intecuiew lil
de 3ximeschovea~
Üietsea en wandelen-
FLITSEN
DINSDAG 3 SEPTEMBER 194Ö
PT A 'A R' C F. WS D A" "G BEAD
3
Jonge menschen in 't Jonge land
's Morgens om kwart voor acht eet ik vier'
boterhammen, daar komt 'r om half elf een
tje bij, om half één krijgen we groente, aard
appels en vleesch op tafel, met twee borden
pap, om half vijf eet ik weer een boterham
en om zeven uur krijg ik er vier, en tenslotte
's avonds nog een bord pap, dat is mijn
menu bij boer Appelman"
Dat vertelt Rudolf me, en 't klink nogal formida
bel voor stadsooren, het is 't bewijs ervoor dat 't
Rudolf goed vergaat op het land. De eerste dagen,
wanneer ze zoo pardoes uit de stad op 't land wor
den overgeplant vlot het niet zoo met de trek. Voor
al de meisjes hebben in het begin geen trek, in het
werk niet^ en in 't eten niet, maar mettertijd ko
men ze bij, en wanneer ze flink gaan buffelen dan
zijn ze een eind op streek; dan halen ze de twee
maanden op het land met glans; Rudolf was H. B.
S.-er, en als één der weinigen van de 110 jongens
en meisjes uit de stad, die in den Wieringermeerpol-
het landleven mogen leeren kennen, werd hij
niet bij een bouwboer maar bij een veeboer onder
gebracht.
Koeien melken is nog wat anders dan het op
dreunen van een les over boter, melk en kaas. U
kent die rijtjes nog wel van' producten, die in be
paalde landstreken verbouwd worden: haver, tarwe,
aardappelen, erwten, bieten en nog veel
meer, en die we voor den aardrijkskunde leeraar
uit onzen blooten bol moeten leeren? Ze klinken erg
mooi en we kunnen er achten en negens mee ha
len, maar wat landbouw en veeteelt eigenlijk is dat
leeren we op de schoolbanken niet!
Het lijkt allemaal zoo gemakkelijk wat ze op 't
land doen, vergeleken bij ons hersenwerk in de stad,
laar 't is drommels moeilijk, vindt Rudolf.
„Neem nou eens zooiets eenvoudigs als het la
den van de tarweschoven. Je prikt maar met je
vork in de schoof, tilt het zaakje op en hoepla de
boel op den wagen. Mispoes, dat gaat zoo maar niet.
moet je een speciale slag voor krijgen, en 't
duurt een poos voordat je die te pakken hebt. Tij
dens het opgooien moet je de vork omkeeren, an
ders gaat de schoof er af!"
Boer Appelman is het met Rudolf eens; wanneer
je wat van het boerenbedrijf wilt begrijpen is er
maar één weg, een poosje onder de boeren zijn en
mee op trekken. „Het is met 't bieten stekken, het
ruiters omgooien, het tarwe binnen halen allemaal
eender. Het gaat om een bepaalde manier, 't is een
stand, 't is een gevoel, dat kun je niet aan anderen
vertellen, dat moet je zelf krijgen."
Het is prettig te hooren dat boer Appelman zoo
tevreden is over zijn gast uit de stad. „Jawel hoor,
die stadsjongen valt me best mee" zegt hij, en men
moet zoo'n eenvoudige waardeering van een boer
in stadsverhoudingen omgezet hoog aanslaan,
want een boer blaast nooit zoo hoog van den toren.
Dit is een winstpost voor het experiment om stad
land dichter bij elkaar te krijgen, maar niet al
tijd kunnen we zoo'n opgewekt geluid laten hooren.
daarover later.
Rudolf onder de koe.
Het „onder de koe zitten" valt ook niet mee. Wil
je het melken goed in de vingers krijgen dan moet
je eigenlijk op je zesde jaar beginnen. Appelman Ju
nior heeft dat gedaan, en zijn polsjes zijn nu op zijn
twaalfde jaar dan ook zoo gespierd dat zij ettelijke
koeien aan kunnen.
