Een man verdween...
DONDERDAG 19 SEPTEMBER 1940
HAARLEM'S DAGBLAD
Kamer van Koophandel.
Ir. F. C. Dufour bedankt als lid.
Opheffing commissie voor steun
aan gemobiliseerden.
Eon collectief contract in de
Hel reizende ui toef enen van een
metaalindustrie.
bedrijf.
Reeds deze week ingegaan.
Een toelichting van officiëele zijde.
Blijkens een bericht van den persdienst van
het Nederlandsche Verbond var. Vakvereenigmgen,
is thans de reeds jaren gekoesterde, :och onder de
voormalige omstandigheden nimmer bereikte
wensch van de Nederlandsche metaalbewerkers,
om te komen tot een collectief arbeidscontract, in
vervulling gegaan.
Het N.V.V. beeft te dien aanzien overleg ge
pleegd en besprekingen gevoerd met de werkge
versorganisaties en de anctere werknemersorgani
saties. Het resultaat van dit optreden van den Al-
gemeenen Nererla^dschen Metaalbewerkersbond
van het N.V.V. is geweest, dat deze week reeds het
collectieve arbeidscontract in werking is getreden.
Bij de loonbepaling is men uitgegaan van een
onderscheiding in geschoolde en ongeschoolde
werklieden en een indeeling in gemeenteklassen.
Door de in het contract vastgestelde loonen is een
einde gekomen aan de willekeurige loonbepaling
van individueele werkgevers. Den metaalbewerker
wordt thans door het collectieve contract een be
paald inkomen gegarandeerd.
In het contract is de bepaling opgenomen dat
aan arbeiders, die het geheele loopende kalender
jaar in dienst zijn, een vacantie van één werkweek
moet worden gegeven.
De arbeiders in de metaalindustrie zullen dus
van het in werking treden van het collectieve con
tract af verzekerd kunnen zijn, dat zij na eer
jaar van zwaren arbeid een week van rust zul
len kunnen vinden, een regeling, welke zeker voor
de metaalarbeiders evenzeer noodig is als voor
iedere andere vakgroep.
INSTELLING FABRIEKS-
COMMISSIES.
Daarnaast vinden wij in het contract een rege
ling opgenomen, welke bepaalt, dat in elke onder
neming een werkliedenvertegenwoordiging, een z.g.
fabriekscommissie, dient te worden ingesteld. Deze
commissies hebben tot taak in alle fabrieksaange-
legenheden de moreele en materieele belangen, als
mede de veiligheid der arbeiders te bevorderen en
zullen zoowel adviseerend als onderhandelend op
treden.
Het contract in haar geheel beteekent dus een
belangrijke verbetering in de sociale en economi
sche positie van de metaalbewerkers.
Ieder, die bekend is met de moeilijkheden, welke
de onderhandelingen tusschen werkgevers en werk
nemers in de metaalindustrie steeds gekenmerkt
hebben, zal met voldoening dit succes, waarin de
A.N.M.B. van het N.V.V. het grootste aandeel heeft,
vernemen en zich er over verheugen, dat op zulk
een korten termijn reeds voor een groote groep
van Nederlandsche arbeiders ingrijpende verbete
ringen zijn bereikt.
Reguleering van de arbeidsvoorwaarden, zooals
bij dit contract is geschied, beteekent een belang
rijke bijdrage tot den socialen en economischen
vooruitgang van de arbeiders.
(A.N.P.)
NEKKIE-RAF
De verordening van den Rijkscommissaris t
treffende de beperking van het al reizende u
oefenen van een bedrijf, welke 9 September 1{
verschenen is in Verordeningenblad nr. 25, he>
hier en daar tot misverstand aanleiding gegevi
Van officieele zijde wordt met betrekking t
deze verordening daarom de volgende toelichti
gegeven.
