De Lotgevallen van een Collier
Winkelen in donker:
Landelijke regeling of gemeentelijke verordening?
m
MAsrr
EIKICKTIN
NEKKIE-RAF
MAANDAG 2 SEPTEMBER 1940
H A" A K E E M'S D X G B E 'X D'
De leelijke afscherming.
De timmerman heeft het druk. Overal ziet men
in de stad timmerlieden houten 'afschermingen
maken voor ramen en deuren van winkels. Want
de dagen korten en spoedig zal het vroeg donker
zijn en daar de verduisteringsvoorschriften geen
verlichte winkeletalages gedoogen laten zeer vele
winkeliers, restaurants, cafés, kortom allerlei be-
drijven waar des avonds volk en nering is, hun
ruiten bedekken met houten schotten hier en
daar zelfs met ijzer zoodat binnen de lamp kan
blijven branden en de verkoop dus kan doorgaan.
Menschen met een beetje te veel fantasie, die in
dat blindeeren voorzorgsmaatregelen vermoeden
tegen wie weet welke griezelige zaken weten hier
mede meteen, waarvoor dit alles dient.
Nu siert deze wijze voorzorg natuurlijk den
voortvarenden winkelier. Verkoopen in donker
gaat niet en winkelen in donker vleit niet. Maar
daarmee is men er nog niet. Want voor verkoopen
en winkelen is publiek noodig en de groote vraag
is nu maar, of het publiek er wat voor voelen zal,
in donker de straat op te gaan, om na een schoor
voetend afgelegde wandeling naar de deurknop
van de afgeschermde winkeldeur te tasten. En
dan is er nog de Luchtbeschermingsdienst, die
ons nu al bezweert, 's avonds thuis te blijven als
men niet bepaald en noodzakelijk op pad moet,
terwijl het toch lastig aan te nemen is, dat we
straks na vijven 's middags geen neus meer buiten
de deur zullen steken, 't Ls waar, er zijn kleine
plaatsen, waar het gezag al gedecreteerd heeft,
dat om zoo en zoo laat alles potdicht moet zijn,
maar daar is men al half gewend, met de kippen
op stok te gaan en dat doen we hier niet.
We laten de vraag nu maar daar, of het gezag
daar ter plaatse niet een klein beetje buiten zijn
boekje is gegaan, want er is een winkelsluitings
wet, waartegen de gemeentelijke verordening het
immers aflegt, doch het neemt niet weg, dat de
verduistering voor den winkelier straks proble
men zal meebrengen.
Heeft de Haarlemsche Middenstandscentrale de
zaak al eens onder het oog gezien en hoe denkt
zij deze moeilijkheden tot oplossing te brengen?
We hebben deze vraag eens voorgelegd aan den
heer Th. S. J. Hooy, secrtaris van deze Centrale,
die de bezwaren van winkelen in donker natuur
lijk erkende.
„Er zullen natuurlijk winkels zijn, die gevoege
lijk met het invallen van het donker kunnen slui
ten," aldus de heer Hooy. „Ik geloof niet, dat men
in schoenwinkels, meubelzaken en textielzaken
er veel minder om zal verkoopen, als de deur
■met donker dicht gaat, maar daar staat een groot
aantal zaken tegenover, die nu eenmaal tot slui
tingstijd geopend dienen te blijven, voedings en
genotmiddelen bijvoorbeeld, omdat men verwacht,
dat deze voortdurend in staat zullen zijn, aan de
behoeften van het publiek te voldoen. In even
sterke mate geldt dat voor het café- en restau
rantbedrijf, voor bioscopen, schouwburgen e.d.
Er blijft dus een belangrijke categorie van
zaken, die door de verduistering in wintertijd ge
dupeerd zullen zijn. Het is nu de gangbare mee
ning van den middenstand, dat de winkelier het
publiek zoo lang mogelijk in de gelegenheid moet
stellen, zijn inkoopen te kunnen doen. Dus met
verduisterde, afgeschermde winkels.
