De Lotgevallen van een Collier Bewaren van boonen yoor den winter. NEKKIE-RAF DINSDAG 27 AUGUSTUS '1940 HAARLEM'S D'AG BE AD Verschillende methoden van conserveeren. Het A.N.P. meldt: De zorg voor de voedselvoorziening van het ge- Kin gedurende den komenden winter zal menige huisvrouw ongetwijfeld een meer dan gewone be langstelling doen betoonen voor den inmaak van boonen, nu deze uitnemende groentesoort ruim schoots en tegen betrekkelijk lagen prijs beschik baar is. Het komt er op aan. ook op dit gebied de winterprovisie zoodanig te verzorgen, dat voor het gezin uit voedingsoogpunt een zoo nuttig mogelijk jen dement wordt verkregen. Drie conserveerirgsmethoden staan hierbij te onzer beschikking: het in zout inmaken, het dro gen en het steriliseeren. Daarvan is de eerste, het inmaken, de meest primitieve, maar tegelijk wat veiligheid van be waren betreft een alleszins afdoende methode, wanneer men zioh aan de straks te vermelden re gels houdt. De corserveerende werking van het zout berust op de eigenschap, dat het water ont trekt aan de stoffen, waarmede het in aanraking komt. De kleine organismen, die wij bacteriën noe men en die het bederf zouden kunnen veroorzaken, worden aldus door het zout vernietigd. Ook deze medaille heeft evenwel haar keerzijde, daar de water onttrekkende werking niet bij de bacteriën ophoudt, doch zich ook tot de groente uitstrekt, waardoor belangrijke voedingsbestanddeelen (vita minen en mineralen) uit de tonnen verdwijnen. Voegen wij hierbij dan nog de omstandigheid, dat voor het ontzouten der boonen het afkoken onont beerlijk is, waardoor opnieuw een aanslag wordt gedaan op evengenoemde voedingsbestanddeelen, dan is het wel duidelijk, dat uit een oogpunt van voedingswaarde de inmaak in het zout niet bijster hoog mag worden aangeslagen. Eigenlijk zouden wij dezen vorm van inmaak ge rust in de ban mogen doen, maar een zoo radicaal besluit zou toch misschien iets ,te ver gaan. Meer dan eenmaal in de twee weken behoort zulle een gerecht echter niet op de gezinstafel te worden ge bracht, waarbij het alleszins aanbeveling verdient, de voedingsarmoede van het gezouten product zoo veel mogelijk aan te vullen met een flinke portie aardappelen en (of) witte boonen. Recepten hiervoor zullen in het winterseizoen Worden gegeven. Voor een huisgezin, bestaande uit man, vrouw en drie kinderen van twee tot tien jaar, kan op deze gronden worden volstaan met den aankoop van een hoeveelheid van twintig kilo gram snijboonen, bestemd voor inmaak in het zout. Wij rekenen op tien kilogram gesneden boonen, drie kilogram zout. Deze hoeveelheid lijkt mis schien wat groot, maar dit heeft zijn goede reden. De boonen, die met zoo'n ruime hoeveelheid zout worden ingemaakt, behoeven namelijk niet telkens te worden nagekeken, schoongemaakt en van nieuw zout voorzien. Zoodra zij onder de pekel staan, heeft men er geen omkijken meer naar. Een zeer practisch gevolg daarvan is, dat men er geen groote inmaakpot voor behoeft te gebruiken. Met kleine Keulsche potjes, leege strooppotten, afge dankte Weckflesschen en wat dies meer zij, kan men zich voor dit doel uitstekend redden. Zeer practisch is het, telkens in elke pot of flescih on geveer de portie voor een gezinsmaaltijd te doen. Dit vaatwerk kan dan verdwijnen wanneer de in houd genuttigd is. Ook laten de kleine potten en flesschen zich in gezinnen met beperkte woonruim te gemakkelijker opbergen dan een groote Keulsche pot of een eiken vat. HET INMAKEN IN ZOUT. Bij het in zout inmaken ga men als volgt te werk. Men begint met in een groote teil of gaven emmer wat zout te leggen, daarop gaat dan een flinke laag boonen