Door de beperking van het al reizende uitoei
nen van een bedrijf worden in feite niet diegen
getroffen, die op weekmarkten zelfgemaakte
niet bewerkte producten van land-, tuin-
boschbouw, van vee- en bijenteelt, van pluimvt
fokkerij bedrijven en van producten van de jac
en visscherij te koop aanbieden, welke product
uitsluitend voor de levensmiddelenverzorging v
de bevolking dienen. Dezen voor de levensmidc
lenvoorziening, werkzamen handelaren is het c
in de toekomst toegestaan, de weekmarkten
bezoeken, zooals zij dit tot nu toe deden. Voc
waarde is slechts, dat deze handelaren een va;
plaats op de weekmarkt hebben en hun prodi
ten niet door heen en weer te trekken ook buit
de weekmarkten te koop aanbieden. In de eer)
plaats moeten deze handelaren zooals tot nu I
probeeren hun producten op de markten van h
woonplaats van de hand te doen.
Slechts waar dit niet mogelijk is, of wann*
op andere weekmarkten een dringende behoe!
en een groote vraag naar door hen te koop aa
geboden levensmiddelen bestaat, omdat er t
plaatse een gebrek aan deze producten besta
kunnen de betreffende handelaren ook op andf
weekmarkten hun waren te koop aanbieden.
Zoo kunnen b.v. de kaashandelaren uit Gou
en Leiden, alsmede de pluimveehandelaren 1
de provincie Gelderland, zooals vroeger de regi
matige weekmarkten bezoeken. Daarentegen
het niet toegestaan, om in het kader van het
reizende uitoefenen van een bedrijf, andere, n
op de levensmiddelenvoorziening betrekking he
bende producten, al reizende op weekmarkten
koop aan te bieden. Dit geldt in het bijzone
voor d i c producten en voorwerpen, die men i
nu toe op de markten kon krijgen, doch die
geen enkel opzicht noodzakelijk zijn ter dekki
van de eerste levensbehoeften. Artikelen, wel
bestemd zijn voor het dagelijksch gebruik zl
normaal overal te verkrijgen en het verhandel
hiervan op de weekmarkten is bovendien ni
noodzakelijk.
Het koopen van producten, onverschillig v:
welken aard, binnen de verboden zone voor ei
gevestigd bedrijf is geen reizend beroep in d
'zin van de verordening. Zoo kan b.v. een slager
zooals vroeger binnen het verboden gebied h
noodige vee koopen. Gevestigde zaken, zoor
vooral grootfiliaalbedrijven, die hun afzet tot 1
toe in hoofdzaak in de provincie hadden, is h
ook in de toekomst veroorloofd door employi
die met haar een vaste overeenkomst hebben i
niet voor eigen rekening werken, haar klanten
laten bedienen, wanneer het zwaartepunt o
tegenover den kooper uitsluitend bij de centra
en gevestigde handelszaken ligt en geen venti
plaats heeft. Dat de genoemde verordeningen ei
door de tegenwoordige oorlogsverhoudingen noo:
zakelijke maatregel beteekent, behoeft geen bj
zondere vermelding. Klachten en buitengewoi
wenschen van individueele personen zijn doellot
Daar waar het noodig is, moet een reorganisat
van de reizende handelszaak plaats hebben of i
betreffende personen moeten hun bedrijf buitf
de verboden zóne uitoefenen, waarbij zij dit gi
bied dus moeten verlaten. Beroeps- envakorgi
nisaties, die inlichtingen betreffende de beteek
nis van deze verordening wenschen, dienen zit
uitsluitend in verbinding te stellen met het d.
partement van Handel, Nijverheid en Sc^eei
vaart.
De rechtspositie van liet
Overheidspersoneel.
Een toelichting op de dezer dagen verschene!
verordening.
