intecuiew lil de 3ximeschovea~ Üietsea en wandelen- FLITSEN DINSDAG 3 SEPTEMBER 194Ö PT A 'A R' C F. WS D A" "G BEAD 3 Jonge menschen in 't Jonge land 's Morgens om kwart voor acht eet ik vier' boterhammen, daar komt 'r om half elf een tje bij, om half één krijgen we groente, aard appels en vleesch op tafel, met twee borden pap, om half vijf eet ik weer een boterham en om zeven uur krijg ik er vier, en tenslotte 's avonds nog een bord pap, dat is mijn menu bij boer Appelman" Dat vertelt Rudolf me, en 't klink nogal formida bel voor stadsooren, het is 't bewijs ervoor dat 't Rudolf goed vergaat op het land. De eerste dagen, wanneer ze zoo pardoes uit de stad op 't land wor den overgeplant vlot het niet zoo met de trek. Voor al de meisjes hebben in het begin geen trek, in het werk niet^ en in 't eten niet, maar mettertijd ko men ze bij, en wanneer ze flink gaan buffelen dan zijn ze een eind op streek; dan halen ze de twee maanden op het land met glans; Rudolf was H. B. S.-er, en als één der weinigen van de 110 jongens en meisjes uit de stad, die in den Wieringermeerpol- het landleven mogen leeren kennen, werd hij niet bij een bouwboer maar bij een veeboer onder gebracht. Koeien melken is nog wat anders dan het op dreunen van een les over boter, melk en kaas. U kent die rijtjes nog wel van' producten, die in be paalde landstreken verbouwd worden: haver, tarwe, aardappelen, erwten, bieten en nog veel meer, en die we voor den aardrijkskunde leeraar uit onzen blooten bol moeten leeren? Ze klinken erg mooi en we kunnen er achten en negens mee ha len, maar wat landbouw en veeteelt eigenlijk is dat leeren we op de schoolbanken niet! Het lijkt allemaal zoo gemakkelijk wat ze op 't land doen, vergeleken bij ons hersenwerk in de stad, laar 't is drommels moeilijk, vindt Rudolf. „Neem nou eens zooiets eenvoudigs als het la den van de tarweschoven. Je prikt maar met je vork in de schoof, tilt het zaakje op en hoepla de boel op den wagen. Mispoes, dat gaat zoo maar niet. moet je een speciale slag voor krijgen, en 't duurt een poos voordat je die te pakken hebt. Tij dens het opgooien moet je de vork omkeeren, an ders gaat de schoof er af!" Boer Appelman is het met Rudolf eens; wanneer je wat van het boerenbedrijf wilt begrijpen is er maar één weg, een poosje onder de boeren zijn en mee op trekken. „Het is met 't bieten stekken, het ruiters omgooien, het tarwe binnen halen allemaal eender. Het gaat om een bepaalde manier, 't is een stand, 't is een gevoel, dat kun je niet aan anderen vertellen, dat moet je zelf krijgen." Het is prettig te hooren dat boer Appelman zoo tevreden is over zijn gast uit de stad. „Jawel hoor, die stadsjongen valt me best mee" zegt hij, en men moet zoo'n eenvoudige waardeering van een boer in stadsverhoudingen omgezet hoog aanslaan, want een boer blaast nooit zoo hoog van den toren. Dit is een winstpost voor het experiment om stad land dichter bij elkaar te krijgen, maar niet al tijd kunnen we zoo'n opgewekt geluid laten hooren. daarover later. Rudolf onder de koe. Het „onder de koe zitten" valt ook niet mee. Wil je het melken goed in de vingers krijgen dan moet je eigenlijk op je zesde jaar beginnen. Appelman Ju nior heeft dat gedaan, en zijn polsjes zijn nu op zijn twaalfde jaar dan ook zoo gespierd dat zij ettelijke koeien aan kunnen. „Dudolf heeft er dus niet meer den geschikten leef- jd voor" vindt de oude Appelman, maar desniette min mag Rudolf, de H. B. S.