ZEISS PUNKTAL
FLITSEN
Jiadia
JOHAN WINKLER
JCtmsf
Heeft
iemand?
De Voorspelling
van Maine.
WOENSDAG 11 SEPTEMBER 194Ö
H "A A R i; E M'S DAGBCAD
3
PHILIPS EN ERRES
OOK IN HUURKOOP
HAGEMAN - Ged. Oude Gracht 52
'aarom droeg Franz Schubert
zulke kleine brilleglazen?
Schubert droeg „vlakke glazen", waar
door men alléén door 'n klein gedeelte
In 't midden scherp kan zien. Het had
dus geen nut, aróóte glazen te maken I
Nu is het anders (gelukkig voor alle
slechtziendenI) nü zijn er de Zeiss
Punktalglazen - waarbij men ook bij het
kijken door de randgedeelten een vol
maakt duidelijk en scherp beeld krijgt!
Dat is in dezen tijd, waarin door ver
keer en beroep hooge eischen aan het
gezichtsvermogen gesteld worden, ook
beslist noodzakelijk! Daarom moet U
Zeiss Punktalglazen dragen - en liefst in
zoon doelmatige Ruimzichtbril „Zeiss
Perivist" I
zoowel op het Punktalglas als op het F
e goede optische vakzaken. Punktalglazen
Let op het echtheidsteeken i_
montuur I Verkrijgbaar ln de
f. 2-20 per glas.
Vraagt bij Zeiss Ikon N.V., Heerenqracht 489, Amsterdam,
zending van het Interessante Punktal-prospectus Nr. 9
Perl vist
geeft nieuwe, betere oogen!
NIEUWE SERIE No. 98
Goed voorbeeld
1. Vermaant Junior,
zijn spinazie nu zon
der verder zeuren
op te eten.
2. Adviseert hem
eens goed te kijken
hoe pappie het doet.
3. Slikt de hap In
met een dappere
poging om te too-
nen hoe lekker hij
het vindt.
4. Neemt gauw een
slok water om den
smaak weg te krij
gen.
5. Acht zijn plicht
vervuld en wijdt
zich aan happen,
die hij lekkerder
vindt.
G. Wordt tot de wer
kelijkheid terugge
roepen door Juniors
opmerking dat pap
pie zijn spinazie nog
niet op heeft.
7. Neemt nog een
paar happen en
tracht het restant
achter een aard
appel te verbergen.
8. Junior vraagt of
pappie de rest van
de spinazie niet op
eet en forceert dus
zichzelf dit te doen.
9. Legt met een
zucht van verlich
ting zijn vork neer
als moeder vraagt
of hij nog wat spi
nazie wil.
(1840—1940)
Een bekende Haarlemmer werd nu honderd jaar
geleden geboren. Zeker, de wieg van den taal
geleerde Johan Winkler stond te Leeuwarden,
waar hij den 12den September 1840 het levens
licht zag, maar hij vestigde zich reeds in 1875 te
Haarlem en woonde daar tot aan zijn dood in
1916, een en veertig jaar lang.
Oudere Haarlemmers zullen zich zijner nog wel
herinneren, hoe hij, den onafscheidelijken stok of
de parapluie martiaal over den schouder, in zijn
Herdruk van een teekening van P. van Looy in
Haarlem's Dagblad van Maart 1916: Johan
Winkler op weg naar het Stadhuis, op den hoek
van de Ged. Oude Gracht.
zwarte gekleede jas van zijn huis aan de Leidsche
Vaart naar het stadhuis wandelde om daar als
ambtenaar van den Burgerlijken Stand zijn zoo.
veelste huwelijk te voltrekken. Sommigen ook zul
len zich zijner herinneren als lid van den Militie
raad, vooral zij die het aan hem te danken hadden,
dat zij vrij lootten voor den militairen dienst. Want
Johan Winkler moest het lot trekkken voor de
lotelingen die niet op kwamen dagen en vrijwel
altijd trok hij voor hen 'n hoog lot, zoodat velen op
zettelijk niet verschenen: „mijnheer Winkler zou
hen wel vrij loten".
