Een man verdween... DONDERDAG 19 SEPTEMBER 1940 HAARLEM'S DAGBLAD Kamer van Koophandel. Ir. F. C. Dufour bedankt als lid. Opheffing commissie voor steun aan gemobiliseerden. Eon collectief contract in de Hel reizende ui toef enen van een metaalindustrie. bedrijf. Reeds deze week ingegaan. Een toelichting van officiëele zijde. Blijkens een bericht van den persdienst van het Nederlandsche Verbond var. Vakvereenigmgen, is thans de reeds jaren gekoesterde, :och onder de voormalige omstandigheden nimmer bereikte wensch van de Nederlandsche metaalbewerkers, om te komen tot een collectief arbeidscontract, in vervulling gegaan. Het N.V.V. beeft te dien aanzien overleg ge pleegd en besprekingen gevoerd met de werkge versorganisaties en de anctere werknemersorgani saties. Het resultaat van dit optreden van den Al- gemeenen Nererla^dschen Metaalbewerkersbond van het N.V.V. is geweest, dat deze week reeds het collectieve arbeidscontract in werking is getreden. Bij de loonbepaling is men uitgegaan van een onderscheiding in geschoolde en ongeschoolde werklieden en een indeeling in gemeenteklassen. Door de in het contract vastgestelde loonen is een einde gekomen aan de willekeurige loonbepaling van individueele werkgevers. Den metaalbewerker wordt thans door het collectieve contract een be paald inkomen gegarandeerd. In het contract is de bepaling opgenomen dat aan arbeiders, die het geheele loopende kalender jaar in dienst zijn, een vacantie van één werkweek moet worden gegeven. De arbeiders in de metaalindustrie zullen dus van het in werking treden van het collectieve con tract af verzekerd kunnen zijn, dat zij na eer jaar van zwaren arbeid een week van rust zul len kunnen vinden, een regeling, welke zeker voor de metaalarbeiders evenzeer noodig is als voor iedere andere vakgroep. INSTELLING FABRIEKS- COMMISSIES. Daarnaast vinden wij in het contract een rege ling opgenomen, welke bepaalt, dat in elke onder neming een werkliedenvertegenwoordiging, een z.g. fabriekscommissie, dient te worden ingesteld. Deze commissies hebben tot taak in alle fabrieksaange- legenheden de moreele en materieele belangen, als mede de veiligheid der arbeiders te bevorderen en zullen zoowel adviseerend als onderhandelend op treden. Het contract in haar geheel beteekent dus een belangrijke verbetering in de sociale en economi sche positie van de metaalbewerkers. Ieder, die bekend is met de moeilijkheden, welke de onderhandelingen tusschen werkgevers en werk nemers in de metaalindustrie steeds gekenmerkt hebben, zal met voldoening dit succes, waarin de A.N.M.B. van het N.V.V. het grootste aandeel heeft, vernemen en zich er over verheugen, dat op zulk een korten termijn reeds voor een groote groep van Nederlandsche arbeiders ingrijpende verbete ringen zijn bereikt. Reguleering van de arbeidsvoorwaarden, zooals bij dit contract is geschied, beteekent een belang rijke bijdrage tot den socialen en economischen vooruitgang van de arbeiders. (A.N.P.) NEKKIE-RAF De verordening van den Rijkscommissaris t treffende de beperking van het al reizende u oefenen van een bedrijf, welke 9 September 1{ verschenen is in Verordeningenblad nr. 25, he> hier en daar tot misverstand aanleiding gegevi Van officieele zijde wordt met betrekking t deze verordening daarom de volgende toelichti gegeven. Door de beperking van het al reizende uitoei nen van een bedrijf worden in feite niet diegen getroffen, die op weekmarkten zelfgemaakte niet bewerkte producten van land-, tuin- boschbouw, van vee- en bijenteelt, van pluimvt fokkerij bedrijven en van producten van de jac en visscherij te koop aanbieden, welke product uitsluitend voor de levensmiddelenverzorging v de bevolking dienen. Dezen voor de levensmidc lenvoorziening, werkzamen handelaren is het c in de toekomst