De Lotgevallen van een Collier NEKKIE-RAF WOENSDAG 11 SEPTEMBER 1940 HAARLE M'S D A G B E A D' Oorlogstuig geen speelgoed. Vijf jongens bij ontploffing gewond. Twee van hen vermoedelijk blind geworden. Te Cuyk (N.-B.) begingen vijf jongens van 12 tot 15 jdar de onvoorzichtigheid een metalen buisje dat zij in de omgeving van een voormalige opslagplaats van munitie hadden opgeraapt, te gaan demonteeren. Nauwelijks hadden zij het voorwerp aan geraakt, of een heftige ontploffing weerklonk. De gevolgen waren zeer ernstig. Alle jongens werden aan gelaat en oogen getroffen. Twee bekwamen vrij ernstig letsel aan het gelaat, drie anderen werden ernstig aan de oogen gekwetst. Hun toestand werd zoo ernstig geacht dat zij onmiddellijk naar een oogheel kundige inrichting moesten worden vervoerd. Twee van hen zullen het licht hunner oogen moeten missen. Hun toestand is zorgwekkend. Uit het politie-onderzoek is gebleken, dat de inhoud van het buisje uit dynamiet heeft bestaan. (N.R.Crt.) Bedwelming vóór het slachten. B. en W. van Amsterdam beantwoorden vragen van. het raadslid Ekering. Het Amsterdamsche raadslid Ekering heeft B. en W. dier gemeente onlangs schriftelijk nadere inlichtingen gevraagd naar aanleiding van een A. N. P.-bericht over ,.Een hoogst stuitende proef neming, die ten doel had de bepalingen, die door den Rijkscommissaris Rijksminister dr. Seyss- Inquart getroffen waren ten aanzien van het slach ten van vee, op slinksche wijze te ondergraven", in het Amsterdamsche Gemeentelijk Abattoir op 5 Augustus j.l. gehouden in tegenwoordigheid van den directeur van het Marktwezen Van der Laan en het Rabbinaat. Voorts welke instantie er ver antwoordelijk voor is, dat deze „proefneming" die een schandelijke dierenmishandeling zou zijn ge weest, kon plaats vinden en of B. en W. hen, die verantwoordelijk zijn voor of medewerking ver leenden aan deze dierenmishandeling en sabotee ring van een verordening van den Rijkscommissa ris, reeds gestraft hebben met ontslag uit hun be trekking of anderszins. Ter beantwoording van deze vragen deelen B. en W., naar de Tel. meldt, het volgende mede: Bij Verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied is het met ingang van 5 Augustus verboden, slachtdieren anders te slachten dan na voorafgaande bedwelming. Krachtens art. 2 dezer Verordening hebben de Secretarissen-Generaal van de departementen van Sociale Zaken en van Landbouw en Visscherij be paald, dat bedwelming van slachtdieren in den Zin der Vleeschlceuringswet zoodanig móet ge schieden, dat het bewustzijn onmiddellijk wordt opgeheven, hetzij door electrische doorstrooming, hetzij dor middel van toestellen, waardoor de groote hersenen mechanisch worden beleedigd. Met deze voorschriften is dus de electrische door- Stroomïng van slachtdieren als middel tot het be wusteloos maken vóór de slachting op niet voor tweeërlei uitleg vatbare wijze wettelijk gesanction- neerd. De electrische doorstrooming vond reeds een reeks van jaren elders in Nederland op ruime schaal toepassing ten opzichte van varkens. Onder deze omstandigheden was er geen be zwaar tegen proefnemingen met het bedwelmen van runderen te doen. Dat deze proenemingen bij den eersten keer niet zijn geslaagd, valt te be treuren, doch wettigt niet te spreken van een schandelijke dierenmishandeling. Immers bij het eerste rund werd het door de technici medege brachte apparatuur op den kop aangebracht, ten einde den weerstand te meten van den kop, het geen ongeveer vijf minuten in beslag nam. Hierbij had evenwel electrische doorstrooming