„Dudolf heeft er dus niet meer den geschikten leef-
jd voor" vindt de oude Appelman, maar desniette
min mag Rudolf, de H. B. S.-er, ook wel eens pro-
beeren te melken, al is het alleen om respect te
knjgen voor de boerentechniek, waar je in de stad
niets aan vindt.
Het aardrijkskundeboekje op de schoolbank is ge-
ildig. Maar de koe in de wei is levende materie,
en daar kun je niet alles mee doen wat je wilt.
.Vooral gewoon doen" zegt Appelman tegen Ru-
dolf, wanneer hij hem aanwijst hoe hij de bonte
san moet pakken. „Wanneer je de emmer ergens an
ders neerzet dan de koe gewoon is denkt het dier
»1: Hé, wat moet dat nou? en dan wordt het on
rustig."
.Zóó Rudolf" de boer maakt bewegingen met zijn
banden, en de leerling moet die nadoen. Maar de
ware slag is er nog lang niet.
Foei, zoo'n les practicum is nog heel wat anders
dan wanneer je in de klas voor het bord geroepen
wordt om rijtjes op te dreunen.
„Je eerste ervaring hier op het platte land" be
weert Rudolf in rond-Hollandsch „is, dat je er geen
fluit van af weet. Hier onder den blooten hemel
begin je eigenlijk pas te snappen wat landbouw en
veeteelt, waar je zoo'n boel over geleerd hebt, be
kekenen. En hier kijk je niet meer op de boeren
leer, niks d'rvan, hier krijg je respect voor de boe
fan, waar je als volk zoo ontzettend vefel aan te dan
ken hebt."
Nadat de verslaggever met zijn blocnote, en de
fotograaf met zijn toestel het erf van boer Appelman
Verlaten hebben keert de landelijke rust er weer.
Want het is schafttijd. En ik denk aan Rudolf: vier
boterhammen, twee borden pap, nog een boterham,
oog eens vier boterhammen, nog eens pap, nog
tens
Van den weeromstuit hebben wij dien middag
jwee uitsmijters en twee volle glazen warme Hol-
«ndsche melk besteld!
Met gesterkte magen gaat de tocht van „De oogen
tn ooren der stad" door den Wieringermeerpolder
verder.
„Nou weet ik het"
«Is Simon er ook, mevrouw?"
„Jawel, meneer, die is in de schuur bij het bin
nenhalen van de schoven".
Ergens in de groote schuur van boer Smit staat
boven op den schovenberg een stadsjongen onver
moeid zijn vork te zwaaien.
Simon, de kantoorbediende, heeft ook gehoor ge
geven aan den oproep om een poos bij de boeren
jtoor te brengen en op die manier waardeering te
krijgen voor het boerenbedrijf.
«Hoe bevalt het je hier, Simon?"
„Ik werkte op het kantoor
van een graanhandel, maar
nu zie ik pas waar het f
graan vandaan komt''
Koeien melken is wat anders
dan 'n les opdreunen over
botert melk en kaas
„Opperbest, meneer" komt er volmondig uit, wan
neer deze Simon van den berg afgeklauterd is om
de steedsche bezoekers over zijn ervaringen te ver
tellen.
„Simon, sta je daar wel goed, niet in dert wind,
want je bent nog zoo warm", roep de boer ergens
vandaan, en het is 't bewijs ervoor dat de boeren in
de Wieringermeer oog en hart voor hun gasten
hebben.
We zoeken een windvrij plekje op.
„Het wordt tijd dat de hokken binnenkomen, an
ders gaan ze spruiten!" Neen, het is niet de boer die
dat zegt. Het is Simon, die gebarend over de ein-
delooze velden, waar de schoven in hokken staan,
deze deskundige opmerking plaatst. Hij zit er wat
je noemt al echt in.
Rudolf, de H. B. S.-er op weg met de melkbussen.
„Weet U wat dit voor een werktuig is, meneer?