toegestaan, de weekmarkten bezoeken, zooals zij dit tot nu toe deden. Voc waarde is slechts, dat deze handelaren een va; plaats op de weekmarkt hebben en hun prodi ten niet door heen en weer te trekken ook buit de weekmarkten te koop aanbieden. In de eer) plaats moeten deze handelaren zooals tot nu I probeeren hun producten op de markten van h woonplaats van de hand te doen. Slechts waar dit niet mogelijk is, of wann* op andere weekmarkten een dringende behoe! en een groote vraag naar door hen te koop aa geboden levensmiddelen bestaat, omdat er t plaatse een gebrek aan deze producten besta kunnen de betreffende handelaren ook op andf weekmarkten hun waren te koop aanbieden. Zoo kunnen b.v. de kaashandelaren uit Gou en Leiden, alsmede de pluimveehandelaren 1 de provincie Gelderland, zooals vroeger de regi matige weekmarkten bezoeken. Daarentegen het niet toegestaan, om in het kader van het reizende uitoefenen van een bedrijf, andere, n op de levensmiddelenvoorziening betrekking he bende producten, al reizende op weekmarkten koop aan te bieden. Dit geldt in het bijzone voor d i c producten en voorwerpen, die men i nu toe op de markten kon krijgen, doch die geen enkel opzicht noodzakelijk zijn ter dekki van de eerste levensbehoeften. Artikelen, wel bestemd zijn voor het dagelijksch gebruik zl normaal overal te verkrijgen en het verhandel hiervan op de weekmarkten is bovendien ni noodzakelijk. Het koopen van producten, onverschillig v: welken aard, binnen de verboden zone voor ei gevestigd bedrijf is geen reizend beroep in d 'zin van de verordening. Zoo kan b.v. een slager zooals vroeger binnen het verboden gebied h noodige vee koopen. Gevestigde zaken, zoor vooral grootfiliaalbedrijven, die hun afzet tot 1 toe in hoofdzaak in de provincie hadden, is h ook in de toekomst veroorloofd door employi die met haar een vaste overeenkomst hebben i niet voor eigen rekening werken, haar klanten laten bedienen, wanneer het zwaartepunt o tegenover den kooper uitsluitend bij de centra en gevestigde handelszaken ligt en geen venti plaats heeft. Dat de genoemde verordeningen ei door de tegenwoordige oorlogsverhoudingen noo: zakelijke maatregel beteekent, behoeft geen bj zondere vermelding. Klachten en buitengewoi wenschen van individueele personen zijn doellot Daar waar het noodig is, moet een reorganisat van de reizende handelszaak plaats hebben of i betreffende personen moeten hun bedrijf buitf de verboden zóne uitoefenen, waarbij zij dit gi bied dus moeten verlaten. Beroeps- envakorgi nisaties, die inlichtingen betreffende de beteek nis van deze verordening wenschen, dienen zit uitsluitend in verbinding te stellen met het d. partement van Handel, Nijverheid en Sc^eei vaart. De rechtspositie van liet Overheidspersoneel. Een toelichting op de dezer dagen verschene! verordening. Van bevoegde Duitsche zijde geeft met de vo gende toelichting op de in Verordeningenblad fi 26 opgenomen en dezer dagen gepubliceerc nieuwe bepalingen omtrent de rechtspositie va ambtenaren en overig personeel in openbare dienst: De verordening is een algemeen voorschril dat de mogelijkheid moet scheppen de rechtsve houdingen van in openbaren dienst aangeste den. leeraren aan bijzondere scholen en drage van bepaalde ambten, zooals b.v. notarissen e advocaten, aan te passen aan de geldende staati rechtelijke en economische bepalingen. Krachte: deze verordening kunnen de rechts- en final cieele verhoudingen, waaronder genoemde pers! nen verkeeren, in. het bijzonder de voorwaarde van aanstelling en ontslag geregeld worden. Zo noodig in afwijking van het tot dusver geldend recht. De op zichzelf staande bepalingen zulle worden gemaakt in den vorm van beschikkinge: Deze beschikkingen kunnen in de Nederlandse! Staatscourant openbaar gemaakt worden. (A.N.P