niet plaats. Vervolgens geschiedde de eigenlijke doorstrooming gedurende vijf seconden, waarna het dier onmid dellijk neerviel. Toen bleek dat uit een der neus gaten bloed vloeide. Eenige seconden na den val kwam de koe wederom tot bewustzijn, waarna het dier met een schietapparaat is bedwelmd. Bij een tweede koe werd slechts de weerstand van den kop gemeten; dit dier is, volgens de uitdrukkelijke verklaring van de er bij betrokken technici, niet electrisch doorstroomd. Door niet bekende oorzaak viel de koe tijdens het meten van den weerstand op den vloer der slachthal en raakte daarbij de krukas van de lier van den slachtstand. Hierbij was van bloedende verwondingen echter geen sprake. De handelingen aan het abattoir beoogden dus uitsluitend, een juiste uitvoering van de voor schriften, gegeven bij en krachtens de verorde ningen van den Rijkscommissaris, te verzekeren, waarbij geheel gehandeld is overeenkomstig letter en geest dier voorschriften. De invoering der bedwelming van slachtdieren door electrische doorstrooming zal te Amsterdam in navolging van elders o.a. Zaandam, Haarlem, Assen, Groningen en Dordrecht, geschieden, zoo dra een apparatuur'beschikbaar is, hetwelk in de praktijk aan strenge eischen, wat juiste wijze van functionneeren betreft, voldoet. Een op dit gebied bij uitstek deskundige firma is thans bezig met de samenstelling daarvan". Een Nederlandsche arbeider in Duitschland. Het A.N.P. meldt: Met groote voldoening heeft men in diverse dagbladen artikelen over de ar beidsbemiddeling naar Duitschland gelezen. Het viel daarbij op. dat de gepubliceerde brieven, die daarop betrekking hebben, veelal afkomstig waren van arbeiders uit de groote steden. De kleine gemeenten kennen echter ook sinds jaren de werkloosheid met als gevolg groote of fers uit de gemeentelijke middelen, die in de meeste gevallen ontoereikend waren, wat dan leidde tot saneering. Hierdoor ging de hoogge prezen autonomie der gemeenten teloor en het was daarom, dat de gemeentelijke bestuurders alle moeite deden de schijnbaar onvermijdelijke uitgaven voor werkverschaffing en steunverle ning zoo veel mogelijk te beperken. Het is een onomstootélijk feit, dat de kosten veroorzaakt door de werkloosheid die bovendien nadeelig werkte op den economischen toestand in de plattelandsgemeenten relatief veel zwaar der het budget drukten dan in de steden. Hoewel er over het algemeen door de kleine gemeenten weinig aan de bemiddeling naar Duitschland is gedaan, zijn er toch ook, die bovengenoemde werkgelegenheid met beide handen aangrijpen en voor die gemeenten zal het ongetwijfeld aardig zijn eens een stem uit eigen kring te hooren. Van de gemeente Avereest werken ongeveer honderd arbeiders in Duitschland. Dit is hooger dan het aantal zorggevallen op het zelfde tijdstip van verleden jaar. Eensdeels is dit een bewijs, dat de arbeidsbemiddeling van Avereest zeer actief is geweest, maar voor een grooter deel, naar het ons voorkomt, dat het werk ginds op prijs wordt gesteld. Er wordt over het werk in Duitschland heel veel gepraat. Dit is overal hetzelfde. We vernamen, dat tijdens een vergadering van burgemeesters en ar beidsbemiddelaars in Zwolle de vraag werd ge steld hoe de praatjes, die zooveel schade aan de bemiddeling in Duitschland kunnen doen, uit den weg kunnen worden geruimd. De vragensteller wilde er de politie bij halen. De voorzitter van de vergadering, de heer Th. van Lier, chef van de arbeidsbemiddeling aan het departement van Sociale Zaken een dus bij uitstek deskundige voelde er niet bijster veel voor