Lcffcjenmj „Gebroeders Kalkoen". ,De andere Vrouw' Molière's „School der Vrouwen" Nederlandsch Operette Gezelschap. Tweede concert. AGENDA. MTC'ANBXB ES TTÖVEÏTïïET? TO3C i?SSEEE U'S TS 'K 'G B E 'A 2 LN/T IMtTTtPEN/j JET TOONEEL Ank van der Moer speelt eigen geschreven Schetsen Een geslaagd Experiment. Twee jaar geleden heeft Het Nederlandsch Too- neel Onze Stad van Thornton Wilder opgevoerd, welk stuk men bijna zonder décors en requisieten speelde. Het suggestieve spel der acteurs en actrices vulde in onze fantasie aan, wat op het tooneel ont brak, zooals dit ook door de Chineezen men her- innere zich maar De gele Mantel geschiedt Deze opvoering, waarin zij zelf zoo mooi en ge voelig Emily Webb creëerde, heeft Ank van der Moer tot het experiment gebracht om geheel alleen en bijna zonder hulpmiddelen op het tooneel eenige schetsen te spelen, waarvoor zij zelf den. tekst had geschreven, een experiment, dat in alle opzichten geslaagd is. In de eerste schets „Morgen is Vader jarig" waarin de actrice zich te midden van haar denk beeldig kroost tusschen de al even denkbeel dige kinderbedjes bewoog en met de kinderen speelde en stoeide en hen hielp bij het wasschen en aankleeden, was dit principe wel het verst doorge voerd. Er waren alleraardigste momenten zooals het wasschen en afdrogen van den kleinen vent en het stoeien op den grond met de kinderen maar wij moesten zelf toch te veel er bij fantaseeren ook door het groote aantal kinderen dat het ex periment geheel slaagde. Het publiek stond er blijk baar nog wat vreemd tegenover, al was het ook ver overd door den innigen, lieven toon van de stem en het warme, moederlijke spel der actrice. Hoe langer hoe meer kwam het publiek ook Ank van der Moer er echter in. De „Dans les", waarin Ank van der Moer ons een bakvisch uit den tijd van, laat ik zeggen, toen ik „Jan van Beek" schreef, gaf te zien in al haar naïviteit en nesterigheid, werd door de zeer geestige wijze waarop de actrice dit speelde, een zeer groot succes. Het was eigenlijk het meest 'n gewone, ouderwet- sche voordracht. En voortreffelijk met volkomen handhaving van het principe van Thornton Wilder was de schets „Tusschen de eerste en derde acte", waarin een jonge tooneelspeelster geheel ver slagen in de kleedkamer haar vriendin vertelt, dat zij haar verloving heeft afgebroken, maar plotse ling weer opveert, wanneer zij hoort, dat zij Ophelia mag spelen. Dit werd vol verve en aan het slot zelfs brillant door Ank van der Moer gespeeld en zij deed ons door haar suggestief spel vergeten dat zij maar gc-heel alleen op het tooneel stond. Na de pauze kregen wij „Oud en Nieuw", waarin Ank van der Moer ons den oudejaarsavond van een en dezelfde vrouw in zes verschillende phasen gaf, van jong getrouwd vrouwtje af tot vereenzaam de, oude grootmoeder toe. Zes beelden door één draad verbonden, in het genre van „Mijlpalen" dus, of van „De Klop op de Deur". Deze zes tafe reeltjes vormen samen een geheel en zijn in zeer goe den dialoog en met veel tooneelkennis hoe voor treffelijk bijvoorbeeld werd elke scène „afgesloten" geschreven. Veel was er op dezen oudejaarsavond gelijk de ontroerende preek, de warme wijn en de oliebollen maar veel ook veranderde er uiterlijk en innerlijk in deze vrouw, tot zij op het laatst zielig alleen, met Truitje, de dienstbode, haar oudejaarsavond vierde. Ank van der Moer heeft dezen overgang van jonge tot oude vrouw niet alleen uitstekend, met tal van aardige details, geschreven, maar ook prach tig gespeeld, gevoelig, zuiver, innig en fijn. Er was aldoor de intimiteit