ROODE STER Duitsch Landgerecht hield zitting. Litteraire Kantteekeningen. KORT EN BONDIG. ZATERDAG 12 OCTOBER 1940 HAARLEM'S DAGBLAD Si Meer dan 20.000 jassen, mantels en dekens zijn reeds in Amsterdam ingeleverd voor de behoef- tigen. Op de zolders van het centraal distributiekantoor aan den Amstel wordt alles geordend en gerangschikt. (Foto Pax-Holland.) Echtpaar luisterde naar verboden zender. Meubelmaker wegens be- leediging van Hitier gestraft. Kantoorbediende verspreidde onware geruchten. 's GRAVENHAGE, 11 October (A.N.P.) Het Duitsche Landgerecht gevormd door een alleen sprekend rechter behandelde Vrijdagochtend in het nieuwe zittingsgebouw aan den Langen Vijver berg enkele zaken tegen Nederlandsche staats burgers, die zich aan de voorschriften der bezet tingsautoriteiten hadden vergrepen. Het echtpaar T. uit Utrecht was ten laste ge legd, dat het tot 23 Augustus van dit jaar opzet telijk naar een verboden zender had geluisterd en het gehoorde had verbreid en op 23 Augustus bij zijn arrestatie verzet had gepleegd jegens de Duit sche politiemannen, die in burger waren. Man en vrouw, die geen kinderen hebben en een sigaren winkel aan het Janskerkhof drijven de man is bovendien sigarenmaker waren nimmer gestraft. Verd. T. vertelde, dat hij nimmer het gehoorde had verder verteld en dat hij nooit iemand de gelegenheid had gegeven te luisteren, hetgeen ook ten laste was gelegd. Wel was op den dag van zijn arrestatie familie van hem over, die in de kamer waar de radio aanstond zonder echter, naar verd. verklaarde, geluid te geven aanwezig was. Op een vraag van den rechter verklaarde verd. dat hij ook niet met een apothekersjongen, die al tijd sigaretten bij hem kocht, over het gehoorde had gesproken. De andere verdachte, zijn vrouw, verklaarde, dat genoemde jongen wel eens had meegeluisterd in Mei, toen het luisteren naar de Engelsche radio nog niet verboden was. Hij zou het later wel dikwijls gevraagd hebben, doch zij had dit nimmer toegestaan. Op 23 Augustus, om streeks 7 uur des avonds, kwam de jongen weer binnen en vroeg, of de man de radio wilde aan zetten om naar den Engelschen zender te luisteren. Hij deed dit en dadelijk daarop kwamen de Duit sche politie-beambten binnen, die hun verzochten mede te gaan. Op een opmerking van den president dat zijn daad gevaarlijk geweest was, antwoordde de heer T., dat hij er geen kwaad in gezien had. Verd. T., is gedwee met de Duitsche politie beambten. die in burger waren, meegegaan naar de auto, die honderd meter verder stond. Toen hij echter moest instappen vertrouwde hij de zaak niet daar hij twijfelde met echte polïtie-agenten te doen te hebben. Hij verzette zich en sloeg de beambten ook. Hij zeide wel te willen instappen, als er een politieagent of een Duitsche soldaat bij kwam. Een der beambten is toen een Duitschen militair gaan halen en verdachte is toen kalm gebleven en meegegaan. Ter zitting verklaarde hij zeker te weten, dat de beambten der veiligheidspolitie geen bewijs getoond hadden. Mevrouw T. over het ver zet gehorod, verklaarde reeds in de auto gezeten te hebben, toen haar man zich verzette. Zij is toen tusschenbeide gekomen. Ook zij had geen bewijs van de politiemannen gezien. Als getuige werd een der politiemannen ge hoord. Deze verklaarde van andere zijde de mede- deeling te hebben ontvangen, dat in den sigaren winkel van T. naar den Engelschen zender werd geluisterd. Daar het betrappen zeer moeilijk is, moest hij de luisteraars min of meer overvallen. Daartoe moest degene, die de melding had ge daan en meer geluisterd had, naar binnen