Hoe het publiek reageeren zal? Dat valt na
tuurlijk niet te zeggen, al zal er natuurlijk veel
van afhangen, wat men nog van de noodverlich
ting zal maken. Want het is bijna niet aan te
nemen, dat er niet een, zij het dan uiterst sobere
straatverlichting zal komen, althans wanneer de
maan geen licht verspreidt. Overigens geloof ik
niét, dat het publiek straks ertoe te brengen zal
zijn, na vijf uur geen deur meer uit te komen.
Men zal toch ook wel eens op visite gaan of naar
een theater willen!
Vraagt men mij nu, of het vroeger sluiten van
winkelzaken behoort geregeld te worden, dan lijkt
mij dat om allerlei redenen niet ongewenscht.
Maar wel komt het mij voor, dat dit geen zaak
van plaatselijke verordening is, maar dat een
voorschrift voor het geheele land ter zake die
nende is. Zoo zou ik een wetgeving, die gedurende
den winter 7 uur winkelsluiting met uitzondering
van den Zaterdagavond voorschreef, beter passend
achten. Voor Zaterdag zou het dan bijvoorbeeld
9 uur kunnen zijn.
Hoe het zij, er zal verduisterd moeten worden
en in dit verband zou ik den wensch willen uit
spreken, dat we straks niet door de heele stad
met houten afschermingen zonder meer opge
scheept zitten. Weliswaar wordt het hout eerst
des avonds aangebracht; maar een deel van de
pui blijft t(»ch ook overdag bedekt. Welnu, laat
men dat gedeelte doen aanpassen aan het ge
heel, bijvoorbeeld door er een passende reclame
op te laten aanbrengen; zonder dat daar nu dade
lijk precariorechten voor betaald behoeven te
worden of ons op andere wijze den aanblik be
sparen van al dat geverfde of ongeverfde hout.
En voor het overige zal het afwachten zijn, wat
de toekomst brengt."
Tot zoover de heer Hooy. Inderdaad is het een
verre van fraai gezicht, deze half of geheel ge
blindeerde ruiten en we hopen daarom, dat het
idee van den heer Hooy, de afscherming wat op te
vroolijken, verwezenlijkt zal worden.
Ook een tot 7 uur vervroegde sluiting zou, ge-
Iooven we, ten goede werken. Ook nog om een
andere reden. Het lijkt ongewenscht, dat in een
verlaten straat en dikwijls zal na zevenen een
straat vrijwel verlaten zijn in een geblindeer-
den winkel iedereen vrijen toegang heeft, vooral
in winkels met jeugdig of vrouwelijk personeel.
Ter wille van de veiligheid kan eenige voorzorg
niet overbodig genoemd worden.
De afbraak van oud-Nijmegen, weiKe gerulmen
tijd geleden begonnen werd, doch weder was
stopgezet, zal thans weer ter hand worden
genomen (Foto Pax-Holland)
BOTERMARKT ALKMAAR.
Aanvoer 839 pond boter. Prijzen Groothandel
77y?80. Kleinhandel 85871/a c. Vaten boter: 78
cenï. Handel matig.
EIERMARKT.
Aanvoer 7100 kippeneieren, prijs f 7f 7,50. Han
del matig.
Ned. Bond tot het redden van
drenkelingen.
HAARLEM Maandag.
Zaterdagmiddag te half drie had het, door de
oorlogsomstandigheden uitgestelde Kustwacht
examen plaats voor het practische gedeelte in zee
en voor het theoretische deel in het Bloemendaal-
sche Strandhuis.
De candidaten voor dit examen moeten reeds
in het bezit zijn van de Bondsdiploma's A. en B.
en ook van het Eenheidsdiploma voor E.H.B.O.
De candidaten waren allen opgeleid door den
heer W. Buddingh, Hoofdinstructeur der Bloemen-
daalsche Brigade.