Van bevoegde Duitsche zijde geeft met de vo
gende toelichting op de in Verordeningenblad fi
26 opgenomen en dezer dagen gepubliceerc
nieuwe bepalingen omtrent de rechtspositie va
ambtenaren en overig personeel in openbare
dienst:
De verordening is een algemeen voorschril
dat de mogelijkheid moet scheppen de rechtsve
houdingen van in openbaren dienst aangeste
den. leeraren aan bijzondere scholen en drage
van bepaalde ambten, zooals b.v. notarissen e
advocaten, aan te passen aan de geldende staati
rechtelijke en economische bepalingen. Krachte:
deze verordening kunnen de rechts- en final
cieele verhoudingen, waaronder genoemde pers!
nen verkeeren, in. het bijzonder de voorwaarde
van aanstelling en ontslag geregeld worden. Zo
noodig in afwijking van het tot dusver geldend
recht. De op zichzelf staande bepalingen zulle
worden gemaakt in den vorm van beschikkinge:
Deze beschikkingen kunnen in de Nederlandse!
Staatscourant openbaar gemaakt worden.
(A.N.P
Vergadering van de Kamer van Koophandel en
Fabrieken voor Haarlem en Omstreken op Woens
dagmiddag onder leiding van den voorzitter, den
heer J. J. Swens.
De voorzitter heet den heer Hooy welkom, die
wegens militairen dienst afwezig is geweest en
den heer Barendse, voor wier) het wegens omstan
digheden de eerste keer is, dat hij een vergade
ring van de Kamer bijwoont.
Op verzoek van den voorzitter verheffen de le
den zich van hun zetels, om eenige oogenblildcen
in stilte hen te herdenken, die in de oorlogsdagen
ons land hebben verdedigd en in den strijd gevallen
zijn.
Het is een moeilijke tijd voor handel en industrie
vervolgt de voorzitter dan. Wij moeten niet alleen
berusten en aanvaarden, maar ook aanpakken, op
bouwen wat vernield is en nieuwe banen zoeken
waar de oude zijn verwoest. Rotterdam kan ons in
dit opzicht een lichtend voorbeeld zijn. Zooveel
mogelijk moet getracht worden, den loop der ge
beurtenissen ten goede te richten.
Voor de Kamer zijn de werkzaamheden wel zeer
gewijzigd. Zij heeft getracht de door de omstandig
heden getroffenen zooveel mogelijk van dienst te
zijn en het is haar wensch op dezelfde wijze nog
het een en ander te kunnen doen.
WASCHDAG IN VOLENDAM. De wind doet in de straten van het typische
visschersdorp het werk, dat van dit element verlangd wordt.
(Foto Pax Holland).
Ir. DUFOUR TREEDT AF.
Onder de ingekomen stukken is een brief van ir.
F. C. Dufour, waarin hij mededeelt, zich door ge
zondheidsredenen genoodzaakt te zien, voor het
lidmaatschap der Kamer te bedanken.
De voorzitter wijdt waardeerenóe woorden aan
ir. Dufour. Hij is iemand met een kalm en helder
oordeel, wiens adviezen steeds uitstekend waren.
Als hij zich voor een zaak interesseerde rustte hij
niet, voor hij haar tot een goed einde had ge
bracht. Hij was eerst lid van de Kamer van 1912
tot het jaar der reorganisatie (1922) en van 1932
tot heden. Van 1921 tot 1922 was hij ondervoorzit
ter. In den laatsten tijd bekleedde hij de functie
van voorzitter der door de Kamer ingestelde com
missie tot steun aan 'gemobiliseerden, waarvan hij
de ziel was.
De heer Dufour is nu aan de beterende hand.
Moge, aldus de voorzitter, zijn beterschap totaal
zijn. Wij hopen dat hij zich in zijn rust zal kun
nen schikken en er nog lang van zal kunnen ge
nieten.
Verschillende stukken worden voor kennisge
ving aangenomen.
DE WERKZAAMHEDEN DER
KAMER.
Bij brief van 17 Juli 1940 werd aan de leden der
Kamer mededeel ing gedaan van de belangrijkste
werkzaamheden na 10 Mei 1940.