onmiddellijk de politie in te schakelen. Hij stipte in zijn antwoord aan. dat er veelal eenvoudiger middelen zijn om praatjes in de kiem -te smoren. In dat verband verwees de heer van Lier naar het in Avereest bijgehouden propagandaboek. Wij hebben daarom ons licht eens opgestoken bij de arbeidsbemiddeling in Dedemsvaart. Men liet ons bereidwillig het z.g. propagandaboek zien en we moeten direct verklaren, dat we er veel wijzer van zijn geworden. We hebben met toe nemende belangstelling in het boek gebladerd. Wij vonden er foto's in. brieven van menschen. die in Duitschland werken en erin vertellen, hoe het hen ging en voorts een schat van gegevens. Eén mededeeling uit het boek trof ons bijzon der. Het ging over een ietwat eigenaardig man. die eerst heel erg tegen het werk in Duitschland opzag. Hij wilde o zoo graag in de werkverschaf fing blijven, maar dat mocht niet. Men trachtte op alle mogelijke manieren zijn bezwaren tegen het werk over de grens weg te redeneeren, wat heel. heel langzaam gelukte. Wij lazen dit in het propagandaboek en hebben er met toestemming een stukje uit overgenomen, dat hieronder volgt (men verzocht ons den naam niet te vermelden daarom noemen we den man X). ......Eindelijk heeft X. door den zuren appel heengebeten. Dit heeft zeer veel moeite gekost en we hoopten dan ook zeer, dat het X goed zou gaan in Duitschland. Op 24 Augustus komt hij, na er tien dagen gewerkt te hebben, gedurende het weekeinde thuis. Hij komt ook mij zijn erva ringen vertellen. Aan zijn geheele uiterlijk zie ik direct, dat het goed gegaan is. X. neemt de pet af 'dat doet hij niet gauw), hij geeft mij een hand 'dat doet hij nooit) en met een zenuwachtige stem zegt hij: „Ik bin oe merakels dankbaar, da'j mij noar Duutslaand estuurd ebt; ik eb 't er o zoo bes. Ik kriege fleis zoovulle a'k ebben wil. En 't wark is er krek as ier. Alennig 't wurdt better betaald. Ik bin oe merakels dankbaar. As 't ken nim ik 't wief met en dan zie j' mij niet wier". X.'s gezicht zegt evenveel als zijn woorden. Hij is gelukkig en wij met hem. Uit X.'s heele hou ding blijkt zijn blijdschap". Houfen vaten bij de inmaak. Waarop gelet moet worden. De Voedingsraad meldt: Het "is gebleken dat bij vele huisvrouwen onzekerheid bestaat omtrent de vaat werken, welke dienst kunnen doen bij het inzouten van groenten of het bereiden van zuurkool. Daarom zij er op gewezen, dat wie zich van een houten vat wil bedienen, zijn keuze dient te vestigen op tonnen van eikenhout of van beukenhout, daar andere houtsoorten zich voor dit doel minder goed leenen. Naast Keulsche potten zijn glazen vaten of f'pFFchen met wijde hals. zoomede goed ge- emailleerde emmers, eveneens bruikbaar. Vóór men houten vaten in gebruik neemt, borstelt men ze goed met heet sodawater uit, waarna eenige malen met ruim schoon water wordt nagespoeld. Nu worden de vaten geheel met kokend water ge vuld, drie dagen lang laat men ze met dit water gevuld staan en eerst als men dan nog eenmaal met schoon water heeft nagespoeld, heeft men alles gedaan om met behulp van houten vaten goede in- maakresultaten te bereiken. Nogmaals wordt onder de aandacht gebracht, dat onder alle omstandigheden versche groenten de voorkeur verdienen boven inmaak. Dit geldt in het bijzonder voor het inzouten van groenten. Meer dan eenmaal in de twee weken behooren gezouten groenten feitelijk niet op den gezinsdisch te wor den gebracht. Wie reeds snijboonen in het zout in legde, zal verstandig doen daaraan geen andijvie of andere voor dit doel in aanmerking komende groentesoort