gaan om den Engelschen zender te doen aanzetten. Daarna ging getuige naar binnen, kocht een sigaar en hoorde, dat de radio aangezet was. Hij kon echter niet hooren, of dit de Engelsche zender was. Ge tuige maakte zich in het Duitsch als politiebe ambte bekend en liep om de toonbank heen. Toen werd de radio afgezet. Getuige beval toen den echtelieden met hem mee te gaan naar de wacht, hoewel zij ontkenden naar den Engelschen zender te hebben geluisterd. Bij de auto gekomen ver zette verd. T. zich, nadat de vrouw in den wagen had plaats genomen. T. riep om een Nederlandschen agent en zijn vrouw kwam tusschenbeiden. Ge tuige is toen gegaan naar eenige Duitsche offi cieren en kreeg assistentie van een Feldwebel Daarop zijn de verdachten zonder verzet meege gaan. Later heeft T. zich bij getuige verontschul digd. De Staatsanwalt was van oordeel, dat vast stond dat de verdachten naar den Engelschen zender geluisterd hebben ondanks het verbod en dus strafbaar zijn. Hij achtte niet bewezen, dat het beluisteren als regel geschied was. Tegen T. eischte hij wegens het afluisteren een gevangenisstraf van één jaar en driehonderd gulden boete en tegen mevrouw T. een half jaar gevangenisstraf en honderd gulden boete. Wat de wederspannigheid betreft, was de Staats anwalt van oordeel, dat er geen twijfel bestond, dat de verdachten wisten met politieambtenaren te doen te hebben. Tegen T. luidde de eisch te dezer zake acht maanden gevangenisstraf en tegen zijn echtgenoote drie maanden, met de bepaling dat de straffen vor de beide delicten kunnen worden samengevoegd en dat het voorarrest kan worden afgetrokken. Na raadkamer veroordeelde de landrechter T. tot een gevangenisstraf van één jaar en drie maanden en geldboete van 200 gluden of veertien dagen ge vangenisstraf voor beide delicten en mevr. T. tot zes maanden gevangenisstraf voor beide delicten, met aftrek van zes weken voorloopige hechtenis, verbeurdverklaring van het radio-toestel en ver oordeeling in de kosten van het proces. Bij de overwegingen had de landrechter in aanmerking genomen, dat niet vastgesteld is. dat de berichten door verdachten verbreid zijn en dat zij waarschijn lijk niet met boos opzet naar den Engelschen zen der hadden geluisterd. ONWARE GERUCHTEN VERSPREID. Een nog nimmer gestrafte kantoorbediende uit Voorburg, de ongehuwde 24-jarige J. A. M. B.. werd op 20 Augustus gearresteerd ter zake van het op zettelijk verspreiden van valsche beweringen, die het Duitsche rijk benadeelen. Zoo had hij beweerd, dat de bom, die op 17 Augustus in het Haagsche Bosch viel, niet van een Engelsch. doch van een Duitsch vliegtuig afkomstig was, dat de Amster- damsche brandweer naar Duitschland was ge stuurd en dat de zender Bremen had verklaard, dat, als Duitschland den oorlog verloor, geheel Ne derland zou worden gebombardeerd. Verd. verklaarde niet de bedoeling te hebben ge had Duitschland te beleedigen. De geheele bedoe ling was een N. S. B.'er, die bij hem op kantoor was te plagen. Hij had de beweringen dan ook sleèhts i op zijn kantoor geuit. Het verhaal van de Amster- damsche brandweer zeide hij geloofd te hebben, waarop de president opmerkte, dat men in Duitsch land toch zelf over een goede brandweer beschikt Het verhaal van den Bremer-zender, dat hij van hooren vertellen kende, had hij niet geloofd. In zijn requisitoir zeide de Staatsanwalt, dat deze beweringen de Duitsche belangen ernstig kunnen schaden. Verd. moest toch weten,, dat zij onwaar of waarschijnlijk onwaar waren; Spr. zeide overtuigd te zijn, dat verd. berouw heeft. Dergelijke geruch- ten brengen