van den Hollandsehen oude jaarsavond om deze vrouw en zij suggereerde met haar spel ons den huiselyken kring, dieer niet was. Het publiek heeft Ank van der Moer na „Oud en Nieuw" een'zeer hartelijke en langdurige ovatie ge bracht, zoodat wij van een werkelijk succes mogen spreken. Toch zal dit succes nog grooter worden, wanneer het programma wordt ingekort en de tekst ook in de schetsen na de pauze wat wordt besnoeid. De spanning in het tweede schetsje „Zon der Bericht" kon zeker nog sterker en suggestiever worden gespeeld wij voelden niet steeds, dat de jonge vrouw toch aldoor beheerscht wordt door ge voel van angst voor haar man en de schets naar de Italiaansche novelle van Marino More-tti zou zonder eenige schade voor het geheel kunnen wor den geschrapt, te meer, omdat dit genre Ank van der Moer minder goed ligt. Maar als geheel was het voor de actrice een zeer mooie middag. Wij zijn er wel zeker van, dat zij dit programma al is het dan in wat verkorten Vorm nog dikwijls in ons land zal kunnen geven. J. B. SCHUIL ALBERDINCK THYM speelt Nielen's Het klinkt bijna ongelooflijk, maar toch is het waar: van Nielen's „Gebroeders Kalkoen" verscheen onlangs de 26ste druk. Zou het in ons land meer zijn voorgekomen, dat een tooneelstuk tijdens het leven van den schrijver 26 drukken haalt? En Gerard Nielen is nog lang geen oud man, zoodat er zeker nog ettelijke drukken op zullen volgen. Geen tooneelstuk in Nederland is misschien ook zoo dikwijls gespeeld als Nielen's blijspel. Verleden jaar maakte het nog twee aardige series, bij het beroepstooneel, eerst in Rotterdam en daarna in Carré te Amsterdam. Het is dan ook een stuk, dat hei bij het publiek altijd weer doet. O zeker, het is geen hooge kunst, maar het is in zijn soort uitste kend en met tooneelkennis geschreven. Het is hel meest verwant aan de blijspelen van Rosier Faassen, typisch Hollandsch in zijn humor en daarom te verkiezen boven Duitsche of Amerikaansche kluch ten. Dat Alberdingk Tliym dit stuk op den vooravond van haar gouden jubileum koos, was een recht matige hulde aan Gerard Nielen, die zoo veel voor deze vereeniging heeft gedaan en er reeds jaren lang de ziel van is. En de spelers konden bij voor baat verzekerd zijn van succes, vooral nu het blij spel ging onder regie van Herman Moerkerk. Dat er een vakkundige, artistieke regie achter zat was aan heel de voorstelling te zien. Niet alleen aan het vlotte en juiste tempo, ook aan het uitspelen van de verschillende tooneeltjes, de komische zoowel als de meer ernstige. Zoo trof mij de stemming, die er zat in het scènetje van den diefstal, waarin de lach plotseling in de zaal verstomde door het juiste en gevoelige spel van alle medespelenden. Juist in zoo'n tooneeltje en het effect dat het maakt, voelt men het meest de goede regie. Eigenlijk was het jammer, dat het stuk niet in costuum van 'n dertig jaar geleden werd gespeeld. Want dit blijspel, stamt uit dien tijd en draagt er bijvoorbeeld in de tooneeltjes met de telefoon en den bestuurder van den vakbond geheel het stempel van. Alleen Pietje Kalkoen' droeg een cos tuum uit dien tijd. De voorstelling zou nog meer cachet hebben gekregen, wanneer ook de anderen dat voorbeeld hadden gevolgd. Het blijspel van Gerard Nielen stelt geen hooge eischen aan de spelers dat is een der redenen, y?aarom het reeds duizenden malen werd opgevoerdt maar zelden zag ik dit stuk toch in een zoo goede bezetting als gisteren. Men kpn aan alles zien. dat er hard op was gewerkt. Gerard Nielen speelde voor de zooveelste maal den cholerischen Hendrik Kal koen en