Vergadering van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Haarlem en Omstreken op Woens dagmiddag onder leiding van den voorzitter, den heer J. J. Swens. De voorzitter heet den heer Hooy welkom, die wegens militairen dienst afwezig is geweest en den heer Barendse, voor wier) het wegens omstan digheden de eerste keer is, dat hij een vergade ring van de Kamer bijwoont. Op verzoek van den voorzitter verheffen de le den zich van hun zetels, om eenige oogenblildcen in stilte hen te herdenken, die in de oorlogsdagen ons land hebben verdedigd en in den strijd gevallen zijn. Het is een moeilijke tijd voor handel en industrie vervolgt de voorzitter dan. Wij moeten niet alleen berusten en aanvaarden, maar ook aanpakken, op bouwen wat vernield is en nieuwe banen zoeken waar de oude zijn verwoest. Rotterdam kan ons in dit opzicht een lichtend voorbeeld zijn. Zooveel mogelijk moet getracht worden, den loop der ge beurtenissen ten goede te richten. Voor de Kamer zijn de werkzaamheden wel zeer gewijzigd. Zij heeft getracht de door de omstandig heden getroffenen zooveel mogelijk van dienst te zijn en het is haar wensch op dezelfde wijze nog het een en ander te kunnen doen. WASCHDAG IN VOLENDAM. De wind doet in de straten van het typische visschersdorp het werk, dat van dit element verlangd wordt. (Foto Pax Holland). Ir. DUFOUR TREEDT AF. Onder de ingekomen stukken is een brief van ir. F. C. Dufour, waarin hij mededeelt, zich door ge zondheidsredenen genoodzaakt te zien, voor het lidmaatschap der Kamer te bedanken. De voorzitter wijdt waardeerenóe woorden aan ir. Dufour. Hij is iemand met een kalm en helder oordeel, wiens adviezen steeds uitstekend waren. Als hij zich voor een zaak interesseerde rustte hij niet, voor hij haar tot een goed einde had ge bracht. Hij was eerst lid van de Kamer van 1912 tot het jaar der reorganisatie (1922) en van 1932 tot heden. Van 1921 tot 1922 was hij ondervoorzit ter. In den laatsten tijd bekleedde hij de functie van voorzitter der door de Kamer ingestelde com missie tot steun aan 'gemobiliseerden, waarvan hij de ziel was. De heer Dufour is nu aan de beterende hand. Moge, aldus de voorzitter, zijn beterschap totaal zijn. Wij hopen dat hij zich in zijn rust zal kun nen schikken en er nog lang van zal kunnen ge nieten. Verschillende stukken worden voor kennisge ving aangenomen. DE WERKZAAMHEDEN DER KAMER. Bij brief van 17 Juli 1940 werd aan de leden der Kamer mededeel ing gedaan van de belangrijkste werkzaamheden na 10 Mei 1940. De voorzitter doet thans nog eenige nadere me- dedeelingen betreffende de werkzaamheden der Kamer inzake het oplossen van moeilijkheden voor handel en industrie. Zoo werd de aandacht van be langhebbenden gevestigd op de uitvoerige gege vens, die de Kamer ter beschikking had met be trekking tot de vervoersmoeilijkheden in ons land. Met andere Kamers van Koophandel werd overleg gepleegd betreffende de regeling van de benzine distributie. De Kamer stelde verder een onderzoek in met betrekking tot een vraag van den Inspec teur van het M.O. van de 3e Inspectie over een eventueel doen houden van het onderwijs der Han delsavondscholen op de Woensdag- en Zaterdag middagen. De verkregen gegevens zijn door het Bureau der Kamer bij den Inspecteur ingediend. werd beschikt, werd hooger beroep aangeteekend. In beide gevallen werd de beslissing der Kamer vernietigd, en de zaak teruggewezen naar de Ka mer. In het eerste geval betrof het een echtpaar, hetwelk een vennootschap onder firma aanging, waarbij de man voldeed aan den eïsch van vakbe kwaamheid en de vrouw aan den eisch van han delskennis. De Commissie meende, dat hier in de praktijk geen sprake kon zijn van een werkelijk samenwerken in den zin van een vennootschap on der firma, doch het departement