en zoo gaal men door tot de geheele hoe veelheid is verwerkt. Daarop wordt de groente ste vig aangestampt, waarna de boonen blijven staan tot zich een flinke laag pekel heeft gevormd, het geen in een paar uur tijds geschiedt. Dan kan het vullen der flesschen en potten beginnen, waarbij er voor zorg wordt gedragen dat de inmaak steeds goed onder de pekel komt te liggen. Elke flesch en pot wordt afgesloten met een in warm water soepel gemaakt stuk perkamentpapier. Na een paar da gen controleert men of de boonen overal nog onder de pekel staan. Mocht dit hier en daar niet het geval zijn, dan wordt wat schoon water bijgegoten, zobdat het wateroppervlak ongeveer een drietal centimeters boven de groente komt te liggen. Behalve snijboonen kunnen op dezelfde wijze ook slaboonen en andijvie worden bewaard. De af gehaalde, gebroken boonen worden gewoonlijk een paar minuten in kokend water opgeweld, daarna uitgespreid tot ze volkomen afgekoeld zijn. De an dijvie wordt gesnipperd en evenals de snijboonen rauw verwerkt. HET DROGEN VAN BOONEN. En nu het drogen van boonen. Hiervoor komen allereerst liefst dunne princesseboonen in aanmer king, die men even in kokend water „opwelt", daarna afkoelt en te drogen legt. Dit kan geschie den door het uitspreiden van de boonen op een hor op een tochtige plaats. Het is echter zaak, dat dit drogen vlot verloopt, daar er anders nogal eens boonen gaan schimmelen. Is er gelegenheid de boo nen bij den bakker te doen drogen, dan verdient dit ongetwijfeld aanbeveling. Ook kan men de prinsesseboonen drogen door deze aan draden te rijgen. De strengen worden dan zoo mogelijk in de zon op een luchtige plaats ge hangen. Capucijners, erwten, witte boonen, bruine boo nen en kievitsbooren kan men te velde geel laten worden, waarna de planten uit den grond worden getrokken en met peulen en al te drogenworden gehangen. Dan blijft nog over het steriliseeren van boonero, maar dit is een zoo bekend onderwerp, die dien aangaande geen nadere aanwijzingen behoeven te worden verstrekt. SNIJBOONEN ALS ZUURKOOL BEREID. Tenslotte zij de aandacht gevestigd op een koste lijke mogelijkheid om snijboonen in te maken, na melijk: de bereiding als zuurkool. De gedachte klinkt misschien wat vreemd, doch verdient uit voering. daar men op deze wijze een smakelijk en voortreffelijk product verkrijgt. Onze Oosterburen passen deze methode met groot 9ucces reeds ge- ruimen tijd toe. Trouwens een zure smaak bij een stamppot van snijboonen wordt in sommige stre ken van ons land ook gewenscht, immers men pleegt daar dit gerecht met azijn „af te maken". Men gaat bij dezen inmaak als volgt te werk: de boonen worden in fijne snippers gesneden en per kilo hiervan worden twee afgestreken eetlepels (20 gr.) zout genomen. Tijdens het doorkneden en aanstampen van de boonen met het zoüt wordt nu en dan een scheutje karnemelk toegevoegd. Op den inmaak wordt een schoon doekje gelegd met een daarop passend plankje en een zware steen, zoodat de boonen blijvend onder het vocht komen te staan. De pot of het vat wordt op een frissche, maar vorstvrije plaats weggezet en gedurende de eerste weken telkens nagezien. De kim wordt dan ver wijderd en doekje, plankje, steen en rand van pot of vat worden met heet wnter schoon gemaakt. De melkzure gisting, die tengevolge van deze bewer kingen ill de snijboonen optreedt, is een uitstekend conserveeringsproces, waarbij het gehalte van de groente aan vitaminen en mineralen bewaard blijft en zooals reeds gezegd een zeer smakelijk product wordt verkregen, dat niet behoeft te wor den afgekookt. Vergadering van Noord-Nederland— Vlaanderen. Zaterdagavond vergaderde