hij vond in Jan Icas van Dijk als Jakob Kalkoen een voortreffelijk tegenspeler. De twee rol len werden in tal van details volkomen uitgespeeld Nielen was er geheel in en spelde met blijkbaar plezier, levendig en met begrip van het juiste ko mische effect. En voor Van Dijk is deze oude vrijer wien hij een nasaal stemgeluid meegaf precies een kolfje naar zijn hand. Zij tweeën droegen voor namelijk ook door den aard van hun rollen het stuk. Maar ook de andere bezetting mocht er zijn. Me vrouw Kruyver-Rubeling was 'n pittig, bijdehand winkelmeisje, dat het volkomen verklaarbaar maak te, dat de gebroedex-s Kalkoen het van haar te pak ken kregen. Mevrouw Nielen was vermakelijk als de opgeprikte Pietje Kalkoen en mevrouw Kreeft sloot zich als Truus zeer goed bij dit spel aan. De heeren-rollen naast de gebx-oeders Kalkoen blijven alle op het tweede plan, maar zij kunnen in een ensemble bij onvoldoende vertolking toch veel bederven. Hiervan nu was gisteren geen spra ke. De heer Henneman was een rondborstige huis vriend, Joop Kruyver een overtuigende vrijer, An ton Rombouts en Johan van Zwieten waren volko men op hun plaats als de winkelbedienden de heer Rombouts speelde het moeilijk tooneeltje van de diefstal zelfs heel goed Wim Teeuwissen vol deed als de bestuurder van den Winkelbedienden- bond en Dirk Vreeswijk typeerde alleraardigst den ouden loopknecht Johan. De heer Moerkex-k had zorg gedragen voor een goede figuratie in den winkel, zoodat het geheel op rolletjes liep. Geen wonder, dat dit altijd nog dankbare blijspel bij de volle zaal veel succes had. Alberdingk Thijm heeft het jubileumseizoen gelxikkig ingezet en kan met voldoening op dezen avond terugzien. J. E. SCHUIL door „JACOB VAN LENNEP" „De andere Vrouw" vermeldde het programma van Jacob van Lennep. De titel was ons onbekend en wij verwachtten dus een nieuw stuk, maar nau welijks zagen wij den heer Jan van Eden in de ge daante van den eigenwijzen buttler Wigson, of wij waren thuis en wisten dat wij de oude klucht „Da'ar liegen wij ons uit" te zien zouden krijgen. Voor de heeren Van Eden en Van Dongen was dat bekend terrein. Zij hadden ongeveer twaalf jaar geleden dezelfde rollen in dit stuk onder de beproefde regie van Job Kaart bij Haarlem's Too neel gespeeld en wisten blijkbaar nog precies hoe het moest. Wigson liep nog even gewichtig en zwaarwichtig over het tooneel en lanceerde zijn „Daar was ik juist mee bezig" nog op dezelfde ko mische manier. De heer Van Eden bleek het nog allerminst verleerd te hebben en speelde de rel met de zelfde inwendige pret, als toen Job Kaart nog de leiding had. En ook de heer Van Dongen had de zoo zaakkun dige lessen van zijn ouden regisseur niet vergeten. Hij speelde Frank Fuller vlot en levendig en wist ook uit den tekst alles te halen wat er in zat. Het groote en vex-diende succes was dan ook voor de heeren Van Eden en Van Dongen, waarbij xich nog mevrouw Van Dongen voegde als mevrouw Brown. Ook zij had het stuïc nog onder Kaart's regie ge speeld, maar toen in een andere rol. Zij zette me vrouw Brown stevig en vierkant op haar voeten en was een kurassier van een vrouw al luisterde zij naar den zachten naam van Martha om alle mannen op de vlucht te jagen. Een werkelijk ko misch gespeelde rol. Het spreekt wel vanzelf, dat de anderen het bij: deze „geroutineerde rotten" af moesten leggen. Me vrouw Dreyer is een beproefde kracht. Zij speelt j natuurlijk en vlot, al blijft zij zich zelf altijd wat gelijk, en zij had met mevrouw Temple dan ook niet veel moeite. De heer Selman, dien wij al eens meer bij