De voorzitter der examencommissie, de heer
J. W. van Gemen te Amsterdam deelde aap het
slot van het examen mede, dat de acht candidaten
practisch en theoretisch waren geslaagd.
De namen der geslaagden zijn: mejufrouw Her-
mien Kans en de heeren J. Huyboom en J. van
der Pol, leden van de Bloemendaalsche Bri
gade; van de Zandvoortsche Brigade: de heeren P.
van der Mije en J. Beekhuis; van de Amsterdam-
sche Brigade de heeren: A. Matiaanse en P.
Wijchert; van de Zaandamsche Brigade de heer
J. Hietberg.
De examencommissie bestond uit de heeren J.
W. van Gemen, Amsterdam, P. van der Mije, Zand-
voort, W. Buddingh, Haarlem, de heer H. Hietberg
te Zaandam, ter vervanging van den heer A. J.
Meijerink.
DE NEDERLAND SCHE UNIE.
In de aflgeloopen week heeft de Nederlandsche
Unie jongere krachten belast met enkele belangrijke
functies op het centraal secretariaat. Ter assistentie
van dr. H. G. Wi V. d. Wielen,'algemeen secretaris,
is tot adjunct-secretaris benoemd H. Roelfsema, die
tot nu toe secretaris was van de Groninger gemeen
schap.
Met de leidjng van den inwendigen dienst, op
bouw van de beweging en discipline is belast Jef
de Brouwer, leider van het secretariaat van Bra-
bantia Nostra.
Met de leiding van de afdeeling studie, pers en
propaganda zijn belast dr. E. W. Hofstee en Geert
Ruygers. Dr. Hofstee is secretaris van de N.E.T.O.
(Noordelijk economisch-technologische organisatie)
en privaat-docent in de sociographie aan de uni
versiteit van Groningen. Geert Ruygers is hoofd
redacteur van Brabantia Nostra.
Voor jeugd, onderwijs en volksopvoeding is be
noemd dr. P. Bouman uit Middelburg. Dr. Bouman
is bekend geworden door talrijke publicaties op
historisch en sociologisch gebied.
Tenslotte werd met de technische leiding van
het algemeen secretariaat belast P. G. S. Guer-
monprez. De heer Guermonprez is o.m. docent aan
de technische afdeeling van de academie van beel
dende kunsten in Den Haag.
Een reeks nieuwe benoemingen, o.a. betreffende
de gewestelijke secretariaten kan de volgende week
verwacht worden.
De Lotharlngers keeren naar hun haard
steden terug. - Bij het passeeren der
tremen reiken de leden der N S V.
op stations levensmiddelen aan de
reizigers uit (Foto Weltbild)
Kapitein Paters over de Lichamelijke
Opvoeding.
Het werk, dat door den Opbouwdienst wordt
verricht.
DEN HAAG Zaterdag.
In een dezer dagen gehouden persconferentie
heeft kapitein Paters, chef van de hoofdafdeeling
geestelijke en lichamelijke opvoeding van den op-
bouwdienst, een belangwekkende uiteenzetting ge
geven van het werk, dat door deze hoofdafdeeling
wordt verricht en van de resultaten, die tot nu toe
zijn bereikt.
Kapitein Paters begon zijn voordracht met te
vertellen, dat de onder zijn leiding staande hoofd
afdeeling is gesplitst in de volgende af deelingen: de
afdeeling sport- en lichamelijke opvoeding, de af
deeling muziek, de afdeeling pers- en propaganda-
dienst, de afdeeling centraal cantinebeheer, de af
deeling ontspanning, de afdeeling lectuurverstrek-
king en de afdeeling spaarwezen.
