Oud-Santpoort o®0®( De Lotgevallen van een Collier Aangrijpend relaas van dr. Borms. NEKKIE-RAF VRIJDAG 30 AUGUSTUS 1940 HAARLEM'S DAG BE AD Het Hofje te Santpoort heeft veel beleefd E wandelaar die uit de richting van Spaarndam ons mooie dorp komt bezoe ken volgt over het eerste gedeelte den ouden Spaarndammerdijk tot daar waar voorheen het schitterende watermolentje, dat diende voor de bemaling van „De Verdorven Lan den", heeft gestaan. Jammer genoeg heeft het groote Heemraadschap van Rijnland, eigenaar van den molen dit pronkjuweel doen slaopen en laten vervangen door een electrisch gemaaltje, waaraan elk begrip van „Landschapsschoon" ont breekt. Dit eerste deel van dezen dijk dateert van omstreeks 1100, na het ontstaan van de Zuider zee. Op dit punt g^at de Spaarndammerdijk over in den Slaperdijk. De ouderdom van dezen Slaper dijk is niet nauwkeurig te bepalen. Vermoedelijk lag er reeds in het begin van 1500 -een verhoogd voetpad, dat volgens „Tirion" omstreeks 1620 werd verhoogd, terwijl „Ampzing" schrijft dat in 1629 achter den Velserdijk „een Slaper werd ge- slagen". Later is deze Slaperdijk weer verhoogd en werden de oude Velserdijk en de tusschen- gelegen landen „verdolven". Dat wil zeggen dat de bovengrond werd afgegraven en voor dijk versterking werd benut. De zoojuist genoemde „Velserdijk" was de oude zeedijk, die in later jaren de Velserlaan en Westlaan werd genoemd. Is onze wandelaar in Santpoort aangekomen, dan ziet hij recht voor zich het „Hofje" naar den voor- laatsten eigenaar ook wel „Het Hofje van Rijken" genoemd. Voor enkele jaren was dit pand het be kende café „De Wildeman" waaraan tal van oudere Santpoorters nog prettige herinneringen zullen hebben door de danspartijen en feesten, daar gevierd. De geheele linker vleugel van het Hof ie is opgeofferd aan Velsen's bouwpolitiek, hetgeen in hooge mate valt te betreuren, omdat in dit gedeelte een bouwwerk was ondergebracht- van groote zeldzaamheid en hooge historische waarde, dat bij doeltreffende reclame een aan trek kingspunt van den eersten rang voor het Vreemdelingenverkeer had kunnen zijn. Spaansche tijden. Wij bedoelen hiermede den „schuilkelder" voor religieuse doeleinden uit de meest bewogen tijden van de godsdiensttwisten in de 2e helft van de 16e eeuw. Ons Hofje doet denken aan tal van hofjes, zooals die in vele onzer oude Hollandsche steden nog overal zijn te vinden. Het allermeest trof ons echter de overeenkomst met het bekende Benedictijner hofje te Amsterdam. Evenals daar zien wij hier een kerk of kapel als cpntraal punt op een binnenplaats, aan alle zijden omgeven door een reeks van kleine woningen voor weduwen of ouden van dagen. Bezien wij het nauwe straatje tusschen de woningen in den rechter vleugel en de restanten van de bestaande kapel, dan valt ons het eerst op de oude aardige vierkante water pomp, die vroeger wel van schitterend gepoetste koperen kranen of van een koperen afvoer voor zien zal zijn geweest. In onze gedachten zien wij de raamposten in het midden versierd met de gebogen blauwe hor van gaas waarop prachtige bloemruikers, zeegezichten of landschappen waren geschilderd. De overblijvende ruimten ter weers zijden gevuld met hardrood geschilderde bloem potten met goudsbloemen, fuchsias of geraniums. Wij zien een oud besje met neepjesmuts of met harsenlap op het hoofd, gehuld in een palmen- sjaal