De Lotgevallen van een Collier
NEKKIE-RAF
WOENSDAG 11 SEPTEMBER 1940
HAARLE M'S D A G B E A D'
Oorlogstuig geen speelgoed.
Vijf jongens bij ontploffing
gewond.
Twee van hen vermoedelijk blind
geworden.
Te Cuyk (N.-B.) begingen vijf jongens van
12 tot 15 jdar de onvoorzichtigheid een
metalen buisje dat zij in de omgeving van
een voormalige opslagplaats van munitie
hadden opgeraapt, te gaan demonteeren.
Nauwelijks hadden zij het voorwerp aan
geraakt, of een heftige ontploffing weerklonk.
De gevolgen waren zeer ernstig. Alle jongens
werden aan gelaat en oogen getroffen. Twee
bekwamen vrij ernstig letsel aan het gelaat,
drie anderen werden ernstig aan de oogen
gekwetst. Hun toestand werd zoo ernstig
geacht dat zij onmiddellijk naar een oogheel
kundige inrichting moesten worden vervoerd.
Twee van hen zullen het licht hunner oogen
moeten missen. Hun toestand is zorgwekkend.
Uit het politie-onderzoek is gebleken, dat
de inhoud van het buisje uit dynamiet heeft
bestaan. (N.R.Crt.)
Bedwelming vóór het slachten.
B. en W. van Amsterdam beantwoorden vragen
van. het raadslid Ekering.
Het Amsterdamsche raadslid Ekering heeft B.
en W. dier gemeente onlangs schriftelijk nadere
inlichtingen gevraagd naar aanleiding van een A.
N. P.-bericht over ,.Een hoogst stuitende proef
neming, die ten doel had de bepalingen, die door
den Rijkscommissaris Rijksminister dr. Seyss-
Inquart getroffen waren ten aanzien van het slach
ten van vee, op slinksche wijze te ondergraven", in
het Amsterdamsche Gemeentelijk Abattoir op 5
Augustus j.l. gehouden in tegenwoordigheid van
den directeur van het Marktwezen Van der Laan
en het Rabbinaat. Voorts welke instantie er ver
antwoordelijk voor is, dat deze „proefneming" die
een schandelijke dierenmishandeling zou zijn ge
weest, kon plaats vinden en of B. en W. hen, die
verantwoordelijk zijn voor of medewerking ver
leenden aan deze dierenmishandeling en sabotee
ring van een verordening van den Rijkscommissa
ris, reeds gestraft hebben met ontslag uit hun be
trekking of anderszins.
Ter beantwoording van deze vragen deelen B.
en W., naar de Tel. meldt, het volgende mede:
Bij Verordening van den Rijkscommissaris voor
het bezette Nederlandsche gebied is het met ingang
van 5 Augustus verboden, slachtdieren anders te
slachten dan na voorafgaande bedwelming.
Krachtens art. 2 dezer Verordening hebben de
Secretarissen-Generaal van de departementen van
Sociale Zaken en van Landbouw en Visscherij be
paald, dat bedwelming van slachtdieren in den
Zin der Vleeschlceuringswet zoodanig móet ge
schieden, dat het bewustzijn onmiddellijk wordt
opgeheven, hetzij door electrische doorstrooming,
hetzij dor middel van toestellen, waardoor de
groote hersenen mechanisch worden beleedigd.
Met deze voorschriften is dus de electrische door-
Stroomïng van slachtdieren als middel tot het be
wusteloos maken vóór de slachting op niet voor
tweeërlei uitleg vatbare wijze wettelijk gesanction-
neerd.
De electrische doorstrooming vond reeds een
reeks van jaren elders in Nederland op ruime
schaal toepassing ten opzichte van varkens.
Onder deze omstandigheden was er geen be
zwaar tegen proefnemingen met het bedwelmen
van runderen te doen. Dat deze proenemingen bij
den eersten keer niet zijn geslaagd, valt te be
treuren, doch wettigt niet te spreken van een
schandelijke dierenmishandeling. Immers bij het
eerste rund werd het door de technici medege
brachte apparatuur op den kop aangebracht, ten
einde den weerstand te meten van den kop, het
geen ongeveer vijf minuten in beslag nam. Hierbij
had evenwel electrische doorstrooming niet plaats.
