De Lotgevallen van een Collier Winkelen in donker: Landelijke regeling of gemeentelijke verordening? m MAsrr EIKICKTIN NEKKIE-RAF MAANDAG 2 SEPTEMBER 1940 H A" A K E E M'S D X G B E 'X D' De leelijke afscherming. De timmerman heeft het druk. Overal ziet men in de stad timmerlieden houten 'afschermingen maken voor ramen en deuren van winkels. Want de dagen korten en spoedig zal het vroeg donker zijn en daar de verduisteringsvoorschriften geen verlichte winkeletalages gedoogen laten zeer vele winkeliers, restaurants, cafés, kortom allerlei be- drijven waar des avonds volk en nering is, hun ruiten bedekken met houten schotten hier en daar zelfs met ijzer zoodat binnen de lamp kan blijven branden en de verkoop dus kan doorgaan. Menschen met een beetje te veel fantasie, die in dat blindeeren voorzorgsmaatregelen vermoeden tegen wie weet welke griezelige zaken weten hier mede meteen, waarvoor dit alles dient. Nu siert deze wijze voorzorg natuurlijk den voortvarenden winkelier. Verkoopen in donker gaat niet en winkelen in donker vleit niet. Maar daarmee is men er nog niet. Want voor verkoopen en winkelen is publiek noodig en de groote vraag is nu maar, of het publiek er wat voor voelen zal, in donker de straat op te gaan, om na een schoor voetend afgelegde wandeling naar de deurknop van de afgeschermde winkeldeur te tasten. En dan is er nog de Luchtbeschermingsdienst, die ons nu al bezweert, 's avonds thuis te blijven als men niet bepaald en noodzakelijk op pad moet, terwijl het toch lastig aan te nemen is, dat we straks na vijven 's middags geen neus meer buiten de deur zullen steken, 't Ls waar, er zijn kleine plaatsen, waar het gezag al gedecreteerd heeft, dat om zoo en zoo laat alles potdicht moet zijn, maar daar is men al half gewend, met de kippen op stok te gaan en dat doen we hier niet. We laten de vraag nu maar daar, of het gezag daar ter plaatse niet een klein beetje buiten zijn boekje is gegaan, want er is een winkelsluitings wet, waartegen de gemeentelijke verordening het immers aflegt, doch het neemt niet weg, dat de verduistering voor den winkelier straks proble men zal meebrengen. Heeft de Haarlemsche Middenstandscentrale de zaak al eens onder het oog gezien en hoe denkt zij deze moeilijkheden tot oplossing te brengen? We hebben deze vraag eens voorgelegd aan den heer Th. S. J. Hooy, secrtaris van deze Centrale, die de bezwaren van winkelen in donker natuur lijk erkende. „Er zullen natuurlijk winkels zijn, die gevoege lijk met het invallen van het donker kunnen slui ten," aldus de heer Hooy. „Ik geloof niet, dat men in schoenwinkels, meubelzaken en textielzaken er veel minder om zal verkoopen, als de deur ■met donker dicht gaat, maar daar staat een groot aantal zaken tegenover, die nu eenmaal tot slui tingstijd geopend dienen te blijven, voedings en genotmiddelen bijvoorbeeld, omdat men verwacht, dat deze voortdurend in staat zullen zijn, aan de behoeften van het publiek te voldoen. In even sterke mate geldt dat voor het café- en restau rantbedrijf, voor bioscopen, schouwburgen e.d. Er blijft dus een belangrijke categorie van zaken, die door de verduistering in wintertijd ge dupeerd zullen zijn. Het is nu de gangbare mee ning van den middenstand, dat de winkelier het publiek zoo lang mogelijk in de gelegenheid moet stellen, zijn inkoopen te kunnen doen. Dus met verduisterde, afgeschermde winkels. Hoe het publiek reageeren zal? Dat valt na tuurlijk niet te zeggen, al zal er natuurlijk veel van afhangen, wat men nog van de noodverlich ting zal maken. Want het is bijna niet aan te nemen, dat er niet een, zij het dan uiterst sobere straatverlichting zal komen, althans wanneer de maan geen licht verspreidt. Overigens