omslagdoek rustig zitten op een bankje of op een hoogen rechten stoel met biezenmat en ronde triemen en de oude vuurstoof onder de muiltjes, in gezellig gesprek met Trijntjebuur, die rustigjes over de onderdeur van haar huisje leunt in gezelschap van haar driekleurde poes, die met gekruiste pootjes en den staart in den eleganten plooi om haar lijf gedrapeerd op het overblijvende stukje van de onderdeur balanceert en zoo nu en dan een knipoogje wisselt met een verdwaalden zonnestraal. Mogelijk hebben beide oudjes het over het gevecht van Lazarus Muller met de Spanjaarden op den Slaperdijk op 27 van Hooy- maand 1572 tusschen „Sparendam en het kapal- leke in de Santpoort" zooals wij in de Hollandsche Kronijken lezen en trillen ze nog wanneer ze denken aan het gedonder van de gotelingen, die kogels van wel één pond zwaar als kersenpitjes wegschoten en waarvan enkele zelfs in hun rustig •hofje verdwaalden. Wanneer wij op deze wijze een en ander in onze verbeelding zien, dan be treuren wij te meer, wat wij hadden en nu ver loren is gegaan. Denken wij dan verder aan de bewogen tijden van godsdiensttwisten, toen de voorgangers met hun volgelingen zich moesten verstoppen in verborgen donkere kelders met hoogstens een paar walmende oliepitjes voor ver lichting, dan voelen wij nog meer dat ons Hofje wel veel heeft beleefd. Prettiger echter doet het ons aan, wanneer wij bedenken dat het ontstaan van het Hofje en de kapel is te danken aan een der edelen van het beroemde geslacht der Brede- roden die in 1397 de kapel deed verrijzen en eiken feestdag in volle devotie de missen kwam aan- hooren. Meermalen hebben wij ons afgevraagd waarom juist het tegenwoordige Santpoort werd Versieritigs motieven uit het verre verleden uitgekozen voor den bouw van deze kapel en vra-^ gen wij ons af, of de oorzaak gezocht moet wor den in de vernietiging van een ouder dorp Sant poort met kerkje tijdens de Hoeksche en Kabel- jauwsche twisten, toen in 1351 „Harman van den Bussche, casteleyn van den Huse te Brederode" na een lang beleg het kasteel moest overgeven aan Gijsbrecht van Nijenrode, maarschalk van Willem, Hertoghe van Beyeren, Grave van Hollant, van Seelant ende Heere van Vrieslant. Een feit is het, dat de Stichting Vrienden van Oud Santpoort heeft kunnen vaststellen, dat eeuwen achtereen een groote nederzetting zijn woonplaats had ge vestigd tusschen Brederode en Driehuis; dat de Stichting bij haar opgraVingen muurwerken van woningen heeft gevonden, die gedateerd mogen worden als behoorende tot de 14e eeuw en waar van het zeker is, dat ze inderhaast en waarschijn lijk als gevolg van vernieling en brand zijn ver laten; dat onder de gevonden restanten zich be vinden stukken bewerkt zandsteen, die den indruk geven behoord te hebben tot Romaansche of Go tische ramen of deuren van een kerk of kapel. Deze nederzetting is teruggevonden onder den voet van een hoog duin dat voor ongeveer 70 jaren werd afgegraven. Allerwaarschijnlijkst heeft Johan van Brederode het onpractische ingezien van een wederopbouw van het kerkje op een ter rein dat steeds werd ondergestoven door de zich in oostelijke richting verplaatsende duinen en heeft hij toen zijn kapel midden in de weide landen geplaatst er op rekenende, dat het geheele dorp dan wel zou volgen. Indien deze veronder stelling juist is, dan zou het tegenwoordige dorp Santpoort