meende geen ter men te kunnen vinden, die een afwijzing moge lijk maakten. Het tweede geval betrof een schoenmaker, die geld ter leen ontving van Maatschappelijk Hulp betoon. De Commissie was van oordeel, dat niet werd voldaan aan den eisch van credietwaardig heid, doch het Departement stelde zich op het standpunt, dat het geen verschil maakte waar men het geld leende. Naar aanleiding van dit laatste geval, meent de heer Alders, dat de Kamer tegen zulke dingen haar stem moet doen hooren. Ook de voorzitter der commissie, de heef Klein Schiphorst, keurt het af, dat op deze wijze „steun trekkers tot neringdoenden worden gepromoveerd". De voorzitter acht het het beste, deze zaak te brengen voor de Vereen, van Kamers van Koop- VOOR DE KINDEREN handel, ten einde gedaan te krijgen," dat de be doelde vergunningen niet meer worden gegeven. Aldus wordt besloten. OPHEFFING COMMISSIE ZAKELÏJKEN BIJSTAND AAN GEMOBILISEERDEN. Besloten wordt tot opheffing der Commissie voor zakelijken bijstand aan gemobliseerden. De voorzitter brengt hulde en dank aan de leden der commissie, die veel bezwaren en moeilijkhe den kon doen verminderen. Ir. Dufour was de ziel der commissie en de heeren J. v. d. Berg als secre taris en Pfaff, als penningmeester getroostten zich zeer veel moeite in het belang der gemobiliseer den, evenals de leden mevr. Visser-Brutel de la Rivière en de heer Doelemans, in Haarlemmermeer, die plaatselijk veel goed werk deed. OMZETBELASTING. Bij de rondvraag vraagt de heer Stoutenbeek, of de goederen die in voorraad zijn, ook voor de met 1 October a.s. in te voeren verhooging van de Om zetbelasting in aanmerking komen. Verschillende Inspecteurs gaven hierover niet geheel met elkaar kloppende inlichtingen. Het Bureau zal ten Departemente informeeren. Hierna gaat de Kamer in besloten zitting. CURSUS IN DE ZWEED- SCHE TAAL. De voorzitter leest het verslag voor van de on derwijscommissie over 1939'40. De eenige cursus, die in het seizoen 1939'40 evenals in het voorafgaand seizoen kon door gaan was de cursus in de Zweedsche taal. De commissie stelt nu voor, in 1940'41 bij vol doende deelneming weer zulk een cursus te orga- niseeren. Met het oog op de verduisteringsmaat regelen zal het het meest wenschelijk zijn, dezen cursus op Zaterdagmiddag te doen houden. Naar aanleiding van een vraag van den heer Mathot deelt jhr. dr. Mollerus, secretaris van de Kamer van Koophandel, mede, dat nog niet be kend is, of er voldoende animo van beginnelingen is. In ieder geval gaat de cursus voor meergevor derden door. Komt er ook een cursus voor begin nelingen dan zullen in ieder geval beide cursussen gehouden worden op Zaterdagmiddag tusschen 2 en 5 uur. Het voorstel van de commissie wordt aangeno men. COMMISSIE VESTIGINGSWET KLEINBEDRIJF. De voorzitter leest het verslag voor van de werk zaamheden der Commissie Vestigingswet Kleinbe drijf van 1 Sept. 1939l«Sept. 1940. In behandeling kwamen 63 aanvragen, waarvan er 7 werden afgewezen en 1 werd ingetrokken. Op 31 Augustus waren nog 2 aanvragen in behande ling. In twee van de 7 gevallen, waarin afwijzend Klinknagel, de politie-agent, moet dat vrachtje wegrijden in den dieven- wagen. Brutaal ligt Raf, geboeid aan alle pooten, nog naar buiten te kij ken. Misschien kan hij nog ont snappen. En de smid denkt onder hand: „Het kan toch raar loopen in de wereld. En vooral met sommige dieren! Zóó ben je de meest gevierde en zóó word je naar de gevangenis gebracht. Ja, ja, loontje komt om zijn boontje. En hij blijft nog brutaal kijken." Ondertusschen brengt de vos het nachtegaaltje naar den koning en stelt hem voor als de werkelijke zanger. „Nu," zegt de koning, „hij is wel de kleinste van al mijn onderdanen, maar zijn daden zijn groot." „Heer koning," stelde de vos voor, „als wij nu het