Een zelf binder, die rijdt over het land, snijdt de tar
we af en bindt ze meteen in schoven". De kantoor
bediende legt ons haarfijn uit hoe of de landbouw
machine in zijn werk gaat. En we luisteren en zien
aandachtig.
„Je leert een boel hier, meneer,", is Simon's be
sluit. In de stad kijk je op de boeren neer, maar
hier leer je dat vlug af."
„Waar was je kantoorbediende, Simon?"
„Op het kantoor van een graanhandelaar."
„En had je al eens gezien waar of het graan van
daan kwam?"
De kantoorbediende, die zoo dikwijls met zijn pen
houder in de boeken heeft moeten schrijven: „100
balen gerst, 100 balen tarwe" toont ons triomfante
lijk zijn hand gevuld met tarwekorrels.
„Neen, meneer, maar nou weet ik het!"
KAREL VAN HEUSDEN.
Slootdorp, Augustus.
Het Lutherhuis te Haarlem.
Is Zondag officiéél geopend.
De samenwerking tusschen Rechtzinnige en Vrij
zinnige Lutheranen te Haarlem heeft haar be
kroning gevonden in het tot stand komen van het
Lutherhuis in de Wilhelminastraat No. 42 te Haar
lem, dat Zondag j.l. in tegenwoordigheid van
Evang. Luthersche kerkelijke autoriteiten en ver-
eenigingsbesturen der E. L. Gemeente, in allen
eenvoud geopend werd. Door de tijdsomstandigheden
is deze plechtigheid zoo sober mogelijk gehouden.
De openingsrede werd uitgesproken door den Vrij
zinnigen predikant der gemeente ds. C. H. Brandt.
In deze rede wees ds. Brandt er op, dat dit samen
arbeiden geschiedt op den grondslag van het
Evangelie, in den geest van Luther, terwijl spr.
eraan herinnerde dat reeds in 1936 pogingen in 't
werk zijn gesteld, om een goede samenwerking
tot stand te brengen.
Nadat ds. Brandt, namens den Kerkeraad het
LANCS DE STRAAT
Kunst op straat.
Hij was voor mij een geheel nieuwe verschijning,
deze teekenaar van den Dam te Amsterdam. Vele
jaren lang had ik op dezelfde plaats, bij een paal
van het electrisch licht in de buurt van den ingang
van de Kalverstraat, een krijtteekenaar aan het werk
gezien en ook al eens in deze rubriek vereeuwigd
(voorzoover het mogelijk is, iemand door een be
scheiden stukje in de krant aan de vergetelheid
te ontrukken) maar dezen straatkunstenaar, met het
bruine alpinopetje of „klutje" op, gekleed in een
grijs-gestreept pak met hier en daar een krijtvlek
er op en wiens goedmoedig, blozend gelaat versierd
is met een Henri Quatre sikje had ik daar nog nooit
aangetroffen.
Dit is intusschen eenigszins te verklaren: bij zijn
schildersezel hangt een krantenuitknipsel waaruit
blijkt, dat hij zoowaar al een lustrum heeft gevierd
als teekenaar op den Dam, maar dat hij alleen op de
oneven dagen daar verschijnt. Op de andere dagen
staat en werkt op dezelfde plaats een kunstbroeder.
Ik moet dus de laatste vijf jaar alleen op even dagen
den Dam overgestoken zijn. En misschien ben ik
hem ook wel eens, in gedachten verdiept, voorbij
geloopen.
Dat is dan toch jammer geweest, want het is een
lust hem aan het werk te zien. Hij is een vaardig
teekenaar, al is het hem, blijkens een andere aan
den paal bevestigde mededeeling: „Steunt den
noodlijdenden kunstenaar" in de wereld niet mee-
geloopen. Trouwens: noodlijdendheid en kunstenaar
schap zijn helaas in dezen tijd maar al te dikwijls
nauw verbonden.