Van Lennep hebben gezien, was wel niet zoo levendig als Van Dongen, maar hij was toch lang geen slecht tegenspeler. Zij vormden samen een niet onver makelijk span. Mevrouw Selman lijkt mij een niet onverdienstelijke dilettante. Ik zag haar doordat ik niet langer dan tot de pauze kon blijven slechts in één scène, maar dat was voldoende om te constateeren dat zij zich gemakkelijk op de plan ken beweegt en een prettige toon eel verschijning is. Mej. Bulters was 'n schattig kamermeisje, maar haar werk was louter decox-atief. John Brown moest het niet alleen als man maar ook als acteur tegen zijn stevige, vierkante vrouw afleggen en Captain Sharpe maakte het ons wel zeer moeilijk in zijn militaire en veroveraarskwaliteiten te gelooven, maar bij Dorothy zoxx hij misschien toch succes heb ben, omdat zij mij ook nog al timide en verlegen van aai'd toescheen. Van Dongen liet dit spel van vergissingen terecht volkomen als klucht spelen en het, publiek, dat de gx-oote zaal van den H. K. B. geheel vulde, had er veel plezier ijt. en lachte hartelijk om al deze onmogelijk verwikkelingen, vooral wanneer de heer en mevrouw Van Dongen en de heer Van Eden op het tooneel waren, zoodat Van Lennep wel plezier van „Daar liegen wij ons uit" heeft gehad. J. B. SCHUIL' door „Het Nederlandsch Tooneel". Voor vijf bedrijven moge de inhoud van „L'Ecole des Femmes" wat mager zijn, hoeveel geest is er toch ook in dit blijspel van Molière' Nu kunnen wij ons nauwelijks begrijpen, dat dit stuk eens zoo veel aanvallen had te doorstaan, dat Molière om zich te verdedigen men had zelfs zijn particuliere leven er bij gesleept ge dwongen werd de eomédie „La Critique de l'Ecole des Femmes" die-ons in de opvoering van Zaterdag helaas onthouden werd te schrijven. Het was vooral zijn .hekeling van de averecht- sche paedagogie, die de natuur miskent en de jeugd wil opleiden door totale onwetendheid, welke de pennen tegen Molière in bewéging had gebracht. In deze hekeling is Molière op zijn best en dit is wel het geestigste deel van zijn blijspel. In Arnolphe, derx hoofdpersoon, onderkennen wjj evenals in Alceste van „De Misanthroop" een tragischen ondergrond. Molière heeft de tra giek van den met een jonge vrouw getrouwden ouderen man zelf ondervonden en pijnlijk toe passelijk op Molière bijna als zelfspot klin ken de waarschuwingen en raadgevingen van Chrvsalde aan Arnolphe. Wij hebben na de première te Amsterdam indertijd uitvoerig over stuk en voorstelling ge schreven en mogen dus nu kort zijn, te meer, daar wij slechts de laatste twee bedrijven na de pauze zagen. Dit is. niet het sterkste deel van het blijspel, dat in het derde bedrijf zijn hoogtepunt bereikt. De bezetting was met uitzondering Van den knecht, die nu door Guus Oster inplaats van Piet Rienks werd gespeeld gelijk aan die te Amster dam. Ook werd er in hetzelfde décor gespeeld. Defresne heeft als regisseur het geheel in den stijl van het hoogere blijspel gehouden en allen blijven terecht ver van de caricatuur. Roe mer geeft een uitstekenden tragi-komischen Arnolphe, Palmers speelt met zwier den minnaar Horace. en Ank van der Moer die een zoo zwaren middag achter den rug had was van een lieve argeloosheid als Agnes. May Vollinga en Guus Oster maakten weer iets aardigs van de meid en den knecht en Han Bentz van den Berg speelde den notaris zeer burlesque. De zaal was niet slecht bezet en het publiek toonde zich dankbaar voor spel en stuk. J. B. SCHUIL. Tijdelijk 1Syo korting op Stoomen en Verven Groote Houtstraat 5a (Adv. Ingez. Med.) MUZIEK. Men kan met recht aarzelen