de stichting Noord-Nederland-Vlaanderen te 's-Gravenhage. Na opening door den voorzitter, vertelde Wil lem de Meijer, de bekende bezieler der Vlaam- sche zangfeesten van de schrikkelijke ervaringen, die de Vlaamsche geïnterneerden gehad had den, toen zij weggesleept werden naar het Zuiden van Frankrijk en van hun troostlied „Mijn Vlaanderen heb ik hartelijk lief". Met dit lied, mede gezongen door Wiesken Aerts, werd de avond geopend. Menig lied volgde, zoowel van de beide Vlaam sche kunstenaars als van de gansche vergade ring in combinatie met hen. Dr. Borms vertelde hoe de Fransche gevangen schap hem dichter bij den dood had gebracht i.- Hr Daverend ronken de motoren, sneller en sneller draaien de propellers, een Duitsch He 11 1 gevechts vliegtuig gereed, om te starten voor een vlucht naar het vijandelijk gebied (Foto Weltbild) dan de doodstraf, die 21 jaar geleden tegen hem werd uitgesproken. Op io Mei te Merxem ge vangen genomen, werd hij 15 Mei met vele anderen in een beestenwagen geladen te Vorst bij Brussel, waar de gevangenen 6 dagen en 7 nachten in opgesloten bleven, de eerste 2 dagen geheel zonder eten. Dinsdag 22 Mei arriveerde het transport te Or leans, waar allen zeer ruw uitgeladen werden en onder het gebuil der bevolking en mishandelin gen naar het concentratiekamp werden ge bracht, waar de barakken voorbeelden van vui ligheid waren en de soldaten lederen dag uit muntten in tal van mishandelingen. Toen de groote Fransche nederlagen plaats vonden, koel den de soldaten hun woede des te sterker op de gevangenen. Te Abbeville zijn 22 gevangenen, onder wie Joris van Severen, vermoord. Van het kamp te Orleans werden in die dagen dr. Borms en een 24-tal anderen in de militaire gevangenis opge sloten. Hier vond geen mishandeling plaats. De oorzaak was, dat deze Fransche cipiers geen Walen gesproken hadden. Want de Walen ruiden overal de Franschen op én veroorzaakten ook den dood van Joris van Severen. Naast de namen van Coucke en Goethals ko men vooral de gevallenen der folterkampen van de Vlaamsceh weggevoerden. Zoo handelde Bel gië tegenover de Vlamingen. Het is tijd, aldus spreker, dat wij ons afkeeren van de werkers dezer ongerechtigheden. Wij willen vrij zijn, vrij. De heer Karei Watemaux. secretaris van de stichting Noord-NederlandVlaanderen huldig de vervolgens dr. Borms. Hij bracht in herin nering, hoe 21 jaren geleden over dr. Borms als Vlaming de doodstraf werd uitgesproken, later in celstraf veranderd en hoe tenslotte na tien jaren de Vlaamsche stemmen de gevange nispoorten openrammeiden. Tien jaren celstraf legt een stempel van martelaarschap. Den lOen Mei 1940 begon een tweede martelaar schap. korter van duur, feller van aard. En sterker nog zal thans de geest van weder opstanding in Zuid- en Noord Dietsch doen gevoelen en Dietsch doen handelen, samen met dr. Borms in een strijd voor de hereeniging van Noord en Zuid. Met het zingen van de Vlaamsche Leeuw werd de vergadering besloten. Dr. Borms heeft ook in Bellevue te Amsterdam gesproken. Dr. J. Smit. die de Amsterdamsche ver gadering presideerde, deelde mede, dat Florimond Grammens niet aanwezig zou zijn wegens zijn be noeming tot commissaris voor de uitvoering der taalwetten. INTREKKING RAADSBESLUITEN ACHTER GEVELROOILIJNEN B. en W. van Haarlem stellen den Raad voor, in te trekken de bij Raadsbesluiten van 19 Augustus 1914, 25 Januari 1922 en 21 Maart 1923 vastgestelde achtergevelrooilijnen voor de bouwblokken binnen de gemeente, gelegen tusschen de Berchheydestraat de Saenredamstraat, de Keainemerstraat, de Vroom- straat, de Generaal de Wetstraat, de President Steijn straat, het terrein van