Hij is gul met schriftelijke mededeelingen over
zichzelf, deze artist. Want nog een ander biljet
hangt aan den paal en daarop staat heel wat over
de peezen, die hij al zoo op zijn boog heeft: „Ik kan
elkeen op doek gelijkend uitschilderen of teekenen;
zie de voorbeelden. Ik spreek vlot Fransch en ver
taal uit het Fransch. Ik ben bekend met Engelsch,
Duitsch en machineschrijven. Ik heb een smetteloos
verleden. Prima referenties."
De voorbeelden zijn ook al aan den paal geslagen.
Mij trof een groot vrouwenportret (was het Mar
iene Dietrich?) waarbij den aanschouwer schrifte
lijk in 't Fransch verzocht werd, „goed te letten op
de uitdrukking der oogen."
De kunstvaardigheid van dezen teekenaar is in
derdaad het groot aantal belangstellenden waard,
dat steeds om zijn standplaats verzameld staat en
zijn verrichtingen met aandacht en bewondering
volgt.
In eenige minuten toovert hij een vel grauw pa
pier om tot een zonnig en vredig of ook wel woest en
romantisch landschap. Met een stuk zwart krijt, dat
hij uit den rechterzak van zijn colbert opdiept, werpt
hij met een paar forsche halen donkere bergen,
waarin ge sombere spelonken verwacht, op het
papier en meteen, wat meer op den voorgrond, in
één moeite een paar boomstammen ,met grillig ge
vormde takken. Dan neemt hij blauw en roetsch,
roetsch: een groote schuin naar boven oploopende
breede, blauwe vlek ontstaat. Wat zal dat worden?
Hij zegt het u al, in teekentaai: hij heeft wit krijt
gegrepen, drie witte gegolfde lijnen op het blauw en
een frissche waterval stroomt uit de bergen. Snel
een paar groene vegen tusschen de takken van de
boomen: klaar is de weelderige bladertooi! Maar
kunnen de bergen nu zoo zwart, zoo somber blijven?
Neen, daar is het gele krijt al: de omtrek van het
gebergte wordt afgezet met een hei-gelen rand, hier
en daar een paar gele moppen en ineens wordt het
geheele landschap overstroomd met gouden zonlicht.
Een kronkelend landwegje, een huisje met een
vroolijk rood dak, het is alles maar het werk van
een oogenblik.
Dan wendt de kunstenaar zich tot zijn publiek en
zegt (ik vind dit nu eigenlijk een beetje jammer,
maar het is eenmaal niet anders) wijzend op de
krijtteekening: „Dames en heeren, in vijf minuten
geteekend! Mag ik nu om een kleine bijdrage ver
zoeken?" En dan gaat hij met het bakje rond, als
een orgelman of een straatacrobaat, hij de too-
venaar met zwart en groen en blauw en geel en
rood
Als uw bijdrage boven gewoon koper uitgaat,
moogt u de teekening meenemen.
Hij heeft gauw genoeg weer een andere klaar.
J. C. E.
Lutherhuis als centrum voor Gemeente-arbeid en
tevens als tehuis voor chronische zieken aan het
College van Regenten en Regentessen had overge
dragen, nam ir. J. H. C. Schroder, regent-voorzitter
het woord.
Allereerst zeide de heer Schroder den vorigen
spreker dank voor de overdracht van h«t Lutherhuis
en de installatie van het bestuur. In grove trekken
schetste spr. het ontstaan van dit huis en de wijze
waarop het, met behulp van den heer C. C. van
Beaumont en zijn flinke medewerkers, tot een
goed geheel is geworden. Hij dankte die colleges
en vereenigingen welke hetzij in den vorm van
geld of wel in geschenken er het hunne toe
hebben bijgedragen, dit huis volledig aan zijn doel
te doen beantwoorden. Ook aan de Synode, welke
vertegenwoordigd is door haren voorzitter ds. C. C.
G. Visser, komt een woord van erkentelijkheid
toe voor de medewerking bij het tot stand komen
van dit object. De heer Schroder schetste nog de
moeilijkheden, welke te overwinnen waren met
het oog op de tegenwoordige omstandigheden.