Vele jaren was hij ook lid van den Gemeente
raad, hij voerde daar diet of weinig het woord,
maar zijn lidmaatschap van de commissie „Hout
en Plantsoenen" en van de commissie „Stadsapo
theek" vervulde hij met toegewijden ijver. Trouw
zag men hem tenslotte eiken Zondag ter kerke
gaan; hij was kerkvoogd van de Nederlandsch-
Hervormde Gemeente, welker belangen hij in die
functie al even toegewijd diende.
Doch niet op al deze gebieden lag zijn grootste
levensverdienste.
Johan Winkler was voor alles geleerde: de
typische negentiende-eeuwsche geleerde, die de
Wetenschap buiten het officieele hoogeschoolap-
paraat om beoefende en voor wien er nog geen
scheiding bestond tusschen de persoonlijke „lief
hebberij" en het wetenschappelijke handwerk. Van
huis uit was hij geneesheer, hij maakte als
scheepsarts drie reizen per zeilschip om de Kaap
naar Nederlandsch-Indië en oefende daarna de
practijk te Leeuwarden uit, maar als vijfendertig-
jarige legde hij die practijk neer. „Sedert", zoo
schreef hij eens, „heb ik mij met ijver toegelegd
op de beoefening mijner lievelingsstudievakken,
de Nederduitsche taalkunde in het algemeen, de
Friesche taal- en gouwsprakenkunde in het bij
zonder, eveneens op Friesche oudheidkunde,
enz."
Ziedaar dus zijm liefhebberij, waarvan hij de
resultaten heeft neergelegd in een omvangrijk we
tenschappelijk oeuvre. Wij noemen daarvan vooral
(Adv. Ingez. Med.)
zijn „Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialectio-
con" ('s-Gravenhage 1874), zijn „Nederlandsche
Geslachtsnamen" (Haarlem 1885), zijm „Oud Ne
derland" ('s-Gravenhage 1888), zijn „Nederland
sche Namenkunde" (Haarlem 1900) en ten laatste
zijn medewerking aan het officieele Friesche Woor
denboek.
Ongetwijfeld is dat eerste boek, zijn Dialecticon,
zijn belangrijkste werk. Het bevat in twee dikke
deelen 186 vertalingen met aanteekeningen van de
gelijkenis van den Verloren Zoon in evenzoo vele
dialecten („tongvallen", schreef Winkler) van de
Nederduitsche en Friesche talen. De grondslag van
dat werk legde hij in 1870, toen hij in „De Navor-
scher" een oproep plaatste „aan alle beoefenaars
en liefhebbers onzer taal" om hem vertalingen van
deze gelijkenis toe te zenden. Het gevolg was een
uitgebreide correspondentie met ruim driehonderd
verschillende personen in Duitschland, Noord- en
Zuid-Nederland en Frankrijk. Onder anderen met
Fritz Reuter voerde hij die correspondentie, doch
vooral naar en van Vlaanderen gingen vele brieven
heen en weer en vele vriendschapsbanden werden
tusschen den Haarlemschen geleerde en Vlaamsche
taalbeoefenaars aangeknoopt. Hier worde vooral
deken De Bo, hier worde vooral Guido Gezelle
gemoemd. Eerder nog dan Pol de Mont, die in 1897
in De Gids de aandacht der Noord-Nederlanders
voor Guido Gezelle vroeg, vroeg Winkler in zijn
Dialecticon van 1874 belangstelling voor den
Vlaamschen dichter:
„De taal van Gezelle's gedichten is zuiver,
9 in Haarlem
en daarbuiten.
Gesigte buyten Haarlem, en Isaak
van der Vinne.
De Haarlemsche schildersfamilie Van der Vinne
heeft in Isaac-oom, zooals hij, familiaar onder de
zijnen genoemd werd, wel niet de belangrijkste,
maar zeker de eigenaardigste loot van den Van der
Vinnestam opgeleverd. Daar de artistieke bezig
heid der familie zich over drie eeuwen uitstrekt,
willen wij Isaac-oom eerst even in dien kring op
zijn plaats zetten, dan weten wij tevens in welken
tijd zijn Gesigte buyten Haarlem ontstaan zijn.