De lichamelijke opvoeding en de sport zijn se
dert onheugelijke tijden het stiefkind van het Ne
derlandsche volk geweest. Onze taak is in dit op
zicht bijzonder moeilijk. Wij kunnen hier de licha
melijke opvoeding en de sport niet zien als een
VOOR DE KINDEREN
En daar gaat het zuivere orgeltje
van het nachtegaaltje steeds hooger
en liefelijker de lucht in. Raf opent
zijn grooten mond en doet alsof hij
zingt. Met gesloten oogen en wiege
lende beenen begeleidt hij het vo
geltje op zijn instrument. Reintje de
Vos, die ook op het concert aanwezig
is, denkt er het zijne van. Zoo'n
groote bek met zoo'n lief geluid? Al
de luisteraars om hem heen zijn diep
onder den indruk van dien prachti-
gen zang. Nu begrijpt Reinaard waar
om Raf zoo'n haast had. Ook weet hij
nu waarom Raf de boord, de schoe
nen en dat kostuum moest hebben.
Maar dat kachelpijpje is hem nog
een. raadsel.
Zoo bracht Raf de mooiste liederen
ten gehoore. Na afloop wordt hem
verzocht, even in de loge te komen
van den koning en de koningin. Daar
wordt hij hartelijk gelukgewenscht
met zijn prachtige stem. Zoo stevig is
die handdruk van den koning, dat
Raf „Ai!" roept en zijn kaehelpijpje
er van afvalt!
„Piep-piep-piep!" roept het nachte
gaaltje angstig. Het beestje weet niet
wat er gebeurt en staat duizend ang
sten uit.
En meteen is Reintje de vos bij het
kachelpijpje gesprongen. Hij kijkt er
in en wat ziet hijNu begrijpt hij
alles. Maar hij zegt nog niets. Wat
schrikt ook Raf! Maar gauw zet hij
het pijpje weer op zijn hoofd. Gedul
dig wachten de koning en de koningin
tot hij klaar is. Gelukkig, ze hebben
niets gemerkt. Ook het publiek blijft
geduldig wachten. Ook de maan was
even geschrokken. Maar alles loopt
nog goed af.
„Ausgleich", een nive-lleering van de
ding, maar wij moeten den achterstand inhalen, j
lichamelijke opvoeding heeft in ons volk een di
bele taak: het inhalen van den achterstand e
geven van een nivelleerende opvoeding, die d
de beroepshoudingen nu eenmaal noodzakeï
zijn. De arbeid geeft van nature min of meer a;
leiding tot een beroepshouding. Daarvoor is ,j«
gleich" noodig en hiervoor zal moeten zorgen
lichamelijke opvoeding. De gevolgen van de vj
waar-loosde lichamelijke opvoeding zijn niet g
gebleven. Er zijn in de sport tal van opvoedks
dige elementen aanwezig, die niet verwaarlo;
mogen worden, zooals: orde, arbeidzaamheid,
beidslust, behendigheid, uithoudingsvermogen
saamhoorigheid, alle eigenschappen, die door
lichamelijke opvoeding en sport in hooge mi
worden gestimuleerd en gevormd. Wij staan j
voor een zeer moeilijke taak. Wij moesten een
gin maken. Dat begin moest gemaakt worden
den dag, waarop de opbouwdienst in werking in
op 15 Juli. Wij konden geen dag wachten. X
heeft in werking zien treden het centraal opi
dingsinstituut en op 29 Juli vier districtsspa
centra. Op,deze wijze was het mogelijk om onrti
dellijk ongeveer 700 sportleiders te doen oplek
voor hun moeilijke taak. Deze opleiding is thi
zoo ver, dat zij Maandag a.s. hun taak kunnen ai
vangen. Spr. wees er met nadruk op, dat het vj
wijt, dat de opbouwdienst gedurende de laai
weken nog al 'eens bereikt heeft, dat hij zich opj
gebied der lichamelijke opvoeding zou hebt
schuldig gemaakt aan leekenonderricht, volkoo
onjuist is. Wij zoo zeide kapitein Paters
den' dit verwijt niet en wij voorspellen, dat w-.