Ten slotte noodigde spr. de aanwezigen uit zich
door een rondgang onder geleide, ervan te overtui
gen, dat het Lutherhuis wat lokaliteiten, verlichting,
verwarming, luchtverversching enz. aangaat, aan
zeer hooge eischen voldoet.
Tot besluit beantwoordde ds. W. Spliethoff,
Rechtzinnig predikant de vraag: „Wat heeft de Ge
meente aan dit alles?", met erop te wijzen, dat het
Lutherhuis zal zijn een Centrum van Gemeente-
arbeid, waaraan in den loop der tijden behoefte
bleek te bestaan. Nu hebben wij, zfide spr. een
eigen „tehuis" voor onze vergaderingen, voor Gods
dienstonderwijs, vereenigingsleven. Al het werk van
de colleges en de vereenigingen wordt hier gecen
traliseerd. Het Lutherhuis moet ook een overgangs
station zijn voor een soortgelijke zoo mogelijk
grootere inrichting, als 't kan met een kapel, ten
bate van een groot aantal Gemeentelieden in het
zich steeds uitbreidende Haarlem-Noord, dat op het
oogenblik eigenlijk stiefmoederlijk bedeeld is. Dit
resultaat zeide spr. moet echter door eendrachtig
en doelbewust samenwerken worden verkregen.
Geëindigd werd met het zingen van „Een vaste
Burcht is onze God" en het Onze Vader.
Simon heeft dikwijls op het kantoor van een graanhandelaar de partijen tarwe
en gerst ingeboekt, maar waar het graan groeide daar was hij nog niet geweest.
NIEUWE SERIE No 91
Veters
1. Gaat vroolijk
wandelen n.et
Junior.
2. Hoort achter zich
geroep, dat Junior's
veter is losgegaan.
3. Merkt vroolijk op,
dat dat gauw te ver
helpen is.
4. Hoort een paar
minuten later dat
het euvel zich heeft
herhaald.
5. Maakt hem zwij
gend opnieuw vast.
6. Incasseert het
verwijt, dat de veter
veel te strak zit.
7. Probeert dit te
herstellen en is tien
minuten met een
al te hardnekkige
knoop bezig.
8. Hoort Junior
vroolijk roepen dat
nu de andere veter
los is en antwoordt,
dat hij het maar zoo
moet laten.
Het wandelbosch
te Hoofddorp.
e beperkingen, welke door de brand-
J stoffenschaarschte aan het reizen per
trein en auto zijn opgelegd, hebben
in de laatste maanden de waardeering
voor het rijwiel als vervoermiddel sterk
doen stijgen.
Overal ziet men de vacantiegangers zich
op de fiets of de tandem voortbewegen; de
korte fietstochtjes in eigen omgeving zijn
dezen zomer in eere hersteld.
De Haarlemmermeerpolder krijgt van dit
rijwielver keer ook ruimschoots zijn deel,
dank zij de uitstekende wegen en fiets
paden, welke door de zorgen van rijks- en
provincialen Waterstaat en polderbestuur
zijn aangelegd of gereconstrueerd en den
polder thans in alle richtingen doorkruisen.
Het is echter de vraag of de meesten van de
toeristen, die langs de polderwegen fietsen om hun
naaste reisdoel te bereiken, wel oog hebben voor
het natuurschoon, dat ook in dit rechtlijnig door
wegen, tochten en slooten doorsneden polderland te
genieten valt.
Hoevelen hunner zien de rijke kleurenschakeering
van de bebouwde velden, die van allerlei groene
tinten in het voorjaar in den zomer overgaat in
een kleurenreeks van goudgeel tot donkerbruin?
Ondergaan zij de bekoring van het altijd wis
selend spel van licht en wolken over de wijde
velden, van het romantisch beeld van een verre
boerderij, wanneer de zonnestralen langs een regen
wolk op het roode pannendank vallen en dit als
in een vuurgloed zetten?
