Jm het ao# FLITSEN WINTERHULP NEDERLAND. ZWITSERSCHE ZATERDAG 2 NOVEMBER 1940 HAARLEM'S DAGBLAD Hyacintenveld in de omgeving van Haarlem. (foto archief H. D.) fEMELSBREED vierduizend kilometer scheiden Mesopotamië van onze Holland- sche geestgronden, globaal vierhonderd jaar de wilde Turksche Fez-Turban van onze edele Peach Blossom, onze felle rood-gele Kei zerskroon en het zachte lila van onzen William Cop- i land. Ja het dient erkend: onze tulpen die zoo in nig en intens Hollandsch schijnen, die zoo volkomen thuis hooren in het Hollandsche landschap, die ons even dierbaar aan het hart zijn als de Hollandsche I molen en het Hollandsche water. zijn een pro duct van vreemden bodem. Waren het reeds de Kruisridders wier oog is gevallen op de kleine eri weinig aanzienlijke bloem, welke gelijkenis met het Turksche hoofddeksel schoon zij ons niet tref-, fend voorkomt den naam turband, tulband, tuli- pan, tulp deed ontstaan? Wij weten het niet. In de geschiedenis der thans wijdvermaarde familie is nog. veel duister. In 1554 verhaalt de gezant van Keizer Ferdinand van Oostenrijk, de broer dus van Karei V, dat hij op zijn reis tusschen Adrianopel en Con- stantinopel op de berghellingen bloeiende tulpen heeft gezien. Dat is het oudste getuigenis dat wij be zitten. Eenige jaren later heeft een zekere Gesner bollen overgebracht naar Augsburg en 's mans naam is onsterfelijk geworden, toen Linnaeus de tulp die hij in de kweekerijen aantrof „Tulipa Ges- neriana" doopte. In ons vaderland zijn de tulpen in- 1 gevoerd door den L^ Vu hoogleeraar Clusius, I dien men den eersten ?!- Vndschen bollenkwee- ker zou kunnen noer i k-nde reeds negentien verschillende soorten. "'"■o Leidschen academie- tuin heeft de tulp zich o'-er het Westen van ons land verspreid. Vooral kruidkundigen hgdden be langstelling voor het gewa^ cn dat tulpen nog jaren i lang betrekkelijk zeldzame planten bleven, niets be wijst het beter dan de beruchte windhandel. Ieder kent verhalen over die jaren omstreeks 1635, toen men geheele boerenhofsteden, kleeren en sieraden voor luttele bollen van de hand deed. Befaamd werd een matroos, die, een tulpenbol voor een ui aanzien de, het ding opat en daarmee een vermogen door het l keelgat liet glijden. Een dertigtal jaren later wordt I er voor het eerst melding gemaakt van dubbele tulpen, hoewel die „speling der natuur" ook wel eens eerder zal zijn voorgekomen. Met de langsten- gelige exemplaren die Uffenbach omstreeks 1700 I heeft beschreven, is dan een eindstr'-u bereikt. Bijna 200 jaar hooren we over de fairi1' 1 a les neriana niets nieuws. 1885. dat is een jaar dat iedere bollenkweeker kent. Toen bezocht J. H. Krelage een kweeker in de buurt van Rijssel en kocht diens geheele collectie, ongeveer 10.000 éénkleurige tulpen, die zich van de Hollandsche éénkleuren door hun schitterenden glans zoo onderscheidden, dat hij, ofschoon de eigenschappen der nieuwe soort niet kennende, niet aarzelde den koop te sluiten. Een historische trans actie. Het nieuwe ras werd „Darwin" gedoopt en de tulpenteelt ging een tijdperk van ongekenden bloei tegemoet. Eerst werden de Darwins alleen voor perkbeplanting gebruikt, later ging men ze ook „broeien" en zoo werd ook op de snijbloemmarkt de Darwintulp een artikel van groote beteekenis. Niet iedere bollenkweeker is tegelijk „bollenver- edelaar". Misschien één op de honderd kweekers houdt zich met dit zeer bijzondere onderdeel bezig. Een apart plekje in zijn kas en in zijn hart is het plekje waar voorzichtig, o, zoo voorzichtig, het stuifmeel van de eene bloem wordt overgebracht op de kleverige stamper van de andere, die van te vo- ren van zijn meeldraden is ontdaan. Het klinkt zoo eenvoudig, maar één bij, één vlinder, één ander in sect kan de zaak bederven. De bloem wordt dus in vloeipapier gepakt en tegen alle schadelijke invloe den beschermd. Het vruchtbeginsel gaat zwellen cn de zaden rijpen. De kweeker zaait ze uit in kistjes