JCunsf
Naar corporatieve
organisatie van het
bedrijfsleven
FLITSEN
De haas is 't haasje
en het konijn zegt:
WOENSDAG 13 NOVEMBER 1940
HAARLE M'S D A G B E A D
Oiganisatie-
catwüissie
ingesteld
tukende
fredtiffc-
schappen-
's-GRAVENHAGE, 12 November. Het Verorde
ningenblad van Dinsdag bevat een besluit van den
secretaris generaal van het departement van
handel, nijverheid en scheepvaart betreffende den
opbouw van een zelfstandige organisatie ter ont
wikkeling van het bedrijfsleven.
Artikel 1 van dit besluit bepaalt, dat de secre
taris-generaal van het genoemde departement de
voorschriften uitvaardigt en de maatregelen treft,
welke voor den opbouw van een zelfstandige or
ganisatie ter ontwikkeling van het bedrijfsleven
noodig zijn. Artikel 1 bepaalt verder: voor zoover
tot dit doel bedrijfsorganisaties worden opgericht,
erkend, ontbonden of vereenigd en het daarbij or
ganisaties van ondernemingen betreft, waarvoor
het departement van Handel, Nijverheid en
Scheepvaart niet of niet uitsluitend bevoegd is,
neemt de secretaris-generaal van het departement
van handel, nijverheid en scheepvaart zijn maat
regelen in overeenstemming met den secretaris
generaal van het bevoegde departement.
De secretaris-generaal van het departement van
handel, nijverheid en scheepvaart kan zijn uit
lid 1 voortvloeiende bevoegdheden overdragen.
Veranderingen in de rechtsverhouding, welke
als uitvloeisel van dit besluit en de ter uitvoering
daarvan uitgevaardigde voorschriften en be
schikkingen ontstaan, geven geen aanspraak op
schadevergoeding.
Voorts bevat het besluit regelen omtrent straf
fen op overtredingen.
Het besluit is in werking getreden op den dag
zijner afkondiging.
Bij dit besluit behooren twee uitvoeringsbeslui
ten, welke in de Nederlandsche Staatscourant van
Dinsdag zijn opgenomen.
Het eerste uitvoeringsbesluit bepaalt o.m.:
Artikel 1. 1. Voor den opbouw van een zelfstan
dige organisatie ter ontwikkeling van het be
drijfsleven wordt een organisatie commissie inge
steld.
2. De leden en de voorzitter worden door den
secretaris-generaal van het departement van
handel, nijverheid en scheepvaart uit de kringen
van het bedrijfsleven benoemd en door hem ont
slagen. Zij genieten geen bezoldiging. Zij oefenen
hun taak uit met inachtneming van de belangen
van het geheele economische leven.
3. Het bureau der organisatiecommissie is ge
vestigd te 's-Gravenhage. De organisatiecommis
sie kan bedrijfsorganisaties en andere organisaties
van het bedrijfsleven doen bijdragen in de kosten
van het bureau.
Artikel 2. 1. De organisatiecommissie heeft tot
taak alle voorbereidende maatregelen te treffen,
geschikt en noodig om een zelfstandige organisa
tie van het bedrijfsleven op te bouwen. Zij is met
name bevoegd: a. bedrijfsorganisaties in te stel
len, als uitsluitende vertegenwoordiging van de
betrokken takken van bedrijf te erkennen en te
bepalen, voor welk gebied van het bedrijfsleven
I zij bevoegd zijn; b. bedrijfsorganisaties te ontbin
den. te vereenigen en voorschriften omtrent het
beheer en het gebruik van haar vermogen te
geven; c. het statuut van bedrijfsorganisaties te
wijzigen en aan te vullen; d. voorzitters en direc-
I teuren, alsmede andere functionarissen van be-
I drijf sorganisaties aan te stellen en te ontslaan;
i e. voor ondernemers en ondernemingen het lid
maatschap van een bedrijfsorganisatie verplicht
te stellen; f. overeenkomstige maatregelen voor
andere organisaties van het bedrijfsleven te tref
fen.