Het polderland is mooi en zelfs nog vol kleur
wanneer in het late najaar de oogst is binnen
gehaald en de akkers, geploegd en geëgd, gereed zijn
gemaakt om de winterrust in te gaan.
Mooi zijn ook de waterpartijen langs de ring
vaart, waar deze nabij het dorpje Vijfhuizen en
het fort de Liede samenvloeit met de Buiten-
Liede en de „Mooie Hel" en aan het einde van den
Bennebroekerweg nabij Aalsmeer, waar zij door
een zoom van eilandjes en rietlanden bij de Blauwe
Beugel overgaat in de groote watervlakte van den
Westereinderplas.
En in het hartje van dit mooie polderland is
nu eenige jaren geleden door den arbeid van men-
schenhanden een nieuw stuk natuurschoon ont
staan, dat door de bewoners reeds zeer gewaar
deerd wordt, maar in de naaste omgeving nog veel
te weinig bekend is.
Toen eenige jaren geleden de werkloosheid in
de gemeente Haarlemmermeer vooral onder de
landarbeiders en grondwerkers onrustbarend groot
werd. was een van de zwaarste zorgen van het ge
meentebestuur geschikte objecten voor werkver
schaffing te vinden, d.wz. werken, die ook in de
toekomst economisch of algemeen maatschappeljk
nut zouden kunnen afwerpen.
ROYAAL WANDELBOSCH.
Het dagelij ksch bestuur toonde toen durf en ver
trouwen in de toekomst door het initiatief te nemen
voor het aanleggen van een royaal wandelbosch
met waterpartijen en een grooten hertenkamp te
Hoofddorp, in aansluiting met het reeds bestaande
sportveldencomplex.
De meerderheid van den gemeenteraad stond aan
vankelijk wat onwennig tegenover dit nogal groot-
sche plan, bezorgd als men was, dat de onderhouds
kosten van een dergelijk recreatieterrein een te
zwaren last voor de gemeentekas zouden vormen.
De omvang van het plan werd daarom vrij be
langrijk ingeperkt en nog zou het waarschijnlijk
schibreuk hebben geleden, wanneer 't dagelijksch-
bestuur niet van andere zijde ruggesteun had ge
kregen.
Omdat het plan in werkverschaffing zou moe
ten worden uitgevoerd met subsidie uit 's rijks
kas, kon er niets worden bereikt zonder de mede
werking van de rijkscommissie van advies voor
werkverruiming en werkverschaffing in Noord-
Holland en gelukkig werd het plein in deze com
missie enthousiast ontvangen.
Een toevallige omstandigheid was, dat juist in
die dagen het provinciaal bestuur van Noord-
Holland een gunstige plaats zocht voor de vestiging
van een demonstratietuin voor fruitteelt en de
direcie van de Nederlandsche Heidemaatschappij,
die met de voorbereiding hiervan belast werd, kon
voor de gedachte worden gewonnen om beide plan
nen te combineeren.
Door dit mooie perspectief verlokt gaf de ge
meenteraad zijn laatste bezwaren op en weldra
kon met het werk een aanvang worden gemaakt.
'ut den cftaartemmecmeecpcdder'
Dat dit resultaat is bereikt is voor een niet
gering gedeelte te danken aan de actieve medewer
king van genoemde adviescommissie. Zonder an
deren hierdoor tekort te doen mogen in het bij
zonder worden genoemd de voorzitter mr. Bom ana
en de toenmalige secretaris mr. Stufkens, die de
uitvoering van deze plannen krachtig hebben ge
stimuleerd en daarvoor aanspraak hebben op groote
erkentelijkheid van het gemeentebestuur van
Haarlemmermeer en de inwoners van die gemeente.
OOK DE LAMA.
Vier jaar geleden is met het werk begonnen en
op de plaats waar destijds een groote vuilnisbelt de
geheele omgeving ontsierde en den wandelaar
verre hield, ligt nu op een mooie heuvelglooiing een
uitgestrekte weide, doorsneden door een breed water,
waar tusschen de ranke herten ook de lama graast
en pauwen, zwanen, ganzen en eenden in bonte
verscheidenheid rondscharrelen en levendigheid
brengen.