de „Werf Conrad", den Spaarndamscheweg, den Kloppersingel en den Scho tersingel VOOR DE KINDEREN En spoedig heeft mijnheer Raf de boord omgedaan. Ernstig ziet hij in den spiegel en bekijkt zichzelf aan dachtig. Nadenkend zegt hij: „Wat zal nu mooier zijn? Als ik mijn broek omsla, kunnen de dieren allemaal mijn mooie schoenen met slobkousen zien. Laat ik mijn broek hangen, dan kunnen ze allemaal zien, dat ik zoo'n mooie lange broek heb." Mijnheer Raf vindt het een moei lijk geval. Met strenge oogen kijkt hij in den spiegel. Nu, hij besluit dan, zijn broeks pijpen omgeslagen te laten. Hij is eindelijk geheel klaar. De mandoline staat in den hoek en wacht tot de baas hem mee zal nemen. Maar Raf heeft eerst nog andere boodschappen te doen. Het is nu volslagen donker buiten. Zoo stapt hij de pleur uit en gaat het bosch door. Hij weet precies in welken boom de nachtegaal om dezen tijd zijn liedje gaat zingen. Hij moet den nachtegaal tot eiken prijs nog spreken. Maar opeens komt de maan achter de wolken vandaan. Het nachte gaaltje staakt even zijn liedje en ziet heer Raf in het maanlicht staan. Nieuwsgierig kijkt hij naar beneden. „Och, nachtegaaltje," zegt Raf ang stig, „wil jij' mij een grooten dienst bewijzen? Ik zit erg in groote moei lijkheden. Ik heb overal rond verteld, dat ik zoo mooi kan zingen. En nu moet ik vanavond komen bij koning Nobel om mijn prachtige stem te la-ten hooren." Haarlemsche Orkestvereenigi mi Marinus Adam opende het Maandagavondoi eert met de Ouverture „L'Isola d'ishabitata" y Haydn. Ons orkest heeft dit stuk hier reeds mi malen gespeeld; ik herinner me echter geen voering, welke die van gisteravond in schoon!* en zuiverheid van klank evenaarde. Het lust te luisteren naar dit musiceeren, al nam ai het geheele orkest er aan deel: Haydn heeft slechts enkele blaasinstrumenten in aangewa Maar die enkele werden dan ook zóó goed bespet dat een woord van lof niet mag ontbreken, en;i de bassisten komt zulk een woord eveneens t: De gracieuze Menuet, die. kort vóór het slot Ouverture, ons een schildering van den hoogstat den cultus der danskunst op d,at onbewoonde eik schijnt te geven op het dito eiland in Wagenaii „De Schipbreuk" was een veel minder voorna; Quadrille inheemsch. genoot een bijzonó mooie vertolking. Bij de uitvoering van 't volgende programman» mer was alleen het strijkersensemble, ondersfc door het door Jan Rozekrans aan den concerto gel vertegenwoordigde „continuo", in actie, was een Concerto in Fa voor 3 violen van Ank Vivaldi in de bewerking van wijlen den bekend vioolpaedagoog Felice Togni, tijdens wiens lea het hier al eens uitgevoerd''werd, Het is een frs werk, welks makelij nauw verwant is met die v Bach's Concerti: geen wonder, wijl Bach die v Vivaldi als voorbeeld nam. De drie solisten, G Beths, Gerard Mulder en Leendert de Graaff vor. den een zóó homogeen „concertino", dat alleen! het langzame middendeel, waar de 2de solovii „pizzicato" speelt tegen het „coll' areo" der bei andere een zeer eigenaardig en mooi effect. - een duidelijk onderscheid in prestatie waar ten men was. In de tweede helft van dezen avond werd» heel andere toon aangeslagen. Toen was het gedu met gereserveerdheid van uitdrukking en klassü schoonheid der vormen. Toen vierde de wilde ve beelding van Berlioz hoogtij; toen wisselden sq gestieve fluisteringen en natuurstemmingen a woeste klankuitbarstingen en griezelige grillen, de eerste twee deelen zijner „Symphonie fantül que, épisode d'une vie d'artiste" een uit ei; levenservaring ontsproten werk heeft Beru nog eenïge aanknooping aan bestaande vormen tl proefd; in het derde deel „de Sèue aux cham;i legde