nachtegaaltje eens uitriepen tot onzen grootsten zan ger." „Dat is een prachtige gedachte," roept de koning verheugd uit, „wij zullen het lieve diertje ook den lau werkrans geven en de kroon." HKANNEG'ETER „Daar moet een vroolijk wijsje op gespeeld worden," denkt de vos, die dikwijls ceremoniemeester op brui loften en partijen is. Hij neemt zijn fluit en zegt tegen de hofmuzikan- ten: „Vooruit, jongens, we zullen de fanfares laten schetteren." Allen trekken ze naar de groote zaal en gaan in het hoekje bij den haard zitten. Het is middernacht en koud. En alle dieren zingen mee, blij dat Raf zijn verdiende straf heeft. door LESLIE FORD. 7) Ik keek naar Cecily, zooals ze daar met Bill en George op het eind van den steiger zat, de handen om de knieën geslagen en het hoofd eenigszins ach terover gebogen. Zij keken naar drie fluweelzachte elandstieren die met naar voren gebogen gewei graasden tusschen de moerassige wilgenboschjes, in het vlakke gedeelte waar de rivier in het meer uit mondt. Hoe was het mogelijk dat Cecily, zoo vroo lijk en luchthartig als de zonnestralen op het kristal heldere water, het middelpunt van een di'eigend noodlot kon zijn. Of dat George, met alles wat hij wist, met de macht om alle levenslust van het meisje naast hem met één slag te vernietigen, zoo onbe kommerd en beminnelijk kon zijn als juist dezen morgen. Mevrouw Chapman zat naast mij op de ruwbe- hakte steenen treden van de voorraadschuur naast den steiger en kauwde peinzend op een grashalm. „Ik kan je niet zeggen, wat een opluchting het voor me was, toen ik Joe met de pakpaarden zag ver trekken", zei ze. „Ze gaan terug tot de hut. en trekken om het meer heen. om ons aan het andere eind weer op te wachten. Dat is een tocht van min stens twee dagen, en ik hoop dat Joe in dien tijd weer afgekoeld zal zijn. Joe is een eigenaardige ke rel. Zijn vader is veeboer in Idaho. Nadat Joe van de landbouwschool in Wyoming kwam, is hij hier bij den Parkdienst geweest. Ik heb hem hier in Yellow stone vier jaar geleden ontmoet en hem overgehaald naar Cinnabar te komen. Hy is een uitstekende rent meester en ik zou niet weten hoe ik het zonder hem moest stellen". Ze keek naar het eind van den steiger met een spottende flikkering in de blauwe oogen. „Ik zou het uitstekend zonder George kunnen stellen, maar ik zou niet graag willen dat dat Joe zijn nek zou kosten." De tinteling in haar oogen vervaagde. „Weet je, hoe meer ik van George Pelham zie, des te meer ben ik er op tegen dat Cecily met hem trouwt. Waarachtig, ik zou alles kunnen doen om dat te verhinderen, Grace alles". „Hoe is hij toch zoo naar voren gekomen?" vroeg ik. „Hij moet toch veel ouder zijn dan haar andere vrienden." „Hij is drieëndertig. Hij kreeg zijn kans, omdat hij Steve's beste vriend geweest was op het kantoor van Cecily's vader." Ik keek haar scherp aan. Er had weinig vriend schap geklonken uit de woorden die ik den vorigen avond in de hut gehoord had, of uit het korte ge sprek aan het Mariposameer. „Een vent van het kantoor" had hij Steve genoemd, en toen hij hem opgewacht had, had hij eerst de zegels van zijn re volver genomen. Mijn opvatting over vriendschap was anders. Steve zelf heeft hem het eerst naar mij meegeno men. Hij was toen al een paar jaar op het kantoor geweest. Dat jaar dat Steve ziek was, gedroeg hij zich als een oudere broer tenminste dat dachten Steve en Cecily. Ik niet; ik heb toen al geprobeerd, hem kwijt te raken. Maar toen Steve gestorven was, was hij voor Cecily de eenige tastbare herinnering aan hem. Ik had van alles geprobeerd om het tegen te gaan, vooral nadat ik wist dat hij met haar vader over trouwen gesproken had. Ik heb het land aan reizen, maar als ik haar mee had kunnen krijgen, zou ik met haar naar het eind van de wereld getrok ken