2. Bedrijfsorganisaties zijn die organisaties en
vereenigingen van organisaties, welke de behar
tiging van de bedrijfsbelangen van ondernemers
en ondernemingen tot taak hebben. In geval van
twijfel beslist de organisatiecommissie of van een
bedrijfsorganisatie sprake is.
3. De organisatiecommissie treft de in lid 1,
i onder b en f bedoelde maatregelen in overeen-
j stemming met den secretaris-generaal van het
departement van handel, nijverheid en scheep
vaart.
Artikel 3. Ter uitvoering van haar taak kan de
organisatiecommissie, in het bijzonder in verband
met de in het eerste lid van artikel 2, onder a tot
en met f genoemde maatregelen: a. commissies
voor afzonderlijke takken van bedrijf of vakken,
alsmede voor andere organisaties van het bedrijfs-
levèn instellen en haar taak en bevoegdheden be
palen, voorzoover deze niet vallen onder de in
artikel 2 aan de organisatiecommissie voorbehou
den bevoegdheden; b. aan bedrijfsorganisaties en
andere organisaties van het bedrijfsleven op
drachten en instructies geven, met bindende
kracht ook voor haar leden. De hieruit voort-
I vloeiende kosten komen ten laste van de bedrijfs
organisaties en de andere organisaties van het
bedrijfsleven.
Artikel 5. De bedrijfsorganisaties en andere or
ganisaties van het bedrijfsleven, alsmede onder-
I nemers en ondernemingen zijn verplicht de orga
nisatiecommissie, zooveel in hun vermogen ligt,
I te steunen, gevraagde inlichtingen te verstrekken
I en de voorgeschreven aangiften te doen.
Artikel 6. De leden der organisatiecommissie even
als alle andere personen, die door haar bij de uit
oefening van haar taak worden betrokken, zijn
verplicht tot geheimhouding van alle zaken- en
bedrijfsgeheimen, waarvan zij bij de uitoefening
van hun functie kennis krijgen. De plicht tot ge
heimhouding blijft ook na beëindiging van de
uitoefening der functie bestaan.
In het tweede uitvoeringsbesluit wordt o.m. be
paald:
Artikel 1. 1. Het bedrijfsleven wordt naar den
aard der bedrijven in door de organisatiecommis
sie ingestelde en erkende bedrijfsorganisaties ge
organiseerd.
2. De industrie (waaronder begrepen de kracht-
i bedrijven, het ambacht, de handel (waaronder
begrepen het hotel-, café, restaurant- en pension-
bedrijf), het bankwezen, het verzekeringswezen,
alsmede het verkeerswezen worden elk in een af-
i zonderlijke organisatie ondergebracht.
3. Het onderbrengen in centrale organisaties
kan ook op andere wijze geschieden.
Artikel 2. 1. De centrale organisaties worden
onderverdeeld in hoofdgroepen en zoo noodig in
vakgroepen.
2. de centrale organisaties kunnen plaatselijke
1 afdeelingen instellen.
3. de hoofd- en vakgroepen kunnen plaatselijke
I en gewestelijke afdeelingen instellen.
Artikel 3. 1. De organisatiecommissie bepaalt bij
1 algemeene beschikking, in overeenstemming met
den secretaris-generaal van het departement van
handel, nijverheid en scheepvaart, indeeling en
grenzen van het gebied van het bedrijfsleven,
waarvoor de bedrijfsorganisaties bevoegd zijn.
Door zoodanige beschikking worden ondernemers
en ondernemingen (natuurlijke en rechtsperso
nen) die op het betrokken gebied van het bedrijfs
leven werkzaam zijn, dan wel zoodanige werk
zaamheid aanvangen, bij de bevoegde centrale
organisatie aangesloten. Onder ondernemingen
worden ook de bedrijven van publiekrechtelijke
lichamen verstaan.