toe te voegen. Een hoeveelheid van twintig kilogram versch gewicht is voldoende om een gezin van man, vrouw en twee kinderen tus- schen 2 en 10 jaar gedurende den winter van tijd tot tijd gezouten groenten te doen nuttigen, zonder dat daarmede aan deze gerechten een ruimere plaats wordt verleend dan uit een oogpunt van goede en gezonde voeding gewenscht mag heeten. De zuurkool, die alleszins een voortreffelijk ge recht is, staat hier natuurlijk buiten. Hierop wordt, zoodra de tijd daar is, uitvoerig teruggekomen. De noodwinkels te Wageningen, welke gebouwd zijn van oude militaire barakken, zijn gereed. (Foto Pax Holland.) Centrale stiehting van noodbeurzen opgericht, Dinsdag is te Arnhem de centrale stichting van noodbeurzen opgericht. Voorzitter is de heer H. P. J. Bloemers. burgemeester van Arnhem. Verder zijn in het bestuur vertegenwoordigd de be sturen van de noodbeurzen te Arnhem, Gronin gen, Leeuwarden en Maastricht, alsmede een ver tegenwoordiger van de vier landelijke organisaties van handelsreizigers. Eenige andere beursbestu- ren traden bereids tot de centrale stichting toe, t.w. die van Zwolle, Twente en Tilburg. Deze stich ting heeft tën doel den handel te dienen door den handelsvertegenwoordiger in den ruimsten zin des woords, in verband met de onvoldoende ver- Verder zijn in het bestuur vertegenwoordigd de be- bindingsmiddelen. hulp te bieden en hem in staat te stellen zijn werkzaamheden in dezen moeilijken tijd voort te zetten. WEDER REMBOURSZENDINGEN EN POST- KWITANTIES UIT DUITSCHLAND. Met ingang van 15 September a.s. kunnen aangeteekende brieven en pakketten weder onder rembours van Duitschland naar Nederland worden verzonden. Bovendien wordt de dienst der invor dering van kwitanties van Duitschland naar Ne derland op dien dag heropend. In omgekeerde richting bestaan beide verkeers- mogelijkheden voorloopig nog niet. VOOR DE KINDEREN Zou de vos iets weten? Brutaal be gint de vos te spreken. „Ach, lieve Raf, ik heb je stem toch zoo bewonderd, toen je voor den koning zong. Ik vond het zoo mooi, zou je voor mij ook niet eens willen zingen? Ach toe, zing nog éénmaal. Maar zing dan niet zoo hoog; daar kan ik niet tegen. Dan krijg je als belooning van mij een schat. Maar die weet ik alleen te vinden onder een boom in het bosch. Nu, Raf was verwaand genoeg om te gaan zingen. Die belooning moet hij hebben! Hij hief een lagen toon aan: „Bé, bé, béklonk het. Was dat niet mooi? „Verschrikkelijk," dacht de vos, „wat een geluid! Maar," zegt de vos, „heer Raf, ik heb gehoord, jij draagt een kachelpijpje als je zingt. Waar is dat voor?" Even staat Raf toch versteld. Hij vertrouwt dien vos niet. Houdt hij hem voor den gek? Maar hij hoeft al geen antwoord meer te geven. Want plotseling wordt er op de deur geklopt. „Klop, klop," klinkt het. „Wat nu weer?" denkt Raf. „Ze laten me niet met rust. Kan ik nooit naar bed gaan? O hé, o hé, nooit heb ik rust." En de vos, die wel begrijpt wie daar is, houdt zijn hand voor zijn mond om zijn lachen te verbergen. Daar zal je het hebben! Rouwplechtiglieid in het Willem d Zwijgerhuis. Het stoffelijk hulsel van den heer P. Ton, lid de Weer-afdeeling der N.S.B., die als slachtoü van de ernstige politieke botsing Zaterdagavs j.l. in de Balistraat te 's-Gravenhage is gevalt was Dinsdag in het Willem de Zwijgerhuis opa baard. De voorzaal op de eerste verdieping het gebouw was als rouwkamer ingericht en i baar was daar opgesteld, in een omgeving r, zwart-roode doeken, terwijl Jansen (een vani W.A. en een van den Nationalen Jeugdstorm) i brandende