neer ook op het gebied van onderwijs niet s.
een andere wind waait en wanneer men daar bï
volhouden aan de mogelijkheid van onderwijs
lichamelijke opvoeding' door leeken, dat het
op niets uitdraait. Wij hebben de taak van
opleiden van de sportleiders toevertrouwd i
leeraren middelbaar onderwijs in de lichamelt
opvoeding. Dit dantal is nog niet voldoende, d«
niettemin toereikend, in de eerste plaats voor
opleiding van sportleiders en in de tweede pk
om leiding te geven aan het werk in de korps
Het spreekt vanzelf, dat wij hierin niet beruit
en dat wij verder gaan, in de eerste plaats c
noodige reserves te kweeken op het gebied vani
sportleiding en in de tweede plaats reserves o.
gebied van de leeraren M.O. lichamelijke op
ding. In de toekomst zal de lichamelijke opvoeï
zoodanig geregeld worden dat de opleiding v
hulpsportleiders zal verzorgd blijven door de 1:
trictsportcentra.
VAN HET HOEFDIERENVELDI
„ARTIS".
De eerste geboorte in deze afdeelin,
TWEE NIEUWE KAMEELEN.
Na een langdurige, herhaaldelijk afgebrofe
spoorreis van Moskou naar Amsterdam hebb
de beide wijfjes-kameelen, aangekocht voor rei
ning van het Artis-Reddingscomité en al t
de ingebruikneming van het hoef dieren veld op!
Juli j.l. verwacht, thans haar Intocht in „Art!
gedaan.
Prachtige jonge dieren, in uitstekende co:
ditie, nog ietwat kort aangebonden en flukse,
neigd tot spuwen het bekende kameelems
weer in eerste instantie maar overigens ha:
delbare en verre van ongenaakbare kemels. Tei1
stond werden ze goede maatjes met „Hermaa
den statigen en al hoogbejaarden mannetje;
rijkameel. Daarna ook met diens jongsten, 1
geboren zoon „Jan", de nu vijfjarige kameel
hengst, met wien ze in sociaal en naar te hope
is, ook familiaal verband zullen leven.
Na een korte quarantaine in een der daart
bestemde stallen met uitloopperk, van waani
ze haar nieuwe omgeving opnemen en alva
kennis-op-afstand maken konden met de m
rige bewoners, t.w. de lama's, haar naaste va
wanten, het kolossaal gehoornde watoessi-rus
van Victoria-Nyanza, de Nubische kruïs-eal
de Abessinische geiten, de pampa-struisen
de pauwen, mochten ze vrij het veld op. Dal
bleken ze zich al aardig thuis te voelen, wa
na het over en weer elkaar aanhalen en onk;
ken sloegen ze al gauw met den jongen „Ja:
uitbundig aan het hollen. Stampend met a!i
vier ging het driest en jolig achter de lama's
wilde ezels aan, die er in prachtigen korten galt:
van door joegen. Nog dagelijks herhaalt alt!
dit uitgelaten spel van de steppe, waarbij 6
dieren zich wel wachten voor de omgevende t
tergracht.
Als tweede heugelijke gebeurtenis noemen fl
de eerste geboorte in deze mooie, bijzonder gt
slaagde afdeeling. Tijdelijk rustig afgezondci
in een der aangrenzende isolatie-verblij ven vfl
zorgt een lama-moeder haar tengere, karakter!!
tiek langhalzige en rankpootige boreling. K
lieftallige diertje, dit donker-kroezige laip
jong, dat nu en dan met een zacht nasaal ge
luidje om verzorging roept. Binnenkort gan
ook moeder en kind het veld op, waar het ma:*
netje (echter niet de vader: het wijfje is dracï
tig in Artis gekomen, hoewel dit feit bij aar-
komst niet met zekerheid was te constateerer)
vaak hunkerend naar het wijfje uitkijkt i
rtearbü zelfs zijn voer vergeet.
door
NORMAN FRAZER.