in 1947 dus zijn 550 jarig bestaan kun nen herdenken. Oeroude versierings-motieven, Duizenden jaren moeten wij nog verder terug gaan, wanneer wij een uitlegging willen geven van de versiering der groote toegangsdeuren naar het oude café. Let wel lezer, wij zeggen hiermede niet, dat het Hofje zelf zoo oud is. maar wel kun nen wij er op wijzen, dat het motief van de hier gebruikte versiering reeds voor duizenden jaren is ontstaan, zooals o.a. door de teekeningen op de rotsen in Zweden ten duidelijkste wordt bewezen. De op onze teekening voorkomende cirkels op de ijzeren glasbescherming geven ons het zinnebeeld van de zon als „levenbrengster". Het zonneteeken komt voor in zijn eenvoudigsten vorm in de vol gende figuren: De deur van het hofje. No. 1 en 2 stellen de zon op zichzelf voor. 1 is op de rotsen een uitgeholde bol, terwijl 2 een cir kel is. No. 3 geeft de verdeeling weer in twee hoofd perioden van het zonnejaar. No. 4 is de teekening van het zoogenaamde „staande radkruis" en stelt voor de twee zonne- wendepunten en de lente- en herfstevenihg zoo als aan den poolcirkel is te zien. No. 5, maalkruis genoemd, stelt hetzelfde voor, doch meer zuidelijk als ongeveer in de landen waar voorheen het oude Friesche ras woonde. No. 6 is het zinnebeeld van het z.g. „zonnerad" en vormt de combinatie van 3 en 5. No. 7 is de 8 puntige voorstelling van de com binatie 4 en 5. No. 8 en 9 beelden de zomerzonnewende en win terzonnewende uit, terwijl de verbindingslijn van 9 wil zeggen dat beiden één geheel vormen. Het zinnebeeld dat voorkomt op de deur van ons Hofje kan op twee manieren verklaard wor den, namelijk figuur no. 9 of wel de zonnestand bij den poolcirkel op speciale manier aangegeven. Het zou ons niet verbazen, wanneer te gelege ner tijd zou blijken, dat de eerste eigenaar of be woner van ons Hofje tijdens zijn leven in relatie heeft gestaan met den handel op de IJszee, de Beringzee, met de walvisehvaart of wat dan ook, waardoor hij met de tijdsverdeeling omtrent den Poolcirkel bekend is geweest. Santpoort. J. S. VISSER. Zijn lijden in de Fransche gevangenschap. HAARLEM. VriJdaB Voor een aandachtig gehoor heeft dr. A. Borms, de bekende voorvechter der Vlaamsche beweging gisteravond in restaurant „Dreef- zieht", een aangrijpend relaas verteld van zijn lijden in de Fransche gevangenschap waarin hij kort na het uitbreken van het groote Duit- sche offensief in het Westen, was geraakt. De voorzitter van de afdeeling Haarlem der Stichting Noord-Nederland-Vlaanderen dr T Goe- dewaagen was verhinderd aanwezig te zijn. In zijn plaats sprak prof. Van Schelven een kort wel komstwoord. Hierna nam dr. Borms het woord. In 1936 werd door de activiteit van de Vlaamsche strijders het accoord met Frankrijk gebroken: was dit niet ge beurd dan was België reeds meteen in den oorlog verwikkeld geworden. Thans gebeurde dit echter pas op den lOden Mei. Het begin van het groote offensief in het Westen beteekende voor dr. Borms tevens een nieuwe ge vangenschap. Allereerst was hij vijf dagen in Bel gië gevangen gehouden in gezelschap van talrijke Vlaamsche strijders. Onder hen bevonden zich ook ouden van dagen en zieken en vluchtelingen uit Breda die men eenvoudig had opgepakt. Ook krankzinnigen en ex-gevangenen bevonden zich onder hen. De behandeling was slecht doch zou nog erger worden. Na vijf dagen, dus op 15 Mei, werden