Vervolgens geschiedde de eigenlijke doorstrooming
gedurende vijf seconden, waarna het dier onmid
dellijk neerviel. Toen bleek dat uit een der neus
gaten bloed vloeide. Eenige seconden na den val
kwam de koe wederom tot bewustzijn, waarna
het dier met een schietapparaat is bedwelmd. Bij
een tweede koe werd slechts de weerstand van den
kop gemeten; dit dier is, volgens de uitdrukkelijke
verklaring van de er bij betrokken technici, niet
electrisch doorstroomd. Door niet bekende oorzaak
viel de koe tijdens het meten van den weerstand
op den vloer der slachthal en raakte daarbij de
krukas van de lier van den slachtstand. Hierbij
was van bloedende verwondingen echter geen
sprake.
De handelingen aan het abattoir beoogden dus
uitsluitend, een juiste uitvoering van de voor
schriften, gegeven bij en krachtens de verorde
ningen van den Rijkscommissaris, te verzekeren,
waarbij geheel gehandeld is overeenkomstig letter
en geest dier voorschriften.
De invoering der bedwelming van slachtdieren
door electrische doorstrooming zal te Amsterdam
in navolging van elders o.a. Zaandam, Haarlem,
Assen, Groningen en Dordrecht, geschieden, zoo
dra een apparatuur'beschikbaar is, hetwelk in de
praktijk aan strenge eischen, wat juiste wijze van
functionneeren betreft, voldoet. Een op dit gebied
bij uitstek deskundige firma is thans bezig met
de samenstelling daarvan".
Een Nederlandsche arbeider in
Duitschland.
Het A.N.P. meldt: Met groote voldoening heeft
men in diverse dagbladen artikelen over de ar
beidsbemiddeling naar Duitschland gelezen. Het
viel daarbij op. dat de gepubliceerde brieven, die
daarop betrekking hebben, veelal afkomstig waren
van arbeiders uit de groote steden.
De kleine gemeenten kennen echter ook sinds
jaren de werkloosheid met als gevolg groote of
fers uit de gemeentelijke middelen, die in de
meeste gevallen ontoereikend waren, wat dan
leidde tot saneering. Hierdoor ging de hoogge
prezen autonomie der gemeenten teloor en het
was daarom, dat de gemeentelijke bestuurders
alle moeite deden de schijnbaar onvermijdelijke
uitgaven voor werkverschaffing en steunverle
ning zoo veel mogelijk te beperken.
Het is een onomstootélijk feit, dat de kosten
veroorzaakt door de werkloosheid die bovendien
nadeelig werkte op den economischen toestand
in de plattelandsgemeenten relatief veel zwaar
der het budget drukten dan in de steden. Hoewel
er over het algemeen door de kleine gemeenten
weinig aan de bemiddeling naar Duitschland is
gedaan, zijn er toch ook, die bovengenoemde
werkgelegenheid met beide handen aangrijpen en
voor die gemeenten zal het ongetwijfeld aardig
zijn eens een stem uit eigen kring te hooren.
Van de gemeente Avereest werken ongeveer
honderd arbeiders in Duitschland. Dit is hooger
dan het aantal zorggevallen op het zelfde tijdstip
van verleden jaar. Eensdeels is dit een bewijs, dat
de arbeidsbemiddeling van Avereest zeer actief
is geweest, maar voor een grooter deel, naar het
ons voorkomt, dat het werk ginds op prijs wordt
gesteld.
Er wordt over het werk in Duitschland heel veel
gepraat. Dit is overal hetzelfde. We vernamen, dat
tijdens een vergadering van burgemeesters en ar
beidsbemiddelaars in Zwolle de vraag werd ge
steld hoe de praatjes, die zooveel schade aan de
bemiddeling in Duitschland kunnen doen, uit den
weg kunnen worden geruimd. De vragensteller
wilde er de politie bij halen. De voorzitter van de
vergadering, de heer Th. van Lier, chef van de
arbeidsbemiddeling aan het departement van
Sociale Zaken een dus bij uitstek deskundige
voelde er niet bijster veel voor onmiddellijk de
politie in te schakelen. Hij stipte in zijn antwoord
aan. dat er veelal eenvoudiger middelen zijn om
praatjes in de kiem -te smoren. In dat verband
verwees de heer van Lier naar het in Avereest
bijgehouden propagandaboek.