-er, ook wel eens pro- beeren te melken, al is het alleen om respect te knjgen voor de boerentechniek, waar je in de stad niets aan vindt. Het aardrijkskundeboekje op de schoolbank is ge- ildig. Maar de koe in de wei is levende materie, en daar kun je niet alles mee doen wat je wilt. .Vooral gewoon doen" zegt Appelman tegen Ru- dolf, wanneer hij hem aanwijst hoe hij de bonte san moet pakken. „Wanneer je de emmer ergens an ders neerzet dan de koe gewoon is denkt het dier »1: Hé, wat moet dat nou? en dan wordt het on rustig." .Zóó Rudolf" de boer maakt bewegingen met zijn banden, en de leerling moet die nadoen. Maar de ware slag is er nog lang niet. Foei, zoo'n les practicum is nog heel wat anders dan wanneer je in de klas voor het bord geroepen wordt om rijtjes op te dreunen. „Je eerste ervaring hier op het platte land" be weert Rudolf in rond-Hollandsch „is, dat je er geen fluit van af weet. Hier onder den blooten hemel begin je eigenlijk pas te snappen wat landbouw en veeteelt, waar je zoo'n boel over geleerd hebt, be kekenen. En hier kijk je niet meer op de boeren leer, niks d'rvan, hier krijg je respect voor de boe fan, waar je als volk zoo ontzettend vefel aan te dan ken hebt." Nadat de verslaggever met zijn blocnote, en de fotograaf met zijn toestel het erf van boer Appelman Verlaten hebben keert de landelijke rust er weer. Want het is schafttijd. En ik denk aan Rudolf: vier boterhammen, twee borden pap, nog een boterham, oog eens vier boterhammen, nog eens pap, nog tens Van den weeromstuit hebben wij dien middag jwee uitsmijters en twee volle glazen warme Hol- «ndsche melk besteld! Met gesterkte magen gaat de tocht van „De oogen tn ooren der stad" door den Wieringermeerpolder verder. „Nou weet ik het" «Is Simon er ook, mevrouw?" „Jawel, meneer, die is in de schuur bij het bin nenhalen van de schoven". Ergens in de groote schuur van boer Smit staat boven op den schovenberg een stadsjongen onver moeid zijn vork te zwaaien. Simon, de kantoorbediende, heeft ook gehoor ge geven aan den oproep om een poos bij de boeren jtoor te brengen en op die manier waardeering te krijgen voor het boerenbedrijf. «Hoe bevalt het je hier, Simon?" „Ik werkte op het kantoor van een graanhandel, maar nu zie ik pas waar het f graan vandaan komt'' Koeien melken is wat anders dan 'n les opdreunen over botert melk en kaas „Opperbest, meneer" komt er volmondig uit, wan neer deze Simon van den berg afgeklauterd is om de steedsche bezoekers over zijn ervaringen te ver tellen. „Simon, sta je daar wel goed, niet in dert wind, want je bent nog zoo warm", roep de boer ergens vandaan, en het is 't bewijs ervoor dat de boeren in de Wieringermeer oog en hart voor hun gasten hebben. We zoeken een windvrij plekje op. „Het wordt tijd dat de hokken binnenkomen, an ders gaan ze spruiten!" Neen, het is niet de boer die dat zegt. Het is Simon, die gebarend over de ein- delooze velden, waar de schoven in hokken staan, deze deskundige opmerking plaatst. Hij zit er wat je noemt al echt in. Rudolf, de H. B. S.-er op weg met de melkbussen. „Weet U wat dit voor een werktuig is, meneer? Een zelf binder, die rijdt over het land, snijdt de tar we af en bindt ze meteen in schoven". De kantoor bediende legt ons haarfijn uit hoe of de landbouw machine in zijn werk gaat. En we luisteren en zien aandachtig. „Je leert een boel hier, meneer,", is Simon's be sluit. In de stad kijk je op de boeren neer, maar hier leer je dat vlug af." „Waar was je kantoorbediende, Simon?" „Op het kantoor van een graanhandelaar." „En had je al eens gezien waar of het graan van daan kwam?" De kantoorbediende, die zoo dikwijls met zijn pen houder in de boeken heeft moeten schrijven: „100 balen gerst, 100 balen tarwe" toont ons triomfante lijk zijn hand gevuld met tarwekorrels. „Neen, meneer, maar nou weet ik het!" KAREL VAN HEUSDEN. Slootdorp, Augustus. Het Lutherhuis te Haarlem. Is Zondag officiéél geopend. De samenwerking tusschen Rechtzinnige en Vrij zinnige Lutheranen te Haarlem heeft haar be kroning gevonden in het tot stand komen van het Lutherhuis in de Wilhelminastraat No. 42 te Haar lem, dat Zondag j.l. in tegenwoordigheid van Evang. Luthersche kerkelijke autoriteiten en ver- eenigingsbesturen der E. L. Gemeente, in allen eenvoud geopend werd. Door de tijdsomstandigheden is deze plechtigheid zoo sober mogelijk gehouden. De openingsrede werd