De voorzitter doet thans nog eenige nadere me-
dedeelingen betreffende de werkzaamheden der
Kamer inzake het oplossen van moeilijkheden voor
handel en industrie. Zoo werd de aandacht van be
langhebbenden gevestigd op de uitvoerige gege
vens, die de Kamer ter beschikking had met be
trekking tot de vervoersmoeilijkheden in ons land.
Met andere Kamers van Koophandel werd overleg
gepleegd betreffende de regeling van de benzine
distributie. De Kamer stelde verder een onderzoek
in met betrekking tot een vraag van den Inspec
teur van het M.O. van de 3e Inspectie over een
eventueel doen houden van het onderwijs der Han
delsavondscholen op de Woensdag- en Zaterdag
middagen. De verkregen gegevens zijn door het
Bureau der Kamer bij den Inspecteur ingediend.
werd beschikt, werd hooger beroep aangeteekend.
In beide gevallen werd de beslissing der Kamer
vernietigd, en de zaak teruggewezen naar de Ka
mer. In het eerste geval betrof het een echtpaar,
hetwelk een vennootschap onder firma aanging,
waarbij de man voldeed aan den eïsch van vakbe
kwaamheid en de vrouw aan den eisch van han
delskennis. De Commissie meende, dat hier in de
praktijk geen sprake kon zijn van een werkelijk
samenwerken in den zin van een vennootschap on
der firma, doch het departement meende geen ter
men te kunnen vinden, die een afwijzing moge
lijk maakten.
Het tweede geval betrof een schoenmaker, die
geld ter leen ontving van Maatschappelijk Hulp
betoon. De Commissie was van oordeel, dat niet
werd voldaan aan den eisch van credietwaardig
heid, doch het Departement stelde zich op het
standpunt, dat het geen verschil maakte waar men
het geld leende.
Naar aanleiding van dit laatste geval, meent de
heer Alders, dat de Kamer tegen zulke dingen haar
stem moet doen hooren.
Ook de voorzitter der commissie, de heef Klein
Schiphorst, keurt het af, dat op deze wijze „steun
trekkers tot neringdoenden worden gepromoveerd".
De voorzitter acht het het beste, deze zaak te
brengen voor de Vereen, van Kamers van Koop-
VOOR DE KINDEREN
handel, ten einde gedaan te krijgen," dat de be
doelde vergunningen niet meer worden gegeven.
Aldus wordt besloten.
OPHEFFING COMMISSIE
ZAKELÏJKEN BIJSTAND
AAN GEMOBILISEERDEN.
Besloten wordt tot opheffing der Commissie
voor zakelijken bijstand aan gemobliseerden.
De voorzitter brengt hulde en dank aan de leden
der commissie, die veel bezwaren en moeilijkhe
den kon doen verminderen. Ir. Dufour was de ziel
der commissie en de heeren J. v. d. Berg als secre
taris en Pfaff, als penningmeester getroostten zich
zeer veel moeite in het belang der gemobiliseer
den, evenals de leden mevr. Visser-Brutel de la
Rivière en de heer Doelemans, in Haarlemmermeer,
die plaatselijk veel goed werk deed.
OMZETBELASTING.
Bij de rondvraag vraagt de heer Stoutenbeek, of
de goederen die in voorraad zijn, ook voor de met
1 October a.s. in te voeren verhooging van de Om
zetbelasting in aanmerking komen. Verschillende
Inspecteurs gaven hierover niet geheel met elkaar
kloppende inlichtingen.
Het Bureau zal ten Departemente informeeren.
Hierna gaat de Kamer in besloten zitting.
CURSUS IN DE ZWEED-
SCHE TAAL.
De voorzitter leest het verslag voor van de on
derwijscommissie over 1939'40.
De eenige cursus, die in het seizoen 1939'40
evenals in het voorafgaand seizoen kon door
gaan was de cursus in de Zweedsche taal.