de gevangenen in een goederentrein naar Frankrijk vervoerd. De deuren van de wagons bleven dicht zoodat .er geen frissche lucht naar binnen kon ko men en de gevangenen dreigden te stikken. Bossen stroo waren er niet: men moest zóó op den kalen grond gaan liggen. Deze reis duurde zeven dagen. Zeven dagen met veertig man in één wagon zon der frissche lucht en wat misschien nog erger was: zonder voldoende water. Den gevangenen werd geen slokje water gegeven. Sommigen werden krankzinnig van dorst. Een van hen trachtte uit den wagen te komen en werd neergeschoten. Nu eens ging de reis met den spooktrein naar het Zuiden dan weer naar het Westen tot tenslotte Orleans aan de Loire de eindbestemming bleek te zijn. Vooral twee Waalsche officieren waren de oorzaak dat de gevangenen op beestachtige wijze werden mishandeld. Deze officieren ruiden de Waalsche soldaten op waarbij dr. Borms zelf hun mikpunt was. Op onrechtmatige wijze zijn de ge vangenen door de Belgische regeering aan de Franschen overgeleverd. Aan de grofste beleedigingen stonden de gevan genen bloot. Dr. Borm's kleeren werden van zijn lichaam gescheurd; zijn bril stuk geslagen terwijl hij den eenen kaakslag na den anderen ontving. Ook gevangen genomen priesters rukte men de pijen van het lichaam. Hij moest deze mishandeling on- VOOR DE KINDEREN JLf 1 i Ifjjfg De politieagent Klinknagel vervolgt dan haastig: „Zal ik u eens iets nieuws vertellen, mijnheer Raf? De koning zit reeds lang met zijn gemalin te wachten." „Wat!!!" schreeuwt Raf, „is de koning er al?" „Nu," zegt de ooievaar langs zijn neus weg, „ik geloof niet dat mijn heer Raf dat bijzonder prettig vindt." De maan is ook erg geschrokken, toen zij dat hoorde. Maar Raf zelf zweet van angst, want zijn nachte gaaltje moet toch ongemerkt in zijn kachelpijpje vliegen. En koning Nobel staat bekend voor zijn scherpe oogen. Maar spoedig troost hij zich weer. Het nachtegaaltje zal hem niet in den steek laten. Daarvoor heeft het lieve diertje te veel medelijden met hem gehad. Opgewekt laat hij zich door Klinknagel, den smid, die in vol ornaat is, den weg wijzen. Het ooie vaartje loopt een paar stappen mee tusschen de boomen. Die wil ook graag de groote ontvangst zien van Raf door koning Nobel. De gedachten aan den nachtegaal zweven Raf maar voor den geest. Bij een groot hol in het bosch gaan ze den grond in, achtervolgd door heer Langbeen. Maar Manus de maan is kwaad, omdat ze nu niets meer kan zien van wat verder zal gebeuren. Door deze ondergrondsche gangen loopen nu Raf en Klinknagel, ach tervolgd door Langbeen. Ach, ach, wat voelde heer Raf zich! Kijk, wat een verlichting aan de wanden. Al die glimwormpjes doen dat te zijner eere. Zoo komen ze eindelijk op een open boschterrein. dergaan want bij het minste verzet had men h« doodgeschoten. In rijen van vier trokken de q geveer 1600 gevangenen door de straten van 0 leans. Velen vielen van uitputting neer en moesj blijven liggen. In het barakkenkamp hebben j soldaten den gevangenen op alle mogelijke maia ren getart eri beleedigd. Dr. Borms werd gedwq gen met een latje de latrines schoon te maken. „Te Abbeville werd in die dagen de leider ij het Verdïnaso Joris van Severen en 16 anden gedood. Dit alles is het gevolg geweest van desti selmatige opruiing door de Walen. Wij kunnen j Walen als volksgenooten niet meer erkennen. Noj zullen wij