieren. Prijs:
Groothandel f 4.75f 5. Handel matig.
Moeder liet haar tien kinderen in
den steek.
Schandelijk geval van verwaarloozing te
Den Haag.
Een ernstig geval van achterlating van
hulpbehoevende kinderen door hun moeder is
gisteren ter kennis van de Haagsche politie ge
komen. Een ongeveer 40-jarige vrouw, wonende
aan de Jan Steenstraat te Den Haag, die eenige
maanden geleden weduwe was geworden en met
VOOR DE KINDEREN
Mijnheer Puntneus maakt zich zoo
zenuwachtig en kwaad om dien hoo-
gen hoed en die haast van mijnheer
Raf, zoodat hij er pijn in zijn buik
van krijgt. Dan begint hij te lachen,
zoo erg, dat Raf woedeng de deur uit
loopt tot groot vermaak van Reinaard,
den bediende van den hoedenman
en mijnheer Puntneus zelf. Met woe
dende stappen en nijdig gezicht loopt
Raf nu heen en weer voor den winkel
van mijnheer Puntneus.
„Weet je wat," denkt hij plotse
ling, „ik ga naar zijn concurrent, den
smid."
Precies, hij moet mijnheer Klink
nagel hebben, de smid. Want toen hij
voor den winkel van Puntneus zoo
heen en weer liep, had hij een prach
tig plan bedacht. Klinknagel is ook
politie-agent in dienst van den ko
ning. Maar alleen in zijn vrijen tijd.
Dus hij zal wel thuis zijn en hem te
woord kunnen staan. Reinaard de
vos is ondertusschen weer nieuwsgie
rig achter hem aangekomen. Als er
lets is met Raf, moet en zal hij er
achter komen.
Juist toen hij den winkel van den
smid binnen wilde gaan, loopt hij
bijna mijnheer Klinknagel onderst
boven. Deze kijkt hem zoo doordrin
gend aan, dat Raf er van schrok,
want zijn geweten was nu juist niet
zoo geheel zuiver, moet je weten. En
die scherpe politieoogen van mijnheer
Klinknagel bevallen hem niets. Maar
hij herstelde zich toch weer spoedig
en vroeg vriendelijk glimlachend en
met een onschuldig gezicht of hij
mijnheer even kon spreken. Hij had
een bestelling voor hem.
tien kinderen, waarvan de oudste een meis;
15 jaar en de jongste thans nog slechts v\
maanden is, was achtergebleven, bleek haar ie'
boedel van de hand te hebben gedaan en d
een man er vandoor te zijn getrokken, na gi^
terochtend de kinderen de straat op te hebbei
gestuurd, zonder eenigen maatregel voor hui
verzorging te leven. Zoo zwierf de oudste m
de baby op den arm, terwijl de rest in enka
groepjes door de stad rondzwalkte, om al bed]
lend te trachten wat te eten te krijgen
Door de zorgen der politie is het geheele krooj
van de nalatige moeder nog denzelfden avoti
bijeengegaard en voorloopig ter verzorging toe
gewezen aan de St. Anna-stichting.
Opsporing van de moeder is gevraagd op grori
van art. 255 van het Wetboek van Strafrecht
„Hij (zij), die opzettelijk iemand tot wied
onderhoud, verpleging of verzorging hij kracs
tens wet of overeenkomst verplicht is, in
hulpeloozen toestand brengt of laat, wordt gi
straft met gevangenisstraf van ten hoogste 'tw;
t geldboete van ten hoogste driehonde-
gulden".
die thans geldig zijn
BROOD
Bons 1 (nieuw broodbonboekje).
Geldig: tot en met 22 Augusts
Bons 2 (nieuw broodbonboekje).
Geldig: van 1929 Augustus.
Recht gevend op. Totaal 2000 gram
brood of 2500 gram roggebrood.
KOFFIE OF THEE
Bon 53 mi het Algemeen distributieboekji
Geldig: Tot en met 30 Augustus
Recht gevend op: 1/2 pond koffie of l/l
ons thee.
SUIKER
Bun 66 uit het Algemeen distributieboekji
GeldigTot en met 30 Aug.
Recht gevend op: 1 K.G. suiker.
Bon 74 van het Algemeen Distriebutie
boekje.
Geldig: tot en met 30 Augustus.
Recht gevend op 1 1/4 kg. suiker.
MEELWAREN
Bon 40 uit het Algemeen distributieboekje
Geldig: Tot en met 6 September.