echter onrust onder de bevolking, schaden het Duitsche aanzien en zijn dus niet toe gelaten. Daar het opzet niet tegen het Duitsche rijk i gericht was, eischte spr. gevangenisstraf van vijl' j maanden met aftrek van de voorloopige hechtenis. Hij voegde er echter aan toe, dat in den vervolge I zwaardere straffen zullen worden gevraagd. Het vonnis luidde gevangenisstraf van vier maanden met aftrek van de hechtenis sinds 20 j Augustus en veroordeeling in de kosten. BELEEDIGING VAN HET DUITSCHE RIJK, DEN FüHRER EN DE DUIT SCHE REGEERING. Voorts behandelde het Duitsche landgerecht Vrij dagochtend een zaak tegen den 42-jarigen invaliden meubelmaker P, C. T. ui reda ter zake van be- leediging van het Duitsche rijk, den Föhrer en de Duitsche regeering. T., die bij zijn 80-jarige moe der inwoont en een pensioentje heeft van twee gulden in de week, is nog nimmer gestraft. Op 28 Juli van dit jaar zou hij zich op het plein voor de kerk in Breda tegenover den bakker B. B. belee- digend over het Duitsche rijk, den Führer en de Duitsche regeering hebben uitgelaten. Op 13 Augus tus werd T. gearresteerd. Verd. verklaarde veel ziek te zijn geweest: hij was vele malen geopereerd en onder behandeling van een zenuwspecialist geweest. Na de evacuatie van Breda was hij met zijn moeder naar Brugge ge vlucht en had onderweg veel geleden. Hij gaf het ten laste gelegde toe, doch verkaarde niet te weten, hoe hij er toe gekomen was. B. vertelde hem, dat hij door de Franschen was verjaagd en dat de Duitschers gelukkig zoo spoedig gekomen waren. Toen heeft verd. gezegd, dat hij over den heelen oorlog niets meer hooren wilde en daarbij de be- leedigende uitdrukkingen gebruikt. Voor de kerk waren geen andere menschen, die het gesprek ge hoord hadden. B.. als getuige gehoord, verklaarde, dat hij T. voor de kerk tegenkwam. „Hoe gaat het met den arbeid?" had get. gevraagd, waarop T. had geantwoord: „ga maar weg met je arbeid", waarop verschillen de beleedigingen tegen rijkskanselier Hitier volgden. Get. verklaarde voorts nimmer ruzie met verd. ge had te hebben en dat niemand anders de beleediging kan hebben gehoord. Hij had zich deze beleedigin gen aangetrokken, daar zijn vrouw een Duitsche is. De Staatsanwalt achtte het ten laste gelegde be wezen: slechts had de beleediging niet in het open baar plaats gehad. Dit is een zeer zwaar vergrijp: verd. heeft den Führer uitdrukkelijk genoemd. Een zware straf is onder alle omstandigheden ge rechtvaardigd. Aan dan anderen kant nam spr. enkele verzachtende omstandigheden in aanmer- kink. Verd. heeft vele moeilijkheden ondervonden van de zijde van de Franschen en de beleedingen heeft hij geuit in een gesprek, dus niet bij wijze van propaganda. Spr. noemde het tragisch, dat een invalide arbei der. die slechts twee gulden in de week ontvangt na zijn geheele leven te hebben gewerkt, juist dezen grooten Duitscher beschimpt, die de beschermer is van alle arbeiders en nooit zou dulden, dat een arbeider met f2 per week naar huis gesturd wordt. Spr. eischte een gevangenisstraf van een jaar met aftrek van voorarrest. Na raadkamer veroordeelde de landrechter T. tot gevangenisstraf van tien maanden met aftrek van acht weken voorarrest en betaling van de kosten van het geding. In zijn overwegingen deed de rech ter uitkomen dat bi) de bepaling var, de strafmaat rekening was gehouden met het feit, dat het gesprek niet door verd. was uitgelokt, dat zijn zenuwen niet sterk waren en dat hij kort tevoren veel geleden had. De onderhandelingen in Batavia. Kobayasji heeft Tokio om instructies verzocht. BATAVIA, 