JCunsf Naar corporatieve organisatie van het bedrijfsleven FLITSEN De haas is 't haasje en het konijn zegt: WOENSDAG 13 NOVEMBER 1940 HAARLE M'S D A G B E A D Oiganisatie- catwüissie ingesteld tukende fredtiffc- schappen- 's-GRAVENHAGE, 12 November. Het Verorde ningenblad van Dinsdag bevat een besluit van den secretaris generaal van het departement van handel, nijverheid en scheepvaart betreffende den opbouw van een zelfstandige organisatie ter ont wikkeling van het bedrijfsleven. Artikel 1 van dit besluit bepaalt, dat de secre taris-generaal van het genoemde departement de voorschriften uitvaardigt en de maatregelen treft, welke voor den opbouw van een zelfstandige or ganisatie ter ontwikkeling van het bedrijfsleven noodig zijn. Artikel 1 bepaalt verder: voor zoover tot dit doel bedrijfsorganisaties worden opgericht, erkend, ontbonden of vereenigd en het daarbij or ganisaties van ondernemingen betreft, waarvoor het departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart niet of niet uitsluitend bevoegd is, neemt de secretaris-generaal van het departement van handel, nijverheid en scheepvaart zijn maat regelen in overeenstemming met den secretaris generaal van het bevoegde departement. De secretaris-generaal van het departement van handel, nijverheid en scheepvaart kan zijn uit lid 1 voortvloeiende bevoegdheden overdragen. Veranderingen in de rechtsverhouding, welke als uitvloeisel van dit besluit en de ter uitvoering daarvan uitgevaardigde voorschriften en be schikkingen ontstaan, geven geen aanspraak op schadevergoeding. Voorts bevat het besluit regelen omtrent straf fen op overtredingen. Het besluit is in werking getreden op den dag zijner afkondiging. Bij dit besluit behooren twee uitvoeringsbeslui ten, welke in de Nederlandsche Staatscourant van Dinsdag zijn opgenomen. Het eerste uitvoeringsbesluit bepaalt o.m.: Artikel 1. 1. Voor den opbouw van een zelfstan dige organisatie ter ontwikkeling van het be drijfsleven wordt een organisatie commissie inge steld. 2. De leden en de voorzitter worden door den secretaris-generaal van het departement van handel, nijverheid en scheepvaart uit de kringen van het bedrijfsleven benoemd en door hem ont slagen. Zij genieten geen bezoldiging. Zij oefenen hun taak uit met inachtneming van de belangen van het geheele economische leven. 3. Het bureau der organisatiecommissie is ge vestigd te 's-Gravenhage. De organisatiecommis sie kan bedrijfsorganisaties en andere organisaties van het bedrijfsleven doen bijdragen in de kosten van het bureau. Artikel 2. 1. De organisatiecommissie heeft tot taak alle voorbereidende maatregelen te treffen, geschikt en noodig om een zelfstandige organisa tie van het bedrijfsleven op te bouwen. Zij is met name bevoegd: a. bedrijfsorganisaties in te stel len, als uitsluitende vertegenwoordiging van de betrokken takken van bedrijf te erkennen en te bepalen, voor welk gebied van het bedrijfsleven I zij bevoegd zijn; b. bedrijfsorganisaties te ontbin den. te vereenigen en voorschriften omtrent het beheer en het gebruik van haar vermogen te geven; c. het statuut van bedrijfsorganisaties te wijzigen en aan te vullen; d. voorzitters en direc- I teuren, alsmede andere functionarissen van be- I drijf sorganisaties aan te stellen en te ontslaan; i e. voor ondernemers en ondernemingen het lid maatschap van een bedrijfsorganisatie verplicht te stellen; f. overeenkomstige maatregelen voor andere organisaties van het bedrijfsleven te tref fen. 2. Bedrijfsorganisaties zijn die organisaties en vereenigingen van organisaties, welke de behar tiging van de bedrijfsbelangen van ondernemers en ondernemingen tot taak hebben. In geval van twijfel beslist de organisatiecommissie of van een bedrijfsorganisatie sprake is. 3. De organisatiecommissie treft de in lid 1, i onder b en f bedoelde maatregelen in overeen- j stemming met den secretaris-generaal van het departement van handel, nijverheid en scheep vaart. Artikel 3. Ter uitvoering