om van Kalman's operette „Holland-weibchen" de Hollandsche om zetting „Het Hollandsch wijfje" neer te schrijven,zoo als het programma van het Nederlandsch Operette- gezelschap ons die Zondagmiddag in den Haarlem- schen Stadsschouwburg gaf. Ik meen, dat „Hol land-vrouwtje" veel minder akelig klinkt. De hoofd persoon is n.l. een Volendammertje, of liever een Duistche prinses, die zich heeft vermomd om haar prins, aan wien zij zal worden uitgehuwd zonder hem ooit te hebben ontmoet, en die zelf evenmin iets voelt voor zuk een huwelijk, de gelegenheid te geven, haar te leei-en kennen. Het Duitsche vor stendommetje ziet n.l. zijn prins de vlucht nemen naarWijk aan Zee! Voila tout. En Kalman en de zijnen hebben gebrak gemaakt van de gelegen heid, om 't aardig effect der Volendamsche kleeding te brengen op het tooneel. De buitenlander smult, de Hollander vindt het tenslotte, om geen Nurks te zijn, toch ook wel aardig. Inderdaad is het contrast tusschen de Excellenties ginds en de Grietjes en Japen hier heusch nog zoo kwaad niet op het too neel, vooral niet waar de spelers van dit Gezelschap de gezonde sfeer van het visschersvolk zoo prettig weten te brengen. Had ook niet de opera van Jan Blokx, den Vlaming, het succes met zijn mooie werk „De Bruid der Zee" goeddeels te danken aan zulk een aardige vondst? Die sfeer van het visschersvolk. Was niet de mid- 'XiÊXe (Adv. Ingez. Med.) Ank van der Moer in „Zonder bericht". Zij begon haar tournee als voordracht kunstenares Zaterdag in den Baarlemschen Stadsschouwburg. Een Haarlemsche première dus. .(Foto Fax Holland.). denacte het best, van al? Heeft men niet juist daai het meest geklapt en het meest genoten? Hier was Dox~a Witt, die als gast de Prinses vertolkte, op haar allerbest. Waarlijk, daar waren momenten die mén gaarne nog eens zag herhaald, en dat geldt zeker niet minder voor Coby Fabel, die de hofdame (Baronesse Elly v. d. W.) voor haar rekening had. Dat was gelukkig en natuurlijk samenspel met en benevens frisschen prettigen zang. En zeker was hier Fer van Zijp (als Dr. Udo von Stolzel) niet minder gelukkig dan in de hofscène, en H. Wieiinga niet minder op zijn plaats als in het eerste bedrijf als Kamerheer Von Stopp. Met hen deelde hier ook het succes Jac. Gosen als Prins Paul. Dat hij per soonlijk niet aansprakelijk is voor fraaie' vertalingen als „Ja, maar Paultje, die is verzwonden" spreekt van zelf. Maar hu ik aan 't critiseeren raak, wil ik toch de opmerking over 't vex-zorgen der uit spraak, die voor 't meerendeel der spelers geldt, niet in de pen houden. Werd zij niet vërzox-gd? In tegendeel, soms al te zeer. Zoo hoorde men „waz- ziek" voor „was ziek", dat hier phonetisch moet zijn „wassielc". Diezelfde stroopmakerij der scherpe medeklinkers was te hooren bij „met zorg" dat klonk als „medzoi-g". Zoo dóórgaande komt men tenslotte aan het beruchte „medzuiker" dat ons uit de hoofdstad is aangewaaid. Het is vervelend, dat critiseeren, want het zou bij den lezer den indruk kunnen wekken van een minder geslaagde uitvoering. Niets is minder waar. Vex-ving de dirigent, Jac Zwaan, Willem Rettich (door tijdsomstandigheden gedwongen uitstedig te zijn) niet hoogst verdienstelijk? Hij toch durfde het aan Kalman's lang niet gemakkelijke partituur onder handen te nemen en deze opvoering mogelijk te maken; een daad, den kunstenaar waardig. Dat het hem niet overal gelukte, het tempo vlot en le vendig te houden waar dit pas gaf, ligt voor de hand. Maar het orkest, uit eerste krachten samen gesteld, was hem zeer ter wille, en dat zegt alles: het begreep