geloof ik niét, dat het publiek straks ertoe te brengen zal zijn, na vijf uur geen deur meer uit te komen. Men zal toch ook wel eens op visite gaan of naar een theater willen! Vraagt men mij nu, of het vroeger sluiten van winkelzaken behoort geregeld te worden, dan lijkt mij dat om allerlei redenen niet ongewenscht. Maar wel komt het mij voor, dat dit geen zaak van plaatselijke verordening is, maar dat een voorschrift voor het geheele land ter zake die nende is. Zoo zou ik een wetgeving, die gedurende den winter 7 uur winkelsluiting met uitzondering van den Zaterdagavond voorschreef, beter passend achten. Voor Zaterdag zou het dan bijvoorbeeld 9 uur kunnen zijn. Hoe het zij, er zal verduisterd moeten worden en in dit verband zou ik den wensch willen uit spreken, dat we straks niet door de heele stad met houten afschermingen zonder meer opge scheept zitten. Weliswaar wordt het hout eerst des avonds aangebracht; maar een deel van de pui blijft t(»ch ook overdag bedekt. Welnu, laat men dat gedeelte doen aanpassen aan het ge heel, bijvoorbeeld door er een passende reclame op te laten aanbrengen; zonder dat daar nu dade lijk precariorechten voor betaald behoeven te worden of ons op andere wijze den aanblik be sparen van al dat geverfde of ongeverfde hout. En voor het overige zal het afwachten zijn, wat de toekomst brengt." Tot zoover de heer Hooy. Inderdaad is het een verre van fraai gezicht, deze half of geheel ge blindeerde ruiten en we hopen daarom, dat het idee van den heer Hooy, de afscherming wat op te vroolijken, verwezenlijkt zal worden. Ook een tot 7 uur vervroegde sluiting zou, ge- Iooven we, ten goede werken. Ook nog om een andere reden. Het lijkt ongewenscht, dat in een verlaten straat en dikwijls zal na zevenen een straat vrijwel verlaten zijn in een geblindeer- den winkel iedereen vrijen toegang heeft, vooral in winkels met jeugdig of vrouwelijk personeel. Ter wille van de veiligheid kan eenige voorzorg niet overbodig genoemd worden. De afbraak van oud-Nijmegen, weiKe gerulmen tijd geleden begonnen werd, doch weder was stopgezet, zal thans weer ter hand worden genomen (Foto Pax-Holland) BOTERMARKT ALKMAAR. Aanvoer 839 pond boter. Prijzen Groothandel 77y?80. Kleinhandel 85871/a c. Vaten boter: 78 cenï. Handel matig. EIERMARKT. Aanvoer 7100 kippeneieren, prijs f 7f 7,50. Han del matig. Ned. Bond tot het redden van drenkelingen. HAARLEM Maandag. Zaterdagmiddag te half drie had het, door de oorlogsomstandigheden uitgestelde Kustwacht examen plaats voor het practische gedeelte in zee en voor het theoretische deel in het Bloemendaal- sche Strandhuis. De candidaten voor dit examen moeten reeds in het bezit zijn van de Bondsdiploma's A. en B. en ook van het Eenheidsdiploma voor E.H.B.O. De candidaten waren allen opgeleid door den heer W. Buddingh, Hoofdinstructeur der Bloemen- daalsche Brigade. De voorzitter der examencommissie, de heer J. W. van Gemen te Amsterdam deelde aap het slot van het examen mede, dat de acht candidaten practisch en theoretisch waren geslaagd. De namen der geslaagden zijn: mejufrouw Her- mien Kans en de heeren J. Huyboom en J. van der Pol, leden van de Bloemendaalsche Bri gade; van de Zandvoortsche Brigade: de heeren P. van der Mije en J. Beekhuis; van de Amsterdam- sche Brigade de heeren: A. Matiaanse en P. Wijchert; van de Zaandamsche Brigade de heer J. Hietberg. De examencommissie bestond uit de heeren J. W. van Gemen, Amsterdam, P. van der Mije, Zand- voort, W. Buddingh, Haarlem, de heer H. Hietberg te Zaandam, ter vervanging van den heer A. J. Meijerink. DE NEDERLAND SCHE UNIE. In de aflgeloopen week heeft de Nederlandsche Unie jongere krachten belast met enkele belangrijke functies op het centraal