van haar taak kan de organisatiecommissie, in het bijzonder in verband met de in het eerste lid van artikel 2, onder a tot en met f genoemde maatregelen: a. commissies voor afzonderlijke takken van bedrijf of vakken, alsmede voor andere organisaties van het bedrijfs- levèn instellen en haar taak en bevoegdheden be palen, voorzoover deze niet vallen onder de in artikel 2 aan de organisatiecommissie voorbehou den bevoegdheden; b. aan bedrijfsorganisaties en andere organisaties van het bedrijfsleven op drachten en instructies geven, met bindende kracht ook voor haar leden. De hieruit voort- I vloeiende kosten komen ten laste van de bedrijfs organisaties en de andere organisaties van het bedrijfsleven. Artikel 5. De bedrijfsorganisaties en andere or ganisaties van het bedrijfsleven, alsmede onder- I nemers en ondernemingen zijn verplicht de orga nisatiecommissie, zooveel in hun vermogen ligt, I te steunen, gevraagde inlichtingen te verstrekken I en de voorgeschreven aangiften te doen. Artikel 6. De leden der organisatiecommissie even als alle andere personen, die door haar bij de uit oefening van haar taak worden betrokken, zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken- en bedrijfsgeheimen, waarvan zij bij de uitoefening van hun functie kennis krijgen. De plicht tot ge heimhouding blijft ook na beëindiging van de uitoefening der functie bestaan. In het tweede uitvoeringsbesluit wordt o.m. be paald: Artikel 1. 1. Het bedrijfsleven wordt naar den aard der bedrijven in door de organisatiecommis sie ingestelde en erkende bedrijfsorganisaties ge organiseerd. 2. De industrie (waaronder begrepen de kracht- i bedrijven, het ambacht, de handel (waaronder begrepen het hotel-, café, restaurant- en pension- bedrijf), het bankwezen, het verzekeringswezen, alsmede het verkeerswezen worden elk in een af- i zonderlijke organisatie ondergebracht. 3. Het onderbrengen in centrale organisaties kan ook op andere wijze geschieden. Artikel 2. 1. De centrale organisaties worden onderverdeeld in hoofdgroepen en zoo noodig in vakgroepen. 2. de centrale organisaties kunnen plaatselijke 1 afdeelingen instellen. 3. de hoofd- en vakgroepen kunnen plaatselijke I en gewestelijke afdeelingen instellen. Artikel 3. 1. De organisatiecommissie bepaalt bij 1 algemeene beschikking, in overeenstemming met den secretaris-generaal van het departement van handel, nijverheid en scheepvaart, indeeling en grenzen van het gebied van het bedrijfsleven, waarvoor de bedrijfsorganisaties bevoegd zijn. Door zoodanige beschikking worden ondernemers en ondernemingen (natuurlijke en rechtsperso nen) die op het betrokken gebied van het bedrijfs leven werkzaam zijn, dan wel zoodanige werk zaamheid aanvangen, bij de bevoegde centrale organisatie aangesloten. Onder ondernemingen worden ook de bedrijven van publiekrechtelijke lichamen verstaan. 2. De verdeeling van de leden over de lagere organisaties geschiedt door de centrale organisa tie. Is een onderneming werkzaam op het gebied van meer dan één bedrijfsorganisatie, dan wordt zij als hoofdlid in die bedrijfsorganisatie inge deeld, op het terrein waarvan het voornaamste deel harer werkzaamheid ligt. In andere organi saties wordt zij als vaklid of, in geval van onbe langrijke resp. slechts in hulpbedrijf plaatsvin dende werkzaamheid, als niet-betalend bijzonder lid ingedeeld. 3. Het lidmaatschap van een bedrijfsorganisatie houdt op met het blijvend stopzetten van de werk zaamheid, welke den grondslag van dat lidmaat schap vormt. (A.N.P.) SIGAREN TE DUUR VERKOCHT. Tegen een sigarenwinkelier te Haarlem is door de politie proces-verbaal opgemaakt, omdat hij siga ren tegen een te hoogen prijs verkocht. Er werden 15.000 sigaren in beslag genomen. ZWARE BOOM OMGEWAAID. Door den hevigen storm is Dinsdagavond acht uur in de Fonteinlaan bij de Spanjaardslaan te Haarlem een zware boom omgewaaid; hij nam in zijn val een lantaarnpaal mee. Alles kwam op het rijwielpad terecht, zonder