2. De verdeeling van de leden over de lagere
organisaties geschiedt door de centrale organisa
tie. Is een onderneming werkzaam op het gebied
van meer dan één bedrijfsorganisatie, dan wordt
zij als hoofdlid in die bedrijfsorganisatie inge
deeld, op het terrein waarvan het voornaamste
deel harer werkzaamheid ligt. In andere organi
saties wordt zij als vaklid of, in geval van onbe
langrijke resp. slechts in hulpbedrijf plaatsvin
dende werkzaamheid, als niet-betalend bijzonder
lid ingedeeld.
3. Het lidmaatschap van een bedrijfsorganisatie
houdt op met het blijvend stopzetten van de werk
zaamheid, welke den grondslag van dat lidmaat
schap vormt. (A.N.P.)
SIGAREN TE DUUR VERKOCHT.
Tegen een sigarenwinkelier te Haarlem is door de
politie proces-verbaal opgemaakt, omdat hij siga
ren tegen een te hoogen prijs verkocht. Er werden
15.000 sigaren in beslag genomen.
ZWARE BOOM OMGEWAAID.
Door den hevigen storm is Dinsdagavond acht
uur in de Fonteinlaan bij de Spanjaardslaan te
Haarlem een zware boom omgewaaid; hij nam in
zijn val een lantaarnpaal mee. Alles kwam op het
rijwielpad terecht, zonder ongelukken te veroor
zaken. De betrokken gemeentebedrijven werden on
derricht. In het belang van de veiligheid van het
verkeer werd er tijdelijk een politiepost ge
plaatst.
(Adv. Ingez. Med.)
Van het St. Maarten-feest te Spaarndam, dat
tenslotte toch doorging, al was het vóór de
avond viel.
LANGS DE STRAAT
VERHUIZING.
Het huis is hoog en smal, als een goed Amster-
damsch grachtenhuis. Er is een zwierige kuif aan
den gevel, zoo een die stiekum van achteren wordt
vastgehouden door ijzeren stangen. Enfin, het is een
huis uit den tijd toen men meer wist van sierlijk
heid dan van nieuwe zakelijkheid.
Het spiegelt zich in het stille en niet al te schoone
grachtenwater. Het spiegelbeeld danst langzaam en
wiegelt en wordt soms potsierlijk verwrongen, als
de gracht beweegt.
Aan den overkant staat men te kijken. „Men",
dat is die samenstrooming van rasechte Amsterdam
mers, die naast u komen staan als ge maar met
overtuiging omhoog staat te kijken, alsof er iets
heel spannends gebeurt, of gaat gebeuren, of gebeurd
is. „Men", dat zijn zij, die nooit iets te doen blijken
te hebben, als er maar wat te zien is; die uren staan
te gapen naar een hoed, die in het water drijft; die
altijd overal bij zijn en nooit een ijverig verslag
gever in kunnen lichten wat er nu eigenlijk aan de
hand is. „Men" dat is Amsterdam.
„Men"- zou wel dichterbij gekomen zijn, om te
kijken lar de gracht is heel smal en er dreigt
-iets. H.is niet veilig dicht bij het hooge smalle
huis. Want er staan vier mannen, die met alle
kracht een touw omklemmen, een touw dat omhoog
wijst naar een stel katrollen en van daar weer om
laag naar een balkonnetje. En ter hoogte van dat
balkonnetje is het in een stoere strik om iets
groots, iets zwaars geslagen, om iets hoekigs dat
verpakt zit in lappen en dat duidelijk blijkt te zijn
een piano.
De piano beweegt niet. Er zijn mannen boven en
mannen beneden. Zij schreeuwen tegen elkaar, ze
vieren het touw, ze halen wat op, ze schreeuwen
raad omhoog, en raad omlaag. Maar de piano zit!
Het is een heel klein balkonnetje, met een ijzeren
hekje. Het ziet er wrak genoeg uit en men zou
kunnen vreezen voor het welzijn van de vier man
nen boven en indirect dus voor dat van de vier
mannen beneden, want zij staan er recht onder.
Maar niets beweegt noch het hekje, noch het bal
konnetje, noch de piano.
Argeloos vraag ik: moet hij eruit of erin?