hun nog de hand kunnen reiken. Daan werd dr. Borms opgesloten in de militaire geva genis te Orléans. De mishandelingen hielden tq op. De snelle opmarsch der Duitsche troepen te de Franschen de gevangenen nog dieper inj land te brengen tot zij tenslotte de Middellands) Zeekust bereikten. Het werd ook daar weer een hel. De behandel^ was beestachtig. Velen stierven aan buikloop. Uit dit alles kunnen de Vlamingen de les trekkj dat hun toekomst in het Noorden en niet in [i Zuiden ligt. Alleen wanneer zij zich volledig nJ het Noorden wenden kan het Groot-Nederland.^ ideaal verwezenlijkt worden', aldus eindigde) Borms zijn betoog. Deze Dietsche avond, die werd opgeluisterd t zang van mej. WIeske Aerts en massazang oi leiding van den bekenden propagandist en lei, van de jaarlijkscbe Vlaamsch-Nationale Zangfe ten Willem de Meyer, maakte op alle aanwezig een diepen indruk. Electrotechnisclae industrie. Aparte sectie ingesteld. De secretaris-generaal, waarnemend hod van het departement van handel, nijverheid scheepvaart maakt bekend, dat hij bij bescld king van 29 dezer, gepubliceerd in de New landsehe Staatscourant nr. 168, bij het Rij» bureau voor verwerkende industrieën heeft gesteld een sectie electrotechnische industi Onder deze sectie vallen alle onderneming die zich als hoofd- of nevenbedrijf bezig hoi met de vervaardiging van: a. Machines, toestellen en onderdeelen daani noodig voor de opwekking, transformatie, geld ding distributie, schakeling, meting en v;I bruik van electrische stroom in den ruimsten a zooals .o.a voor licht, kracht, industrieele huishoudelijke doeleinden. b. alle zwakstroom-toestellen en onderdee daarvan in den ruimsten zin, zooals o.a. voor lefoon, telegraaf en signaalwezen, toesti voor medische doeleinden, accumulatoren galvanische elementen. c. Alle zend-, ontvang- en reproductie- en dij tributietoestellen als mede onderdeelen daarij op radio telefonisch en radiotelegrafisch geb;l in cTen ruimsten zin. Binnenkort zal een beschikking in de Neda landsehe Staatscourant worden geplaaa waarin o.m. aan alle betreffende onderneira gen de verplichting wordt opgelegd zich bijl sectie electrotechnische industrie te laten schrijven. Belanghebbenden zullen hiertoe inschrijvingsformulier ontvangen. De ondernemingen, die onder een der bova staande rubrieken vallen en vóór 2 Septemw a.s. geen inschrijvingsformulier hebben oi) vangen, dienen zich schriftelijk aan te meld! bij de sectie electrotechnische industrie, Beza denhout 125 's-Gravenhage. Puin schuimers te Delft gearresteerl Gouden en zilveren voorwerpen in Rotterdaa gevonden. De politie te Delft heeft den 59-jarigen L. Rotterdam gearresteerd, die bij een Delftscfe goudsmid een aantal gouden en zilveren voorwe pen wilde laten taxeeren. Hij bleek deze voorwe pen „gevonden" te hebben in het puin te Rotte dam en zich deze te hebben toegeëigend. Hij en zf medeplichtige B. zijn vandaag ter beschikking vi de politie te Rotterdam gesteld. MARKT fjjJI^ EIKICflTIN MARKTBERICHTEN VAN BARNEVELD, (Donderdag) Pluimveemarkt. Oude kippen f 0,46f 0.52; oude hanen f 0.7(1 f 1.25; jonge hanen f 0.48-f 0.55; N.H. Blauw per K.G. f 0.55f 0.60; jonge hennen f 0.60f li duiven per paar f 0.20f 0.25; ganzen f 1.811 f 2.20; kalkoenen per K.G. f 0.60f 0.70; tap konijnen f 1f 2.50; wilde konijnen f 0.35f 0! piepkuikens f 0.15f 0.25; aanvoer: 24.500. Hanc; vlug. Eiermarkt: Witte eieren f 6.90f 7.10; gemengde eieren f 1- f 7.20; bruine eieren f 7,10f 7.30; eendeneiere f 4.75f 5.25. Aanvoer 2.116.000. Handel redelij Veemarkt. Zeugen f 50f 70; dr. zeugen f 60f 80; scta: men f 24f 30; biggen f 10f 18; zware varke 2830 ets. per pond. vette kalveren 3543 et. të pond; nuchtere kalveren f 10f 15. Handel redeji door NORMAN FRAZER. (Nadruk verboden). 