uitgesproken door den Vrij zinnigen predikant der gemeente ds. C. H. Brandt. In deze rede wees ds. Brandt er op, dat dit samen arbeiden geschiedt op den grondslag van het Evangelie, in den geest van Luther, terwijl spr. eraan herinnerde dat reeds in 1936 pogingen in 't werk zijn gesteld, om een goede samenwerking tot stand te brengen. Nadat ds. Brandt, namens den Kerkeraad het LANCS DE STRAAT Kunst op straat. Hij was voor mij een geheel nieuwe verschijning, deze teekenaar van den Dam te Amsterdam. Vele jaren lang had ik op dezelfde plaats, bij een paal van het electrisch licht in de buurt van den ingang van de Kalverstraat, een krijtteekenaar aan het werk gezien en ook al eens in deze rubriek vereeuwigd (voorzoover het mogelijk is, iemand door een be scheiden stukje in de krant aan de vergetelheid te ontrukken) maar dezen straatkunstenaar, met het bruine alpinopetje of „klutje" op, gekleed in een grijs-gestreept pak met hier en daar een krijtvlek er op en wiens goedmoedig, blozend gelaat versierd is met een Henri Quatre sikje had ik daar nog nooit aangetroffen. Dit is intusschen eenigszins te verklaren: bij zijn schildersezel hangt een krantenuitknipsel waaruit blijkt, dat hij zoowaar al een lustrum heeft gevierd als teekenaar op den Dam, maar dat hij alleen op de oneven dagen daar verschijnt. Op de andere dagen staat en werkt op dezelfde plaats een kunstbroeder. Ik moet dus de laatste vijf jaar alleen op even dagen den Dam overgestoken zijn. En misschien ben ik hem ook wel eens, in gedachten verdiept, voorbij geloopen. Dat is dan toch jammer geweest, want het is een lust hem aan het werk te zien. Hij is een vaardig teekenaar, al is het hem, blijkens een andere aan den paal bevestigde mededeeling: „Steunt den noodlijdenden kunstenaar" in de wereld niet mee- geloopen. Trouwens: noodlijdendheid en kunstenaar schap zijn helaas in dezen tijd maar al te dikwijls nauw verbonden. Hij is gul met schriftelijke mededeelingen over zichzelf, deze artist. Want nog een ander biljet hangt aan den paal en daarop staat heel wat over de peezen, die hij al zoo op zijn boog heeft: „Ik kan elkeen op doek gelijkend uitschilderen of teekenen; zie de voorbeelden. Ik spreek vlot Fransch en ver taal uit het Fransch. Ik ben bekend met Engelsch, Duitsch en machineschrijven. Ik heb een smetteloos verleden. Prima referenties." De voorbeelden zijn ook al aan den paal geslagen. Mij trof een groot vrouwenportret (was het Mar iene Dietrich?) waarbij den aanschouwer schrifte lijk in 't Fransch verzocht werd, „goed te letten op de uitdrukking der oogen." De kunstvaardigheid van dezen teekenaar is in derdaad het groot aantal belangstellenden waard, dat steeds om zijn standplaats verzameld staat en zijn verrichtingen met aandacht en bewondering volgt. In eenige minuten toovert hij een vel grauw pa pier om tot een zonnig en vredig of ook wel woest en romantisch landschap. Met een stuk zwart krijt, dat hij uit den rechterzak van zijn colbert opdiept, werpt hij met een paar forsche halen donkere bergen, waarin ge sombere spelonken verwacht, op het papier en meteen, wat meer op den voorgrond, in één moeite een paar boomstammen ,met grillig ge vormde takken. Dan neemt hij blauw en roetsch, roetsch: een groote schuin naar boven oploopende breede, blauwe vlek ontstaat. Wat zal dat worden? Hij zegt het u al, in teekentaai: hij heeft wit krijt gegrepen, drie witte gegolfde lijnen op het blauw en een frissche waterval stroomt uit de bergen. Snel een paar groene vegen tusschen de takken van de boomen: klaar is de weelderige bladertooi! Maar kunnen de bergen nu zoo zwart, zoo somber blijven? Neen, daar is het gele krijt al: de omtrek van het gebergte wordt afgezet met een hei-gelen rand, hier en daar een paar gele moppen en ineens wordt het geheele landschap overstroomd met gouden zonlicht. Een kronkelend landwegje, een huisje met een vroolijk rood dak, het is alles maar het