of in dakpannen en een jaar of drie later draagt het zaaisel bloem. Misschien is er bij al die bloemen geen enkele, die iets bijzonders heeft,, misschien is er één. Dan moet die eene vermenigvuldigd wor den. Aan den moederbol groeien kinderbolletjes die voorzichtig worden losgemaakt en uitgeplant. En na lange, lange jaren wint de geduldige kweeker op deze wijze van de nieuwe variëteit een zoo groot aantal bollen, dat hij ze op de markt kan brengen. Aan vele en velerlei eischen moet de tulp voldoen De kweeker stelt ze, de wederverkooper doet er nog een paar bijen dan is er tenslotte het pu bliek. Het publiek dat in Amerika iets heel anders wil dan in Duitschland en in Denemarken een ge heel anderen smaak heeft dan in Engeland. In de eerste plaats moet de tulp mooi zijn, mooi van kleur en mooi van vorm. Maar bovendien moet ze sterk wezen van stengel en bloemblad. Ze moet „substan tie" hebben. Bij duizenden worden immers de bloemen in doozen verzonden. Een tulp met een dun blad en een zwakke steel komt verfomfaaid en half verflenst uit haar gevangenis tevoorschijn. Een tulp met substantie wordt even opgeschud en ziet er, na een kwartier overvloedig water te hebben geno ten uit, als ware zij zoojuist gesneden. Nu is de eene tulp vroeg van aard, de andere extra sterk. Men kruist deze beide in de hoop een vroege èn sterke bloem te verkrijgen. Zoo ontstond uit het huwelijk van de Due van Tol en de Darwin de Mendeltulp, die in enkele gevallen de gewenschte vereeniging van eigenschappen inderdaad vertoont Twaalfhon derd verschillende Mendels heeft men gekweekt, doch toen de partijen groot genoeg waren om ver handeld te kunnen worden bleek, dat de meeste soorten groote gebreken vertoonden. Toch zijn er nog heel wat Mendels in omloop. en door kent, een groep werklui in wier familie het behandelen van de bollen traditie geworden is. In Engeland en in Amerika worden ook tulpen ge kweekt, maar ze staan naast aardappelen en groen ten op een overgeschoten stukje en de arbeiders zijn geen vaklui. Voor den Hollandschen kweeker be staat er geen andere grond dan bollengrond. Elk lapje is van beteekenis. Elk hoekje, hoe klein ook, krijgt zijn eigen behandeling. Heeft een stukje van een luttelen vierkanten meter dit jaar minder opgeleverd dan het vorige, dan wordt de oorzaak opgespoord. Meer mest, minder water, wat man keert er aan? Grond heeft waarde en moet de hoog ste waarde opbrengen. Iedere ziektekiem moet in tensief bestreden worden en wórdt ook intensief bestreden. Een gansche staf van geleerden is in het Phytopathologisch Instituut te Lisse voortdurend aan het zoeken, allereerst om de oorzaak van ver schillende bollenziekten op te sporen, vervolgens om die ziekten te bestrijden. En bovendien heeft de ervaring van jaren iederen bollenkweeker tot „on bevoegd uitoefenaar der Geneeskunst" gemaakt. Ieder heeft in de lente wel eens en waarschijn lijk met verbazing gezien hoe langs de bedden met tulpen en hyacinten mannen liepen met een pa raplu boven het hoofd, ook al was er zonneschijn noch regen. Maar in de schaduwplek kan het er varen oog duidelijker de zieke bollen onderscheiden, die dan natuurlijk „met wortel en grond" worden verwijderd. Zulk een samenwerking van energie vakkennis moet de belooning in zich dragen. De dorre cijfers wijzen dit ook reeds uit. In 1939 wer den uit Nederland alleen naar de Vereenigde Staten uitgevoerd: 12 millioen narcissen, 15 millioen cro- cussen, 20 millioen hyacinten en 112 millioen tul- oen. De Amerikaansche kweekerijen zouden op z'n roogst 3 millioen tulpen op de markt kunnen brengen, voegt het (Amerikaansche) vakblad aan dit bericht toe. Persoonlijke energie. Dus ook vrijheid van han delen, van kweeken en verkoopen. In de laatste ja ren heeft daaraan heel wat ontbroken en de men- schen van het vak smachten naar den tijd dat ze weer vrij zullen zijn. Slechts in twee opzichetn moet er collectief worden opgetreden: bij de