Isaac dan, was de jongste der drie zonen van
Vincent Laurens (1629—1702), die leerling van
Frans Hals geweest was. Zijn twee oudere broers
Laurens (1658—1729) en Jan (1663—1721) waren
evenals him vader serieuselij k in de schilderkunst
opgeleid; Laurens op het atelier van Berghem, en
Jan bij den beroemden schilder van landschappen
met ruiten en nymphen Huchtenburg.
Isaac, twee jaar jonger dan Jan, heeft zijn pic
turale bekwaamheden vermoedelijk uitsluitend „en
familie" opgedaan; er was daartoe dan ook volop
gelegenheid en een directe andere leermeester van
hem wordt bij Van Eyndén en van der Willigen niet
genoemd. Isaac heeft zijn vijf-en-zeventig jarig
aardsch bestaan dan ook niet in hoofdzaak met de
kunst gevuld: hij dreef als braaf Haarlemsch burger
een boekwinkel in de Warmoesstraat, teekende en
aquarelleerde waarschijnlijk voor zijn plezier en
ontspanning en beoefende de etskunst en dat alles
op niet grootsche maar buitengewoon sympathieke
wijze.
Om den kunstenaars-geslachtsboom der Van der
Vinne's in het voorbijgaan .nog even van al zijn
takken te voorzien, moet ook zijn neef Vincent hier
vermeld worden, die, zoon van Jan, van 1736 tot
1811 leefde en hier custos van Teyler's kunstverza
meling was, als opvolger van den beroemden Wij-
brand Hendriks. Van het midden der zeventiende
tot het begin van de negentiende eeuw hebben wij
dus met Van der Vinne's in de kunst te maken, een
blijkbaar sterk ras, die allen Jan uitgezonderd
ver in de zeventig zijn, als zij de oogen sluiten.
Keeren wij tot Isaac-oom terug, dan vinden wij
in hem en zijn levensopvatting misschien een ver
klaring voor dien gelukkigen ouderdom. Hij moet
een kalm en rustig man geweest zijn van Doopsge
zinden huize, zonder brandende eerzucht, die met
de wijsheid der Stoicijnen de doeningen zijner me
deburgers aanschouwde en zichzelf in toom hield.
Men is te vaak geneigd die soort 'mentaliteit met
sufheid te verwarren, een neiging die ook aan den
dag treedt in de wijze waarop in de latere 19e
eeuw over het eerste kwart van die periode geoor
deeld werd. Door een zeker gemis aan schallende
.gebeurtenissen in het leven van den staat is men
(Adv. Ingez. Med.)
schoon Nederlandsch, echt oorspronkelijk Ne-
derlamidsch, duizendmaal schooner, zuiverder
en oorspronkelijker dan modern Hollandsch is,
om'van de geijkte Nederlandsche boekentaal
maar niet te gewagen. Ach! dat alle niet-Hol-
landsche Nederlanders zoo weinig Hollandsch,
zoo schoon Nederlandsch schreven!"
Winkler is nimmer moede geworden om in Ne
derland belangstelling te wekken voor den Vlaam
schen taalstrijd zijner dagen. Hij was telkens weer
in Vlaanderen een geziene gast, naar wien men
gaarne luisterde en van wien Gezelle in eem> zijner
brieven getuigde: „Ik hebbe daar oprecht een groot
genoegen in, dat onze pogingen niet geheel en
gansch onbekend gebleven zijn bij de Noord-Ne-
derlairdsche broeders. Die eere ben ik meest aan u
verschuldigd, dat staat vast".
Wat Winkler op zijn Vlaamsche reizen weder
voer vindt men o.a. in zijn „Oud-Nederland" op-
geteekend. Belangrijk ook nu nog is daaruit voor
al het opstel over „Nederland in Frankrijk en
Duitschland", 't relaas van een reis door den hard
nekkig alleen maar Nederlandsch sprekenden Haar
lemmer tto diep in N.-Frankrijk ter vaststelling van
de Dietsche taalgrenzen ondernomen. Met als merk
waardig slot dat politiek-romantische visioen: „Heil
den schoonen Nederlanden, van Duinkerke tot Em-
den! Heil den aldietschen volke, in zijnen grootsten
omvang.