11 Oct. (Domei). Over de onder handelingen tusschen de Japansche delegatie cn de Nederlandsch-Indische autoriteiten wor.it gemeld, dat de besprekingen, zonder dat eenig besluit be reikt werd, Woersdag jl. zijn voortgezet over een memorandum dat de Nederlandsch-Indische dele gatie aan de Japansche delegatie Maandag jl. had overhandigd. Voorts wordt vernomen dat Iohizo Kobayasji. de leider der Japansche delegatie, aan Tokio om instructies heeft verzocht en dat een de finitieve vooruitgang in de onderhardelingen ver wacht kan worden zoodra deze Instructies uit To kio ontvangen zijn. Werk voor den Opbouwdenst. De opbouwdienst heeft sinds eenigen tijd een begin gemaakt met het opruimer van de veldver- sterkingen in de Grebbelinie, de Peelstelling en de daartusschen gelegen stellingen. Bij de voorbereidende besprekingen is overleg gepleegd en bij de uitvoering van het werk zal contact onderhouder worden met de hoofdin specteurs van den rijksdienst voor ce werkverrui ming, het hoofd van het bureau ontruiming (na mens den directeur-generaal van de voedselvoor ziening). de betrokken schadecommissarisscn van de A.C.V. en officieren van het regelingsburcau van de genie. In navolging van Kopenhagen is ook te Am sterdam een organisatie opgericht, welke er zorg voor zal dragen. dat menschen die dat wenschen in de duisternis veilig naar huis ge bracht worden. Deze organisatie „Uw Leidsman" genaamd, heeft de instemming en medewerking o.a. van het I. C. A., Horecaf verkregen. Ook de politie autoriteiten hebben er geen bezwaren tegen. Een staf van beschaafde en betrouwbare jon gelieden zal het uitgaande publiek tegen een kleine vergoeding ter wille zijn.. Een verklaring. Van het hoofd van het regelingsbureau en de secretarissen-generaal van Justitie en Binnenlandsche Zaken. 's-GRAVENHAGE, 11 October. Het A.N.P. meldt: Het hoofd van hoofdregelingsbureau (voor malig algemeen hoofdkwartier) en de secretaris sen-generaal wnd. hoofden van de departementen van justitie en binnenlandsche zaken brengen het volgende ter algemeene kennis. Op grond van tal van rapporten is vastgesteld, dat de maatregel van aanhouding en interneering, die op grond van artikel 33 van de wet op den staat van oorlog en beleg genomen is, tegen vele Neder landers ten onrechte toepassing heeft gevonden. Het is veelal niet meer mogelijk na te gaan, wie in dergelijke gevallen' opdrachten tot aanhouding heeft gegeven, zoodat maatregelen slechts bij uit zondering mogelijk zijn. Intusschen worden de strafbare handelingen, die deze interneeringen hebben begeleid, vervolgd. Velen lijden nog steeds onder den onverdienden blaam, die op hen geworpen is door deze internee ring. Dubbel hard en onbillijk is het, wanneer zij, die reeds daardoor zijn getroffen, thans ook nog het moreele leed ondergaan, dat men hun dezen maatregel aanrekent. I Het is om deze reden, dat de in hoofde dezes ge- noemde autoriteiten zich gedrongen gevoelen het i bovenstaande vast te stellen en alle dragers van openbaar gezag aan te sporen om er toe bij te dragen, dat misverstanden en onbillijkheden, welke in interneeringen hun oorzaak vinden, worden weggenomen. Groot Oost-Aziatisclie ruimte. Ned.