de aard van het onderwerp beperking q maar in de laatste twee deelen is het een em wilde romantiek van het genre dat de schitó Breughel en, nog sterker, Wiertz vertegen w# digd hebben. Veel is er in die S. fantastique, i mij afstoot; veel is er in het eerste en vooral het derde deel, dat zóó uitgerekt is, dat de be: ming „Symphonie élastique" niet onpassend schijnen. Maar daartegenover staat dat de vonh van Berlioz' genie overal, ook in de onvolmaei heden en leelijkheden schitteren; dat vooral de: kestratie zóó nieuw, zóó oorspronkelijk is, dat n zich moeilijk kan voorstellen, dat dit werk re? 110 jaar geleden door een 27-jarige geschrei werd: geschreven met dezelfde onevenwichtig^ die den geest er van kenmerkt, nl. het derde moeizaam en onder vele omwerkingen, het vier in één enkelen nacht. Van Berlioz' beteekenisi baanbreker voor Liszt en Rich. Strauss kan m zich nog gemakkelijk overtuigen. De vertolking sloeg in: een dankbare bijval tos de dat. Den solospelers in het eerste deel van 4 avond ontbrak het ook niet aan gebrek aan WJl deering hunner prestaties. K. DE JONG, EEN GIFT VAN 1000. Voor de z.g. Noodcollecte der Ned. Herv. Ke te Haarlem werd een gift van 1000 ontvang onder letters P. W. F. te Haarlem. NORMAN FRAZER. N adruk verb oden 29) „Jim", riep hij met een stem die onmiskenbaar en geheel en al den Engelschman verried en iedere mogelijkheid van Iersche afkomst buiten sloot, „wie had gedacht jou hier te zoen oude jon gen! Zeker net overgekomen hè? Wel mijn jongen waf zal het wezen? Zeg het eens, Jim". „Wacht tot ik den chauffeur betaald heb, Joe", antwoordde mr. Claye, die de hand van zijn vriend met evenveel enthousiasme gegrepen had als waarmee die hem was aangeboden. „Ik heb een paar koffers bij me die ik binnengebracht wil hebben". „Buiten is een jongen aan het vegen", zei de groote man, „laat hij er maar voor zorgen. Hé, Rafferty breng de koffers van dezen meneer naar binnen. En wat zul je nemen, Jim ouwe jongen?", herhaalde hij. toen de kust vrij was en hij en mr. Claye in veilige vertrouwelijkheid bijeen zaten. „Ziezoo blij je te zien Jim wat brengt je hier, als ik vragen mag?" „Een kleine zakelijke aangelegenheid Joe. A pro pos, hoe gaat het met jouw zaken?", informeerde mr. Claye met een houding en gelaatsuitdrukking, die verrieden dat hij in gedachten verzonken was. „Heel behoorlijk, Jim, heel behoorlijk. Mis schien niet heelemaal zooals de executeurs van den dicp-betreurden mr. Phelim Hanrahan het mij hebben voorgesteld, maar het scheelt toch niet veel", lichtte de gastheer in. „Ik mag niet klagen de ontvangsten zijn heel wat meer dan ze in mijn oude bedoening in Leeds waren. Ik heb er nooit spijt van gehad dat ik hierheen ben gekomen of schoon hel zoo vast is als een huis, dat Ierland Engeland niet is". „Neen", bevestigde mr. Claye deze wijsgeerige opmerking, nog steeds eenigszins afwezig. Hij nam opnieuw een langzame teug uit zijn glas en de pein zende uitdrukking in zijn oogen werd dieper. „Joe", verbrak hij eensklaps de stilte die ge vallen was, „ik wil me hier een paar dagen achter baks houden en mijn identiteit veranderen. Een zakenkwestie, begrijp je?" „Best, mijn jongen", knikte mr. Claye's oude vriend. „Dit is de geknipte plaats en ik ben je man! Boven is een aardig kamertje, waarover je naar goedvinden kunt beschikken en wat het ver anderen van je identiteit betreft, ik heb nog nooit iemand gezien, die dat handiger en vlugger kan dan jij, Jim". „Dank je voor het compliment", grinnikte mr. Claye. „Wat dat kamertje aangaat, weet ik nog niet, wat ik doe, Joe Ik heb een ander plan, maar ik zal er graag een poosje gebruik van maken". „Het