secretariaat. Ter assistentie van dr. H. G. Wi V. d. Wielen,'algemeen secretaris, is tot adjunct-secretaris benoemd H. Roelfsema, die tot nu toe secretaris was van de Groninger gemeen schap. Met de leidjng van den inwendigen dienst, op bouw van de beweging en discipline is belast Jef de Brouwer, leider van het secretariaat van Bra- bantia Nostra. Met de leiding van de afdeeling studie, pers en propaganda zijn belast dr. E. W. Hofstee en Geert Ruygers. Dr. Hofstee is secretaris van de N.E.T.O. (Noordelijk economisch-technologische organisatie) en privaat-docent in de sociographie aan de uni versiteit van Groningen. Geert Ruygers is hoofd redacteur van Brabantia Nostra. Voor jeugd, onderwijs en volksopvoeding is be noemd dr. P. Bouman uit Middelburg. Dr. Bouman is bekend geworden door talrijke publicaties op historisch en sociologisch gebied. Tenslotte werd met de technische leiding van het algemeen secretariaat belast P. G. S. Guer- monprez. De heer Guermonprez is o.m. docent aan de technische afdeeling van de academie van beel dende kunsten in Den Haag. Een reeks nieuwe benoemingen, o.a. betreffende de gewestelijke secretariaten kan de volgende week verwacht worden. De Lotharlngers keeren naar hun haard steden terug. - Bij het passeeren der tremen reiken de leden der N S V. op stations levensmiddelen aan de reizigers uit (Foto Weltbild) Kapitein Paters over de Lichamelijke Opvoeding. Het werk, dat door den Opbouwdienst wordt verricht. DEN HAAG Zaterdag. In een dezer dagen gehouden persconferentie heeft kapitein Paters, chef van de hoofdafdeeling geestelijke en lichamelijke opvoeding van den op- bouwdienst, een belangwekkende uiteenzetting ge geven van het werk, dat door deze hoofdafdeeling wordt verricht en van de resultaten, die tot nu toe zijn bereikt. Kapitein Paters begon zijn voordracht met te vertellen, dat de onder zijn leiding staande hoofd afdeeling is gesplitst in de volgende af deelingen: de afdeeling sport- en lichamelijke opvoeding, de af deeling muziek, de afdeeling pers- en propaganda- dienst, de afdeeling centraal cantinebeheer, de af deeling ontspanning, de afdeeling lectuurverstrek- king en de afdeeling spaarwezen. De lichamelijke opvoeding en de sport zijn se dert onheugelijke tijden het stiefkind van het Ne derlandsche volk geweest. Onze taak is in dit op zicht bijzonder moeilijk. Wij kunnen hier de licha melijke opvoeding en de sport niet zien als een VOOR DE KINDEREN En daar gaat het zuivere orgeltje van het nachtegaaltje steeds hooger en liefelijker de lucht in. Raf opent zijn grooten mond en doet alsof hij zingt. Met gesloten oogen en wiege lende beenen begeleidt hij het vo geltje op zijn instrument. Reintje de Vos, die ook op het concert aanwezig is, denkt er het zijne van. Zoo'n groote bek met zoo'n lief geluid? Al de luisteraars om hem heen zijn diep onder den indruk van dien prachti- gen zang. Nu begrijpt Reinaard waar om Raf zoo'n haast had. Ook weet hij nu waarom Raf de boord, de schoe nen en dat kostuum moest hebben. Maar dat kachelpijpje is hem nog een. raadsel. Zoo bracht Raf de mooiste liederen ten gehoore. Na afloop wordt hem verzocht, even in de loge te komen van den koning en de koningin. Daar wordt hij hartelijk gelukgewenscht met zijn prachtige stem. Zoo stevig is die handdruk van den koning, dat Raf „Ai!" roept en zijn kaehelpijpje er van afvalt! „Piep-piep-piep!" roept het nachte gaaltje angstig. Het beestje weet niet wat er gebeurt en staat duizend ang sten uit. En meteen is Reintje de vos bij het kachelpijpje gesprongen. Hij kijkt er in en wat ziet hijNu begrijpt hij alles. Maar hij zegt nog niets. Wat schrikt ook Raf! Maar gauw zet hij het pijpje weer op zijn hoofd. Gedul dig