kaarsen het geheel flankeerden. Led< van W.A. en N.J.S. hielden van twee tot zeven a de doodenwacht. Een onafgebroken stroom van belangstellend; defileerde langs de baar, terwijl zeer velen n tuil bloemen neerlegden. (A.NI De roofmoord te Holten. Beide verdachten vrijgesproken. De Almelosche rechtbank deed Dinsdag u: spraak in de zaak van den roofmoord te Holts waarvoor de vorige week terecht hebben geste een klompenmaker uit Apeldoorn G. V. en e Deventer koopman, H. H. Th. D. Zij zouden: den nacht van 10 op 11 April van het vorige ja; den landbouwer B. J. Leetink overvallen en va het leven beroofd hebben, terwijl zijn bejaait vrouw ernstig gewond werd. De officier van jus: tie had deswege voor beiden levenslange ge vangenisstraf geëischt. De rechtbank sprak hen thans vrij en gelast! hun onmiddellijke vrijlating. KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKE! De Kamer van Koophandel en Fabrieken n Haarlem en Omstreken houdt Woensdag 18 Sej tember a.s. des namiddags te half drie uur in hi gebouw der Kamer, Nassauplein 4 te Haarleq een vergadering. De agenda luidt als volgt: 1. Notulen. 2. Ingekomen stukken. 3. Mede deelingen. 4. Goedkeuring verzonden brief aan de directeur van het Postkantoor te IJmuiden betre! fende huisvesting P.T.T.-dienst te IJmuids (8740). 5. Herbenoeming voorzitter, leden e plaatsvervangende leden der Bevrachtingscommii sie te Haarlem. 6. Verslag Commissie Onderwij cursussen 1939—1940 en vooorstel 1940—1941. i Verslag Commissie Vestigingswet Kleinbedrid 8. Verslag Commissie inzake uitverkoopen en opra- mingen in het winkelbedrijf. 9. Opheffing Co:- missie Zakelijken Bijstand aan Gemobiliseerde! 10. Rondvraag. 11 Besloten zitting. FAILLISSEMENTEN. Door de Arrondissements-Rechtbank te Haarlü zijn geen faillissementen uitgesproken op Dinsdii 10 September 1940. Wegens gebrek aan actief werd opgeheven he: faillissement van Jac. Drogtrop Jr., früithanddaar, vroeger wonende te Haarlem, Jansstraat 56. Curator Mr. B. W. Stomps te Haarlem. Door het verbindend worden der Uit deeling:-1 lijst zijn geëindigd de faillissementen van: 1. de N.V. Handelsbureau C. Uylenhoed, ge vestigd en kantoorhoudende te Haarlem; Curator Mr. A. Bruch te Haarlem. 2. C. Hupkens, reiziger, wonende te Haarled Curator Mr. J van der Hoeven te Haarlem. door NORMAN FRAZER. (Nadruk verboden). II) „En waarom niet?" informeerde hij. „Waarom lliet, mijn beste miss O'Connor? Ik zie niet in dat er iets vreemds is in het feit. dat ik eens in het bezit was van een zeer mooi diamanten hals snoer, dat helaas veel wederwaardigheden heeft beleefd en nu eveneens helaas niet zoo waardevol meer is, als het was. Ik herhaal, ik geloof, dat daar niets vreemds in zit, mijn waarde miss O'Connor". „Neen", was het antwoord, „misschien niet Maar tochehen hoe wéét u dat ze van u zijn?", voegde ze er plotseling aan toe. „Ik zou voor alle diamanten ter wereld niet aan uw woor den twijfelen, sir Randolph, maar ik zou toch graag zeker willen zijn, dat die diamanten u toe- behooren ik ben het aan mezelf verplicht die zekerheid te ontvangen". „Natuurlijk", stemde sir Randolph toe, „en ik ben niet anders van plan dan u die zekerheid te verschaffen. Maar u kunt er overtuigd van zijn. miss O'Connor, dat degeen van wien u het collier gekregen hebt, er niet het geringste recht op had en dat hij het vermoedelijk door moord in zijn bezit heeft gekregen". „Wat! Finney!", riep miss O'Connor uit. Ik kan mé gewoon niet voorstellen dat Finney iemand zou hebben vermoord. Hij was de zachtaardigste goed- hartigste man, die ik ooit