33)
(Nadruk verboden).
„Jjm", zei hij, toen hij bij zijn vriend terug was,
„dat was sergeant Davidson, die Bexendale zocht.
Ik heb hem afgepoeierd maar hij komt zoo zeker
als iets terug,, daarom moeten wij dien doode laten
verdwijnen zoo vlug mogelijk".
„En ik dan", vroeg Claye zenuwachtig; „wat moet
ik beginnen?"
„Als de nood aan den man komt, zou ik je ergens
kunnen verstoppen, waar alleen de duivel je zou
kunnen vinden", antwoordde Kilner. „Maar laten
we hopen, dat het zoover niet komen zal, Jim".
Ze beklommen even later een smallen trap met
een groote zak, en het was een formeel labyrinth,
het oude kavalje, waarin café Hanrahan gevestigd
was droegen ze hun last tusschen zich in naar
een van de kelders, waar het groen en schimmel
van vocht was. Buiten adem bleven ze. staan en
toen wees Kilner naar een steen in den vloer, waarin
een geweldige ijzeren ring was bevestigd.
„Help mij om die op te tillen, Jim", hijgde de
dikke man; „daar zit nog een kelder onder, die in
een oud riool uitkomt. Daar zal geen sterveling
hem ooit zoeken".
„Stil!", waarschuwde Kilner met een benepen
stem. „Wat is dat? Er wordt warempel wéér ge
klopt. Wacht even Jim, terwijl ik ga .kijken wie
er is".
Hij slipte de steenen treden op, waggelde zoo snel
zijn beenen zijn lichaam wilden dragen, de boven
ste kelder door, de gangen langs, naar de gelag
kamer. Claye hoorde de voetstappen wegsterven en
niet lang daarna weer terugkomen. Hij tuimelde
haast het stoepje af in zijn agitatie.
„Jim", riep hij met heesche, flakkerende stem,
„ga gauw naar beneden! Davidson is daar met zijn
heele bende blijf daar tot ik ze weg heb 1 daar
in de diepte zullen ze je niet zoeken.
Claye, die halverwege naar boven was gekomen,
liep haastig terug en voor hij een vraag of een
protest kon uiten, viel de zware steen in de opening
en bevond hij zich in een ondoordringbaar duister.
Hij hoorde voetstappen boven zich de voet
stappen van zijn vriend :Joseph Kilner en ze
schenen onbereikbaar ver weg.
Kilner liep langzaam naar de gelagkamer terug,
ontgrendelde de straatdeur, ging achter de toonbank
en haastte zich een krachtige dronk in te schenken.
Hij had zijn plan uitgevoerd en de' diamanten
zouden van hem zijn als de man, in wiens gordel
ze zaten den hongerdood was gestorven. De diaman
ten des doods
HOOFDSTUK XXV.
De man boven én de man beneden.
Voor de rest van den avond bleef mr. Joseph
Kilner in zijn café en bediende zijn klanten als ge
woonlijk. En eveneens zooals hij gewoon was,
maakte hij een praatje met ze en niemand merkte
iets bijzonders aan hem. En daar zijn bediende af
wezig was, kwam alles op hèm neer en hij had
geen oogenblik rust tot de laatste bezoeker vertrok
ken was. Maar toen hij eindelijk gesloten had
en de grendels voor de deur schoof, was het
gevreesde moment gekomen dat hij van aangezicht
tot aangezicht stond met een eenzamen nacht,
waarin hij geen ander gezelschap zou hebben dan
zijn eigen gedachten.