komt in orde, Jim, het komt in orde", verklaarde zijn goede vriend gul. „Alles wat je wilt kun je gedaan krijgen, jongen. Goede zaken dit keer?" „Het is nog niet heelemaal klaar, Joe, maar het begin was goed", vertrouwde mr. Claye zijn gast heer toe. „Ik ga nu naar dat aardige kamertje van je en zal een paar onbeduidende veranderingen in mijn uiterlijk aanbrengen, als jq er niets tegen hebt". De enorme man legde nogmaals zichzelf, zijn huis en alles wat hij verder bezat aan de voeten van mr. Claye. Hij nam den koffer van zijn gast op, beklom er hijgend en blazend een aantal trap pen mee om tenslotte mr. Claye een vertrekje onder het dak binnen te leiden, waar hij de koffer op een stoel liet neerploffen en amechtig informeerde of hij zijn ouden vriend Jim wellicht nog ergens mee van dienst kon, zijn. „Niets Joe; dank je", was het antwoord. „Den koffer krijg je direct en luister eens, ik ben een militair als ik straks beneden kom". Een grijnslach van blijde verwachting plooide het gezicht van den omvangrijken caféhouder, toen hij de trappen weer afdaalde, want hij kende de knappe transformatiekunst van zijn vriend en wist, dat hij een verrassend resultaat mocht tegemoetzien. Toen hij beneden was nam hij een krant en las en rookte tot hij zijn gast de trap hoorde afkomen. En toen een oogenblik later zijn blik op de binnen tredende gestalte viel, ontsnapte den grooten man een gesmoorde kreet van bewondering. „Heel goed, mijn jongen; werkelijk schitterend", prees hij, met zijn kolossale vuist op de dichtstbij zijnde tafel applaudisseerend. „Je eigen moeder zou je, als ze nog leefde, niet herkennen". Mr. Claye liep naar een spiegel, bekeek zichzelf nog eens en was zich bewust dat de loftuigingen van den caféhouder verdiend waren. Het was een gansch andere mr. Claye, die dit spiegelbeeld stond te be- studeeren, dan de man in een tweed-pak en met een sportpet op, die straks voor café Harahan uit de taxi was gestapt. Deze mr. Claye was minstens twin tig jaar ouder; lijnen doorploegden zijn gezicht en rimpels zijn voorhoofd, zijn haar was grijs; hij had een dikke, eveneens grijze snor en zijn linkerarm rustte in een slinger, van een zwart zijden zakdoek gemaakt. Er was een strakke en toch niet onvrien delijke militaire correctheid in zijn houding: hij zag er tot in de kleinste détails uit als een ge- pensionneerd hoofd-officier. „Het is buitengewoon goed, Jim, mijn jongen", herhaalde de corpulente waard. Zijn lof voor de ge slaagde gedaanteverwisseling scheen onuitputte lijk. „Zou je nu zoo goed willen zijn dien koffer uit het gezicht te willen zetten, Joe?", verzocht mr. Claye met een volkomen andere stem dan zooeven, een stem die, om zoo te zeggen, een organische eenheid met zijn hoofdoffjcierenverschijning vormde. Zet ze maar zoo, dat niemand ze vindt, hé? Als ik voor een paar dagen een valies noodig heb, kun je me er zeker wel een leenen?" „Natuurlijk, mijn jongen", bevestigde zijn vriend, „ik heb er een dat er nog heel behoorlijk uitziet en zooals ik al gezegd heb, alles wat ik bezit is tot je dienst". Hij borg den koffer weg en mr. Claye monsterde zijn „make-up" opnieuw in den spiegel. Zonder hoogvaardij was hij van zijn bijzonder talent op dit gebied overtuigd en eveneens was hij overtuigd van het feit, dat hij, als hij dat wilde, nu meteen zou kunnen terugkeeren naar 't hotel, wara hij den nacht had doorgebracht en zich vertoonen, in de eet zaal of de rookkamer of het kantoor, zonder het minste gevaar van herkend te worden! Het was dan ook met een gevoel van ingenomen heid met zichzelf en de rest van de wereld, dat mr. Claye een stoel nam en een sigaar opstak. HOOFDSTUK