wachten de koning en de koningin tot hij klaar is. Gelukkig, ze hebben niets gemerkt. Ook het publiek blijft geduldig wachten. Ook de maan was even geschrokken. Maar alles loopt nog goed af. „Ausgleich", een nive-lleering van de ding, maar wij moeten den achterstand inhalen, j lichamelijke opvoeding heeft in ons volk een di bele taak: het inhalen van den achterstand e geven van een nivelleerende opvoeding, die d de beroepshoudingen nu eenmaal noodzakeï zijn. De arbeid geeft van nature min of meer a; leiding tot een beroepshouding. Daarvoor is ,j« gleich" noodig en hiervoor zal moeten zorgen lichamelijke opvoeding. De gevolgen van de vj waar-loosde lichamelijke opvoeding zijn niet g gebleven. Er zijn in de sport tal van opvoedks dige elementen aanwezig, die niet verwaarlo; mogen worden, zooals: orde, arbeidzaamheid, beidslust, behendigheid, uithoudingsvermogen saamhoorigheid, alle eigenschappen, die door lichamelijke opvoeding en sport in hooge mi worden gestimuleerd en gevormd. Wij staan j voor een zeer moeilijke taak. Wij moesten een gin maken. Dat begin moest gemaakt worden den dag, waarop de opbouwdienst in werking in op 15 Juli. Wij konden geen dag wachten. X heeft in werking zien treden het centraal opi dingsinstituut en op 29 Juli vier districtsspa centra. Op,deze wijze was het mogelijk om onrti dellijk ongeveer 700 sportleiders te doen oplek voor hun moeilijke taak. Deze opleiding is thi zoo ver, dat zij Maandag a.s. hun taak kunnen ai vangen. Spr. wees er met nadruk op, dat het vj wijt, dat de opbouwdienst gedurende de laai weken nog al 'eens bereikt heeft, dat hij zich opj gebied der lichamelijke opvoeding zou hebt schuldig gemaakt aan leekenonderricht, volkoo onjuist is. Wij zoo zeide kapitein Paters den' dit verwijt niet en wij voorspellen, dat w-. neer ook op het gebied van onderwijs niet s. een andere wind waait en wanneer men daar bï volhouden aan de mogelijkheid van onderwijs lichamelijke opvoeding' door leeken, dat het op niets uitdraait. Wij hebben de taak van opleiden van de sportleiders toevertrouwd i leeraren middelbaar onderwijs in de lichamelt opvoeding. Dit dantal is nog niet voldoende, d« niettemin toereikend, in de eerste plaats voor opleiding van sportleiders en in de tweede pk om leiding te geven aan het werk in de korps Het spreekt vanzelf, dat wij hierin niet beruit en dat wij verder gaan, in de eerste plaats c noodige reserves te kweeken op het gebied vani sportleiding en in de tweede plaats reserves o. gebied van de leeraren M.O. lichamelijke op ding. In de toekomst zal de lichamelijke opvoeï zoodanig geregeld worden dat de opleiding v hulpsportleiders zal verzorgd blijven door de 1: trictsportcentra. VAN HET HOEFDIERENVELDI „ARTIS". De eerste geboorte in deze afdeelin, TWEE NIEUWE KAMEELEN. Na een langdurige, herhaaldelijk afgebrofe spoorreis van Moskou naar Amsterdam hebb de beide wijfjes-kameelen, aangekocht voor rei ning van het Artis-Reddingscomité en al t de ingebruikneming van het hoef dieren veld op! Juli j.l. verwacht, thans haar Intocht in „Art! gedaan. Prachtige jonge dieren, in uitstekende co: ditie, nog ietwat kort aangebonden en flukse, neigd tot spuwen het bekende kameelems weer in eerste instantie maar overigens ha: delbare en verre van ongenaakbare kemels. Tei1 stond werden ze goede maatjes met „Hermaa den statigen en al hoogbejaarden mannetje; rijkameel. Daarna ook met diens jongsten, 1 geboren zoon „Jan", de nu vijfjarige kameel hengst, met wien ze in sociaal en naar te hope is, ook familiaal verband zullen leven. Na een korte quarantaine in een der daart bestemde stallen met uitloopperk, van waani ze haar nieuwe omgeving opnemen en alva kennis-op-afstand maken konden met