Recht gevend op: 1/2 pond tarwebloem
of tarwemeel of boekweitmeel of rogge
bloem of roggemeel of zelfrijzend bak
meel-
GRUTTERSWAREN
Bon 14 uit het Algemeen distributieboekje
Geldig: Tot en met 6 September.
Recht gevend op: 250 gram rijst of rijste-
meel.
Bon 27 uit het Algem.- distributieboekje
Geldig: Tot en met 6 September.
Recht gevend op: 250 gram havermout
of havervlokken, of gort, of grutten.
Bon 105 uit het Algem. distributieboekjil
Geldig: Tot en met 11 September.
Recht gevend op. 100 gram maizena o/j
griesmeel of puddingpoeder.
Bon 110 uit het Algem. distributieboekjtl
Geldig: Tot en met 11 September.
Recht gevend op: 100 gram macaroni of
vermicelli of spaghetti.
BOTER EN VETTEN
Bon 01 col en met 04 van de Boterkaart
Geldig tot en met 23 Augustus.
Recht gevend op 1/2 pond Outer.
Bon 01 en 02 van de Vetkaart.
Geldig tot en met 23 Augustus.
Recht gevend op 1/2 pond margarine, ge
smolten vet (indien voorradig) of boter
tson 03 en 04 van de Vetkaart.
Geldig tot en met 23 Augustus.
Recht gevend op 1/2 pond boter met een
reductie van 10 cent per half pond.
PETROLEUM
(alleen voor hen, die uitsluitend op petro
leum kunnen koken). Zegel „Periode 5"
Geldig: Tot en met 8 September.
Recht gevend op: 2 Liter.
HONDENBROOD
Bon 1. (Geldig tot 1 September).
Recht gevend op:
Groep 1 en 2: 12 kg.
Groep 3: 10 kg.
Groep 4: 6 kg.
Groep 5: 5 kg.
Groep 6: 3 kg.
Hondenbrood wordt alleen verstrekt voor
groote rashonden of ingeval men meer
dan één hond heeft.
KATTENBROOD
Bon 1. (Geldig tot 1 September.)
Recht gevend op 1 1/2 kg.
Kattenbrood wordt alleen verstrekt voor
raskatten.
NORMAN FRAZER.
22)
(Nadruk verboden).
HOOFDSTUK XVII.
De lersche dag trein.
Den volgenden morgen om half negen stapten
twee geestelijken der Engelsche staatskerk van zeer
respectabel voorkomen voor het London and North
Western railway station te Leeds uit een taxi en
verzekerden zich van de diensten van een witkiel,
die hun bagage op een handkar laadde.
Deze bagage die er al even vertrouwend uit
zag als haar eigenaars, bestond uit twee. valiezen,
veel gebruikt, maar van onmiskenbaar deftigen
huize, twee pakken met plaids, wandelstokken en
parapluies en twee golftasschen, waaruit stokken
staken, die den indruk gaven, dat de beide reizigers
regelmatig beoefenaars van het edele spel waren.
De jongste van de twee, in een keurig, goed
zittend Norfolk-pak van dure zwarte stof, was een
zachtzinnige jonge hulpprediker met een prettig,
hoewel wat week gezicht; de oudere bedienaar van
den godsdienst een vriendelijk, joviaal man van
een middelbaren leeftijd droeg een keurig col-
bertcostuum, van een snit, die al even ontwijfelbaar
de stempel van den geestelijke-met-vacantie op
hem drukte. Hij was het, die den witkiel aan
wijzingen gaf om de bagage in een tweede-klas
rookcoupé te deponeeren en de valiezen te be
vrachten „via Kingstown": hij was het eveneens
die naar het loket ging en de passagiers, die zich
daar verzameld hadden, met scherp-monsterende
oogen opnam. Uit hun midden pikte hij al spoedig
een rijzige, kloekgebouwde vrouw van ongeveer
veertig jaar, die juist op het moment, dat hij
naderbij kwam, een lange reismantel opende,
waardoor een groen-leeren tasch zichtbaar kwam,
die links aan haar middel hing.
Hij zag, dat zij de tasch opende en een groote
leeren portemonnaie er uit haalde; hij zag, dat ze
de tasch sloot en haar reismantel dichtknoopte;
hij stond dicht genoeg bij haar om te hooren, dat
ze een doorgaand biljet vroeg naar Dublin en om
op te merken, dat zij. inplaats van de portemon
naie weer in haar tasch te doen, die in haar hand
hield. Vervolgens nam hij twee kaartjes voor zich
zelf en zijn metgezel en voegde zich bij deze in
de rookcoupé, waar de jonugere geestelijke reeds
was ingestapt en aan het portier waarvan de wit
kiel zich geposteerd had in afwachting van zijn
loon.