-Indië valt er niet onder. Het A.N.P. had een onderhoud met den heer M. A. Cageling, redacteur van „Onze Vloot" over het begrip „groot Oost-Aziatische ruimte". Met betrekking tot dit begrip, aldus de heer Cageling, dat in het bekende, onlangs gesloten driemogendhedenverdrag tusschen Duitsch land, Italië en Japan werd genoemd, en in ver band met de vraag of Nederlandsch-Indië al of niet tot deze groot-Oost-Aziatische ruimte be hoort, kan het van belang zijn te weten, wat de Japanners er zelf in hun spraakgebruik onder verstaan. De Japanners onderscheiden twee begrippen, die elk op een afzonderlijke ruimte betrekking hebben, nl. Toa en Nanyo, in te genstelling met ons Westerlingen, die doordat wij zoover af wonen, beide ruimten onwillekeurig als één ruimte zien. Toa is dan de groot-Oost- Aziatische ruimte. Deze omvat het Japansche eilandenrijk zelf, Mandsjoekwo, China, Formo sa en de tusschengelegen zeeën met inbegrip van het Noordelijke gedeelte van de Zuid-Chi- neesche Zee; het komt feitelijk taalkundig en geographisch overeen met hetgeen wij het Verre Oosten noemen. Nanyo echter beteekent let terlijk „de eilanden van het Zuiden" en omvat in de eerste en voornaamscte plaats Neder landsch-Indië. Voor den Japanner behoort Ne- derlandsch-Indië niet tot Oost-Azië, maar is een gebied op zichzelf: het Zuiden. Dit spraak gebruik wordt overigens geheel door de offi- cieele Japansche opvattingen en verklaringen bevestigd het geen o.a. ook uit de Japansche missie naar Nederlandsch-Indië onder leiding van den minister van handel den gepensio neerden vice-admiraal Kobajasji blijkt. Derhal ve: Nederlandsch-Indië behoort niet tot de Groot-Oost-Aziatische ruimte. Jörgen Frantz Jacobsen. Barbara, een roman van de Faroër. Den Haag, Leopold's U.M. De schrijver van dezen roman, die kort na het verschijnen ervan overleed, zal door Barbara, dat zijn debuut was, voort blijven leven in de lit teratuur, evenals nog enkele andere groote be lofte-afleggers in de kunst, wier beloften eigen lijk reeds hun geheele uitingsmogelijkheid in zich besloten hielden en die met een eersten worp een meesterwerk geschapen hebben. Men zal Barbara voor zulk een meesterwerk kunnen hou den en de vertaling uit het Deensch ervan, door Willy Corsari en Hedda Syberg. kunnen toe juichen. Het is in ieder opzicht een ongemeen boek, waarin tegen een tijdloozen achtergrond al lijkt het een spel der historie een vrouwen figuur gezet is. die absoluut modern kon zijn en zelfs toekomstig ook zal blijven omdat het ka rakteristieke erin zoo uiterst scherp de eeuwig- vrouwelijke aantrekkelijkheid, als de even eeuwige demonie in haar. vertegenwoordigt. Met een haast onmerkbare variant op Goethe's blij moedig optimistisch „das ewig Weibliche zicht uns hinan" zal de zwartgallige wereldbeschouwer kunnen betoogen dat het „ewig Weibliche uns hinab zieht". en zij kunnen beiden gelijk hebben, daar zij beiden niet das Weib doch haar invloed op derden, ten goede of ten kwade, op het oog hebben. In Barbara leeft een aantrekkingskracht die zij op mannen in haar omgeving uitoefent, die grenzenloos en niet immer te vatten is; zij is zich daarvan bewust en exploiteert die kracht met de beste bedoelingen, maar even onverantwoordelijk als de natuur zelve, zooals de onderr°o^or Johan Hendrik dat in een welwillend moment omschrijft. Ook Poul. haar man, de derde of vierde die zij zal probeeren gelukkig te maken poogt die onverantwoordelijkheid te vergoelijken. ..Zij wa ren beiden hulpelooze en weerlooze menschen. Hij kende Barbara: zijn meende het niet minder goed dan hij zelf, in haar hart was zij veel beter dan hij. Maar ze had geen macht over dat hart. het ging altijd zijn eigen weg. Ze sidderden beiden om dat hart, het was zoo ongebonden en zoo blind, enz. Barbara had Poul veroverd in het eerste uur dat hij, de pas benoemde nieuwe predikant, uit Kopenhagen komend, op de Faroër voet aan wal zette, in Thorshavn. Barbara, de acht en twintig jarige weduwe van een vroegeren