31) „Er zijn tijden", lichtte Ninian hem noncha lant in, „dat hij bekend is als Jim Creighton, wat waarschijnlijk zijn werkelijke naam is. Maar in Leeds is hij bekend als Richard Claye en Richard Claye wordt op het oogenblik door de politie van Dublin gezocht". H Kilner vouwde zijn armen over elkaar en ademde zwaar. „Hoor eens, jongen", zei hij toen: „wie voor den duivel ben je en wat verlang je van me?" „Zoo is het goed", antwoordde Ninian Bexendale opgewekt. „Nu kunnen we tot zaken komen. Ga zit ten, dan zal ik je alles vertellen". Mr. Joe Kilner gaf er de voorkeur aan nog even te blijven staan. Hij keek over zijn schouder het vertrek door naar de gelagkamer, riep zijn be diende, die inmiddels verschenen was, toe hem even achter de toonbank te vervangen en sloot toen de tusschendeur. Nu ging hij zitten; hij schoof een stoel tegenover dien, waarop zijn bezoeker had paats ge nomen, plantte zijn kolossale handen op de zware knieën en keek Ninian recht in het gezicht. „Zoo jongeman", begon hij: „steek nu maar van wal". „Ik zit achter iets aan wat van mij hoort en dat Dick Claye mij afgenomen heeft", was het weder woord. „Ik bied je een aandeel aan, als je me helpt het terug te krijgen. Ik veronderstel, dat je niet vies bent van een meevallertje, wel? En dit is de moeite waard, dat verzeker ik je". „Je moet me eerst alles vertellen", drong Kilner aan. Ninian dacht een moment, na. Hij zag geen kans de diamanten in handen te krijgen zonder Joe Kilner's hulp, dus er zat niets anders op dan den sprong te wagen. „Denk erom, dat ik je vertrouw", zei hij, „en ik geef je een kans zooals weinig lui maar krijgen". En na deze inleiding vertelde hij Kilner de heele geschiedenis van het collier, van het oogenblik af dat hij ze Miss O'Connor in het privé-kantoor van zijn vader te voorschijn had zien halen tot dat van him verdwijning uit het hotel. „Heb je ooit een smeriger" streek gehoord", besloot de jongeman, ,om een vriend zoo 'n loer te draaien?" Er volgde een korte stilte, waarin beide mannen eikaars gezicht bestudeerden. „Je zei", kwam toen langzaam Kilner's stem, „je zei dat de politie Jim Claye, zooals je hem noemt, zoekt. Hoe weet je dat?" „Omdat ik het weet", was het antwoord. „Waar om denk je anders dat ik er zoo toegetakeld bij loop? Ze hebben mij in het hotel gesnapt en ik ben alleen op vrije voeten gebleven doordat ik plechtig beloofd heb dat ik ze helpen zal om Claye te vinden. Ze weten dat hij in de omgeving van Dublin rondhangt. Het was een idee van sergeant Davidson om dat zoo in te pikken en je ziet dat hij het bij het rechte eind had". „Zoo", bromde Kilner. „En daarom kwam je bij mij om het terrein te verkennen?" „Ik zag je in Sackvïlle Street en herkende je direct als Joe Kilner, die de oestersalon had in pUperhead Row. Ik volgde je uit pure nieuwsgierig heid ik had geen idee dat je nu de eigenaar van deze gelegenheid bent. En toen herkende ik Claye". „En gesteld", vroeg de andere, „dat ik niet met je