ongelukken te veroor zaken. De betrokken gemeentebedrijven werden on derricht. In het belang van de veiligheid van het verkeer werd er tijdelijk een politiepost ge plaatst. (Adv. Ingez. Med.) Van het St. Maarten-feest te Spaarndam, dat tenslotte toch doorging, al was het vóór de avond viel. LANGS DE STRAAT VERHUIZING. Het huis is hoog en smal, als een goed Amster- damsch grachtenhuis. Er is een zwierige kuif aan den gevel, zoo een die stiekum van achteren wordt vastgehouden door ijzeren stangen. Enfin, het is een huis uit den tijd toen men meer wist van sierlijk heid dan van nieuwe zakelijkheid. Het spiegelt zich in het stille en niet al te schoone grachtenwater. Het spiegelbeeld danst langzaam en wiegelt en wordt soms potsierlijk verwrongen, als de gracht beweegt. Aan den overkant staat men te kijken. „Men", dat is die samenstrooming van rasechte Amsterdam mers, die naast u komen staan als ge maar met overtuiging omhoog staat te kijken, alsof er iets heel spannends gebeurt, of gaat gebeuren, of gebeurd is. „Men", dat zijn zij, die nooit iets te doen blijken te hebben, als er maar wat te zien is; die uren staan te gapen naar een hoed, die in het water drijft; die altijd overal bij zijn en nooit een ijverig verslag gever in kunnen lichten wat er nu eigenlijk aan de hand is. „Men" dat is Amsterdam. „Men"- zou wel dichterbij gekomen zijn, om te kijken lar de gracht is heel smal en er dreigt -iets. H.is niet veilig dicht bij het hooge smalle huis. Want er staan vier mannen, die met alle kracht een touw omklemmen, een touw dat omhoog wijst naar een stel katrollen en van daar weer om laag naar een balkonnetje. En ter hoogte van dat balkonnetje is het in een stoere strik om iets groots, iets zwaars geslagen, om iets hoekigs dat verpakt zit in lappen en dat duidelijk blijkt te zijn een piano. De piano beweegt niet. Er zijn mannen boven en mannen beneden. Zij schreeuwen tegen elkaar, ze vieren het touw, ze halen wat op, ze schreeuwen raad omhoog, en raad omlaag. Maar de piano zit! Het is een heel klein balkonnetje, met een ijzeren hekje. Het ziet er wrak genoeg uit en men zou kunnen vreezen voor het welzijn van de vier man nen boven en indirect dus voor dat van de vier mannen beneden, want zij staan er recht onder. Maar niets beweegt noch het hekje, noch het bal konnetje, noch de piano. Argeloos vraag ik: moet hij eruit of erin? „Eruit!" zegt er een. „Erin", de ander. „Nee, eruit!". „Ga nou gauw, derin". „Ik sta hier al een half uur, ik zal het toch wel weten!". Ik stond hier al, toen ie er nog niet was!" Waarop de ander weer zegt: „En waar is de kar dan, waar ie mee gekomen is?" „De kar is weggegaan, die werd on geduldig. Of liever, de man-van-de-kar". Er staan zeker dertig menschen bijeen, en alle dertig blijken ze zich ervoor te interesseeren, of hij erin of eruit gaat. En alle dertig weten ze zeker, dat hij eruit gaat, of even zeker, dat hij erin moet. En ondertusschen zit de piano onwrikbaar. Men let daar hiet meer op. „Zie je wel, dat hij eruit moet? Daar komt de kar aan!" Maar de kar hoort er niet bij en rijdt voorbij alsof het hem niets aan gaat. Dertig, veertig menschen krakeelen over de piano. Ze zien niet meer om naar de verhuizing aan den overkant. Ze vormen twee kampen, ze wijzen elkaar aan met de vinger, ze heeten elkaar leuge naar of domkop, ze weten het zeker, ze weten het nog zekerder. Ze worden opgewondener, ze drei gen boos weg te loopen maar de tegenstanders loopen boos mee, dóórargümenteerend. En zoo schuift „men" op, meter voor meter, steeds verder weg van de piano, die onwrikbaar zit. Ze zijn een brug verder gekomen. Eruit, erin! Nietes, welles! Ze debatteeren alsof er iets van af hangt, of hij erin- of eruit moet. En de verslag gever kijkt toe en heeft enorm plezier. Dan zegt er één: „We zullen het vragen, als u me niet gelooft!" NIEUWE SERIE No. 152 Wachten 1. Wacht bij de 2. Vreest dat ze telefooncel terwijl zeker te laat in de vrouw een vriendin bioscoop zullen ko opbelt. men. 3. Waarop vrouw 4. Legt uit, dat hij informeert waarom alleen maar wou hij zoo zenuwachtig weten of ze gauw doet. klaar is. 5. Toont horloge, 6. Vermant zich, hetgeen weinig helpt, opent deur en waar omdat vrouw met schuwt voor te laat haar rug naar hem komen, toe staat. 