dat het den dirigent zou gelukken, een goede uitvoering te geven en het handelde daar naar. Zwaan deed alles geheel belangeloos. De nog niet genoemde meespelenden (Truus Gosen, Kees Reijendam, J. Rabenberg, G. Stegwee) waren in de hun toebedeelde rollen juist op hun plaats. En de regie? Hiervan heeft Jac. Gosen alle eer. Onder de vele mooie scènes wil ik niet on vermeld laten den rei der zeven bruidjes, waarover heel even de adem woei van een Botticelli. En Mon teverde zou hieraan zijn vreugde hebben gehad. Hoe toch kón deze ontroering over ons komen? Het is de onopzettelijkheid, de natuurlijkheid, die ge lukkig nog het eigendom is van dilettanten. G. J. KALT. PIANO en ORGEL stemt F. MOLENAAR, ƒ5.p. jaar, 4 keer. Repareert, stemt, ook buiten de stad. Telef. 13795, Schalk- burgergrapht 38, Haarlem-Noord. (Adv. Ingez. Med.) Haarlemsche Bachvereeniging. Lang geleden spqelde eens een oxxzer vooraan staande musici wie, dat doet er niet toe, want hij behoort niet meer tot de levenden mij een eigen compositie uit zijn jonge jaren voor, en, openhartig als hij steeds was, vertelde hij daarna, dat hij die, toexx ze pas xiieuw was, eens aan het oordeel vaxx Brahms had onderworpen. Brahms had er toen, zei hij me, het volgende over opgemerkt: „Als men dit stuk speelt, is het alsof men een mooie wandeling vol afwisseling maakt: hier komt men door een lie felijke, daar door een wildere, en tenslotte door een bekende streek". Dat „bekende" was een kleine steek, maar, zooals.me bleek, een steek, die steek hield. Nu zal men misschien vragen, wat deze inleiding met het Zondagmiddag gegeven Bachconcert te ma ken heeft. Welnu, op dien namiddags was het me, alsof Eduard van Beinum, het Concertgebouw orkest en de violist Ernil von Telmanyi ons een reeks muzikale tochten lieten maken door allerlei mooie streken, die door 'hex-haaldelijke kennisma king ons lief en dierbaar zijn geworden; van die streken waar men elke kronkeling des wegs (zoo zeide Potgieter dat), elk vei'schiet kent, maar van welker schoonheid men telkens weer met nieuwe vreugde de indrukken ondergaat. Zoo was het met Beethoven's „Fidelio"-Ouver- ture, met. Schubert's „Unvollendete", met Debussy's „Prélude a l'Après-midi d'un Faune" en met Brahm's Vioolconcert gesteld. De eerste drie dezer vier werken werden vóór de pauze gespeeld; het Vioolconcert daarna. In de uitvoeringen was stijging, zoowel wat iedere afzonderlijk als wat de reeks betreft. Het Allegro der Ouverture mocht naar de mee ning van enkelen wat tam aangevangen zijn; juist daardoor kon Van Beinum de spanning voortdurend verhoogen om haar in de stretta van het slot te doen culmineeren. De wandeling door het eerste hoofddeel van Schubert's Symphonie voerde nog langs enkele eenigszins mile paden, maar van het Andante con moto ondergingen we de pure schoon heid zonder eenige belemmering of nevengedachte. En de uitvoering van Debussy's werk vormde het hoogtepunt van feillooze en suggestieve vertolkings kunst. We bleven daarbij in dezelfde hoofdtoon soort, die Schubert's Andante beheerscht en toch zou elke poging om een voorkeur te vinden falen. Hoe verschillend -ook beide stukken zijn er ligt een tijdruimte van driekwart eeuw tusschen hun ontstaan een geniale openbaring is elk van beide. Emil v. Telmanyi's vertolking van het Vioolcon cert schonk in het eerste Allegro geen algeheele bevrediging. Technisch was lang niet alles even verzorgd en langs de mooie melodische gedeelten voerde hij ons zonder blijk te geven dat hij er zelf door ontroerd werd. Er was een koele objectiviteit in dit spel, die