Honderd jaar geleden ving van dezen Frieschen
groot-Nederlander het leven aan. De arbeid door
hem in dat leven verricht was belangrijk genoeg
om er bij zijn eeuwfeest helaas kort en onvol
ledig nog eens de aandacht op te vestigen.
C. VAN DER MEULEN f
Maandagavond Is op een vergadering te Am
sterdam plotseling op 62-jarigen leeftijd overleden
de heer C. van der Meulen, te Bloemendaal, direc
teur van C. van der Meulen's Ijzerhandel N.V., te
Haarlem.
De heer Van der Meulen was een in de kringen
van ijzerhandelaren zeer geziene figuur. Hij was
gedurende vele jaren lid van het bestuur der
afd. Noordi-Holland en Utrecht van de Ned. Vereen,
van Handelaren in Ijzerwaren. Ook was hij lid
van de Prijsboekcommissie, voorts secretaris van
de „Nivij" (Ned. Inkoopvereeniging van IJzerhan-
delaren) die haar zetel heeft te Amsterdam.
De begrafenis is vastgesteld op Vrijdag 13 Sep
tember a.s. op de begraafplaats aan den Bergweg
te Bloemendaal, te 12 uur.
last van verstopping, slechte
spijsvertering, overmatige vet-
vorming of de schadelijke gevol
gen er van: aambeien, onzuiver
bloed en vale onreine huid,
dan zuivere men bloed en inge
wanden met
Dr. Schieffer's
Stofwisselingszout
De betrouwbare en aangename
werking hiervan Is een weldaad
voor het geheele organisme.
Flacon f 1.05. Dubbele flacon f1.75
bij apothekers en vakdrogleten.
(Adv. Ingez. Med.)
geneigd geweest ook in het leven van den burger
niet dan slaperigheid te zien, en heeft daarbij, al ge-
neraliseerende, eigenschappen over het hoofd ge
zien, die steeds zeldzamer zijn geworden, al waren
die, op zijn minst genomen, volstrekt niet waarde
loos. Hoe verder de tijd wijkt, des te eer komt men
van die oppervlakkige inzichten terug. Zoo hebben
wij ook voor ons bestaan in het midden der vorige
eeuw, den tijd der vadermoorders en der spuug
lokken, enkel een slecht verholen gevoel van min
zaam medelijden gekend.... wil men het anders
zien, dan leze men in Elzevier's van deze maand eens
de studie van Dr. Jan Romein over Thorbecke en
op de eerste helft der vorige, zal men van onze
eeuw uit, een ietwat anderen blik werpen.
Van den Stoischen wijsgeer, die er in onzen
boekverkooper-teekenaar Isaac van der Vinne stak,
geeft de anecdote, die hier volgt, een idee.
In een donkeren nacht vond de Haarlemsche
nachtwaker op zijn ronde door de Warmoesstraat,
de huisdeur van Isaac-oom open staan. Hij stapt
gemoedelijk naar binnen en vindt den filosoof te
bed. „Sinjeur Van der Vinne, uw deur staat open",
waarop deze „zijn hoofd nauwelijks uit het kussen
ligtende" antwoordt: „wel nu vriend, wees zoo goed
en haal die toe," waarna hij gerust weder insliep.
Over de Haarlemsche buitengezichten thans een
enkel woord. Het is een serie van twaalf, waarvan
hierbij „De Hofstede Sparenhout" gereproduceerd
wordt. Het is in zijn eenvoud een aantrekkelijke
prent, waarin vooral de boompartijen en het water
in echt-etserige lijntjes zijn neergeschreven. Ook
de lichte, zonnige sfeer van het landschap trekt aan
en doet vergeten dat wolken en voorgrond een beet
je traditioneel, een beetje hard ook in die recht
lijnige arceering worden gegeven. Zeker, een land
schapsetsje is magistraler in zijn samenvatting,
maar toch is Van der Vinne hier een fijnvoelend
beelder der natuur en bovendien een betrouwbaar
EXAMENS.
Machinisten.
Geslaagd voor diploma B de heer A. J. Stoppel
steen, te Haarlem.
GEMEENTE UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM.
Practica eerste jaarsstudenten medische en
natuurphilosophische faculteiten.