„Eruit!" zegt er een. „Erin", de ander. „Nee,
eruit!". „Ga nou gauw, derin". „Ik sta hier al een
half uur, ik zal het toch wel weten!". Ik stond
hier al, toen ie er nog niet was!" Waarop de ander
weer zegt: „En waar is de kar dan, waar ie mee
gekomen is?" „De kar is weggegaan, die werd on
geduldig. Of liever, de man-van-de-kar".
Er staan zeker dertig menschen bijeen, en alle
dertig blijken ze zich ervoor te interesseeren, of hij
erin of eruit gaat. En alle dertig weten ze zeker,
dat hij eruit gaat, of even zeker, dat hij erin moet.
En ondertusschen zit de piano onwrikbaar.
Men let daar hiet meer op. „Zie je wel, dat hij eruit
moet? Daar komt de kar aan!" Maar de kar hoort
er niet bij en rijdt voorbij alsof het hem niets aan
gaat.
Dertig, veertig menschen krakeelen over de piano.
Ze zien niet meer om naar de verhuizing aan den
overkant. Ze vormen twee kampen, ze wijzen
elkaar aan met de vinger, ze heeten elkaar leuge
naar of domkop, ze weten het zeker, ze weten het
nog zekerder. Ze worden opgewondener, ze drei
gen boos weg te loopen maar de tegenstanders
loopen boos mee, dóórargümenteerend. En zoo
schuift „men" op, meter voor meter, steeds verder
weg van de piano, die onwrikbaar zit.
Ze zijn een brug verder gekomen. Eruit, erin!
Nietes, welles! Ze debatteeren alsof er iets van af
hangt, of hij erin- of eruit moet. En de verslag
gever kijkt toe en heeft enorm plezier.
Dan zegt er één: „We zullen het vragen, als
u me niet gelooft!"
NIEUWE SERIE No. 152
Wachten
1. Wacht bij de 2. Vreest dat ze
telefooncel terwijl zeker te laat in de
vrouw een vriendin bioscoop zullen ko
opbelt. men.
3. Waarop vrouw 4. Legt uit, dat hij
informeert waarom alleen maar wou
hij zoo zenuwachtig weten of ze gauw
doet. klaar is.
5. Toont horloge, 6. Vermant zich,
hetgeen weinig helpt, opent deur en waar
omdat vrouw met schuwt voor te laat
haar rug naar hem komen,
toe staat.
7. Eenig resultaat
is dat vriendin moet
herhalen, wat ze zoo
juist gezegd heeft.
8. Gaat bij ande
ren voor een etalage
staan, tot hij beseft
dat vrouw klaar is
en ongeduldig op
hem wacht.
Men ontdekt nu dat men is weggedwaald en rukt
in optocht op naar het smalle huis. Het heeft zeker
een kwartier geduurd.
Ze komen aan. En ze zijn verwonderd! Want er
is geen piano meer en er zijn geen mannen meer.
De ramen zijn dicht, de touwen en katrollen weg.
Er is geen kar. En er is niemand om het aan te
vragen. Waar is de piano. Binnen? Of buiten,
ergens voortrijdend op een kar die aan ons aller
aandacht ontsnapte?
Dan zegt opeens iemand: „Maar dit is het huis
ook niet!" En dadelijk zijn er anderen, die zegggen
,,'t Is wèl", en anderen, die zegggen ,,'t Is niet!"
De verslaggever geeft het nu op. Misschien zullen
ze weer een kwartier kijven. En heel misschien zul
len ze besluiten, dat te gaan vragen!
G. I.
Het Doelenhuis te Middelburg
vernield.
MIDDELBURG, 12 November. (A.N.P.)
Onder de panden, die op 17 Mei te Middelburg
werden verwoest, behoort ook het bekende Doe
lenhuis van de schutterij van St.-Joris aan de
Balans. Van den gevel van dat in 1582 in
Vlaamschen stijl opgetrokken pand was het bo
venste gedeelte met als afsluiting St.-Joris met
den Draak, verloren gegaan, doch het onderste
deel was blijven staan. Vandaag zou men dit
juist gaan stutten, doch in den afgeloopen nacht
heeft de storm echter ook dit gedeelte geheel
vernield.
in Haarlem
en daarbuiten.