de m rige bewoners, t.w. de lama's, haar naaste va wanten, het kolossaal gehoornde watoessi-rus van Victoria-Nyanza, de Nubische kruïs-eal de Abessinische geiten, de pampa-struisen de pauwen, mochten ze vrij het veld op. Dal bleken ze zich al aardig thuis te voelen, wa na het over en weer elkaar aanhalen en onk; ken sloegen ze al gauw met den jongen „Ja: uitbundig aan het hollen. Stampend met a!i vier ging het driest en jolig achter de lama's wilde ezels aan, die er in prachtigen korten galt: van door joegen. Nog dagelijks herhaalt alt! dit uitgelaten spel van de steppe, waarbij 6 dieren zich wel wachten voor de omgevende t tergracht. Als tweede heugelijke gebeurtenis noemen fl de eerste geboorte in deze mooie, bijzonder gt slaagde afdeeling. Tijdelijk rustig afgezondci in een der aangrenzende isolatie-verblij ven vfl zorgt een lama-moeder haar tengere, karakter!! tiek langhalzige en rankpootige boreling. K lieftallige diertje, dit donker-kroezige laip jong, dat nu en dan met een zacht nasaal ge luidje om verzorging roept. Binnenkort gan ook moeder en kind het veld op, waar het ma:* netje (echter niet de vader: het wijfje is dracï tig in Artis gekomen, hoewel dit feit bij aar- komst niet met zekerheid was te constateerer) vaak hunkerend naar het wijfje uitkijkt i rtearbü zelfs zijn voer vergeet. door NORMAN FRAZER. 33) (Nadruk verboden). „Jjm", zei hij, toen hij bij zijn vriend terug was, „dat was sergeant Davidson, die Bexendale zocht. Ik heb hem afgepoeierd maar hij komt zoo zeker als iets terug,, daarom moeten wij dien doode laten verdwijnen zoo vlug mogelijk". „En ik dan", vroeg Claye zenuwachtig; „wat moet ik beginnen?" „Als de nood aan den man komt, zou ik je ergens kunnen verstoppen, waar alleen de duivel je zou kunnen vinden", antwoordde Kilner. „Maar laten we hopen, dat het zoover niet komen zal, Jim". Ze beklommen even later een smallen trap met een groote zak, en het was een formeel labyrinth, het oude kavalje, waarin café Hanrahan gevestigd was droegen ze hun last tusschen zich in naar een van de kelders, waar het groen en schimmel van vocht was. Buiten adem bleven ze. staan en toen wees Kilner naar een steen in den vloer, waarin een geweldige ijzeren ring was bevestigd. „Help mij om die op te tillen, Jim", hijgde de dikke man; „daar zit nog een kelder onder, die in een oud riool uitkomt. Daar zal geen sterveling hem ooit zoeken". „Stil!", waarschuwde Kilner met een benepen stem. „Wat is dat? Er wordt warempel wéér ge klopt. Wacht even Jim, terwijl ik ga .kijken wie er is". Hij slipte de steenen treden op, waggelde zoo snel zijn beenen zijn lichaam wilden dragen, de boven ste kelder door, de gangen langs, naar de gelag kamer. Claye hoorde de voetstappen wegsterven en niet lang daarna weer terugkomen. Hij tuimelde haast het stoepje af in zijn agitatie. „Jim", riep hij met heesche, flakkerende stem, „ga gauw naar beneden! Davidson is daar met zijn heele bende blijf daar tot ik ze weg heb 1 daar in de diepte zullen ze je niet zoeken. Claye, die halverwege naar boven was gekomen, liep haastig terug en voor hij een vraag of een protest kon uiten, viel de zware steen in de opening en bevond hij zich in een ondoordringbaar duister. Hij hoorde voetstappen boven zich de voet stappen van zijn vriend :Joseph Kilner en ze schenen onbereikbaar ver weg. Kilner liep langzaam naar de gelagkamer terug, ontgrendelde de straatdeur, ging achter de toonbank en haastte zich een krachtige dronk in te schenken. Hij had zijn plan uitgevoerd en de' diamanten zouden van hem zijn als de man, in wiens gordel ze zaten den hongerdood was gestorven. De diaman ten des doods HOOFDSTUK XXV. De man boven én de man beneden. Voor de rest van den