ziektenbe- strijding en bij de reclame. Wie kan zich een reclame voor tulpen voorstellen, mooier en doeltreffender dan een bed edele bloe men, fier zich verheffend op haar ranken steel? De tuinen der Tuilerieën heeft men er mee gevuld, Hyde Park is een klein bollenland geweest, rondom het Nederlandsche paviljoen op de Wereldtentoon stelling te New York heeft men ze geplant. Het lijkt of tegen die reclame niets op kan. Maar ze heeft één groot bezwaar: ze is ontijdig. Wie tulpen ziet, wil bollen koopen. Maar bollen zijn in de lente niet te koop. En in den herfst, als de dahlia's zijn uitgebloeid, als de tijd voor het planten daar is, dan denkt men niet meer aan de reclame die in het voorjaar is gemaakt. Honderdduizenden zouden be ter voor hun tuintje zorgen, als na de lente-reclame de vereenigde bollenkweekers een intensieve herfst- •eclame op touw zetten. Dan pas zou Holland waar lijk Bol-land worden. En vooral nu de buitenland- sche markt voor een belangrijk deel afgesloten is, moeten er bollen op de binnenlandsche markt wor den gebracht. Wij willen Nederlands grond overda dig gevuld zien, opdat het komend voorjaar ons in honderdduizenden, in millioenen van crocussen en hyacinten en tulpen de lof zinge van een Hollandsch bedrijf dat zoovele Hollandsche deugden in zich vereenigten Schoonheid brengt bovendien. (foto archief H. D.) Ook gewone vroege werden met de Darwin ge kruist en uit deze trouwpartij ontstond de Triumph: een sterke tulp met veel substantie maar helaas ontbreekt er iets aan haar kleur. Behalve .naar nieuwe variëteiten vraagt het on geduldige publiek natuurlijk ook steeds weer naar vroegbloeiende tulpen. Deze begeerte heeft geleid tot het broeien van tulpen en zoover is deze kunst reeds voortgeschreden, dat de vroegste soorten van de zoogenaamde „Enkele Vroegen", ons thans reeds tegen Kerstmis verblijden met hun vroolijk rood en him teeder wit. En zoo mooi is dit „gebroeide" goed, „dat je hart er van verdaagt", zooals Oude Barend in de Camera Obscura het uitdrukt. np egen 't einde van de vorige eeuw begon de tulp eigenlijk pas haar zegetocht over de wereld. In de jaren voor 1914 reisde een duizendtal Nederland sche bollenreizigers West- en Noord-Europa en vooral de Vereenigde Staten af en bracht den Hol landschen bol aan den buitenlandschen mana. De bollenreiziger dat is een man, uit zeer apart hout gesneden. Ter zake kundig, buitengemeen wel bespraakt, voorzien van een uitermate scherpen neus, vasthoudend tot het hardnekkige toe, „praat' werkt" hij de bollen erin.dat wil zeggen: in de voorraadschuur van den buitenlandschen bloemist. Zuchtend zegt deze van hen: „he never takes No for an answer". Als een terrier hangt hij aan den klant Hij geeft den strijd niet op, nooit op, voor hij gewonnen heeft. En de kweeker houdt hem eere. Een goede reiziger is goud waard.al kost hij ook goud. En toen in den slechten tijd de bazen probeerden hun transacties regelrecht met de we- derverkoopers af te sluiten en op die wijze de hooge salarissen, de reis- en verblijfkosten der reiziger uit te sparen. toen kwamen deze al heel gauw met de vlag van boven. Een Amerikaansche han delaar, een zoogenaamde „jobber" kan nooit pres- teeren wat een Hollandsche bollenreiziger presteert. Hij is niet geconcentreerd op één vak, hij werkt niet dag en nacht voor één product, hij kent niet het neusje van den zalm der nieuwe sortimenten. Neen de Engelschman, de Amerikaan, de Duitscher, de Noor, de Deen, de Zweed, ze mogen om strijd ver klaren, dat er geen hinderlijker menschen op heel den wijden aardbol te vinden zijn dan Hollandsche bollenreizigersmaar ze koopen van hen. En uit de beste reizigers komen dan ook veelvuldig de groote vakmenschen voort. Want merkwaardig het bollenvak is geen vak van traditie. Een kleine zaak groot maken kan één flinke, ernstige stoere vent, die werken wil van 's morgens zes tot 's avonds tien. Dit bedrijf leeft alleen van de persoonlijke