in zee ga; gesteld, dat ik niets voel voor dat compagnonschap in die diamanten-affaire, wat dan?" Ninian Bexendale liet een laatdunkend lachje hooren. „Dan ben ik bang dat je bezoek zult krijgen van de politie die zich interesseert voor een zekeren meneer met een valschen snor en een ge blesseerde arm die overigens niet geblesseerd is! in een slinger, en wiens rechterhand bij den pols getatoueerd is en bovendien een halven vinger mist. Dat is, wat er dan gebeuren zal". Mr. Joseph Kilner's groot hoofd ging knikkend op en neer. „Wat de politie betreft, daarvoor ben ik niet bang", verklaarde hij. „Ik heb niets met ze te maken en zij niet met mij. Wat ze tegen een vriend of gast van mij, die toevallig hier in huis is, heb ben in te brengen, raakt mij niet". Bexendale gooide het over een anderen boeg. „Kijk eens baas", poogde hij den caféhouder te bepraten, „die diamanten waar het om gaat, zijn op zijn minst vijftigduizend pond waard. Als Claye hier logeert, wat is er dan gemakkelijker voor jou en mij om ze te pakken te krijgen? Manieren genoeg! Niemand dan wij tweeën weten ervan niemand heeft een flauw idee dat ik hier ben. Maar als wij niet tot overeenstemming komen, blijft mij niets regelrecht naar Davidson te gaan en hem te vertellen waar Claye zich schuil houdt". „Was er niemand van de politie in de buurt, toen je hier binnenging?", vroeg Kilner. zijn bezoeker .sceptisch aankijkend. Wacht er niemand ep je buiten?" „Ben je nou heelemaal gek?", viel Ninian uit, ten volle overtuigd van de waarheid van zijn ont kenning. „Geen levende ziel weet dat ik hier ben. Ik wil dit zaakje liefst op mijn eigen houtje afhande len; ik help Davidson alleen als ik er toe gedwongen word". Joe Kilner scheen een poosje in diep gepeins ver zonken. „Als er niet al te groote 'haast bij is", zei hij toen, „denk ik liever eerst eens goed na over wat ik doen zal. Om te beginnen wil ik weten of Claye dat moois bij zich draagt of het verstopt heeft". „Reken maar gerust dat hij ze bij zich heeft", verzekerde Ninian met groote beslistheid. „Nu, ik wil er toch liever eerst over denken", herhaalde Kilner. „Als ik een middel zie om dit op een onopvallende manier op te knappen, voel ik wel wat voor je voorstel. Maar", eindigde hij terwijl hij opstond, „het is hier te gevaarlijk voor je. Als je even meegaat, zal ik je naar een kamer brengen waar je veilig bent-tot we verder kunnen praten. Hier, neem een paar sigaren uit dat kistje, om zoolang den tijd te verdrijven". Kilner nam een karaf whisky, een syphon spuit water en een glas en droeg ze voor zijn gast uit. die er met gretige oogen naar keek. Hij ging Ninian voor langs een donkere trap en door een paar smalle, vervuilde gangen naar een klein kamertje, schaarsch verlicht door een raam dat kennelijk in geen jaren met water in aanraking was geweest en dat uitzicht gaf op een sombere binnenplaats, en liet hem daarna aan het gezelschap van zijn ge dachten over. Het was nu circa twee uur en twee lange uren was Ninian Bexendale gelukkig met zijn whisky, zijn sigaren en rozige vooruitzichten. Tegen vieren werd hij het wachten echter moe en hij draaide aan de kruk van de deur om zijn verblijfplaats te ver laten. De kruk weigerde evenwel dienst. De deur was op slot en hij een gevangene! Die kerel moest het deksels behoedzaam hebben gedaan, want hij had niets van het omdraaien van een