Toen de trein het station uitstoomde keken de
twee heeren, die zoo gelukkig waren geweest het
compartiment voor zich alleen te houden, elkaar
aan en lachten.
„Het gaat den goeden kant uit, mijn zoon",
oordeelde de oudste. „Ze zit twee coupés hier
van daan met groene tasch en al".
„Hoe vind je dat ze er uit ziet?", informeerde
de ander, een sigaret aanstekend. „Een kordaat
type hè?"
„Een knappe vrouw, een echte dame", ant
woordde de oudste. „Ziet er héél goed uit voor haar
leeftijd. Eentje die zich de kaas niet van het
brood laat eten en d'r mannetje staat!"
„Ik geloof dat je gelijk hebt", knikte Ninian
Bexendale. En na een korte, nadenkende pauze:
„Zeg Dick, als het op een vechtpartij uitdraait,
wat dan?"
„Mijn zoon", verklaarde mr. Claye op do
ceerenden toon terwijl hij een sigaar van een voor
treffelijk merk opstak, „kom nooit met je handen
aan een vrouw, behalve als het om liefde gaat of
als je er door harde noodzaak toe gedwongen
wordt".
Ik geloof niet dat die noodzaak zich in dit geval
zal voordoen, maar ik moet zeggen dat ik niet
op die verduivelde reismantel gerekend had. Ik
had een klein plannetje gemaakt, maar ik ben
bang dat het door de reismantel onuitvoerbaar zal
worden. Ze is een verstandige vrouw, een die voor
uitziet, weet je; ik zag hoe ze die groene tasch
aan haar middel bevestigd heeft. Een goed figuur
heeft ze overigens, mijn jongen, al is zp wat aan
den forschen kant".
„Hoe had ze dat dan?", vroeg Ninian, met,
meer belangstelling voor de bevestiging van de
tasch dan voor de schildering van de charmes van
miss O'Connor.
„Wel", lichtte zijn reisgezel hem in, „met een
lange, dunnen stalen ketting. Ik vermoed, dat ze die
speciaal voor die gelegenheid heeft laten maken
het ding gaaf een paar maal om haar middel
en wordt door een keurige ceintuur bedekt. De
tasch hangt daaraan met twee kleinere kettingen
van drie schakels ieder. Als ze die verdraaide man
tel niet aan had dan zou het hiermee prachtig
lukken".
Hij stak zijn vingers in zijn borstzak en haalde
er een glinsterend instrument uit, dat eenige uiter
lijke overeenkomst vertoonde met een schaar.
„Dat is een aardig dingetje", prees hij. „en
stevig ook".
„Het is werk van een vakman", deelde Claye
mee, het stuk gereedschap weer in zijn zak stekend;
„en het zal me een genoegen zijn hem te kunnen
vertellen, dat het zijn bruikbaarheid heeft ge
toond".
„Wat voor idee heb je, Dick?", vroeg Ninian.
Claye pufte een paar minuten aan zijn sigaar
eer hij antwoordde.
„Dat zal ik je vertellen, mijn vriend", hernam
hij toen. „Als je zoo dikwijls naar het groene Ier
land was overgestoken als ik, zou je weten dat voor
menschen, die hun vak verstaan, zich op die route
nog wel eens een aardig kansje voordoet om een
slagje te slaan. Neem reeds bij voorbaat dezen
trein. Die rijdt naar Manchester-Beurs daar
moeten we in een anderen, die ons naar Chester
brengt en in Chester stappen we over in den
Ierschen dagtrein van Londen naar Holyhead. Die
rijdt in Holyhead tot het eind van de pier, waai
de mailboot ligt te wachten. Je hebt maar een
schijntje tijd om aan boord te gaan en het gevolg
daarvan is dat iedereen haast-je rep-je uit den
trein naar de boot holt sommige passagiers om
een hut machtig te worden, anderen gaan direct
naar de salons om te lunchen en je gaat de loop
plank over als schapen, die door een opening van
een hek dringen, duwend en stootend en op elkaar
gepropt. Dat is een prachtgelegenheid om een ar
men overbelasten medereiziger van een portefeuille
of een horloge of iets van dien aard af te helpen,
zie je!"
Ninian Bexendale verklaarde dat -hij het zag en
stak opnieuw een sigaret aan met de loovende op
merking, dat mr. Richard Claye toch een slimme
vos was.