7. Eenig resultaat is dat vriendin moet herhalen, wat ze zoo juist gezegd heeft. 8. Gaat bij ande ren voor een etalage staan, tot hij beseft dat vrouw klaar is en ongeduldig op hem wacht. Men ontdekt nu dat men is weggedwaald en rukt in optocht op naar het smalle huis. Het heeft zeker een kwartier geduurd. Ze komen aan. En ze zijn verwonderd! Want er is geen piano meer en er zijn geen mannen meer. De ramen zijn dicht, de touwen en katrollen weg. Er is geen kar. En er is niemand om het aan te vragen. Waar is de piano. Binnen? Of buiten, ergens voortrijdend op een kar die aan ons aller aandacht ontsnapte? Dan zegt opeens iemand: „Maar dit is het huis ook niet!" En dadelijk zijn er anderen, die zegggen ,,'t Is wèl", en anderen, die zegggen ,,'t Is niet!" De verslaggever geeft het nu op. Misschien zullen ze weer een kwartier kijven. En heel misschien zul len ze besluiten, dat te gaan vragen! G. I. Het Doelenhuis te Middelburg vernield. MIDDELBURG, 12 November. (A.N.P.) Onder de panden, die op 17 Mei te Middelburg werden verwoest, behoort ook het bekende Doe lenhuis van de schutterij van St.-Joris aan de Balans. Van den gevel van dat in 1582 in Vlaamschen stijl opgetrokken pand was het bo venste gedeelte met als afsluiting St.-Joris met den Draak, verloren gegaan, doch het onderste deel was blijven staan. Vandaag zou men dit juist gaan stutten, doch in den afgeloopen nacht heeft de storm echter ook dit gedeelte geheel vernield. in Haarlem en daarbuiten. Five o'clock tea. Ach neen, het is niet waar dat onder jonge men schen van tegenwoordig de conversatie zoo geest loos en onbenullig is als zwartkijkers willen doen gelooven: dat voor geest en schoonheid de belang stelling geheel gematerialiseerd zou zijn. Die ei werkelijk geheel van vervuld zijn, waren steeds in de minderheid en zijn dat nog. Maar zoo ze elkaar in de geschikte sfeer weten te vinden, komen de tongen los, wrijven de meeningen tegen elkaar, worden bewondering geuit en tegenzin gemoHveerd en gaat de toehoorder rijker heen dan hij kwam. Dat gebeurt niet zoo bij afspraak of op gezette tijden: niet immer is de sfeer geschikt of het gezel schap tot praten bereid. Maar zoo op een namiddag, in het atelier van een schilder, kunnen vrienden samenkomen en ongemerkt uit alledaagsche luch tigheid in de bezonnen bespreking geraken van dingen die hun kunstinzichten raken en beroeren Een dergelijk studio-gesprek, een atelierpraatje met toebehooren, heb ik dezer dagen mogen aanhooren en het heeft mij van den ernst van de besten der Haarlemsche kunstenaars opnieuw overtuigd. Ik zal geen namen noemen, omdat ik dien ernst ook bij vele niet-aanwezigen veronderstel. Maar aardig was het en blijft het. al worden er geen namen genoemd. De aanleiding was, dat één der jongere Haarlem mers, die lang in het buitenland verbleef, korte lings terugkeerde en aan de peripherie onzer stad een werkplaats vond om zijn arbeid hier voort te zetten. En ter inwijding daaryan hadden hij en zijn vrouw eenige collega-schilders en vrienden van zijn kunst op een glaasje genoodigd in den Zondagmiddag. Het glaasje bevatte een uitnemend vocht waar van geen misbruik gemaakt werd, zoodat de geesten helder en de tongen scherp bleven. Ik heb dat onder kunstenaars wel eens anders beleefd en menig be faamd artist de bekende Haarlemsche begrafenis- bos-wijsheid willen voorhouden: „Uw glas loopt (te) ras". Het gesprek liep trouwens daarover ganschelijk niet. Hoe kwam het over Rodin te loopen? Een lang en buigzaam Haarlemsch schilder had juist zijn bewondering geuit voor de wijze waarop een dichter als Rainer Maria Rilke Rodin's kunst be grepen had, waarop de gastheer terecht op Rodin's gesprekken met