ontmoet heb". „Desniettemin had mr. Finney niet het minste wettelijke recht op de diamanten, miss O'Connor", kield sir Randolph vol, „en dientengevolge hebt u dat ook nooit gehad. Het halssnoer is door ver scheidene handen gegaan sinds ik het kwijt ge raakt ben en hel is de bron van menige misdaad geweest, maar het is mijn eigendom en van nie mand anders, zooals ik u zal bewezen. Geeft u mij alstublieft het collier, inspecteur". Randolph nam het vloeiblad van den inspecteur op en legde het snoer over de lengte met de steenen naar beneden. Vervolgens hield hij een elegante wijsvinger op een soort medaillon in het midden van de gouden zetting der diamanten. „Let nu goed op", vervolgde hij. „Ofschoon dit kleinood een zoo veelbewogen geschiedenis heeft, heeft niemand, daar zou ik een eed op durven doen, het geheim ontdekt van dit medaillon, dat door een buitengewoon kunstvaardig goudsmid vervaardigd is een Hindoe. Kijk!" Sir Randolph drukte zijn nagel op den rand van het medaillon een deksel vloog omhoog en liet een opening zien, waarin een klein rolletje geelachtig perkament verborgen was. „Wees zoo goed, inspecteur", verzocht sir Ran dolph, „en neem dat documentje er uit en lees wa: er in staat". Met een pen vischte inspecteur Davidson het stukje perkament uit zijn bewaarplaats, rolde het open en staarde naar hetgeen er op gescreven stond. Het was niet grooter dan een postzegel en het schrift was heel klein maar zoo duidelijk dat hij het gemakkelijk ontcijferen kon en wat hij voorlas, was het volgende: Dit halssnoer, bestaande uit 63 steenen, is aan sir Randolph Kent geschonken door de Maharanee van Dahlcurrie, Hindoestan, als dank voor een waardevollen dienst. „Nu, miss O'Connor", hernam sir Randolph, „het lijkt me toe, dat de vraag omtrent den rechtmatigen eigenaar hiermee is opgelost, nietwaar? Dit docu ment er enkele andere feiten, die ik eveneens bewijzen kon, hebben de autoriteiten hier volkomen bevredigd en zij erkennen dat het diamanten halssnoer onbetwistbaar mijn eigendom is. Zoo is het toch, inspecteur?" „Inderdaad sir Randolph het collier is zonder twijfel van u", bevestigde Davidson. „Dan zal ik het in mijn zak stoppen en verder gaan met u te vertellen hoe het kwam dat ik het kwijtraakte, hoe ik getracht heb het op te sporen en hoe ik tenslotte zoo gelukkig was om de ontbrekende schakel in den keten van mijn ver onderstellingen aan te vullen, toen ik vanmorgen dat verrassende bericht in de „Irish Times" las" „Ah!", viel miss O'Connor in, dus u hebt het gelezen?" „Ik las het bij de thee, in bed, om acht uur vanmorgen, miss O'Connor", was het bescheid. „En om negen uur was ik hier op het bureau. Ik had een voorsprong van goed twee uur op u, ofschoon het er werkelijk niets toe gedaan had als u er zes op mij had voorgehad. Maar nu mijn verhaal". Sir Randolph ging op zijn gemak zitten, kruiste zijn beenen en begon zijn relaas. „Het doet weinig ter zake waarom en waar de Maharanee van Danlcurrie een zeer mooie en interessante vrouw mij het diamanten collier aanbood, dat, evenals Helena van Troje, de oor zaak is geworden van zooveel rampspoed en'ellen de, ofschoon natuurlijk van geheel anderen aard. Het is voldoende in alle bescheidenheid te zeggen dat zij mij hoog werkelijk zeer hoog schatte en ze wenschte mij een tastbaar blijk van haar gunst te geven. Het was een inderdaad vorstelijk geschenk dat ze mij gaf grootscheeps en vol pracht, zooals alleen 'n Oosterling dat doet; het diamanten hals snoer dat ik zooeven teruggekregen heb het spijt me te moeten zegggen in 'n verminkten