De commissie stelt nu voor, in 1940'41 bij vol
doende deelneming weer zulk een cursus te orga-
niseeren. Met het oog op de verduisteringsmaat
regelen zal het het meest wenschelijk zijn, dezen
cursus op Zaterdagmiddag te doen houden.
Naar aanleiding van een vraag van den heer
Mathot deelt jhr. dr. Mollerus, secretaris van de
Kamer van Koophandel, mede, dat nog niet be
kend is, of er voldoende animo van beginnelingen
is. In ieder geval gaat de cursus voor meergevor
derden door. Komt er ook een cursus voor begin
nelingen dan zullen in ieder geval beide cursussen
gehouden worden op Zaterdagmiddag tusschen 2
en 5 uur.
Het voorstel van de commissie wordt aangeno
men.
COMMISSIE VESTIGINGSWET
KLEINBEDRIJF.
De voorzitter leest het verslag voor van de werk
zaamheden der Commissie Vestigingswet Kleinbe
drijf van 1 Sept. 1939l«Sept. 1940.
In behandeling kwamen 63 aanvragen, waarvan
er 7 werden afgewezen en 1 werd ingetrokken. Op
31 Augustus waren nog 2 aanvragen in behande
ling.
In twee van de 7 gevallen, waarin afwijzend
Klinknagel, de politie-agent, moet
dat vrachtje wegrijden in den dieven-
wagen. Brutaal ligt Raf, geboeid aan
alle pooten, nog naar buiten te kij
ken. Misschien kan hij nog ont
snappen. En de smid denkt onder
hand: „Het kan toch raar loopen in
de wereld. En vooral met sommige
dieren! Zóó ben je de meest gevierde
en zóó word je naar de gevangenis
gebracht. Ja, ja, loontje komt om zijn
boontje. En hij blijft nog brutaal
kijken."
Ondertusschen brengt de vos het
nachtegaaltje naar den koning en
stelt hem voor als de werkelijke
zanger.
„Nu," zegt de koning, „hij is wel de
kleinste van al mijn onderdanen,
maar zijn daden zijn groot."
„Heer koning," stelde de vos voor,
„als wij nu het nachtegaaltje eens
uitriepen tot onzen grootsten zan
ger."
„Dat is een prachtige gedachte,"
roept de koning verheugd uit, „wij
zullen het lieve diertje ook den lau
werkrans geven en de kroon."
HKANNEG'ETER
„Daar moet een vroolijk wijsje op
gespeeld worden," denkt de vos, die
dikwijls ceremoniemeester op brui
loften en partijen is. Hij neemt zijn
fluit en zegt tegen de hofmuzikan-
ten: „Vooruit, jongens, we zullen de
fanfares laten schetteren."
Allen trekken ze naar de groote
zaal en gaan in het hoekje bij den
haard zitten. Het is middernacht en
koud. En alle dieren zingen mee, blij
dat Raf zijn verdiende straf heeft.
door LESLIE FORD.
7)
Ik keek naar Cecily, zooals ze daar met Bill en
George op het eind van den steiger zat, de handen
om de knieën geslagen en het hoofd eenigszins ach
terover gebogen. Zij keken naar drie fluweelzachte
elandstieren die met naar voren gebogen gewei
graasden tusschen de moerassige wilgenboschjes, in
het vlakke gedeelte waar de rivier in het meer uit
mondt. Hoe was het mogelijk dat Cecily, zoo vroo
lijk en luchthartig als de zonnestralen op het kristal
heldere water, het middelpunt van een di'eigend
noodlot kon zijn. Of dat George, met alles wat hij
wist, met de macht om alle levenslust van het meisje
naast hem met één slag te vernietigen, zoo onbe
kommerd en beminnelijk kon zijn als juist dezen
morgen.