werk van een oogenblik. Dan wendt de kunstenaar zich tot zijn publiek en zegt (ik vind dit nu eigenlijk een beetje jammer, maar het is eenmaal niet anders) wijzend op de krijtteekening: „Dames en heeren, in vijf minuten geteekend! Mag ik nu om een kleine bijdrage ver zoeken?" En dan gaat hij met het bakje rond, als een orgelman of een straatacrobaat, hij de too- venaar met zwart en groen en blauw en geel en rood Als uw bijdrage boven gewoon koper uitgaat, moogt u de teekening meenemen. Hij heeft gauw genoeg weer een andere klaar. J. C. E. Lutherhuis als centrum voor Gemeente-arbeid en tevens als tehuis voor chronische zieken aan het College van Regenten en Regentessen had overge dragen, nam ir. J. H. C. Schroder, regent-voorzitter het woord. Allereerst zeide de heer Schroder den vorigen spreker dank voor de overdracht van h«t Lutherhuis en de installatie van het bestuur. In grove trekken schetste spr. het ontstaan van dit huis en de wijze waarop het, met behulp van den heer C. C. van Beaumont en zijn flinke medewerkers, tot een goed geheel is geworden. Hij dankte die colleges en vereenigingen welke hetzij in den vorm van geld of wel in geschenken er het hunne toe hebben bijgedragen, dit huis volledig aan zijn doel te doen beantwoorden. Ook aan de Synode, welke vertegenwoordigd is door haren voorzitter ds. C. C. G. Visser, komt een woord van erkentelijkheid toe voor de medewerking bij het tot stand komen van dit object. De heer Schroder schetste nog de moeilijkheden, welke te overwinnen waren met het oog op de tegenwoordige omstandigheden. Ten slotte noodigde spr. de aanwezigen uit zich door een rondgang onder geleide, ervan te overtui gen, dat het Lutherhuis wat lokaliteiten, verlichting, verwarming, luchtverversching enz. aangaat, aan zeer hooge eischen voldoet. Tot besluit beantwoordde ds. W. Spliethoff, Rechtzinnig predikant de vraag: „Wat heeft de Ge meente aan dit alles?", met erop te wijzen, dat het Lutherhuis zal zijn een Centrum van Gemeente- arbeid, waaraan in den loop der tijden behoefte bleek te bestaan. Nu hebben wij, zfide spr. een eigen „tehuis" voor onze vergaderingen, voor Gods dienstonderwijs, vereenigingsleven. Al het werk van de colleges en de vereenigingen wordt hier gecen traliseerd. Het Lutherhuis moet ook een overgangs station zijn voor een soortgelijke zoo mogelijk grootere inrichting, als 't kan met een kapel, ten bate van een groot aantal Gemeentelieden in het zich steeds uitbreidende Haarlem-Noord, dat op het oogenblik eigenlijk stiefmoederlijk bedeeld is. Dit resultaat zeide spr. moet echter door eendrachtig en doelbewust samenwerken worden verkregen. Geëindigd werd met het zingen van „Een vaste Burcht is onze God" en het Onze Vader. Simon heeft dikwijls op het kantoor van een graanhandelaar de partijen tarwe en gerst ingeboekt, maar waar het graan groeide daar was hij nog niet geweest. NIEUWE SERIE No 91 Veters 1. Gaat vroolijk wandelen n.et Junior. 2. Hoort achter zich geroep, dat Junior's veter is losgegaan. 3. Merkt vroolijk op, dat dat gauw te ver helpen is. 4. Hoort een paar minuten later dat het euvel zich heeft herhaald. 5. Maakt hem zwij gend opnieuw vast. 6. Incasseert het verwijt, dat de veter veel te strak zit. 7. Probeert dit te herstellen en is tien minuten met een al te hardnekkige knoop bezig. 8. Hoort Junior vroolijk roepen dat nu de andere veter los is en antwoordt, dat hij het maar zoo moet laten. Het wandelbosch te Hoofddorp. e beperkingen, welke door de brand- J stoffenschaarschte aan het reizen per trein en auto zijn opgelegd, hebben in de laatste maanden de waardeering voor het rijwiel als vervoermiddel sterk doen stijgen. Overal ziet men de vacantiegangers zich op de fiets of de tandem voortbewegen; de korte fietstochtjes in eigen omgeving zijn dezen zomer in eere hersteld. De Haarlemmermeerpolder krijgt van dit rijwielver keer ook ruimschoots zijn deel, dank zij de