Paul Gsell wees, die veel een voudiger en directer Rodin's inzichten doen kennen. Werd daar niet een boeiend vraagstuk opgewor pen? Is het belangrijker wat een dichter ziet in het werk van een beeldend kunstenaar of heeft men meer aan een enkel los uitgesproken woord van dien kunstenaar zelf? Het eerste geeft allicht zeker heid over de visie van dien dichter, die in dit geval bovendien een tijdlang Rodin's secretaris was, het tweede is vaak, door zijn gedrongen samenvatting, voor verschillenden uitleg vatbaar, doch voor den collega kunstenaar toch misschien van meer nut dan een dichterlijke uitleg van een schrijver. Jam mer genoeg zat een van Haarlem's beste beeld houwers te veraf in een anderen hoek van het atelier om het gesprek te kunnen hooren en zijn inzicht te geven: hij amuseei-de zijn omgeving door zijn mimische begaafdheid in het imiteeren van andere beroemdheid. Tot uit een anderen hoek een bekend vriend der artisten den langen schilder op stang kwam jagen. Hij had juist het jongste werk van Pijke Koch, het portret van mevrouw Koch gezien en was ver rukt van haar zilveren schoentjes. Dat portret zou het werk van een jaar geweest zijn. De lange schilder moet van Pijke niet hebben en daar is alweer een interessant onderwerp op de proppen gebracht. Is het wat of is het niets? Het werk van Koch, Willink c.s. vindt bewondering of afkeer, een middenweg is er niet. Zullen zij die zich afkeeren, later overtuigd worden, met andere woorden: zullen de bewonderaars in de meerder heid komen en den toon aangeven? In dezen kring hoopt noch gelooft men dat. Reeds de verschijning dezer nieuwe romantische realisten is een studie waard. En zoo gaan door het vertrek de aardigste ge sprekken en de geest blijft vaardig, waarbij ook de vrouwen zich amuseeren. Inderdaad is de belangstelling die voor dit por tret van Pijke Koch aan den dag treedt, opmerke lijk. Het was eerst een tijdje in Utrecht geëxpo seerd en verhuist daarna naar het Rotterdamsche Boymans museum, waar ik het hoop te gaan zien Voorloopig berust mijn indruk op het plaatje er van, dat ik in een krant zag. Dat plaatje zeide mij niet heel veel, evenmin als vroeger werk van dien schilder, dat ik wel zag, mij kon boeien. Wij willen.. wanneer we ons afvragen, waarom anderen daar zoo iets heel superieurs in vinden, onmiddellijk alle bijkomstigheden van persoonlijken aard bui tensluiten. Een schilderij bekijkend, mogen wij er niet aan denken dat de maker vroeger student in Utrecht was, de faam bezit eener groote intelli gentie en dat de voorgestelde, zijn echtgenoote, een dochter van oud-minister De Geer is. De zaak is: wat doet de schilderij ons? En als nu het ernaar gemaakte plaatje ons niet veel meer zegt dan een plaatje uit een advertentie van een duur modehuis uit een der hoofdsteden van de wereld, waar men ook in de advertentiewezen ar tistiek „bij" is, dan wordt het duidelijk dat we be- geerig worden het origineel te zien en daar een reis naar Boymans voor over hebben. Zoodra we er een foto van kunnen opnemen willen we dan aan de hand daarvan nader over de kleur en de werking van de schilderij op het wezen van een beschouwer praten. Aan het hier laatst besproken boek met verhalen, aan een schilderij van Willink ontleend, hebben wij kunnen leeren hoe het vooral litteratoren en intellectueel-kunstgenietenden zijn. die voor deze kunstsoort open staan en ze propa- geeren. Het is mogelijk dat deze tijd, alweer eenige jaren lang, om een anderen kunstvorm in de schil derij vraagt. Er is geen scherper tegenstelling te bedenken dan tusschen Koch's Damesportret en een kinderportret van Thijs Maris. De droom gepolijst en verstaald.het kan de weg zijn die vooidoopig door te intelligente kunstenaars zal worden ge volgd. J. H. DE BOIS. Achter de schermen van de Amstcrdamsche brandweer. Wanneer er geen alarm is, zijn de brandwaclits in de werkplaatsen aan den arbeid, want ieder der mannen kent een vak. (Foto Pax Holland.) T is bij de konijnen