avond bleef mr. Joseph Kilner in zijn café en bediende zijn klanten als ge woonlijk. En eveneens zooals hij gewoon was, maakte hij een praatje met ze en niemand merkte iets bijzonders aan hem. En daar zijn bediende af wezig was, kwam alles op hèm neer en hij had geen oogenblik rust tot de laatste bezoeker vertrok ken was. Maar toen hij eindelijk gesloten had en de grendels voor de deur schoof, was het gevreesde moment gekomen dat hij van aangezicht tot aangezicht stond met een eenzamen nacht, waarin hij geen ander gezelschap zou hebben dan zijn eigen gedachten. Hij mengde zich, in het grootste maatglas dat zijn inventaris bevatte, een sterke dronk en die verschafte hem een vroolijker kijk op de omstan digheden. Tenslotte, het grootste gevaar dat hem dreigde, was ontdekking en hij was van meening dat daar op het oogenblik geen groote kans op was. Richard Caye, alias James Creighton, alias nog een aantel andere namen, was levend begra ven en niemand dan hij, Joe Kilner, kon hem be vrijden. En daartoe was mu\ Joe Kilner allerminst geneigd; de duivels van hebzucht en begeerte had den hem vast in hun greep de diamanten zou den van hem zijn, wat er ook gebeurdel Hij stak een sigaar op, ging in de achterkamer de krant lezen en wilde wel dat het niet zoo stil in huis was Toen hij ten laatste besloot naar bed te gaan, had hij, om zijn gespannen zenuwen wat tot kalmte te brengen, aanmerkelijk meer dan het kwantum brandy dat hij gewoon was iederen avond als slaapmuts te consumeeren, verorberd, evenwel zonder het succes dat hij zich ervan had voorge steld. Hij ging, gelijk mede tot zijn dagelijksche gewoonten behoorde, het huis nog eens rond en kwam tot de conclusie dat hij zijn bediende maar moest vragen morgenavond bij hem te blijven slapen. Het was toch eigenlijk «wel erg eenzaam zoo Vanavond strekte zijn rondgang zich ook tot de kelderverdieping uit het was of een onweer staanbare macht hem erheen trok en boven aan de trap die erheen voerde, bleef hij luiste ren. Kilner hoorde daar geen enkel geluid, dus slipte hij behoedzaam naar beneden en eindelijk met inspanning van al zijn wilskracht, die de on weerstaanbare aandrift te hulp moest komen, be reikte hij de ruimte boven die,, welke Richard Claye's graf moest worden. Hier viel al evenmin iets te hooren en het zou ook wel vreemd geweest zijn als ook maar het minste geluid door het dikke metselwerk was gedrongen dat zijn slacht offer van licht, lucht en vrijheid beroofde. De ge vangene mocht schreeuwen en brullen om genade zooveel hij wilde geen menschelijk oor dat ook maar de zwakste echo zou opvangen. De gedachte kwam bij Kilner op dat het niet onverstandig zou zijn enkele veranderingen in den kelder aan te brengen, met het oog op een moge lijk bezoek van de politie. Direct ging hij aan het werk om alle sporen uit te wissen die konden ver raden dat de steen die toegang gaf tot het onder - aardsche gewelf, open was geweest en hij bedekte die met kisten, vaten en wat hij verder- van zijn gading kon vinden. Het behoeft niet -gezegd dat Kilner een ellendige nacht had. Zijn gedachten waren verre van aange name metgezellen. Hij lag aan een stuk dooi- te woelen en te draaien in zijn bed, hij probeerde het licht te laten branden en, toen dat de slaap niet, bracht, in het duister te staren; hij probeerde door de kamer heen en weer te loopen en probeerde te lezen, maar niets hielp om zijn opgejaagde geest tot rust en de vurig-begeerde slaap naar zijn oogleden te brengen. Eindelijk, tegen den morgen, viel hij in een onrustige sluimering, die telkens vërstoord werd door afschuwelijke droomen. Hij had visioenen van een gruwelijken kerker, een vuns en stikend hol diep onder den grond. Badend in