predikant, de gewezen verloofde van nog een anderen, de jonge vrouw, over wie het oordeel verschilt al naar den leeftijd en het geslacht van wie het oordeel velt staat met de notabelen van Thorshavn op de kade. om de binnenkomst van het schip een gebeurtenis op het eiland gade te slaan Als de nieuwe predikant ook aan Barbara wordt voor gesteld, gedraagt ze zich koel, al heeft ze hem op een afstand reeds bestudeerd en het avontuur voorvoeld. En de brave Poul Aggersöe tippelt er in; zijn verliefdheid belet hem. dieper in te gaan op alles wat hem over Barbara ter oore komt. Zelfs als zij een slet is. zooals zij die haar niet lijden mogen telkens herhalen, zal zijn geloofskracht sterk genoeg zijn om haar te „redden" en.voor zich te behouden. Men heeft hem vaak genoeg voor haar gewaarschuwd, maar daartegenover stond toch de onbegrensde genegenheid die zoo veel anderen voor haar gevoelden en waar hij toch de duidelijkste bewijzen van voor oogen kreeg. En inderdaad, als Poul en Barbara getrouwd zijn en in de pastorie van Midvaag wonen beleven zij beiden een tijd van een innig geluk als waarvan Poul nimmer had durven droomen. Maar als Poul den Kerstdienst op het eiland Mvggenaes moet gaan leiden en het veranderd weergetij hem daar gevangen houdt, kan Barbara het in de pastorie van Midvaag niet langer uithouden: zij laat alles in den steek om naar Thorshavn terug te keeren, waar zij zich in de armen van een jeugdvriend. Andreas Heyde werpt en met dien gaat leven Poul komt wanhopig en ontzind haar terughalen, maar komt te laat. En Andreas laat haar in den steek als hij genoeg van haar heeft en bedreigt haar door stil naar Kopenhagen terug te keeren zonder haar, zooals hij haar had voorgespiegeld, mee te nemen en in het groote stadsleven binnen te voeren, waarvan ze zich reeds nieuwe verove ringen had voorspiegeld. Dan is het eindelijk haar beurt om wanhopig te zijn. Als zij het verraad bemerkt, laat zij zich in een sloep achter het ver trekkende schip aanroeien. maar de mannen halen het niet en de Fortuna verdwijnt in den mist met Andreas aan boord. Gebroken komt Barbara op de kade terug waar zij tusschen de toeschouwers als het ware spitsroeden moet loo- pen en het afkeurend gemompel van vrouwen en mannen had kunnen aanhooren als zij niet totaal gebroken was geweest. „Ja. jaze heeft an deren zooveel aangedaan. Nu kan ze het zelf eens voelen. En grondig ook En Gabriël. die geen kans ooit had bij Barbara, uit giegelend zijn leed vermaak: „nou geloof ik toch. dat het uit is met die mooie Barbara. Het is afgeloopen met die slet!" Is Barbara een slet, zooals de weinig nobele Gabriël en de brave burgers op de kade van Thorshavn zich dat wijs maken? Is zij, zooals een Deensch criticus, over het boek schrijvend, zich uitte: een van de verrukkelijkste en levendste voorbeelden van onweerstaanbare vrouwelijk heid? Men zal noch het een, noch het ander willen beamen en haar het tragische tusschen- ding noemen, die spelend zweeft tusschen die beide polen. Zij zelf had „vele, schitterende ver klaringen voor de kriskras loopende wegen van haar bestaan, ja zij had als het ware een zak vol uitvluchten die glinsterden als gekleurde steenen en straalden als haar eigen groen-gou- den oogen". (Pag. 104) Maar toch was zij uit eindelijk, zooals de onderrechter haar zag: „als de natuur zelf, onverantwoordelijk, maar ook blind en gemakkelijk te bedriegen, en zij be drogen haar, zij bedrogen op laaghartige wijze de natuur, midden in haar blindelings vertrou wende ontplooiing", (pag. 303). Dat overpeinst de onderrechter, als hij zijn