Hij mengde zich, in het grootste maatglas dat
zijn inventaris bevatte, een sterke dronk en die
verschafte hem een vroolijker kijk op de omstan
digheden. Tenslotte, het grootste gevaar dat hem
dreigde, was ontdekking en hij was van meening
dat daar op het oogenblik geen groote kans op
was. Richard Caye, alias James Creighton, alias
nog een aantel andere namen, was levend begra
ven en niemand dan hij, Joe Kilner, kon hem be
vrijden. En daartoe was mu\ Joe Kilner allerminst
geneigd; de duivels van hebzucht en begeerte had
den hem vast in hun greep de diamanten zou
den van hem zijn, wat er ook gebeurdel
Hij stak een sigaar op, ging in de achterkamer
de krant lezen en wilde wel dat het niet zoo stil
in huis was
Toen hij ten laatste besloot naar bed te gaan,
had hij, om zijn gespannen zenuwen wat tot kalmte
te brengen, aanmerkelijk meer dan het kwantum
brandy dat hij gewoon was iederen avond als
slaapmuts te consumeeren, verorberd, evenwel
zonder het succes dat hij zich ervan had voorge
steld. Hij ging, gelijk mede tot zijn dagelijksche
gewoonten behoorde, het huis nog eens rond en
kwam tot de conclusie dat hij zijn bediende maar
moest vragen morgenavond bij hem te blijven
slapen. Het was toch eigenlijk «wel erg eenzaam
zoo
Vanavond strekte zijn rondgang zich ook tot de
kelderverdieping uit het was of een onweer
staanbare macht hem erheen trok en boven
aan de trap die erheen voerde, bleef hij luiste
ren. Kilner hoorde daar geen enkel geluid, dus
slipte hij behoedzaam naar beneden en eindelijk
met inspanning van al zijn wilskracht, die de on
weerstaanbare aandrift te hulp moest komen, be
reikte hij de ruimte boven die,, welke Richard
Claye's graf moest worden. Hier viel al evenmin
iets te hooren en het zou ook wel vreemd geweest
zijn als ook maar het minste geluid door het
dikke metselwerk was gedrongen dat zijn slacht
offer van licht, lucht en vrijheid beroofde. De ge
vangene mocht schreeuwen en brullen om genade
zooveel hij wilde geen menschelijk oor dat ook
maar de zwakste echo zou opvangen.
De gedachte kwam bij Kilner op dat het niet
onverstandig zou zijn enkele veranderingen in den
kelder aan te brengen, met het oog op een moge
lijk bezoek van de politie. Direct ging hij aan het
werk om alle sporen uit te wissen die konden ver
raden dat de steen die toegang gaf tot het onder -
aardsche gewelf, open was geweest en hij bedekte
die met kisten, vaten en wat hij verder- van zijn
gading kon vinden.
Het behoeft niet -gezegd dat Kilner een ellendige
nacht had. Zijn gedachten waren verre van aange
name metgezellen. Hij lag aan een stuk dooi- te
woelen en te draaien in zijn bed, hij probeerde het
licht te laten branden en, toen dat de slaap niet,
bracht, in het duister te staren; hij probeerde door
de kamer heen en weer te loopen en probeerde
te lezen, maar niets hielp om zijn opgejaagde
geest tot rust en de vurig-begeerde slaap naar zijn
oogleden te brengen.
Eindelijk, tegen den morgen, viel hij in een
onrustige sluimering, die telkens vërstoord werd
door afschuwelijke droomen. Hij had visioenen van
een gruwelijken kerker, een vuns en stikend hol
diep onder den grond.
Badend in zijn zweet werd hij wakker en kon
het niet meer in bed uithouden. Bij het krieken
van den dag was hij al op; slap en uitgeput. Met
een wee gevoel door zijn geheele lichaam, met
knikkende knieën sleepte hij zich naar beneden
en hij zegende het oogenblik, dat hij ten laatste
de oude vrouw moest gaan opendoen, die iederen
ochtend kwam om zijn'kamers aan kant te maken.
Ze was potdoof en wat sufferig en merkte niets
bijzonders aan den heer des huizes, maar met
Hennessay, zijn bediende, die om zeven uur ver
scheen, was het anders. Die informeerde direct
of zijn patroon zich niet goed gevoelde.