zijn zweet werd hij wakker en kon het niet meer in bed uithouden. Bij het krieken van den dag was hij al op; slap en uitgeput. Met een wee gevoel door zijn geheele lichaam, met knikkende knieën sleepte hij zich naar beneden en hij zegende het oogenblik, dat hij ten laatste de oude vrouw moest gaan opendoen, die iederen ochtend kwam om zijn'kamers aan kant te maken. Ze was potdoof en wat sufferig en merkte niets bijzonders aan den heer des huizes, maar met Hennessay, zijn bediende, die om zeven uur ver scheen, was het anders. Die informeerde direct of zijn patroon zich niet goed gevoelde. „Neen, ik ben heelemaal niet goed, Jim", was het bedrukte, matte antwoord. „Ik heb een slechten nacht gehad; als ik niet alleen waa geweest had ik vast en zeker een dokter laten halen. Ik ben bang dat het een aanval van mijn oude kwaal is hartzwakte. Een paar jaar geleden heb ik daar telkens last van gehad". „Dat is leelijk", verklaarde Hennessy, die bezig was het koperwerk van het buffet te poetsen, vol sympathie. „Ik zou vanochtend maar direct naar den dokter gaan, meneer, als ik u was". „Dat zal ik zeker doen, Jim", beaamde Kilner. „Een hartaandoening is niet iets om mee te spot ten. Ik ben overigens bang dat de lucht van Dublin niet goed voor me is ik heb me nooit wat je noemt, honderd procént gevoeld sinds ik hier ben komen wonen". Henqessy antwoordde filosofisch dat verschillen de klimaten verschillende gestellen eischen, maar voegde eraan toe, dat hij persoonlijk zich in Dublin zeer wel had gevoeld. „Dat komt omdat jij er geboren bent', meende mr. Kilner. „Dat maakt een heel verschil. Tegen het klimaat van je geboortestreek kun je haast altyd. Ik zelf ben een Midlander en de lucht van, de Midlands is altijd puik voor me geweest, tt heeft iets zachts en milds dat ik nog nooit erge: anders opgemerkt heb". En met een pathetisc! zucht eindigde de dikke man: „ik wou dat ik hK nu kon inademen dan zóu ik me direct al heel ander mensch voelen". „Waarom gaat. u niet een poosje met vacanfe meneer, naar de Midlands?, stelde Jim voor. zal u vast wel weer opknappen". „Dat is misschien heelemaal geen slecht ids' viel zijn patroon hem bij. „Ik zal er ernstig ow denken. Ik zeg nog eens, een hartkwaal is ui iets dat je mag verwaarloozen". Inderdaad had mr. Joseph Kilner de afgeloop: zestien uur zelf reeds aanhoudend over vacantie gedacht, maar dan een vacantie waarvt hij niet in Dublin zou terugkeeren. Hij wilde 11$ zoo spoedig mogelijk weg, tenminste als hem di lukte zonder argwaan te wekken. En hij had zié voorgenomen vanmorgen reeds voorbereidend steppen te doen Een ontbijt van sterke thee, droog gerooste® brood en gezouten visch, bracht hem weer eenig zins op z(jn verhaal en tegen tienen deelde bij zip bediende mee, dat hij naar den dokter ging. inplaats van naar de spreekkamer van den gt neesheer, richtte hij zijn tollende en waggelend schreden naar het kantoor van den makelaar, d$ wiens bemiddeling hij het établissement van wijl® Phelim Hanrahan had overgenomen. „Ik wil de zaak zoo gauw mogelijk weer vfl de hand doen", zette hij bondig het doel van zip bedoek uiteen. „Wat? U zit er nog geen jaar! Is het tegenga vallen?" Mr. Kilner hief zijn groote handen op in i afwerend gebaar. „Geen sprake van, beste man! Het is alles prachtig als het maar kan. Maar het is mijn gf zondheid. Ik geloof niet, dat het klimaat van Dubfi goed voor me is. Een schitterende stad en i* schikte menschen, maar ik ben bang, dat ik his het loodje leg, als ik nog langer blijf. Mijn is niet in orde en het wordt steeds erger. En 8 heb geen zin, om, eer we nog een jaar verdC zijn, in Dublin op een kerkhof (Wordt vervolgd)i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 6