neef Andreas de middelen aan de hand doet om zich van Barbara los te maken en de plaat te poetsen. Die onder rechter is een aardig geteekende figuur in het boek. een glimlachend wijsgeer, die zich over alles, wat hemzelf niet meegeloopen is in zijn genegenheden, heeft heengezet en bij wie de vrienden en familie nu komen „uitpraten" als ze geestelijk in de put zitten. Een geestig ge sprek voert hij onder andere met Poul, als die nog pas kort getrouwd is met Barbara en zich over de toekomst ongerust maakt, (182 - vlgd.» Hij citeert daarbij La Rochefoucauld die dan ook voor Poul nog een nieuwmodische Fransche filosoof is met de opmerking dat degeen, die leeft zonder dwaasheden te begaan, niet zoo wijs is als hij zelf gelooft. Dat lijkt nu wel niet direct de juiste aanvang om den tobbenden Poul op zijn gemak te zetten, maar ik zou den lezer willen aanraden dat hoofdstuk niet te vluchtig door te lezen, daar het een der geestigste gedeelten uit het boek bevat. Wat voor mijn gevoel dit boek zijn charme verleent is de zeventiende-eeuwsche sfeer die prachtig blijft volgehouden; het typisch Noord- sche ook in de beschrijving van leven en dagen op de stille eilanden, waar tweemaal in het jaar de komst van „het" schip aan het bestaan van de rest van de wereld herinnert. Prachtig getee kende bijfiguren wandelen door het verhaal, uit gesproken karakters toch in die afgeslotenheid, die men aanvoelt als zag men een visschenwe- rela in een keurig geordend aquarium. Daarin een figuur als Barbara, een niet aan tijd of plaats gebonden verschijning en juist daarom in dit milieu zoo boeiend. Ze kan altijd en overal optreden, waar het gevoel van eerbied voor een groote genegenheid verslapt of verstikt is. waar men zich die voorstelt als deelbaar en verdeel baar als bonnen van de distributiekaart, waar tenslotte het verantwoordelijkheidsgevoel ont breekt in zaken, die misschien dwaasheide maar dan toch verheven dwaasheid zijn, waarbuiten ook de verstandigste mensch niet leven kan. Ze is typeerend voor tijden van afbrok kelend zelfbewustzijn, gemakzucht en karakter loosheid in zaken, die in de allereerste plaats op karakter aankomen. Barbara mist karakter Zij is ook geen slet, geen groote courtisane. ze heeft een losse goedhartigheid die groote genegenheid suggereert, die op het eind niet veel beteekent en als klein geld, als pasmunt dient bij haar zuiver lichamelijke aantrekkingskracht. Het leven van onzen tijd heeft dat type geclas sificeerd. Jörgen Franz Jacobsen heeft één specimen op schitterende wijze in een zeven tiende-eeuwsche lijst gezet en er een prachtig schilderij van gemaakt. J. H. DE BOIS. Er was eens een schilder in Laren Die de kunst aan 't plezier wilde paren. Roode Ster, zeldzaam zacht. Deed hem daaglijks de kracht Voor zijn kunstvollcn arbeid vergaren. Zeldzaam Zacht en licht in de pijp! (Adv. Ingez. Med.) Donderdagmiddag is in de Rochussenstraat te Rotterdam een 18-jarige kantoorbediende met zijn rijwiel door een motorwagen van lijn 15 der R.E.T. aangereden en op slag gedood. Voor de Rechtbank te Zwolle werden verschil lende straffen, nl. 3 maanden gevangenisstraf en f 25 boete subs. 15 dagen hechtenis geëischt tegen eenige inwoners van Nijkerk, die terecht moesten staan wegens plundering tijdens de jongste oorlogsdagen. In de zalen van het Stedelijk Museum te Amsterdam zal Zaterdagmiddag om drie uur de Vereeniging „De onafhankelijken" haar najaars tentoonstelling openen. In hooger beroep diende voor het Arn- hemsche Gerechtshof de zaak van een handels reiziger uit Arnhem, die in November 1939 bij Almen