Five o'clock tea.
Ach neen, het is niet waar dat onder jonge men
schen van tegenwoordig de conversatie zoo geest
loos en onbenullig is als zwartkijkers willen doen
gelooven: dat voor geest en schoonheid de belang
stelling geheel gematerialiseerd zou zijn. Die ei
werkelijk geheel van vervuld zijn, waren steeds in
de minderheid en zijn dat nog. Maar zoo ze elkaar
in de geschikte sfeer weten te vinden, komen de
tongen los, wrijven de meeningen tegen elkaar,
worden bewondering geuit en tegenzin gemoHveerd
en gaat de toehoorder rijker heen dan hij kwam.
Dat gebeurt niet zoo bij afspraak of op gezette
tijden: niet immer is de sfeer geschikt of het gezel
schap tot praten bereid. Maar zoo op een namiddag,
in het atelier van een schilder, kunnen vrienden
samenkomen en ongemerkt uit alledaagsche luch
tigheid in de bezonnen bespreking geraken van
dingen die hun kunstinzichten raken en beroeren
Een dergelijk studio-gesprek, een atelierpraatje met
toebehooren, heb ik dezer dagen mogen aanhooren
en het heeft mij van den ernst van de besten der
Haarlemsche kunstenaars opnieuw overtuigd. Ik
zal geen namen noemen, omdat ik dien ernst ook
bij vele niet-aanwezigen veronderstel. Maar aardig
was het en blijft het. al worden er geen namen
genoemd.
De aanleiding was, dat één der jongere Haarlem
mers, die lang in het buitenland verbleef, korte
lings terugkeerde en aan de peripherie onzer stad
een werkplaats vond om zijn arbeid hier voort te
zetten. En ter inwijding daaryan hadden hij en
zijn vrouw eenige collega-schilders en vrienden
van zijn kunst op een glaasje genoodigd in den
Zondagmiddag.
Het glaasje bevatte een uitnemend vocht waar
van geen misbruik gemaakt werd, zoodat de geesten
helder en de tongen scherp bleven. Ik heb dat onder
kunstenaars wel eens anders beleefd en menig be
faamd artist de bekende Haarlemsche begrafenis-
bos-wijsheid willen voorhouden: „Uw glas loopt
(te) ras".
Het gesprek liep trouwens daarover ganschelijk
niet. Hoe kwam het over Rodin te loopen? Een lang
en buigzaam Haarlemsch schilder had juist zijn
bewondering geuit voor de wijze waarop een
dichter als Rainer Maria Rilke Rodin's kunst be
grepen had, waarop de gastheer terecht op Rodin's
gesprekken met Paul Gsell wees, die veel een
voudiger en directer Rodin's inzichten doen kennen.
Werd daar niet een boeiend vraagstuk opgewor
pen? Is het belangrijker wat een dichter ziet in
het werk van een beeldend kunstenaar of heeft men
meer aan een enkel los uitgesproken woord van
dien kunstenaar zelf? Het eerste geeft allicht zeker
heid over de visie van dien dichter, die in dit geval
bovendien een tijdlang Rodin's secretaris was, het
tweede is vaak, door zijn gedrongen samenvatting,
voor verschillenden uitleg vatbaar, doch voor den
collega kunstenaar toch misschien van meer nut
dan een dichterlijke uitleg van een schrijver. Jam
mer genoeg zat een van Haarlem's beste beeld
houwers te veraf in een anderen hoek van het
atelier om het gesprek te kunnen hooren en zijn
inzicht te geven: hij amuseei-de zijn omgeving door
zijn mimische begaafdheid in het imiteeren van
andere beroemdheid.
Tot uit een anderen hoek een bekend vriend der
artisten den langen schilder op stang kwam jagen.