Wij hebben daarom ons licht eens opgestoken
bij de arbeidsbemiddeling in Dedemsvaart. Men
liet ons bereidwillig het z.g. propagandaboek zien
en we moeten direct verklaren, dat we er veel
wijzer van zijn geworden. We hebben met toe
nemende belangstelling in het boek gebladerd.
Wij vonden er foto's in. brieven van menschen.
die in Duitschland werken en erin vertellen, hoe
het hen ging en voorts een schat van gegevens.
Eén mededeeling uit het boek trof ons bijzon
der. Het ging over een ietwat eigenaardig man.
die eerst heel erg tegen het werk in Duitschland
opzag. Hij wilde o zoo graag in de werkverschaf
fing blijven, maar dat mocht niet. Men trachtte
op alle mogelijke manieren zijn bezwaren tegen
het werk over de grens weg te redeneeren, wat
heel. heel langzaam gelukte. Wij lazen dit in het
propagandaboek en hebben er met toestemming
een stukje uit overgenomen, dat hieronder volgt
(men verzocht ons den naam niet te vermelden
daarom noemen we den man X).
......Eindelijk heeft X. door den zuren appel
heengebeten. Dit heeft zeer veel moeite gekost
en we hoopten dan ook zeer, dat het X goed zou
gaan in Duitschland. Op 24 Augustus komt hij,
na er tien dagen gewerkt te hebben, gedurende
het weekeinde thuis. Hij komt ook mij zijn erva
ringen vertellen.
Aan zijn geheele uiterlijk zie ik direct, dat het
goed gegaan is. X. neemt de pet af 'dat doet hij
niet gauw), hij geeft mij een hand 'dat doet hij
nooit) en met een zenuwachtige stem zegt hij:
„Ik bin oe merakels dankbaar, da'j mij noar
Duutslaand estuurd ebt; ik eb 't er o zoo bes. Ik
kriege fleis zoovulle a'k ebben wil. En 't wark is
er krek as ier. Alennig 't wurdt better betaald.
Ik bin oe merakels dankbaar. As 't ken nim ik
't wief met en dan zie j' mij niet wier".
X.'s gezicht zegt evenveel als zijn woorden. Hij
is gelukkig en wij met hem. Uit X.'s heele hou
ding blijkt zijn blijdschap".
Houfen vaten bij de inmaak.
Waarop gelet moet worden.
De Voedingsraad meldt: Het "is gebleken dat bij vele
huisvrouwen onzekerheid bestaat omtrent de vaat
werken, welke dienst kunnen doen bij het inzouten
van groenten of het bereiden van zuurkool. Daarom
zij er op gewezen, dat wie zich van een houten
vat wil bedienen, zijn keuze dient te vestigen op
tonnen van eikenhout of van beukenhout, daar
andere houtsoorten zich voor dit doel minder goed
leenen. Naast Keulsche potten zijn glazen vaten
of f'pFFchen met wijde hals. zoomede goed ge-
emailleerde emmers, eveneens bruikbaar.
Vóór men houten vaten in gebruik neemt, borstelt
men ze goed met heet sodawater uit, waarna eenige
malen met ruim schoon water wordt nagespoeld.
Nu worden de vaten geheel met kokend water ge
vuld, drie dagen lang laat men ze met dit water
gevuld staan en eerst als men dan nog eenmaal
met schoon water heeft nagespoeld, heeft men alles
gedaan om met behulp van houten vaten goede in-
maakresultaten te bereiken.
Nogmaals wordt onder de aandacht gebracht, dat
onder alle omstandigheden versche groenten de
voorkeur verdienen boven inmaak. Dit geldt in het
bijzonder voor het inzouten van groenten. Meer
dan eenmaal in de twee weken behooren gezouten
groenten feitelijk niet op den gezinsdisch te wor
den gebracht. Wie reeds snijboonen in het zout in
legde, zal verstandig doen daaraan geen andijvie
of andere voor dit doel in aanmerking komende
groentesoort toe te voegen. Een hoeveelheid van
twintig kilogram versch gewicht is voldoende om
een gezin van man, vrouw en twee kinderen tus-
schen 2 en 10 jaar gedurende den winter van tijd
tot tijd gezouten groenten te doen nuttigen, zonder
dat daarmede aan deze gerechten een ruimere
plaats wordt verleend dan uit een oogpunt van
goede en gezonde voeding gewenscht mag heeten.