zijn. Misschien doe ik George onrecht, want ik heb geen enkel bewijs, niets dan mijn intuïtie van een oude vrouw; maar ik geloof dat George, met al zijn charme en zijn keurige manieren, even wreed en wraakzuchtig als een Indiaan kan zijn, als hem dat paste". Een koude rilling liep langs mijn rug. Dat was, precies onder woorden gebracht, het gevoel dat ik gehad had. toen ik den vorigen avond bij de omhei ning van de hut gestaan had. „Ik weet wel dat het fantastisch klinkt, en ik heb waarachtig niet al te veel fantasie", ging mevrouw Chapman voort, „maar ik heb dezen heelen zomer al het gevoel gehad, dat er een plotselinge uitbarsting moet komen die alles definitief en onherroepelijk tot een eind zal brengen. In welke richting dan ook. Ik ben bang geweest iets te doen, uit vrees dat ik daar mee de zaak aan het rollen zou brengen, en hem daarmee hetzij in haar armen zou werpen, of voor, altijd uit haar leven zou verwijderen. Als ik maar zeker wist dat het laatste het geval zou zijn, zou ik geen oogenblik aarzelen. Maar er is niemand die precies kan vertellen hoe Cecily zal reageeren. Ik durf het niet aan, en ik ken haar beter dan iemand anders. Ik heb haar van klein kind af aan grootge bracht, en ze is me dierbaarder dan een van mijn eigen kinderen me ooit geweest is". Ik moest mijn tong afbijten om niet de heele ge schiedenis er uit te flappen. Maar er flitste mij door het hoofd, dat als ik dat deed, ik vermoedelijk die crisis tot uitbarsting zou brengen die mevrouw Chapman zoo zeer vreesde, en dit was een verant woordelijkheid die ik zeker niet op mij mocht ne men. Steve Grant had drie jaar den tijd gehad om over de gevolgen van zijn daad na te denken. Hij moest machtiger redenen gehad hebben dan ik kon vermoeden, anders zou hij niet voor de tweede maal weggeloopen zijn. Alleen mijn wantrouwen in George en vooral zijn nauw verholen blik van triomf, deden mij nog weifelen. Ik keek weer naar het drietal op den steiger. Bill had zijn zakmes genomen en ze speelden nu „Land- veroveren" op ruwe planken; de kans dat het mes tusschen de reten door in het'diepe water zou ver dwijnen. maakte het tot een hoogst opwindend spel letje. George zag er op het oogenblik werkelijk on schadelijk genoeg uit. Ik besefte langzamerhand dat George haar met de mededeeling dat Steve haar opzettelijk en wel bewust bedrogen had, doodelijk zou wonden. En gedurende onzen morgenrit was ik ook al tot de con clusie gekomen dat hij het haar nooit zou vertellen. Het zou dom zijn. en George was om den drommel niet dom. George's eigenbelang en dat was iets waar hij een buitengewoon goed oog voor had, verzette zich er tegen. Zelfs George kon weten, dat sommige wonden nooit genezen; en als je gaat vernielen, wat je tracht te krijgen blijft er weinig voldoening om het bezit. Plotseling klonk over het water het gezoem van een motorboot. Mevrouw Chapman stond op; het spelletje op de pier werd met veel luidruchtig plezier beëindigd. Zij sprongen op en wuifden tegen den stuurman, die teruggroette met getoeter op zijn luchtfluit. De boeg van het snelle vaaruig sneed wi- te schuimstrepen door liet blauwe water en kwam snel naderbij. Een oogenblik later zwaaide het reeds rond en meerde langs den steiger. De stuurman sprong er uit, blij zijn oude. bekenden te ontmoeten, gaf Cecily een hand en liep mevrouw Chapman te gemoet. Hoe gaat het er mee, mevrouw Chapman? Blij u weer eens te zien. Hoe gaat het op Cinnabar? Heeft u ook een boschwachter zien langskomen? Als hij hiér in de buurt was, zouden we hem mee nemen". „Hij moest nog naar Doorlaat terug", zei George terloops. „Ik heb hem gisteravond gesproken." „Dan behoeven we dus niet te wachten. Wilt u maar instappen? Hier: trekt u deze dingen aan." Hij haalde een pak groene oliejassen uit de boot en hielp