Mevrouw Chapman zat naast mij op de ruwbe-
hakte steenen treden van de voorraadschuur naast
den steiger en kauwde peinzend op een grashalm.
„Ik kan je niet zeggen, wat een opluchting het voor
me was, toen ik Joe met de pakpaarden zag ver
trekken", zei ze. „Ze gaan terug tot de hut. en
trekken om het meer heen. om ons aan het andere
eind weer op te wachten. Dat is een tocht van min
stens twee dagen, en ik hoop dat Joe in dien tijd
weer afgekoeld zal zijn. Joe is een eigenaardige ke
rel. Zijn vader is veeboer in Idaho. Nadat Joe van
de landbouwschool in Wyoming kwam, is hij hier bij
den Parkdienst geweest. Ik heb hem hier in Yellow
stone vier jaar geleden ontmoet en hem overgehaald
naar Cinnabar te komen. Hy is een uitstekende rent
meester en ik zou niet weten hoe ik het zonder hem
moest stellen".
Ze keek naar het eind van den steiger met een
spottende flikkering in de blauwe oogen.
„Ik zou het uitstekend zonder George kunnen
stellen, maar ik zou niet graag willen dat dat Joe
zijn nek zou kosten."
De tinteling in haar oogen vervaagde. „Weet je,
hoe meer ik van George Pelham zie, des te meer
ben ik er op tegen dat Cecily met hem trouwt.
Waarachtig, ik zou alles kunnen doen om dat te
verhinderen, Grace alles".
„Hoe is hij toch zoo naar voren gekomen?" vroeg
ik. „Hij moet toch veel ouder zijn dan haar andere
vrienden."
„Hij is drieëndertig. Hij kreeg zijn kans, omdat hij
Steve's beste vriend geweest was op het kantoor
van Cecily's vader."
Ik keek haar scherp aan. Er had weinig vriend
schap geklonken uit de woorden die ik den vorigen
avond in de hut gehoord had, of uit het korte ge
sprek aan het Mariposameer. „Een vent van het
kantoor" had hij Steve genoemd, en toen hij hem
opgewacht had, had hij eerst de zegels van zijn re
volver genomen. Mijn opvatting over vriendschap
was anders.
Steve zelf heeft hem het eerst naar mij meegeno
men. Hij was toen al een paar jaar op het kantoor
geweest. Dat jaar dat Steve ziek was, gedroeg hij
zich als een oudere broer tenminste dat dachten
Steve en Cecily. Ik niet; ik heb toen al geprobeerd,
hem kwijt te raken. Maar toen Steve gestorven was,
was hij voor Cecily de eenige tastbare herinnering
aan hem. Ik had van alles geprobeerd om het tegen
te gaan, vooral nadat ik wist dat hij met haar vader
over trouwen gesproken had. Ik heb het land aan
reizen, maar als ik haar mee had kunnen krijgen,
zou ik met haar naar het eind van de wereld getrok
ken zijn. Misschien doe ik George onrecht, want ik
heb geen enkel bewijs, niets dan mijn intuïtie van
een oude vrouw; maar ik geloof dat George, met al
zijn charme en zijn keurige manieren, even wreed
en wraakzuchtig als een Indiaan kan zijn, als hem
dat paste".
Een koude rilling liep langs mijn rug. Dat was,
precies onder woorden gebracht, het gevoel dat ik
gehad had. toen ik den vorigen avond bij de omhei
ning van de hut gestaan had.
„Ik weet wel dat het fantastisch klinkt, en ik heb
waarachtig niet al te veel fantasie", ging mevrouw
Chapman voort, „maar ik heb dezen heelen zomer al
het gevoel gehad, dat er een plotselinge uitbarsting
moet komen die alles definitief en onherroepelijk tot
een eind zal brengen. In welke richting dan ook. Ik
ben bang geweest iets te doen, uit vrees dat ik daar
mee de zaak aan het rollen zou brengen, en hem
daarmee hetzij in haar armen zou werpen, of voor,
altijd uit haar leven zou verwijderen. Als ik maar
zeker wist dat het laatste het geval zou zijn, zou ik
geen oogenblik aarzelen. Maar er is niemand die
precies kan vertellen hoe Cecily zal reageeren. Ik
durf het niet aan, en ik ken haar beter dan iemand
anders. Ik heb haar van klein kind af aan grootge
bracht, en ze is me dierbaarder dan een van mijn
eigen kinderen me ooit geweest is".