we van een Hongaar niet vex-wacht hadden. Een zeer merkwaardige cadens speelde de solist in dat hoofddeel, n.l. de door Busoni gecom poneerde; merkwaardig niet alleen omdat de pau ken geruimen tijd door een meestal zeer zachten, doch bij wijlen aanzwellenden roffel een orgelpunt als onwrikbare harmonische basis onder de thema tische fantasieën van het solo-instrument vormen, maar ook omdat verderop de strijkinstrumenten van het orkest, eerst de lage, dan successievelijk de overige, zich in het spel mengen en aldus de in trede van den epiloog der coda voorbereiden. Nu is deze gang van zaken wel ongewoon al heeft ook Beethoven in zijn eigep cadens bij de'pianotrans- scriptie van zijn Vioolconcert de pauken een woordje doen meespreken maar we moeten erkennen, dat Busoni zich streng aan het thematische mate riaal van het eerste hoofddeel heeft gehouden; dit is natuurlijk op prijs te stellen. Daartegenover zou ik als mijn persoonlijken indruk kunnen stellen, dat de voorbereiding der coda, hoe logisch en vol komen aansluitend zij ook is, de verrassende wer king van dien als uit den hemel dalenden epiloog verkleint. Het Adagio van het Vioolconcert speelde de solist met bijzonder mooien en krachtigen toon en met consciëntieuze inachtneming van elke nuance die Brahms voorgeschreven heeft. Hier klonk alles zuiver en weloverwogen en werd ons een puur mu zikaal genot geschonken. De solo-hoboïst van het orkést had daaraan ook zijn werkzaam aandeel; ik kon zijn vertolking zeer waardeeren, hoewel de toon der Stotijnsche school mij meer ontroert. En in het Allegro giocoso gaf Telmanyi meesterlijk spel: strak en beheerscht en toch stuwkrachtïg. Zijn succes was gróót; Van Beinum, die voortreffelijk gesecondeerd had, deelde ei* in. Ook de solofluilist Barwasser werd om de schoone vertolking van zijn partij in Debussy's Prélude warm toegejuicht.. Ik sluit me bij deze verdiende huldigingen gaar ne aan. K. DE JONG De ruïne van het Club- en kleedlokaal der Maas- trichtsehe hockeyclub M. H. C., dat het tegen den storm heeft moeten afleggen. Het werd door twee omwaaiende boomen geraakt. (Foto Het Zuiden.) Boek- en Prentkunst in liet Frans Halsmuseum. Zondagmiddag is in het Frans Hals museum ta Haarlem een belangrijke tentoonstelling van Hol landscheprentkunst en goede, zelfs bijzonder fraaie exemplaren van moderne drukkunst geopend. Za blijft tot eenige dagen na Sintex'klaas geopend en werd georganiseerd door de Haarlemsche Vex-eeni- ging „Voor de Kunst", die het werk van „Kunst aan het Volk" voortzet. Daardoor kan ze op een vijftienjarigen nuttigen arbeid in onze stad terug zien en de thans ingerichte expositie als een jubi leumsdaad worden beschouwd. De voorzitter van „Voor de Kunst", dr. A. van der Boom, heeft in zijn openingswoord allereerst het gemeente bestuur, dat door wethouder M. A. Reinalda vertegenwoox-digd was, bedankt voor het beschikbaar stellen van de zaal, zoowel als voor de meermalen ondervonden belangstelling en steun bij genoemd bestuur ondervonden. Ook den heer G. D. Gratama dankte dr. van der Boom, voor de hulp door hem bij de inrichting der expositie persoon lijk en met zijn staf verleend. Tenslotte werd oolc dank gebracht aan de inzenders, waarbij de spre ker er op attent maakte dat zij allen door „Voor de Kunst" genoodigd waren, doch overigens in hun inzendingen waren viij gelaten. En een bijzonder woord van dank werd ten slotte gewijd aan de vier; mannen, die zich speciaal voor de boekkunstmzen- ding verdienstelijk hadden gemaakt waardoor da oude eetzaal van het vroegere weeshuis thans