toe stand--na vele jaren van scheiding. Genoeg over haar laat ik u. nu vertellen hoe de diamanten verdwenen. Toen ik na een lange en ik mag wel zeggen succesvolle carrière Indië verliet, scheepte ik mij in Bombay in op de „Bramapoetra" en natuurlijk nam ik het halssnoer mee. Misschien herinnert u zich dat het schip in stukken sloeg op een ver borgen rots op de noordkust van Afrika en dat verscheidene van de passagiers en de bemanning verdronken. Hoe en wanneer het collier mij were ontstolen heb ik niet kunnen uitmaken alles wat ik weet, is dat het gebeurd moet zijn om streeks den tijd van de schipbreuk. Zooals u zich kunt voorstellen, hoorde ik niets meer van mijn verloren schat en langzamerhand had ik de hoop opgegeven haar ooit weer terug te krijgen. Toch zag ik een kans om mijn diamanten op te sporen. Ik had een lijst van de namen van iedere man iedere vrouw, kind, passagier of lid van de beman ning van de „Bramapoetra" en daaronder bevon den zich de namen van Lal Das, John Lindsay en Stefano Vasalli. De veronderstelling was niet ge waagd dat zij de dieven van mijn halssnoer waren geweest en dat het collier de oorzaak was van eer. reeks moorden was geweest. Mijn theorie was, da' Vasalli de diamanten in zijn bezit had, toen hij werd neergeschoten door de bewakers of da' Lloyd en Hollins die op hem vonden en dat Hol lins Lloyd vermoordde terwille ervan Nu was het zaak Hollins te vinden maai Hollins was onvindbaar. Ik deed alles wat ik kon en de politie deed ales wat zij kon om hem op te sporen, maar alles zonder eenig resultaat. Hij was soldaat in Indië geweest en af komstig uit Castleford in Yorkshire. Maar in Cast- leford had men in jaren niets van hem gehoord Hij was als weggevaagd van de aarde. Ik gaf toen de actieve achtervolging op, maar ik hield de kranten in het oog, want men vindt -oms aanwijzingen, waar men ze in het geheel niet verwacht. Er deed zich echter niets bijzonders voor tot vanmorgen. Toen zag ik dat hericht in de „Irish Times". Ik ging onmiddellijk naar in- ipecteur Davidson en stelde vast dat 't collier on- {etwijfeld het mijne was. Sir Randolph bracht zijn verhaal abrupt tot een eind. Hij stond op, trok zijn onberispelijke hand schoenen aan en keek naai' miss O'Connor ntf len eenigszins bezorgde gelaatsuitdrukking. „Sta mij toe", verzocht hij, „u en miss FardeÜ naar Kingstown te begeleiden. Dit lange verhaal heeft u vermoeid". Miss O'Connor's intuïtie waarschuwde haar c» achter dit voorstel méér school dan een opper vlakkige toehoorder zou meenen. Zij en miss Far* iell stonden gehorozaam op. „Neemt u mij niet kwalijk, sir Randolph", zei in pecteur Davidson, toen de edelman hem ten ai- scheid de hand gaf. „Maar, als ik vragen map •vat bent u van plan te doen met die diamanten' \ls ze van mij waren, zou ik ze zonder een se conde aarzeling in zee smijten". Sir Randolph lachte. „U bent sentimenteel, m;;= leste man, sentimenteel. Wat! Zulke prachtige teenen van het zuiverste water in zee gooien! Vee, ik kan er iets beters, iets veel beters rc=® ioen". „En dat is?", wilde de inspecteur weten. Sir Randolph keek rond. Hij en de inspecteur ^tonden bij de deur van de kamer; miss O'ConnK en haar gezellin wandelden door de gang, in ge* lachten. Sir Randolph wees met zijn vinger naar ie zich van niets bewuste miss O'Connor. „Ik ben van plan ze aan mijn vrouw te geven", luisterde hij. „Snapt u? Aan de rechtmatige eige nares zullen zs geen onheil brengen!" En sir Randolph volgde de dames, in zichzelf Grinnikend.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 6