„Neen, ik ben heelemaal niet goed, Jim", was
het bedrukte, matte antwoord. „Ik heb een slechten
nacht gehad; als ik niet alleen waa geweest had ik
vast en zeker een dokter laten halen. Ik ben bang
dat het een aanval van mijn oude kwaal is
hartzwakte. Een paar jaar geleden heb ik daar
telkens last van gehad".
„Dat is leelijk", verklaarde Hennessy, die bezig
was het koperwerk van het buffet te poetsen, vol
sympathie. „Ik zou vanochtend maar direct naar
den dokter gaan, meneer, als ik u was".
„Dat zal ik zeker doen, Jim", beaamde Kilner.
„Een hartaandoening is niet iets om mee te spot
ten. Ik ben overigens bang dat de lucht van Dublin
niet goed voor me is ik heb me nooit wat je
noemt, honderd procént gevoeld sinds ik hier ben
komen wonen".
Henqessy antwoordde filosofisch dat verschillen
de klimaten verschillende gestellen eischen, maar
voegde eraan toe, dat hij persoonlijk zich in
Dublin zeer wel had gevoeld.
„Dat komt omdat jij er geboren bent', meende
mr. Kilner. „Dat maakt een heel verschil. Tegen
het klimaat van je geboortestreek kun je haast
altyd. Ik zelf ben een Midlander en de lucht van,
de Midlands is altijd puik voor me geweest, tt
heeft iets zachts en milds dat ik nog nooit erge:
anders opgemerkt heb". En met een pathetisc!
zucht eindigde de dikke man: „ik wou dat ik hK
nu kon inademen dan zóu ik me direct al
heel ander mensch voelen".
„Waarom gaat. u niet een poosje met vacanfe
meneer, naar de Midlands?, stelde Jim voor.
zal u vast wel weer opknappen".
„Dat is misschien heelemaal geen slecht ids'
viel zijn patroon hem bij. „Ik zal er ernstig ow
denken. Ik zeg nog eens, een hartkwaal is ui
iets dat je mag verwaarloozen".
Inderdaad had mr. Joseph Kilner de afgeloop:
zestien uur zelf reeds aanhoudend over
vacantie gedacht, maar dan een vacantie waarvt
hij niet in Dublin zou terugkeeren. Hij wilde 11$
zoo spoedig mogelijk weg, tenminste als hem di
lukte zonder argwaan te wekken. En hij had zié
voorgenomen vanmorgen reeds voorbereidend
steppen te doen
Een ontbijt van sterke thee, droog gerooste®
brood en gezouten visch, bracht hem weer eenig
zins op z(jn verhaal en tegen tienen deelde bij zip
bediende mee, dat hij naar den dokter ging.
inplaats van naar de spreekkamer van den gt
neesheer, richtte hij zijn tollende en waggelend
schreden naar het kantoor van den makelaar, d$
wiens bemiddeling hij het établissement van wijl®
Phelim Hanrahan had overgenomen.
„Ik wil de zaak zoo gauw mogelijk weer vfl
de hand doen", zette hij bondig het doel van zip
bedoek uiteen.
„Wat? U zit er nog geen jaar! Is het tegenga
vallen?"
Mr. Kilner hief zijn groote handen op in i
afwerend gebaar.
„Geen sprake van, beste man! Het is alles
prachtig als het maar kan. Maar het is mijn gf
zondheid. Ik geloof niet, dat het klimaat van Dubfi
goed voor me is. Een schitterende stad en i*
schikte menschen, maar ik ben bang, dat ik his
het loodje leg, als ik nog langer blijf. Mijn
is niet in orde en het wordt steeds erger. En 8
heb geen zin, om, eer we nog een jaar verdC
zijn, in Dublin op een kerkhof
(Wordt vervolgd)i