XXII. Met dieven vangt men dieven Sergeant Davidson vond dat zijn arrestant beter eerst wat op zijn verhaal kon komen. „Miss O'Connor is niet voor de poes, als ze het op haar heupen heeft, hè?" „Z-z-ze is een duivel", grauwde Ninian. „Een helleveeg, een feeks „Nou, nou", onderbrak de sergeant den stroom onwelwillende kwalificaties. „Je moet je ook eens in haai' gevoelens trachten te verplaatsen. Hoe zou je het vinden als jij eens van vijftigduizend pond aan diamanten beroofd werd?" „Ik wou dat ik nooit iets met die ongeluks diamanten te maken had gehad", klaagde de ramp zalige jongeman. „Een geweldige hoop ongeluk heb ben ze me gebracht!", voegde hij er bitter bij. „Ja", zei de detective op orakeltoon, „dut gaat gewoonlijk zoo". Daarop ging hij naar beneden en bezorgde zijn ge vangene wat eten en na deze daad van barmhartig heid verricht te hebben, sloot hij hem weer op en ging op zoek naar miss O'Connor, die ook nog niet ontbeten had en nu aan den maaltijd zat. „Ik zou u graag even spcreken, miss O'Connor' begon de detective. „Uitstekend, sergeant", was het antwoord. „Neem plaats en eet wat mee". De detective was niet ongevoelig voor de vriende lijke invitatie om aan een goed ontbijt aan te zit ten de geur van gebakken eieren met spek steeg verleidelijk in zijn neusgaten en hij trok een stoel bij en nam plaats tegenover zijn gastvrouw. „Wel miss", begon hij, toen zijn eerste honger gestild was, „ik vraag me af of het wel verstandige politiek is om dien jongen boven aan ons over te leveren. Als u geen klacht tegen hem indient, hoe ven wij hem niet te aiTesteercn. En uw voornaam ste doel is toch uw vermisten eigendom terug te krijgen, nietwaar?" „Natuurlijk is dat. mijn voornaamste doel", stee miss O'Connor toe. „Ik wil de diamanten zoo ga mogelijk weer terug hebben en verder schurk die ze gestolen heeft zijn straf niet loopen zal". Davidson knikte. „Juist", zei hij, „en daarom heb ik bij gedacht, of u er niet meer baat bij zou hebb als u gebruik van dien jongeman boven mas dan wanneer u hem laat opsluiten. Mijn theorie trent Claye is, dat hij voorloopig hier in Dub zal blijven rondhangen. Hij weet heel best dal in alle Engelsche havens, die een verbinding a Ierland hebben, op hem wordt gelet en daa-n zal hij nu nog niet vertrekken. En hij zal ook een beetje benauwd zijn om naar het noord?» naar het zuiden te gaan, omdat hij ook drom® goed begrijpt dat ze in Cork, Belfast, Water!: en Londonderry en andere Iersche steden ook W hem uitkijken. U kunt er verzekerd van zijn, dal hier in Dublin is, miss O'Connor en hier blijft hij denkt veilig te kunnen vertrekken". „En wat moet er dan met Bexendale miss O'Connor weten. „Mijn opinie is, dat hij van nut kan zijn bij- opsporen van Claye", legde de sergeant uit. kan best dat wij nog niet op de hoogte zijn alles wat hij weet, maar ik geloof dat u fiem de schrik op het lijf hebt gejaagd, dat we i« geheim uit hem zouden krijgen". „Ik ben geneigd te doen wat u voorstelt, serges» gaf miss O'Connor langzaam ten antwoord, n®1 toch lijkt het me niet goed, dat die jonge deug» heelemaal ongestraft zou blijven hij moet straf hebben, die lang nawerkt". „We kunnen om te beginnen, een oogje op b* houden", meende de detective. „We zullen N zonder geld laten en hem zoo noodzaken zich gezette tijden te melden; dan kan hij niet ver P Mijn idee was hem een paar dagen door Dubb» laten ronddwalen met de opdracht zijn oogen P de kost te geven of hij Claye ziet". Gelooft u werkelijk dat daar eenig succes va» verwachten is?",opperde miss O'Connor op een van twijfel. (Wordt vervolgd)'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 6