Met het oog op de organisatie der practische
oefeningen verzocht prof. Stomps, voorzitter dei-
faculteit van wis- en natuurkunde te Amsterdam,
alle aankomende medische studenten, zoomede
alle natuurphilosophen, bij welker studie de
plantkunde voorkomt, zich nog deze week bij hem
aan te melden, telefonisch of schriftelijk of per
soonlijk, Hortus Botanicus, telefoon 53212.
DE MOORD OP DEN GOUDSCHESINGEL TE
ROTTERDAM.
In den nacht van 25 op 26 Januari is op den
Goudschesingel te Rotterdam het lijk gevonden
van een man, die kennelijk door messteken was
gedood. De politie heeft twee mannen gearres
teerd S. en V. en na een langdurig onderzoek is
een gerechtelijke vervolging tegen S. ingesteld.
Dinsdag heeft hij voor de Rotterdamsche recht
bank terechtgestaan. De Officier van Justitie
eischte tegen hem zes jaar gevangenisstraf en
daarna ter beschikkingstelling van de regeering.
verteller van wat er zoo ongeveer in het jaar 1800
aan het Spaarne te zien was. Kunstzinnige topogra
fie kan men die reeds noemen, die zeker voor onze
stadgenooten van belang is. In die reeks komen
soortgelijke gezichten voor op „harrebergen", „tuy-
nen", molens en landouwen uit Haarlem's omgeving:
't Dorp Overveen, 't Dronken Huysie t'enden 't bos,
de Runmolen aan den Omval, de herbergen Emaus
en Rustenburg enz. enz.
Over die oude plaatsen is, voor wie er meer van
weten wil, in de Stadsbibliotheek en Leeszaal wel
litteratuur te vinden. Men zie er den uitstekenden
catalogus maar eens op na die voor verleden jaar
door den directeur dier instelling werd uitgegeven
en die alles bevat wat in de bibliotheek aanwezig
is en op Haarlem, zijn geschiedenis en aanzien, ook
der omgeving, betrekking heeft. Terwijl Van der
Vinne's werk zelf wel op het Gemeente archief of-
bij Teyler getoond zullen kunnen worden, zeldzaam
zijn die aardige etsjes in ieder geval niet. wel
de teekenïngen waarnaar Van der Vinne ze ver
vaardigd heeft. Behalve die twaalf bladen naar zijn
eigen gekleurde teekeningen heeft onze Isaac zes
andere naar werken van Thomas Wyck gemaakt
voor welken 17e-eeuwer hij blijkbaar groote voor
keur bezat. En een kleine reeks Gezichten in Savoye
etste hij ten slotte voor een Franschen uitgever.
Doch daarvoor bediende Van der Vinne zich van
een pseudonym: hij vertaalde zijn naam in het
Fransch en de etsjes vertellen dat de maker is: J.
de Nageoires (nageoires vin van een visch).
Isaac-oom is met zijn liefhebberijen voor boeken,
zijn filosophischen geest, zijn kunstzinnigen aanleg
en zijn blijkbaar zeer universeele ontwikkeling een
typischen renaissancist van zijn geweest.
J. H. DE BOIS.
Binnenkort zal het volk van de Vereenigde
Staten van Noord-Amerika zijn nieuwe staatspre
sident moeten kiezen. Dat wil zeggen: eerst zullen
de „kiesmannen" worden gekozen en pas later zul
len die den nieuwen president aanwijzen. Maar aan
gezien zij zich tevoren al verplicht hébben op wien
zij hun stem zullen uitbrengen, zal met de meerder
heid der kiesmannen ook de keuze van den president
vast staan. Zal Roosevelt voor de derde maal aan
gewezen worden hetgeen een unicum in de
Amerikaansche geschiedenis zou zijn of zal zijn
republikeinsche tegencandiaat Wendell Wilkie het
winnen? De Amerikanen zijn gehecht aan proef-
stemmingen, zooals bijvoorbeeld een bekend tijd
schrift er altijd een onder zijn lezers pleegt te hou
den maar zooals ditmaal ook de staat Maine er een
zal opleveren. Want daar moet eerstdaags een nieu
we gouverneur gekozen worden en United Press
heeft er ons gisteren aan herinnerd dat in Amerika
de zegswijze geldt: „Zooals Maine stemt, stemt
Amerika". Dat klinkt als een bijgeloof en men moet
de mogelijkheid aannemen dat het wel eens heel
anders zou kunnen uitpakken. Maar zonder invloed
blijft zoo'n opvatting, als zij oud en gevestigd is,
nooit. Zij heeft natuurlijk de uitwerking dat een
aantal twijfelende en onverschillige kiezers erdoor
beïnvloed wordt en zij heeft zeker propagandisti
sche waarde voor de partij, wier candidaat het gou
verneurschap van Maine verovert. Dus zal er wel
hevig gestreden worden in de thans aangevangen
verkiezingscampagne in dat kleine deel van de V. S.