De zuurkool, die alleszins een voortreffelijk ge
recht is, staat hier natuurlijk buiten. Hierop wordt,
zoodra de tijd daar is, uitvoerig teruggekomen.
De noodwinkels te Wageningen, welke gebouwd zijn van oude militaire barakken,
zijn gereed.
(Foto Pax Holland.)
Centrale stiehting van noodbeurzen
opgericht,
Dinsdag is te Arnhem de centrale stichting
van noodbeurzen opgericht. Voorzitter is de heer
H. P. J. Bloemers. burgemeester van Arnhem.
Verder zijn in het bestuur vertegenwoordigd de be
sturen van de noodbeurzen te Arnhem, Gronin
gen, Leeuwarden en Maastricht, alsmede een ver
tegenwoordiger van de vier landelijke organisaties
van handelsreizigers. Eenige andere beursbestu-
ren traden bereids tot de centrale stichting toe,
t.w. die van Zwolle, Twente en Tilburg. Deze stich
ting heeft tën doel den handel te dienen door den
handelsvertegenwoordiger in den ruimsten zin
des woords, in verband met de onvoldoende ver-
Verder zijn in het bestuur vertegenwoordigd de be-
bindingsmiddelen. hulp te bieden en hem in staat
te stellen zijn werkzaamheden in dezen moeilijken
tijd voort te zetten.
WEDER REMBOURSZENDINGEN EN POST-
KWITANTIES UIT DUITSCHLAND.
Met ingang van 15 September a.s. kunnen
aangeteekende brieven en pakketten weder onder
rembours van Duitschland naar Nederland worden
verzonden. Bovendien wordt de dienst der invor
dering van kwitanties van Duitschland naar Ne
derland op dien dag heropend.
In omgekeerde richting bestaan beide verkeers-
mogelijkheden voorloopig nog niet.
VOOR DE KINDEREN
Zou de vos iets weten? Brutaal be
gint de vos te spreken.
„Ach, lieve Raf, ik heb je stem
toch zoo bewonderd, toen je voor den
koning zong. Ik vond het zoo mooi,
zou je voor mij ook niet eens willen
zingen? Ach toe, zing nog éénmaal.
Maar zing dan niet zoo hoog; daar
kan ik niet tegen. Dan krijg je als
belooning van mij een schat. Maar
die weet ik alleen te vinden onder
een boom in het bosch.
Nu, Raf was verwaand genoeg om
te gaan zingen. Die belooning moet
hij hebben! Hij hief een lagen toon
aan: „Bé, bé, béklonk het. Was dat
niet mooi?
„Verschrikkelijk," dacht de vos,
„wat een geluid! Maar," zegt de vos,
„heer Raf, ik heb gehoord, jij draagt
een kachelpijpje als je zingt. Waar
is dat voor?"
Even staat Raf toch versteld. Hij
vertrouwt dien vos niet. Houdt hij
hem voor den gek?
Maar hij hoeft al geen antwoord
meer te geven. Want plotseling wordt
er op de deur geklopt.
„Klop, klop," klinkt het.
„Wat nu weer?" denkt Raf. „Ze
laten me niet met rust. Kan ik nooit
naar bed gaan? O hé, o hé, nooit heb
ik rust."
En de vos, die wel begrijpt wie daar
is, houdt zijn hand voor zijn mond
om zijn lachen te verbergen. Daar
zal je het hebben!
Rouwplechtiglieid in het Willem d
Zwijgerhuis.
Het stoffelijk hulsel van den heer P. Ton, lid
de Weer-afdeeling der N.S.B., die als slachtoü
van de ernstige politieke botsing Zaterdagavs
j.l. in de Balistraat te 's-Gravenhage is gevalt
was Dinsdag in het Willem de Zwijgerhuis opa
baard. De voorzaal op de eerste verdieping
het gebouw was als rouwkamer ingericht en i
baar was daar opgesteld, in een omgeving r,
zwart-roode doeken, terwijl Jansen (een vani
W.A. en een van den Nationalen Jeugdstorm) i
brandende kaarsen het geheel flankeerden. Led<
van W.A. en N.J.S. hielden van twee tot zeven a
de doodenwacht.