Ik moest mijn tong afbijten om niet de heele ge
schiedenis er uit te flappen. Maar er flitste mij door
het hoofd, dat als ik dat deed, ik vermoedelijk die
crisis tot uitbarsting zou brengen die mevrouw
Chapman zoo zeer vreesde, en dit was een verant
woordelijkheid die ik zeker niet op mij mocht ne
men. Steve Grant had drie jaar den tijd gehad om
over de gevolgen van zijn daad na te denken. Hij
moest machtiger redenen gehad hebben dan ik kon
vermoeden, anders zou hij niet voor de tweede
maal weggeloopen zijn. Alleen mijn wantrouwen in
George en vooral zijn nauw verholen blik van
triomf, deden mij nog weifelen.
Ik keek weer naar het drietal op den steiger. Bill
had zijn zakmes genomen en ze speelden nu „Land-
veroveren" op ruwe planken; de kans dat het mes
tusschen de reten door in het'diepe water zou ver
dwijnen. maakte het tot een hoogst opwindend spel
letje. George zag er op het oogenblik werkelijk on
schadelijk genoeg uit.
Ik besefte langzamerhand dat George haar met
de mededeeling dat Steve haar opzettelijk en wel
bewust bedrogen had, doodelijk zou wonden. En
gedurende onzen morgenrit was ik ook al tot de con
clusie gekomen dat hij het haar nooit zou vertellen.
Het zou dom zijn. en George was om den drommel
niet dom. George's eigenbelang en dat was iets waar
hij een buitengewoon goed oog voor had, verzette
zich er tegen. Zelfs George kon weten, dat sommige
wonden nooit genezen; en als je gaat vernielen, wat
je tracht te krijgen blijft er weinig voldoening om
het bezit.
Plotseling klonk over het water het gezoem van
een motorboot. Mevrouw Chapman stond op; het
spelletje op de pier werd met veel luidruchtig plezier
beëindigd. Zij sprongen op en wuifden tegen den
stuurman, die teruggroette met getoeter op zijn
luchtfluit. De boeg van het snelle vaaruig sneed wi-
te schuimstrepen door liet blauwe water en kwam
snel naderbij. Een oogenblik later zwaaide het reeds
rond en meerde langs den steiger. De stuurman
sprong er uit, blij zijn oude. bekenden te ontmoeten,
gaf Cecily een hand en liep mevrouw Chapman te
gemoet.
Hoe gaat het er mee, mevrouw Chapman? Blij
u weer eens te zien. Hoe gaat het op Cinnabar?
Heeft u ook een boschwachter zien langskomen?
Als hij hiér in de buurt was, zouden we hem mee
nemen".
„Hij moest nog naar Doorlaat terug", zei George
terloops. „Ik heb hem gisteravond gesproken."
„Dan behoeven we dus niet te wachten. Wilt u
maar instappen? Hier: trekt u deze dingen aan."
Hij haalde een pak groene oliejassen uit de boot
en hielp mevrouw Chapman er een aantrekken. Ik
was natuurlijk weer de laatste: ik had zeker een
minuut noodig om te bekomen van den schrik. Dus
vóór hij wist wie wij waren, had Steve Grant het
plan gehad, met ons mee te varen naar de hout
vesterij aan het meer. Het zou wel een hoogst pijn
lijke ontmoeting geweest zijn, als George hem niet
opgevangen had!