„Nu dan", vervolgde laatstgenoemde zijn uit
eenzetting, „dan kom ie aan de overzijde, in
Kingstown. Iedereen is zoo dol gelukkig om van
de boot af tp komen en weer vasten grond onder
de voeten te voelen, dat het duwen en dringen
opnieuw begint. Ze drommen op het dek bijeen,
vlak bij de landingsbrug, ze verdringen zich op
de pier, rennen als gekken langs den trein die
ze naar Westland Row brengt en vooral de
vrouwen zijn heelemaal de kluts kwijt".
„Verdraaid, daar schiet me een aardig geval te
binnen, dat ik en Billy Rider de arme kerel zit
nu tien jaar uit zes jaar geleden daar op de pier
in Kingston hadden. Onderweg keken we natuurlijk
uit of er ook wat voor ons neerviel in de wilder
nis. Toen de boot aankwam, waren wij het eerst
op de loopplank. Direct na ons kwam een kame
nier, vreeselijk geagiteerd, met haar meesteres
achter zich aan, die al even gejaagd deed. Kame
nier gaat den eenen kant uit dame den anderen
kant de kamenier trekt een portier van een
eerste-klas-rookcoupé open, gooit iets, dat kenne
lijk een juweelenkistje is, op een bank en gaat
haar meesteres zoeken.
Mevrouw is er niet, kamenier rent schreeuwend
het perron langs, Billy Rider wipt de coupé in,
grijpt het juweelenkistje en verdwijnt door het
andere portier. Haha! Het was alsof je padden
stoelen plukte op een mooien Augustusmorgen.
Zoo zie je wat voor buitenkansje je op een gewone
boot- en treinreis kunt hebben", besloot Claye.
Dus dacht ik, dat we in de drukte de groene
tasch ook best te pakken konden krijgen, maar die
reismantel is vervelend. Enfin, we zullen zien,
mijn zoon; we zullen zien, En aangezien er nie
mand is, die er aanstoot aan nemen kan, moesten
we maar eens een onschuldig kaartje gaan leggen.
Ze legden een onschuldig kaartje, namen af en
toe een fikschen teug uit hun reisflacons, die niet
met limonade of koude thee waren gevuld, rook
ten sigaren en sigaretten en, zoo den tijd doodend,
bereikten ze eerst het station Manchester-Beurs en
vervolgens Chester, waar ze overstapten in den
Ierschen dagtrein, na zich eerst te hebben verge
wist dat hun prooi haar reis inderdaad in dezelfde
richting voortzette. Miss O'Connor werd door het
tweetal geschaduwd, zooals een verdachte ge
schaduwd wordt door detectives, die op het ooge
blik wachten om hem te arresteeren. Ze wart
nooit meer dan een paar meter van haar ve
wijderd, zoowel op het perron in Manchester also
dat te Chester; ze volgden haar in de tweed)
klasse-wachtkamer, die ze op het laatstgenoen
de station binnenging; de heele reis door hielde
ze haar scherp in het oog.
Op het traject van Chester naar Holyhead we
het gedrag van mr. Claye en zijn reisgenoot i
één woord onberispelijk. Daar ze deel uitmaakte
van een vrij groot gezelschap, dat het salonrijtui!
waarin ze thans plaats hadden genomen, vuld
bleven de kaarten, de flacons, de sigaren en si#
retten achterwege en was hun optreden zooals fc
geestelijken betaamt. Mr. Claye, die een veelzijdi
man was, las de Church Times, als hij niet ffi
zijn jongeren vriend over he! natuurschoon aan c
kust sprak. Mr Bexendale vergenoegde zich, i
stille oogenblikken, met de Daily Telegraph. Mi
O'Connor die de verukkingen van het op reis z|
ten volle onderging geen wonder voor iemar.
die zich in geen jaren een vacantie heeft ve:
oorloofd schepte er behagen in haar medepassa
giers te bestudeeren en psychologische conclusii
te trekken. Ze keek naar de twee geestelijke
aan den overkant van den wagon en vond b)
prettige menschen vader en zoon, of oom t
neef, te oordeelen naar de vertrouwelijke verhos
ding waarin ze tot elkaar schenen te .staan. H(
gezicht van den jongeman vond ze een beetje wed
maar hij had een innemenden glimlach en aan#
name manieren en hij zag er knap uit in zijn No:
folkcostuum. De oudste van de twee, met zijn goec
gebouwd figuur en zijn intelligent gezicht, zou
iemand met een belangrijke positie in het kerkelij
leven zijn, dacht ze.'
(Wordt vervolgd)*