sleutel ge hoord. Hij liep naar het raam dat zat muurvast. Met een schok van verschrikking werd hij zich bewust dat hij in een val was gelokt. Wat een idioot was hij geweest om dien schavuit van een Kilner in vertrouwen te nemen. Hij had toch op zijn vingers kunnen narekenen, dat die en Claye vrienden waren Het was bijna donker toen buiten de deur voet stappen klonken. Nu hoorde hij wel dat den sleutel werd omgedraaid het gebeurde ook zonder eenige bijzondere voorzichtigheid en het volgende oogenblik stond Claye in de deuropening, met Kilner achter zich aan. En toen zag hij nog iets iets in hun gezichten dat zijn hart deed stilstaan. Zijn lippen, opeens kurkdroog, trachtten iets te zeg gen. „Doe het nu meteen maar, Jim, zei Kilner, in schor gefluister. Ninian Bexendale zag de glinstering van een revolver en een koel, wreed oog erachter. Een ver stikkende gewaarwording, die hem de vlammen deed uitslaan, alsof de wereld om hem heen in stukken viel toen tolde hij rond en viel neer op den kalen vloer, met een schot door het hoofd De ongeluksdiamanten hadden een nieuw slacht offer gevonden. HOOFDSTUK XXIV. Mr. Kilner brengt zijn vriend naar een veilige plaats. argeloosheid had gedacht, had alle kanten van het probleem, dat de bezoeker met de lap voor het oog hem had voorgelegd goed bekeken. Hij te niets van het beslaan van de diamanten afgewet! Claye was er de man niet naar om meer los! laten dan strikt noodig was maar nu hij ve nomen had, dat deze schat zich in het bezit 'te vond van zijn ouden vriend, kwam hij tot de sltf som. dat hij dezen laatsten liever als deelgenoot hs dan den groenen, of beter gezegd, roodgepruikte jongen, die hem het geheim had geopenbaard. E kende den man. die zich Richard Claye noeraó) reeds verscheidene jaren en had al menig aard zaakje met hem opgeknapt. Van den ander hij niets meer dan wat dit heerschap hem vertel had en den eenigen indruk dien hij van hem hadf. kregen, was van een nog grooteren ezel dan z3 uiterljjk deed vermoeden. Als hij zaken deed, moes het met iemand zijn, die snugger genoeg was zich niet bloot te geven en zich niet te laten vaJ gen, geen aap van een jongen, die in de eerste de beste liep, die voor hem werd opengezet! Daar bij was Kilner door meer dan één affaire ite Richard Claye verbonden. Het was Claye's gö geweest, dat hem in staat had gesteld 't café wijlen mr. Phelim Hanrahan over te nemen. Voorts hield Kilner zich menigmaal onledig met het wedden op renpaarden, een branche, waars ook Claye geïnterneerd was en daar de caféhoudf van zijn vriend ook bij deze tak van geld-make steeds de meest-mogelijke coulance had onderv® den, voelde hij weinig lust hem te laten schiela /oor een compagnon, die hem alleen een aandeel E een diamanten collier als lokaas voorhield, dat zit! in de veilige hoede van een geroutineerd vakfflö als Dick Claye bevond. Dies oordeelde mr. Joseph Kilner het de be=Ü politiek om zijn bezoeker vast te houden tot Clay* terugkeerde, want hij was menschenkenner genos om te begrijpen, dat, als de jongeman met bf verbonden oog de deur uit was zonder een defini tieve toezegging van hem te hebben, hij vast 6 zeker naar de politie zou gaan, uit wraak en in overweging, dat een half ei altijd beter is dan ee: leege dop. Voor zóó slim zag hij hem nog wfl aan. (Wordt vervolgd)» i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 6