Een onafgebroken stroom van belangstellend;
defileerde langs de baar, terwijl zeer velen n
tuil bloemen neerlegden. (A.NI
De roofmoord te Holten.
Beide verdachten vrijgesproken.
De Almelosche rechtbank deed Dinsdag u:
spraak in de zaak van den roofmoord te Holts
waarvoor de vorige week terecht hebben geste
een klompenmaker uit Apeldoorn G. V. en e
Deventer koopman, H. H. Th. D. Zij zouden:
den nacht van 10 op 11 April van het vorige ja;
den landbouwer B. J. Leetink overvallen en va
het leven beroofd hebben, terwijl zijn bejaait
vrouw ernstig gewond werd. De officier van jus:
tie had deswege voor beiden levenslange ge
vangenisstraf geëischt.
De rechtbank sprak hen thans vrij en gelast!
hun onmiddellijke vrijlating.
KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKE!
De Kamer van Koophandel en Fabrieken n
Haarlem en Omstreken houdt Woensdag 18 Sej
tember a.s. des namiddags te half drie uur in hi
gebouw der Kamer, Nassauplein 4 te Haarleq
een vergadering.
De agenda luidt als volgt:
1. Notulen. 2. Ingekomen stukken. 3. Mede
deelingen. 4. Goedkeuring verzonden brief aan de
directeur van het Postkantoor te IJmuiden betre!
fende huisvesting P.T.T.-dienst te IJmuids
(8740). 5. Herbenoeming voorzitter, leden e
plaatsvervangende leden der Bevrachtingscommii
sie te Haarlem. 6. Verslag Commissie Onderwij
cursussen 1939—1940 en vooorstel 1940—1941. i
Verslag Commissie Vestigingswet Kleinbedrid
8. Verslag Commissie inzake uitverkoopen en opra-
mingen in het winkelbedrijf. 9. Opheffing Co:-
missie Zakelijken Bijstand aan Gemobiliseerde!
10. Rondvraag. 11 Besloten zitting.
FAILLISSEMENTEN.
Door de Arrondissements-Rechtbank te Haarlü
zijn geen faillissementen uitgesproken op Dinsdii
10 September 1940.
Wegens gebrek aan actief werd opgeheven he:
faillissement van Jac. Drogtrop Jr., früithanddaar,
vroeger wonende te Haarlem, Jansstraat 56.
Curator Mr. B. W. Stomps te Haarlem.
Door het verbindend worden der Uit deeling:-1
lijst zijn geëindigd de faillissementen van:
1. de N.V. Handelsbureau C. Uylenhoed, ge
vestigd en kantoorhoudende te Haarlem;
Curator Mr. A. Bruch te Haarlem.
2. C. Hupkens, reiziger, wonende te Haarled
Curator Mr. J van der Hoeven te Haarlem.
door
NORMAN FRAZER.
(Nadruk verboden).
II)
„En waarom niet?" informeerde hij. „Waarom
lliet, mijn beste miss O'Connor? Ik zie niet in dat
er iets vreemds is in het feit. dat ik eens in het
bezit was van een zeer mooi diamanten hals
snoer, dat helaas veel wederwaardigheden heeft
beleefd en nu eveneens helaas niet zoo
waardevol meer is, als het was. Ik herhaal, ik
geloof, dat daar niets vreemds in zit, mijn waarde
miss O'Connor".
„Neen", was het antwoord, „misschien niet
Maar tochehen hoe wéét u dat ze van
u zijn?", voegde ze er plotseling aan toe. „Ik zou
voor alle diamanten ter wereld niet aan uw woor
den twijfelen, sir Randolph, maar ik zou toch
graag zeker willen zijn, dat die diamanten u toe-
behooren ik ben het aan mezelf verplicht die
zekerheid te ontvangen".
„Natuurlijk", stemde sir Randolph toe, „en ik
ben niet anders van plan dan u die zekerheid te
verschaffen. Maar u kunt er overtuigd van zijn.
miss O'Connor, dat degeen van wien u het collier
gekregen hebt, er niet het geringste recht op
had en dat hij het vermoedelijk door moord in
zijn bezit heeft gekregen".
„Wat! Finney!", riep miss O'Connor uit. Ik kan
mé gewoon niet voorstellen dat Finney iemand zou
hebben vermoord. Hij was de zachtaardigste goed-
hartigste man, die ik ooit ontmoet heb".