energie. Maai- ook het buitenland heeft kerels met werk lust en wilskracht. Hoe komt het dan dat de tulpen handel nog steeds een typisch Nederlandsch be drijf is, dat de Amerikanen, de Engelschen, de Duitschers, de Denen ons niet van de wereldmarkt hebben kunnen verdringen, zelfs nooit ernstige concurrenten zijn geworden? Hun grond is er niet geschikt voor, wordt veelal gezegd. Het is niet waar. Goede grond is ook elders te vinden, al is de onze dan ook werkelijk puik. Grond die ongeveer 60 c.m. boven het waterpeil ligt is voor de cultuur het ge schiktst; de kweeker is dan onafhankelijk van den regenval. Maar lang niet alle bollenvelden liggen zoo laag. Dan werkt men met pompinstallaties en dat is in het buitenland natuurlijk ook mogelijk. Het klimaat hier is zoo bij uitstek geschikt, zegt men verder. Inderdaad, maar ook andere landen hebben de milde temperatuur die bollen behoeven. i EEN, wat de Nederlandsche bollenkweeker be halve de combinatie van land, water en klimaat al léén bezit en waarin de buitenlander hem voort durend als zijn meerdere moet erkennen, dat is de jarenlange ervaring van zijn personeel. De kern van elk bedrijf is een „koppel" volk dat het vak door P. H. SCHRöDER KöLNER KAMMER-SINFONIE-ORCHESTER. Het Kölner Kammer-Sinfonie-Orchester, onder leiding van Erich Kraack, dat onder auspiciën van Impresario Ernst Krauss een tournée door Nederland maakt en Zondagavond 3 Nov. in den Stadsschouwburg te Haarlem optreedt, zal'werken ten gehoore brengen van Cladio Monteverdi, Joh. Seb. Bach, Joh. Chr. Bach (concert voor viool, cello en Kamerorkest A-Dur), Vivaldi concerto grosso), W. A. Mozart (Divertimento D-Dur). De solisten zijn Beatrice Reichert, Weenen (cello); Lotte Hellwig-Josten, (viool). Het Kölner Kammer-Orchester heeft in vele landen groote successen verworven en de pers is opgetogen over dit buitengewoon ensemble. PROGRAMMA VAN DE HAARLEMSCHE RADIO CENTRALE OP ZONDAG 3 NOVEMBER 1940. Progr. I; Jaarsveld. Na sluiting der zenders Gramofoonplatenconcert voor de Radio Centrales tot 11.00 uur. Progr. II: Kootwijk. Idem. Progr. Hl: Duitsch station. Progr. V: Idem. NIEUWE SERIE No. 143 Een wollen das 1. Loopt achter va- 2. Moeder besluit der en moeder aan dat het beter is als bij vertrek naar hij nog een wollen oma die jarig is. das aandoet. 3. Vader maakt de 4. Merkt dat vader zaak ingewikkeld verliezen zal en door het niet noo- vraagt hem, de deur dig te achten. even open te doen. 5. Rapporteert dat 6. Moeder gaat naar hij zijn das nergens binnen om hem te ziet. helpen. 7. En komt na veel zoeken met de das terug. 8. Iedereen is uit zijn humeur en de das wordt den hee- len dag niet ge bruikt. In het grauwe morgenuur, aan het grijze perron met de katterige stemming staat de electrische trein. Hij is op het punt te vertrekken. Een conduc teur wil net zijn arm opheffen. Dan komt er nog een reiziger uit een waohtkamerdeur aangerend, stormt op een portier aan, rukt het open kijkt in een nevelig-zichtbare levende massa, vraagt: „Is hier nog plaats?", wordt tot zijn verbazing met ge juich begroet en met uitroepen als „Pas op!", „Begin er maar niet aan!", „U kunt er niet levend meer uit!" en klimt naar bmnen. De trein rijdt weg, de massa wiebelt en gilt. De meneer kijkt verwezen om zich heen, hetgeen nieuw gejuich uitlokt. Hij bevindt zich, met twee andere meneeren, temidden van louter bakvis- schen. De wagon is propvol volwassenen, waarvan sommigen zitten, anderen zich aan schotten vast klampen en de overigen, in labiel evenwicht, in de massa meedeinen. Het balcon is propvol meisjes- van-de-H. B. S. plus haar leèraar, plus een han delsreiziger, plus de nieuwe meneer. Het heeft geen zitplaatsen en geen schotten. Slechts wanden. Alles deint hier. De nieuwe reiziger heeft slecht geslapen. Hij voelt zich in ontbijtstemming-met-grauwe-regen- lucht. Hij heeft bijna nog dezen trein gemist, die al te laat voor zijn kantoor was. Hij houdt niet van gedrang, vooral