Het wilde me maar niet geheel uit de gedachte,
zelfs niet toen we uit het baaitje den doorgang langs
het steile voorgebergte doorgevaren waren en in het
groote meer waren aangeland. Wij passeerden een
paar kleine eilandjes, waar een groote pelikanen-
kolonie in ongestoorde rust nestelde. Zij stonden als
wijze geelgebekte filosofen op de rotsen, de kinnen
op hun sneeuw-witte overhemden, en lieten zich
door onze nabijheid nauwelijks uit hun overpein
zingen afleiden.
Ik keek achterom naar George; hij zat met Cecily
weggedoken op de smalle bank boven het roer. Zij
lachten vroolijk en amuseerden zich uitstekend, toen
zij door een scherpe wending van de boot drijfnat
gespat werden door het overkomende buiswater.
Ik had er geen idee van gehad, dat het Yellow-
stonemeer zoo groot was, al had ik er wel van ge
lezen dat het een van de grootste meren ter wereld
is op deze groote hoogte van bijna vierentwintighon
derd meter. Het voorgebergte bij het kanaal was
vrijwel geheel uit het gezicht verdwenen, toen wij
den anderen oever naderden en ik den eersten glimp
zag van de verblindend witte kolommen en de lange
gele vleugels van het Meerhotel. Toen we eindelijk
aanlegden en aan wal klommen en ik het
statige hotel met zijn drukte van gasten voor me,
zag, had ik een dwaas gevoel van opluchting, alsof
nu de gevaren van een noodlottige uitbarsting achti
den rug waren. Ik kon me in mijn voorgevoel^
moeilijk erger vergist hebben: achteraf bezien w
het alsof we aan een bosje knetterende zevenklai
pers ontvlucht waren, om uit te rusten boven op ei
dynamietpatroon met, aangestoken lont.
We waren plotseling weer midden in de beschï
ving terug. Lange rijen auto's stonden langs de
hoogen oever. Een gouvernements motorboot v«
onder vervelend gepuf van het visschershaventj
weg, volgeladen met toeristen. Een stuk of zes kle
ne bootjes, volgeprompt het hengelaars, voeren lanj
ons heen naar buiten: de menschen keken zie
hun oogen uit aan onze wilderniskleeding. Een lai
ge stoet groote gele bussen reed langs den oprit v;
het hotel naar de overdekte portiek. Een aard
jongmensch in groen chasseursuniform kwam stn
lend van voorkomendheid op ons toegesneld.
„De auto met de koffers is er al, mevrouw Chaj
man", zei hij vroolijk. We hadden gedacht dat
vroeger zou komen vóórdat de dagjesmensch(
kwamen binnenvallen."
„Bent u mevrouw Latham? Kolonel Primrose la)
zeggen, voor het geval u zou aankomen vóór hij b
rug was, dat hij naar het Gouvernements-hoofi
kwartier is. en dat hij omstreeks vijf uur terug a
zijn. U wilt u zeker eerst verkleeden en een ba
nemen, voordat u andere menschen ontmoet?"
Het was misschien niet bijster tactvol gezegd, mal
het was niet minder juist. De dagjestoeristen die a!
sprinkhanen naar binnen zwermden in de ruim*
zonnige hotelhal, met zijn oleanders in potten, vro(
lijke gebloemde gordijnen en rieten meubelen itf
linnen overtrekken, gaapten ons met uitpuilen!
oogen aan.
Plotseling klonk uit de lange file van menschel
die zich voor de balie van de hotel-administratie vei
drongen, een verbaasde uitroep: „George: Lies!
help, kijk eens, May'"
Een lange blonde man van omstreeks vijftig jas
in een onberispelijk grijs gestreept flanellen pak
bruin met witte schoenen, maakte zich uit de r]
los en kwam met uitgestoken hand op ons toe.
„Drommels!" zei hij hartgrondig, „het lijkt vS
een Wild-West-vertooning!
(Wordt vervolgd),