uitstekende wegen en fiets paden, welke door de zorgen van rijks- en provincialen Waterstaat en polderbestuur zijn aangelegd of gereconstrueerd en den polder thans in alle richtingen doorkruisen. Het is echter de vraag of de meesten van de toeristen, die langs de polderwegen fietsen om hun naaste reisdoel te bereiken, wel oog hebben voor het natuurschoon, dat ook in dit rechtlijnig door wegen, tochten en slooten doorsneden polderland te genieten valt. Hoevelen hunner zien de rijke kleurenschakeering van de bebouwde velden, die van allerlei groene tinten in het voorjaar in den zomer overgaat in een kleurenreeks van goudgeel tot donkerbruin? Ondergaan zij de bekoring van het altijd wis selend spel van licht en wolken over de wijde velden, van het romantisch beeld van een verre boerderij, wanneer de zonnestralen langs een regen wolk op het roode pannendank vallen en dit als in een vuurgloed zetten? Het polderland is mooi en zelfs nog vol kleur wanneer in het late najaar de oogst is binnen gehaald en de akkers, geploegd en geëgd, gereed zijn gemaakt om de winterrust in te gaan. Mooi zijn ook de waterpartijen langs de ring vaart, waar deze nabij het dorpje Vijfhuizen en het fort de Liede samenvloeit met de Buiten- Liede en de „Mooie Hel" en aan het einde van den Bennebroekerweg nabij Aalsmeer, waar zij door een zoom van eilandjes en rietlanden bij de Blauwe Beugel overgaat in de groote watervlakte van den Westereinderplas. En in het hartje van dit mooie polderland is nu eenige jaren geleden door den arbeid van men- schenhanden een nieuw stuk natuurschoon ont staan, dat door de bewoners reeds zeer gewaar deerd wordt, maar in de naaste omgeving nog veel te weinig bekend is. Toen eenige jaren geleden de werkloosheid in de gemeente Haarlemmermeer vooral onder de landarbeiders en grondwerkers onrustbarend groot werd. was een van de zwaarste zorgen van het ge meentebestuur geschikte objecten voor werkver schaffing te vinden, d.wz. werken, die ook in de toekomst economisch of algemeen maatschappeljk nut zouden kunnen afwerpen. ROYAAL WANDELBOSCH. Het dagelij ksch bestuur toonde toen durf en ver trouwen in de toekomst door het initiatief te nemen voor het aanleggen van een royaal wandelbosch met waterpartijen en een grooten hertenkamp te Hoofddorp, in aansluiting met het reeds bestaande sportveldencomplex. De meerderheid van den gemeenteraad stond aan vankelijk wat onwennig tegenover dit nogal groot- sche plan, bezorgd als men was, dat de onderhouds kosten van een dergelijk recreatieterrein een te zwaren last voor de gemeentekas zouden vormen. De omvang van het plan werd daarom vrij be langrijk ingeperkt en nog zou het waarschijnlijk schibreuk hebben geleden, wanneer 't dagelijksch- bestuur niet van andere zijde ruggesteun had ge kregen. Omdat het plan in werkverschaffing zou moe ten worden uitgevoerd met subsidie uit 's rijks kas, kon er niets worden bereikt zonder de mede werking van de rijkscommissie van advies voor werkverruiming en werkverschaffing in Noord- Holland en gelukkig werd het plein in deze com missie enthousiast ontvangen. Een toevallige omstandigheid was, dat juist in die dagen het provinciaal bestuur van Noord- Holland een gunstige plaats zocht voor de vestiging van een demonstratietuin voor fruitteelt en de direcie van de Nederlandsche Heidemaatschappij, die met de voorbereiding hiervan belast werd, kon voor de gedachte worden gewonnen om beide plan nen te combineeren. Door dit mooie perspectief verlokt gaf de ge meenteraad zijn laatste bezwaren op en weldra kon met het werk een aanvang worden gemaakt. 