niet 's morgens. Binnen twee minuten is hij van dit alles genezen. Hetzelfde moet met den handelsreiziger geschied zijn, al één of meer stations vroeger. Wat den leeraar aangaat: hij is in functie en blijft zichzelf. Hij blijft de leeraar. De nieuwe werpt eerst nog een grimmigen blik in het rond en wordt van alle zijden vriendelijk toegelachen. Hij ontwaart twee, drie snuitjes... door P. v. d. HEM. MAATSCHAPPIJ VAN LEVENSVERZEKERING EN LIJFRENTE Opgericht 1857. Zuiver onderling Nederlandsch Staatstoezicht. STUDIE-VERZEKERING VERZEKERING TEGEN KOSTPRIJS GUNSTIGE POLISVOORWAARDEN Inlichtingen worden gaarne verstrekt door onzen inspecteur: E. M. VAN SCHAAICK, Platanenlaan 21, Bloemen- daal. Telef. 22595 en de agenten. (Adv. Ingez. Med.) ten tra te Verwarming AUTOM OLIE KOLENSTOOKINR. N.V. Holster "ypSS* SANITAIRE INSTALLATIES. (Adv. Ingez. Med.) Voor het Volk door het Volk. neen, nog meer.die lieftallig zijn. Hij poogt zich te herinneren wat hem ergerde en alleen de regen schiet hem nog vagelijk te binnen. Dan beproeft hij zijn koffertje ex-gens neer te laten en zet het op een zestal voetjes. Drie kreten stijgen op. „Mijn schoenen!" „Mijn likdoorns!" „Mies, je trapt er al weer op!" „Meneer, het is hier vreeselijk vol. Ilebt u het al gemerkt?" Schaterende vreugde. Een blondje met een bontmutsje haalt een peer te voorschijn en zet er hagelwitte tandjes in. „Jansen, geef hier die peer! Die is van mij en dat weet je heel goed." Jansen hapt door en schudt zwijgend heur lok kige kopje. „Jansen, dat is gemeen. Ik kijk je niet meer aan." „Goed jö", antwoordt Jansen met een vollen mond. „Is dit een excursie?" vraagt de handelsreiziger tactvol. Dolle pret. „Meneer, is het een excursie?" „Zeker," zegt de leeraar bedaard. „Kijk eens naar buiten. Dat is de ruïne van het Huis Teylingen. Daar heeft Jacoba van Beieren...." Niemand luistert, want de trein gaat door een bocht, alles deint dooreen en een nieuwe lachcrisis barst los. De laatst-aangekomen reiziger heeft nooit om zooiets moeten lachen maar is nu al heele- maal ontdooid en beseft dat hij nimmer de intense gi-appigheid van vroege ochtendtreinen heeft be- gi-epen: kennelijk ten onrechte. Hij lacht dus hard mee. „Kind, je hoed!" „Zeg jongens„Kees, ik stik!" De nieuwe kijkt verbaasd naar den handelsreizi ger. Spreken ze hem al bij zijn voornaam aan? Maar hij reageert niet. Kees blijkt het schattige brunettetje bij het portier te zijn. „Niet doen hoor", zegt Kees. De leeraar vertelt nu hoe hij in 1936 een familie lid in Hillegom ging bezoeken en bij mooi weer aankwam, maar daarna stortregende het den heelen dag. Sindsdien is hij er nooit meer geweest. Drie luisteren met gehuichelde aandacht en stooten elkaar aan. De leeraar doceert voort, nu over Amsterdamsche bezienswaardigheden met een eeuwenlange historie. „Eng", zegt Toos, zonder naspeurlijke reden. Men schatert. De leeraar glimlacht begrijpend, zonder er iets van te begrijpen. Het leeraren over bakvisschen moet veel tact vergen. Intusschen heeft de handelsreiziger een portier bereikt en zich blijkbaar tusschen twee harts vriendinnen opgesteld. „Oh Kees!" roept er een smartelijk, als zij de scheiding beseft. „Oh Truus!" krijt de zielsverwante in imitatie* Algemeene lachbui. „Dit is tragisch", onderstelt de reiziger. „Ontzettend!" bevestigt Kees. Dan stopt de trein en een nieuwe meneer klimt naar binnen met een pracht van een somber ge zicht, dat met een ovatie begroet wordt. Hij barst meteen in lachen uit. „Wat is dit?" vraagt hij. „Een gekkenhuis", roept Toos. „We gaan nog niet naar huis", zingt Truus. De leeraar begint nu een inleiding over Haar lem, onderbroken door lachsalvo's. Niemand luis- tert. De handelsreiziger vraagt nieuwsgierig: „Waar gaan jullie heen?" „Terug!" juicht Mies. Algemeene vreugde. Do trein dendert voort. En de px-et duurt voort, onaf gebroken, door het vroolijke leven heen...»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 5