tot een klein museum Plantijn herschapen was. De officieele opening der expositie geschiedde daarna, op verzoek van dr. van der Boom, door den heer Gratama, die de vriendelijkheden aan zijn adres, door den voorzitter geuit, reciproceerde en der tentoonstelling het alleszins verdiende succes toewenschte. De vier mannen, bovenbedoeld, dragen in de we reld van het schoone boek, klinkende namen: da letterteekenaar en meesterdrukker S. H. de Roos laat in vitrines keur van zijn productie zien; niet minder verzot op de mooie pagina is de voor de firma Enschedé arbeidendeJ. van Krimpen. Mr. van Royen, een der eerste promotors der fraaie» boekverzorging hier te lande en stichter van zijn private presses, waarvan de uitgaven thans tot de kostelijkste en kostbaarste in de bibliophielenwe- eld zijn gaan behooren, vormt den „Dritte irn Bunde" tex-wijl het quartet voltooid wordt door den uitgever Stols, wiens roem hier ook niet verder be zongen behoeft te worden en die hier onder anderai ook zijn jongste creatie, het kwartaal-schrift Hal cyon, in ons blad-besproken, exposeert. In de groote zaal ontmoeten wij keur van Hol landsche houtsnijders, lithografen en etsers, als wij ons niet bedriegen zonder uitzondering leden van de Vereeniging voor Grafische Kunst en dus voor de prentkunstliefhebbers geen onbekenden. Wel echter zagen wij bij een eersten, overzichtelijken, rondgang van velen hunner nieuwe werken, zoodat ook hij, die meent op de hoogte te zijn, voldaan over vele verrassingen huiswaarts keert. Om voorloopig slechts enkele groepen te noe men, zouden wij op de inzendingen willen wijzen van Moulijn, thans waarschijnlijk de nestor der artisten-graveurs en reeds medewerker aan de oude Nederlandsche Etsclub, die in de jaren tachtig van de vorige eeuw het réveil der oorspronkelijke prent inluidde. Stellen wij tegenover hem de in zending van een der jongsten, wier werk succes oogstten, Nico Bulder, wiens groep zeer uitgebreid en interessant is. Tusschen beider leeftijden liggen denkelijk veertig jaar, waarin allerlei gestalten lichtingen, neigingen, tot rijpheid en bekendheid kwamen: noemen wij, een lossen greep doend, den fantastisch-arehitectonischen Esscher, den grotesk- filosophischen De Mesquita, den charmeerenden, al jaren in Den Haag levenden Duitscher Alfred Löb, den meester-lithograaf Van Dobbenburgh, den straffen, soms te dorren houtsnijder Dixie Nijland, de uiterst kundige Deborah Duyvis om van de jongste generatie mannen als Dirk van Gelder, Van Heusden (hier ditmaal met zeer opmerkelijk werk aanwezig) Levigne en Kuno Brinks te noemen. Ik weet dat ik er oversla, die in meerdere of mindere mate gelijkwaardig aan de genoemden zijn, doch het bovenstaande zal reeds voldoende wezen om de liefhebbers van een mooi stuk grafisch werk naar het Frans Halsmuseum te doen gaan, en er zich van te overtuigen dat een goede prent beter is dan een slecht schilderij. J. H. *DE BOIS O LEERZAAM speelgoed Weert voor van Nooitgedacht en Sleiff-Artikelen de Baby Artegang 46 (Adv. Ingez. Med.) Heden: MAANDAG 18 NOVEMBER. Frans Hals Museum. Tentoonstelling „Kunst zij ons doel", 104 uur. Frans Hals Theater: Stjenka Rasin, 2.30, 6.30 en .45 uur. Palace: Watt en Half Walt als: Comedianten. 2, 1.30 en 8.45 uur. Lux or: Blonde Carmen, 2.30, 6.30 en 8.45 uur. Rembx-andt Theater- De Kribbebijter, 2.30. 6.30 en 8.45 uur. DINSDAG 19 NOVEMBER. Gemeentelijke Concertzaal: Paedagogisch volks- concex-t H.O.V., 7 uur. Bioscooptheaters: Voorstellingen des middags en des avonds.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 2