Hij had juist het jongste werk van Pijke Koch,
het portret van mevrouw Koch gezien en was ver
rukt van haar zilveren schoentjes. Dat portret zou
het werk van een jaar geweest zijn.
De lange schilder moet van Pijke niet hebben en
daar is alweer een interessant onderwerp op de
proppen gebracht. Is het wat of is het niets? Het
werk van Koch, Willink c.s. vindt bewondering of
afkeer, een middenweg is er niet. Zullen zij die
zich afkeeren, later overtuigd worden, met andere
woorden: zullen de bewonderaars in de meerder
heid komen en den toon aangeven? In dezen kring
hoopt noch gelooft men dat. Reeds de verschijning
dezer nieuwe romantische realisten is een studie
waard.
En zoo gaan door het vertrek de aardigste ge
sprekken en de geest blijft vaardig, waarbij ook de
vrouwen zich amuseeren.
Inderdaad is de belangstelling die voor dit por
tret van Pijke Koch aan den dag treedt, opmerke
lijk. Het was eerst een tijdje in Utrecht geëxpo
seerd en verhuist daarna naar het Rotterdamsche
Boymans museum, waar ik het hoop te gaan zien
Voorloopig berust mijn indruk op het plaatje er
van, dat ik in een krant zag. Dat plaatje zeide mij
niet heel veel, evenmin als vroeger werk van dien
schilder, dat ik wel zag, mij kon boeien. Wij willen..
wanneer we ons afvragen, waarom anderen daar
zoo iets heel superieurs in vinden, onmiddellijk
alle bijkomstigheden van persoonlijken aard bui
tensluiten. Een schilderij bekijkend, mogen wij er
niet aan denken dat de maker vroeger student in
Utrecht was, de faam bezit eener groote intelli
gentie en dat de voorgestelde, zijn echtgenoote, een
dochter van oud-minister De Geer is.
De zaak is: wat doet de schilderij ons? En als
nu het ernaar gemaakte plaatje ons niet veel meer
zegt dan een plaatje uit een advertentie van een
duur modehuis uit een der hoofdsteden van de
wereld, waar men ook in de advertentiewezen ar
tistiek „bij" is, dan wordt het duidelijk dat we be-
geerig worden het origineel te zien en daar een
reis naar Boymans voor over hebben. Zoodra we
er een foto van kunnen opnemen willen we dan
aan de hand daarvan nader over de kleur en de
werking van de schilderij op het wezen van een
beschouwer praten. Aan het hier laatst besproken
boek met verhalen, aan een schilderij van Willink
ontleend, hebben wij kunnen leeren hoe het vooral
litteratoren en intellectueel-kunstgenietenden zijn.
die voor deze kunstsoort open staan en ze propa-
geeren. Het is mogelijk dat deze tijd, alweer eenige
jaren lang, om een anderen kunstvorm in de schil
derij vraagt. Er is geen scherper tegenstelling te
bedenken dan tusschen Koch's Damesportret en een
kinderportret van Thijs Maris. De droom gepolijst
en verstaald.het kan de weg zijn die vooidoopig
door te intelligente kunstenaars zal worden ge
volgd. J. H. DE BOIS.
Achter de schermen van de Amstcrdamsche brandweer. Wanneer er geen alarm
is, zijn de brandwaclits in de werkplaatsen aan den arbeid, want ieder der
mannen kent een vak.
(Foto Pax Holland.)
T is bij de konijnen af.
„Kerel, wat ben jij veranderd", zegt u wel
eens tegen een kennis, die u tegen het lijf
loopt, en "wiens gezicht een andere uitdrukking
vertoond, dan die, welke u er vroeger van ge
wend was.
En 't blijkt dan meestal ras dat de kennis
dingen heeft meegemaakt, die innerlijk wat
in hem veranderd hebben. Die omwenteling
drukt dan ook een stempel op zijn gezicht.