niet dadelijk had voldaan aan het bevel van twee Nederlandsche schildwachten, met zijn auto te stoppen en een der schildwachten en klap zou gegeven hebben. De Politierechter te Zutphen had den automobilist vrijgesproken. De advocaat-generaal van het Hof eischte nu f 25 boete subs. 10 dagen hechtenis. Ter zitting van het Kantongerecht te Mid delburg werden 9 October twee strafzaken be handeld wegens het zich na 22 uur in de open lucht bevonden. In beide gevallen werd een geldboete van f 10 subs. 5 dagen hechtenis op gelegd. De officier van Justitie bij de Rechtbank te Amsterdam eischte een gevangenisstraf van één jaar tegen een 19-jarigen werkloozen kan- toorbeddende, die op heeterdaad betrapt was bij diefstallen uit badhokjes van een zwembad. In zijn woning aan den Soetendaalscheweg te Rotterdam is de 85-jarige A. C. van Dijk van de trap van de eerste verdieping gevallen. Hij overleed na korten tijd. Een scheepswerktuigkundige te Amster dam die van een tocht naar Sehellingwoude te rugkeerde, kwam tot de ontstellende ontdekking dat hij zijn portefeuille, waarin zich 765 gulden aan bankpapier bevond, had verloren. De num mers van de biljetten zijn den eigenaar bekend. De politie stelt een onderzoek in. Bij besluit van den secretaris-generaal van het Departement van Binnenlandsche Zaken van 9 October 1940 is J. van Scheers, met ingang van 15 October 1940 op zijn verzoek uit den dienst als burgemeester van de gemeente Alblasserdam eervol ontslagen. —Te 's-Gravenhage is een inwoner van Rijs wijk, 72 jaar oud, door onvoorzichtig oversteken, van den drukken Rijswijkscheweg tegen een personenauto opgeloopen en daarbij zoo ernstig gewond dat hij ter plaatse is overleden. In een te Utrecht gehouden vergadering van baksteenfabrikanten, is door vertegenwoor digers van alle regionale groepen der metsel steen industrie, opgericht de „Vereeniging Met selsteen". Zij is gevestigd te Arnhem. Voor den Kantonrechter te Amersfoort had zich te verantwoorden een bakkerspatroon aldaar die brood had afgeleverd dat niet voldeed aan de voorgeschreven samenstelling, terwijl hij bloem in voorraad had dat ook niet van de ver- eischte samenstelling was. De ambtenaar van het O. M. eischte f 100 De Kantonrechter zal over acht dagen schrif telijk vonnis wijzen. DR. H. J. OLTHCIS. Tot bestuurslid en mede-directeur van het Nederlandsch Christelijk Persbureau te 's-Gra venhage is benoemd dr. H. J. Olthuis. emeri tus predikant der Ned. Herv. Gemeente van Rotterdam, die deze benoeming heeft aanvaard. Het directorium der genoemde stichting bestaat uit de heeren: ds. J. P. van Mullem, dr. H. J. Olthuis en dr. H. W. van der Vaart Smit, ad junct-directeur de heer A. Kaptein. (A.N.P.) HAARLEM SCHE BACH VEREENIGING. Het eerste concert van de Haarlemsche Bach- vereeniging zal plaats hebben Zondag 20 Octo ber a.s. te 2.30 uur in de gemeentelijke Con- vertzaal te Haarlem, met medewerking van „Het Residentieijorkest" onder leiding van Frits Schuurman. Solist is George van Renesse (piano). Het programma luidt als volgt: Vierde Symphonie Op. 98 van Joh. Brahma, Allegro non troppo. Andante moderato. Allegro giocoso. Allegro energico e passionate. Tweede Pianoconcert C-moll Op. 18, van S. W. Rachmaninoff, Moderato, Adagio sostenuto. Allegro scherzando. (Solist: George van Renesse.) „Die Moldau" uit den cyclus „Mein Va ter- land' van F. Smetana. Die Quellen der Moldau. Waldjagd Bauernhochzeit. Mondschein, Nymphenreigen. St. Johann. Stromschnellen. Breiter Lauf der Moldau. (Einde concert pl.m. 4 uur).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 9