'ut den cftaartemmecmeecpcdder' Dat dit resultaat is bereikt is voor een niet gering gedeelte te danken aan de actieve medewer king van genoemde adviescommissie. Zonder an deren hierdoor tekort te doen mogen in het bij zonder worden genoemd de voorzitter mr. Bom ana en de toenmalige secretaris mr. Stufkens, die de uitvoering van deze plannen krachtig hebben ge stimuleerd en daarvoor aanspraak hebben op groote erkentelijkheid van het gemeentebestuur van Haarlemmermeer en de inwoners van die gemeente. OOK DE LAMA. Vier jaar geleden is met het werk begonnen en op de plaats waar destijds een groote vuilnisbelt de geheele omgeving ontsierde en den wandelaar verre hield, ligt nu op een mooie heuvelglooiing een uitgestrekte weide, doorsneden door een breed water, waar tusschen de ranke herten ook de lama graast en pauwen, zwanen, ganzen en eenden in bonte verscheidenheid rondscharrelen en levendigheid brengen. Achter den beboschten heuvel strekt zich het wandelbosch uit, in de geheele lengte doorsneden door een waterpartij met een beplant eilandje en voorzien van rustieke bruggetjes. Ter zijde van dit wandelbosch ligt de 7 hectar® groote provinciale fruittuin, geheel omsloten door een aan weerszijden met sierheesters, struiken en boomen beplanten wandelweg. Langs dezen wan delweg en in het wandelbosch waarbij ook een doolhof en een tennisbaan zijn aangelegd zijn een groot aantal rustieke banken geplaatst. Het ligt voor de hand, dat de twee jaar oude beplanting, die door de deskundigen van de Ned. Heidemaatschappij met groote zorg is gekozen, nog lang niet haar vollen wasdom heeft bereikt. Dit geldt in het bijzonder voor de opgaande boo men.'die in een groote verscheidenheid zijn ge plant. Maar niettemin is het verbazendwekkend hoe in dezen korten tijd alles gegroeid is en reeds een wezenlijk bosch met dicht struikgewas is ontstaan, dat beschutte wandelingen biedt. Eenige weken geleden knoopte ik toevallig een gesprek aan met een dame en een heer, die met twee kinderen per rijwiel uit Haarlem waren ge komen en vol lof waren over den mooien herten kamp en de bijbehoorende beplanting. Toen ik hun vroeg of zij ook reeds in het wandelbosch een kijkje hadden genomen, keken zij mij vragend aan. Zij waren niet op de gedachte gekomen, dat er achter den heuvel nog meer te zien zou zijn. Zoo zal het wellicht velen gaan die door Hoofd dorp rijden en ter zijde van den hoofdweg op eenigen afstand tegen een groene glooiing eenige herten zien grazen, doch niet weten dat daar achter een fraai bosch tot wandelen of rusten noodt. De aanleg is nog niet geheel voltooid, want het groote langs den verkeersweg liggende open ter rein is bestemd voor de stichting van een theehuis met muziektent en kinderspeeltuin. Helaas hebben de tijdsomstandigheden de uitvoering van de hier voor bestaande planner gestagneerd. Men zoeke in dit wandelbosch geen steedschen parkaanleg met rozenperken en gemillimeterde gazons. Het is een echt, eenvoudig wandelbosch, waar rust heerscht en waar getracht is door den aard van de beplanting en het gebezigde materiaal voor omheiningen en banken alleen de natuur te laten spreken. Wie op een mooien zonnigen dag in dezen na zomer of den komenden herfst eens een aardig fietstochtje wil maken en goed in de frissche lucht komen, trekke eens den Haarlemmermeerpolder in, kieze als pleisterplaats Hoofddorp en make daar een wandeling door het wandelbosch en om den uitge- strekten provincialen fruittuin. Hoofddorp. MR. J. F. JANSONIUS. STRAATPREDIKING. Hedenavond is er straatprediking op het Spaarn- hovenplein in Haarlem-Noord van 8.159 uur, door de Gereformeerde Evangelisatie. Spreker is de heer A. J. Glerum. Medewerking verleent het Evangelisatie-zangkoor „Noord". N. S. N. A. P.—DE HAKENKRUISERS. 's-GRAVENHAGE, 2 September (A. N. P.)' Naar ons wordt medegedeeld, heeft zich uit de N. S. N. A. P., leider majoor Kruyt, op initiatief van een aantal hoofdfunctionarissen dier partij, een nieuwe groep gevormd, die den naam heeft aangenomen „N. S. N. A. P.—De Hakenkruisers". Als leider treedt op de heer F. de Mos. Het or gaan ,X»e Nederlandsche Nationaal-Soclalist" zal onder den naam „De Hakenkruisers" verschijnen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 5