Zóó is dat eigenlijk ook met ons aller goede oude
bekende: de spijskaart, het geval. Deze is het aan
gezicht van het innerlijk van 't restaurant, en ze
vertoont alle trekken van hetgeen zich in dat in
nerlijk afspeelt. En wat zich daar van binnen af
speelt is soms niet voor de poes! De distributie met
al haar bonnen heeft zoo een en ander in de restau
rantkeukens veranderd, en die wijzigingen weer
spiegelen zich op de spijskaart, die voor ons op het
cafétafeltje lonkt. Het aangezicht van het mentie
is veranderd en verandert eigenlijk nog met den
dag. 't Duurt even voor dat we er aan gewend zijn,
maar niet zoolang, want wennen is een geestelijke
sport, welke in deze dagen wel zeer druk beoefend
wordt. En met succes!
Aanvankelijk heeft de mensch nu eenmaal de
hebbelijkheid (of onhebbelijkheid, al naar u 't be
schouwt) om den weg van den minsten weerstand
te kiezen en om de moeilijkheden heen te loopen.,
inplaats van er wat-je-noemt „dwars door heen te
gaan". Toen de brood- en vleeschbonnen er kwa
men dachten de restaurantsbezoekers dan ook in 't
begin: dan maar geen brood en geen vleesch. En
zij bewandelden in den lusthof van het menu al
lerlei bonnenvrije zijpaadjes. Een weliswaar oude
trek in het aangezicht van de spijskaart kreeg een
heel markant karakter: de jachtschotel kwam bij
zonder in trek. „Zonder bon" staat er op de kaart
bij als wegwijzer voor gemakzuchtige lekkerbek
ken en andere bonloozen: een halve eend met ap
pelmoes, een heele jonge patrijs met compote, een
fazant in zuurkool au gratin, een hazébout, een
hazerug en hazepeper. De haas zal dit jaar wel ver
zuchten, dat hij wel zeer 't haasje is. En het ko
nijn zal ten aanzien van de menschelijke belang
stelling voor zijn boutjes wel in het midden willen
brengen, dat 't werkelijk bij de konijnen af is.
Doch zoo langzamerhand begint de restaurant
bezoeker toch ook de bonnenhindernis weer te ne
men, en presenteert hij voor zijn biefstukje, het
kalfslevertje of de echte Wienerschnitzel prompt
de benoodigde bon. Het lam, dat de van zijn
standpunt bekeken twijfelachtige eer geniet om
zonder bon geconsumeerd te kunnen worden zien
wij op het menu in velerlei gedaanten verschij
nen: lamscoteletten, lamsregout, muttonchop. En
ook de Schnitzels zijn in lamsvleesch „getoonzet":
Lams Wiener en Lams Sohnitzel.
Sedert kort zijn de Russische eieren van 't pro
gram verdwenen. En achter de eierspijzen is d«
waardeering in bons toegevoegd. Achter „roer
eieren" staat nu (3 bons), waaruit u tevens kunt
concludeeren dat voor de roereieren, die u jaren
lang tot u heeft genomen zonder dat er wat achter
stond een drietal eieren benoodigd was!
Ook de omelette staat op den bon. en weinigen
zullen zich wagen aan een kaasomelette, want
zoowel de kaas als de omelette kost u een rib \jit
•het bormenlijf.
„Ik kan nog best een dinertje zonder bonnen sa
menstellen, waar ik zelf bij aan tafel zou willen
gaan zitten" heeft de Haarlemsche gérant, bij wien
ik mijn licht in de bonnenduistemis opstak, me
verteld. We beginnen, met een Hors d'oeuvre, dan
soep, een gekookte forel, wildschotel met een fa
zant of een patrijs, asperges, ijs, fruit en koffie".
Inderdaad, dat klinkt zoo gek nog niet!
En hoe gaat het nu met het restaurantbezoek van
de Haarlemmers? In dit geval heel goed. Men ont
loopt hoe langer hoe minder de „spijzen op den
bon'" en vooral Zondags zet de Haarlemmer zich
er nou eens echt toe om de zegeningen der aarde,
met of zonder bon, tot zich te nemen, zonder de
dissonanten van incidenten in de huiselijke keuken
en de afwasscherij na.