Achter den beboschten heuvel strekt zich het
wandelbosch uit, in de geheele lengte doorsneden
door een waterpartij met een beplant eilandje en
voorzien van rustieke bruggetjes.
Ter zijde van dit wandelbosch ligt de 7 hectar®
groote provinciale fruittuin, geheel omsloten door
een aan weerszijden met sierheesters, struiken en
boomen beplanten wandelweg. Langs dezen wan
delweg en in het wandelbosch waarbij ook een
doolhof en een tennisbaan zijn aangelegd zijn
een groot aantal rustieke banken geplaatst.
Het ligt voor de hand, dat de twee jaar oude
beplanting, die door de deskundigen van de Ned.
Heidemaatschappij met groote zorg is gekozen,
nog lang niet haar vollen wasdom heeft bereikt.
Dit geldt in het bijzonder voor de opgaande boo
men.'die in een groote verscheidenheid zijn ge
plant. Maar niettemin is het verbazendwekkend hoe
in dezen korten tijd alles gegroeid is en reeds een
wezenlijk bosch met dicht struikgewas is ontstaan,
dat beschutte wandelingen biedt.
Eenige weken geleden knoopte ik toevallig een
gesprek aan met een dame en een heer, die met
twee kinderen per rijwiel uit Haarlem waren ge
komen en vol lof waren over den mooien herten
kamp en de bijbehoorende beplanting. Toen ik
hun vroeg of zij ook reeds in het wandelbosch een
kijkje hadden genomen, keken zij mij vragend aan.
Zij waren niet op de gedachte gekomen, dat er
achter den heuvel nog meer te zien zou zijn.
Zoo zal het wellicht velen gaan die door Hoofd
dorp rijden en ter zijde van den hoofdweg op
eenigen afstand tegen een groene glooiing eenige
herten zien grazen, doch niet weten dat daar achter
een fraai bosch tot wandelen of rusten noodt.
De aanleg is nog niet geheel voltooid, want het
groote langs den verkeersweg liggende open ter
rein is bestemd voor de stichting van een theehuis
met muziektent en kinderspeeltuin. Helaas hebben
de tijdsomstandigheden de uitvoering van de hier
voor bestaande planner gestagneerd.
Men zoeke in dit wandelbosch geen steedschen
parkaanleg met rozenperken en gemillimeterde
gazons. Het is een echt, eenvoudig wandelbosch,
waar rust heerscht en waar getracht is door den
aard van de beplanting en het gebezigde materiaal
voor omheiningen en banken alleen de natuur te
laten spreken.
Wie op een mooien zonnigen dag in dezen na
zomer of den komenden herfst eens een aardig
fietstochtje wil maken en goed in de frissche lucht
komen, trekke eens den Haarlemmermeerpolder in,
kieze als pleisterplaats Hoofddorp en make daar een
wandeling door het wandelbosch en om den uitge-
strekten provincialen fruittuin.
Hoofddorp.
MR. J. F. JANSONIUS.
STRAATPREDIKING.
Hedenavond is er straatprediking op het Spaarn-
hovenplein in Haarlem-Noord van 8.159 uur,
door de Gereformeerde Evangelisatie. Spreker is de
heer A. J. Glerum. Medewerking verleent het
Evangelisatie-zangkoor „Noord".
N. S. N. A. P.—DE HAKENKRUISERS.
's-GRAVENHAGE, 2 September (A. N. P.)'
Naar ons wordt medegedeeld, heeft zich uit de
N. S. N. A. P., leider majoor Kruyt, op initiatief
van een aantal hoofdfunctionarissen dier partij,
een nieuwe groep gevormd, die den naam heeft
aangenomen „N. S. N. A. P.—De Hakenkruisers".
Als leider treedt op de heer F. de Mos. Het or
gaan ,X»e Nederlandsche Nationaal-Soclalist" zal
onder den naam „De Hakenkruisers" verschijnen.