mevrouw Chapman er een aantrekken. Ik was natuurlijk weer de laatste: ik had zeker een minuut noodig om te bekomen van den schrik. Dus vóór hij wist wie wij waren, had Steve Grant het plan gehad, met ons mee te varen naar de hout vesterij aan het meer. Het zou wel een hoogst pijn lijke ontmoeting geweest zijn, als George hem niet opgevangen had! Het wilde me maar niet geheel uit de gedachte, zelfs niet toen we uit het baaitje den doorgang langs het steile voorgebergte doorgevaren waren en in het groote meer waren aangeland. Wij passeerden een paar kleine eilandjes, waar een groote pelikanen- kolonie in ongestoorde rust nestelde. Zij stonden als wijze geelgebekte filosofen op de rotsen, de kinnen op hun sneeuw-witte overhemden, en lieten zich door onze nabijheid nauwelijks uit hun overpein zingen afleiden. Ik keek achterom naar George; hij zat met Cecily weggedoken op de smalle bank boven het roer. Zij lachten vroolijk en amuseerden zich uitstekend, toen zij door een scherpe wending van de boot drijfnat gespat werden door het overkomende buiswater. Ik had er geen idee van gehad, dat het Yellow- stonemeer zoo groot was, al had ik er wel van ge lezen dat het een van de grootste meren ter wereld is op deze groote hoogte van bijna vierentwintighon derd meter. Het voorgebergte bij het kanaal was vrijwel geheel uit het gezicht verdwenen, toen wij den anderen oever naderden en ik den eersten glimp zag van de verblindend witte kolommen en de lange gele vleugels van het Meerhotel. Toen we eindelijk aanlegden en aan wal klommen en ik het statige hotel met zijn drukte van gasten voor me, zag, had ik een dwaas gevoel van opluchting, alsof nu de gevaren van een noodlottige uitbarsting achti den rug waren. Ik kon me in mijn voorgevoel^ moeilijk erger vergist hebben: achteraf bezien w het alsof we aan een bosje knetterende zevenklai pers ontvlucht waren, om uit te rusten boven op ei dynamietpatroon met, aangestoken lont. We waren plotseling weer midden in de beschï ving terug. Lange rijen auto's stonden langs de hoogen oever. Een gouvernements motorboot v« onder vervelend gepuf van het visschershaventj weg, volgeladen met toeristen. Een stuk of zes kle ne bootjes, volgeprompt het hengelaars, voeren lanj ons heen naar buiten: de menschen keken zie hun oogen uit aan onze wilderniskleeding. Een lai ge stoet groote gele bussen reed langs den oprit v; het hotel naar de overdekte portiek. Een aard jongmensch in groen chasseursuniform kwam stn lend van voorkomendheid op ons toegesneld. „De auto met de koffers is er al, mevrouw Chaj man", zei hij vroolijk. We hadden gedacht dat vroeger zou komen vóórdat de dagjesmensch( kwamen binnenvallen." „Bent u mevrouw Latham? Kolonel Primrose la) zeggen, voor het geval u zou aankomen vóór hij b rug was, dat hij naar het Gouvernements-hoofi kwartier is. en dat hij omstreeks vijf uur terug a zijn. U wilt u zeker eerst verkleeden en een ba nemen, voordat u andere menschen ontmoet?" Het was misschien niet bijster tactvol gezegd, mal het was niet minder juist. De dagjestoeristen die a! sprinkhanen naar binnen zwermden in de ruim* zonnige hotelhal, met zijn oleanders in potten, vro( lijke gebloemde gordijnen en rieten meubelen itf linnen overtrekken, gaapten ons met uitpuilen! oogen aan. Plotseling klonk uit de lange file van menschel die zich voor de balie van de hotel-administratie vei drongen, een verbaasde uitroep: „George: Lies! help, kijk eens, May'" Een lange blonde man van omstreeks vijftig jas in een onberispelijk grijs gestreept flanellen pak bruin met witte schoenen, maakte zich uit de r] los en kwam met uitgestoken hand op ons toe. „Drommels!" zei hij hartgrondig, „het lijkt vS een Wild-West-vertooning! (Wordt vervolgd),

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 6