af. „Kerel, wat ben jij veranderd", zegt u wel eens tegen een kennis, die u tegen het lijf loopt, en "wiens gezicht een andere uitdrukking vertoond, dan die, welke u er vroeger van ge wend was. En 't blijkt dan meestal ras dat de kennis dingen heeft meegemaakt, die innerlijk wat in hem veranderd hebben. Die omwenteling drukt dan ook een stempel op zijn gezicht. Zóó is dat eigenlijk ook met ons aller goede oude bekende: de spijskaart, het geval. Deze is het aan gezicht van het innerlijk van 't restaurant, en ze vertoont alle trekken van hetgeen zich in dat in nerlijk afspeelt. En wat zich daar van binnen af speelt is soms niet voor de poes! De distributie met al haar bonnen heeft zoo een en ander in de restau rantkeukens veranderd, en die wijzigingen weer spiegelen zich op de spijskaart, die voor ons op het cafétafeltje lonkt. Het aangezicht van het mentie is veranderd en verandert eigenlijk nog met den dag. 't Duurt even voor dat we er aan gewend zijn, maar niet zoolang, want wennen is een geestelijke sport, welke in deze dagen wel zeer druk beoefend wordt. En met succes! Aanvankelijk heeft de mensch nu eenmaal de hebbelijkheid (of onhebbelijkheid, al naar u 't be schouwt) om den weg van den minsten weerstand te kiezen en om de moeilijkheden heen te loopen., inplaats van er wat-je-noemt „dwars door heen te gaan". Toen de brood- en vleeschbonnen er kwa men dachten de restaurantsbezoekers dan ook in 't begin: dan maar geen brood en geen vleesch. En zij bewandelden in den lusthof van het menu al lerlei bonnenvrije zijpaadjes. Een weliswaar oude trek in het aangezicht van de spijskaart kreeg een heel markant karakter: de jachtschotel kwam bij zonder in trek. „Zonder bon" staat er op de kaart bij als wegwijzer voor gemakzuchtige lekkerbek ken en andere bonloozen: een halve eend met ap pelmoes, een heele jonge patrijs met compote, een fazant in zuurkool au gratin, een hazébout, een hazerug en hazepeper. De haas zal dit jaar wel ver zuchten, dat hij wel zeer 't haasje is. En het ko nijn zal ten aanzien van de menschelijke belang stelling voor zijn boutjes wel in het midden willen brengen, dat 't werkelijk bij de konijnen af is. Doch zoo langzamerhand begint de restaurant bezoeker toch ook de bonnenhindernis weer te ne men, en presenteert hij voor zijn biefstukje, het kalfslevertje of de echte Wienerschnitzel prompt de benoodigde bon. Het lam, dat de van zijn standpunt bekeken twijfelachtige eer geniet om zonder bon geconsumeerd te kunnen worden zien wij op het menu in velerlei gedaanten verschij nen: lamscoteletten, lamsregout, muttonchop. En ook de Schnitzels zijn in lamsvleesch „getoonzet": Lams Wiener en Lams Sohnitzel. Sedert kort zijn de Russische eieren van 't pro gram verdwenen. En achter de eierspijzen is d« waardeering in bons toegevoegd. Achter „roer eieren" staat nu (3 bons), waaruit u tevens kunt concludeeren dat voor de roereieren, die u jaren lang tot u heeft genomen zonder dat er wat achter stond een drietal eieren benoodigd was! Ook de omelette staat op den bon. en weinigen zullen zich wagen aan een kaasomelette, want zoowel de kaas als de omelette kost u een rib \jit •het bormenlijf. „Ik kan nog best een dinertje zonder bonnen sa menstellen, waar ik zelf bij aan tafel zou willen gaan zitten" heeft de Haarlemsche gérant, bij wien ik mijn licht in de bonnenduistemis opstak, me verteld. We beginnen, met een Hors d'oeuvre, dan soep, een gekookte forel, wildschotel met een fa zant of een patrijs, asperges, ijs, fruit en koffie". Inderdaad, dat klinkt zoo gek nog niet! En hoe gaat het nu met het restaurantbezoek van de Haarlemmers? In dit geval heel goed. Men ont loopt hoe langer hoe minder de „spijzen op den bon'" en vooral Zondags zet de Haarlemmer zich er nou eens echt toe om de zegeningen der aarde, met of zonder bon, tot zich te nemen, zonder de dissonanten van incidenten in de huiselijke keuken en de afwasscherij na.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 5