„Desniettemin had mr. Finney niet het minste
wettelijke recht op de diamanten, miss O'Connor",
kield sir Randolph vol, „en dientengevolge hebt
u dat ook nooit gehad. Het halssnoer is door ver
scheidene handen gegaan sinds ik het kwijt ge
raakt ben en hel is de bron van menige misdaad
geweest, maar het is mijn eigendom en van nie
mand anders, zooals ik u zal bewezen. Geeft u
mij alstublieft het collier, inspecteur".
Randolph nam het vloeiblad van den inspecteur
op en legde het snoer over de lengte met de steenen
naar beneden. Vervolgens hield hij een elegante
wijsvinger op een soort medaillon in het midden
van de gouden zetting der diamanten.
„Let nu goed op", vervolgde hij. „Ofschoon dit
kleinood een zoo veelbewogen geschiedenis heeft,
heeft niemand, daar zou ik een eed op durven
doen, het geheim ontdekt van dit medaillon, dat
door een buitengewoon kunstvaardig goudsmid
vervaardigd is een Hindoe. Kijk!"
Sir Randolph drukte zijn nagel op den rand
van het medaillon een deksel vloog omhoog en
liet een opening zien, waarin een klein rolletje
geelachtig perkament verborgen was.
„Wees zoo goed, inspecteur", verzocht sir Ran
dolph, „en neem dat documentje er uit en lees
wa: er in staat".
Met een pen vischte inspecteur Davidson het
stukje perkament uit zijn bewaarplaats, rolde het
open en staarde naar hetgeen er op gescreven
stond. Het was niet grooter dan een postzegel
en het schrift was heel klein maar zoo duidelijk
dat hij het gemakkelijk ontcijferen kon en wat hij
voorlas, was het volgende:
Dit halssnoer, bestaande uit 63 steenen, is aan
sir Randolph Kent geschonken door de Maharanee
van Dahlcurrie, Hindoestan, als dank voor een
waardevollen dienst.
„Nu, miss O'Connor", hernam sir Randolph, „het
lijkt me toe, dat de vraag omtrent den rechtmatigen
eigenaar hiermee is opgelost, nietwaar? Dit docu
ment er enkele andere feiten, die ik eveneens
bewijzen kon, hebben de autoriteiten hier volkomen
bevredigd en zij erkennen dat het diamanten
halssnoer onbetwistbaar mijn eigendom is. Zoo is
het toch, inspecteur?"
„Inderdaad sir Randolph het collier is zonder
twijfel van u", bevestigde Davidson.
„Dan zal ik het in mijn zak stoppen en verder
gaan met u te vertellen hoe het kwam dat ik
het kwijtraakte, hoe ik getracht heb het op te
sporen en hoe ik tenslotte zoo gelukkig was om
de ontbrekende schakel in den keten van mijn ver
onderstellingen aan te vullen, toen ik vanmorgen
dat verrassende bericht in de „Irish Times" las"
„Ah!", viel miss O'Connor in, dus u hebt het
gelezen?"
„Ik las het bij de thee, in bed, om acht uur
vanmorgen, miss O'Connor", was het bescheid.
„En om negen uur was ik hier op het bureau.
Ik had een voorsprong van goed twee uur op
u, ofschoon het er werkelijk niets toe gedaan had
als u er zes op mij had voorgehad. Maar nu mijn
verhaal".
Sir Randolph ging op zijn gemak zitten, kruiste
zijn beenen en begon zijn relaas.
„Het doet weinig ter zake waarom en waar de
Maharanee van Danlcurrie een zeer mooie en
interessante vrouw mij het diamanten collier
aanbood, dat, evenals Helena van Troje, de oor
zaak is geworden van zooveel rampspoed en'ellen
de, ofschoon natuurlijk van geheel anderen
aard. Het is voldoende in alle bescheidenheid te
zeggen dat zij mij hoog werkelijk zeer hoog
schatte en ze wenschte mij een tastbaar blijk
van haar gunst te geven.
Het was een inderdaad vorstelijk geschenk dat
ze mij gaf grootscheeps en vol pracht, zooals
alleen 'n Oosterling dat doet; het diamanten hals
snoer dat ik zooeven teruggekregen heb het
spijt me te moeten zegggen in 'n verminkten toe
stand--na vele jaren van scheiding. Genoeg over
haar laat ik u. nu vertellen hoe de diamanten
verdwenen.