De achtenveertig staten die de groote republiek
vormen zijn wel heel sterk verschillend in grond
gebied, bevolkingstotaal en bevolkings-dichtheid.
De meeste hebben een veel grooter bodem-opper
vlak dan ons land, maar het bevolkingstotaal is
in vele gevallen aanzienlijk lager dan dat van Ne
derland. Volgens de statistiek van 1930 had de
staat Maine, met een grondgebied van 85.570 K.M.2,
dus ongeveer tweeënhalf maal zoo groot als ons
land, toen bijna 800.000 inwoners, dus zoo ongeveer
de bevolking van Amsterdam. Op de totale bevol
king van de Vereenigde Staten is dat maar een
fractioneel percentage, want die bedroeg in dat
zelfde jaar al bijna 123 millioen. Het grondgebied
van Maine vormt trouwens ook maar een klein
deeltje van de V.S., want met hun bezittingen mee
zijn zij vrijwel even groot als het werelddeel Euro
pa. Toch zou >d.it stukje Amerika een waardevolle
voorspelling ten aanzien van de presidentsverkie
zing opleverenvolgens de vox populi.
Omtrent den verschillende omvang en bevol
kingstotalen der 48 Vereenigde Staten volgen hier
nog een paar merkwaardige cijfers. Het grootste
grondgebied is dat van den slaat Wisconsin. Het
beslaat 1.215.205 K.M.2 Maar in het genoemde jaar
had deze staat nog geen drie millioen inwoners.
De grootste bevolking heeft hatuurlijk de staat
New-York (12.588.066) maar niet de grootste be
volkingsdichtheid. Want de 99 inwoners per K.M.2
van dezen staat, waarin de grootste stad des lands
ligt, worden ver overtroffen door den zeer kleinen
staat Rhode Island (213 per K.M2), door Massa
chusetts (198 per K.M.2), New Jersey (191 per
K.M.2) en tenslotte ook nog door Connecticut (125
per K.M.2) Dit blijft overigens allemaal beneden
onze Nederlandsche bevolkingsdichtheid, die in
1936 niet minder dan 257.9 per K.M.2 bedroeg (voor
Noord- en Zuidholland toen al zelfs 548 en 710).
Maar ons kleine land behoort dan ook wel tot de
dichtst-bevolkte gebieden der wereld.
JUBILEUM BIJ „DE FAAM".
Mej. E. H. W Bakkerus herdenkt heden den
dag waarop zij vóór 121/2 jaar bij de firma
Schlatmann te Haarlem in dienst trad. De direc
teur sprak haar hartelijk en waardeerend toe en
overhandigde haar een aandenken. Winkelperso
neel en atelierpersoneel huldigden de jubilaresse;
de le coupeur, de heer Regeer, voerde hierbij het
woord. Na een gezellig samenzijn ging me'j. B.
den dag verder in den familiekring doorbrengen.
Nieuwe Zoinerpostzegels van
7V2 cent.
De nieuwe zomerpostzegel met de frankeer-
waarde van 71/2 cent is verkrijgbaar gesteld. Deze
zegel is een uitgave van den 5-cents-zomerpost-
zegel, dragende de beeltenis van Jan Steen. De
nieuwe zegel wordt echter in rood uitgegeven en
draagt den opdruk in zwart: 7 1/2 2 1/2; het
laatste getal geeft den bijslag aan. Evenals de
andere zomerzegels wordt deze zegel tot en met'
31 October verkrijgbaar gesteld; hij blijft geldig
tot en met 31 December 1945.