Toen ik na een lange en ik mag wel zeggen
succesvolle carrière Indië verliet, scheepte ik mij
in Bombay in op de „Bramapoetra" en natuurlijk
nam ik het halssnoer mee. Misschien herinnert
u zich dat het schip in stukken sloeg op een ver
borgen rots op de noordkust van Afrika en dat
verscheidene van de passagiers en de bemanning
verdronken. Hoe en wanneer het collier mij were
ontstolen heb ik niet kunnen uitmaken alles
wat ik weet, is dat het gebeurd moet zijn om
streeks den tijd van de schipbreuk.
Zooals u zich kunt voorstellen, hoorde ik niets
meer van mijn verloren schat en langzamerhand
had ik de hoop opgegeven haar ooit weer terug
te krijgen.
Toch zag ik een kans om mijn diamanten op
te sporen.
Ik had een lijst van de namen van iedere man
iedere vrouw, kind, passagier of lid van de beman
ning van de „Bramapoetra" en daaronder bevon
den zich de namen van Lal Das, John Lindsay en
Stefano Vasalli. De veronderstelling was niet ge
waagd dat zij de dieven van mijn halssnoer waren
geweest en dat het collier de oorzaak was van eer.
reeks moorden was geweest. Mijn theorie was, da'
Vasalli de diamanten in zijn bezit had, toen
hij werd neergeschoten door de bewakers of da'
Lloyd en Hollins die op hem vonden en dat Hol
lins Lloyd vermoordde terwille ervan
Nu was het zaak Hollins te vinden maai
Hollins was onvindbaar. Ik deed alles
wat ik kon en de politie deed ales wat zij
kon om hem op te sporen, maar alles zonder eenig
resultaat. Hij was soldaat in Indië geweest en af
komstig uit Castleford in Yorkshire. Maar in Cast-
leford had men in jaren niets van hem gehoord
Hij was als weggevaagd van de aarde.
Ik gaf toen de actieve achtervolging op, maar
ik hield de kranten in het oog, want men vindt
-oms aanwijzingen, waar men ze in het geheel niet
verwacht. Er deed zich echter niets bijzonders
voor tot vanmorgen. Toen zag ik dat hericht in
de „Irish Times". Ik ging onmiddellijk naar in-
ipecteur Davidson en stelde vast dat 't collier on-
{etwijfeld het mijne was.
Sir Randolph bracht zijn verhaal abrupt tot een
eind. Hij stond op, trok zijn onberispelijke hand
schoenen aan en keek naai' miss O'Connor ntf
len eenigszins bezorgde gelaatsuitdrukking.
„Sta mij toe", verzocht hij, „u en miss FardeÜ
naar Kingstown te begeleiden. Dit lange verhaal
heeft u vermoeid".
Miss O'Connor's intuïtie waarschuwde haar c»
achter dit voorstel méér school dan een opper
vlakkige toehoorder zou meenen. Zij en miss Far*
iell stonden gehorozaam op.
„Neemt u mij niet kwalijk, sir Randolph", zei in
pecteur Davidson, toen de edelman hem ten ai-
scheid de hand gaf. „Maar, als ik vragen map
•vat bent u van plan te doen met die diamanten'
\ls ze van mij waren, zou ik ze zonder een se
conde aarzeling in zee smijten".
Sir Randolph lachte. „U bent sentimenteel, m;;=
leste man, sentimenteel. Wat! Zulke prachtige
teenen van het zuiverste water in zee gooien!
Vee, ik kan er iets beters, iets veel beters rc=®
ioen".
„En dat is?", wilde de inspecteur weten.
Sir Randolph keek rond. Hij en de inspecteur
^tonden bij de deur van de kamer; miss O'ConnK
en haar gezellin wandelden door de gang, in ge*
lachten. Sir Randolph wees met zijn vinger naar
ie zich van niets bewuste miss O'Connor.
„Ik ben van plan ze aan mijn vrouw te geven",
luisterde hij. „Snapt u? Aan de rechtmatige eige
nares zullen zs geen onheil brengen!"
En sir Randolph volgde de dames, in zichzelf
Grinnikend.