Lcffcjenmj
„Gebroeders Kalkoen".
,De andere Vrouw'
Molière's „School der
Vrouwen"
Nederlandsch Operette
Gezelschap.
Tweede concert.
AGENDA.
MTC'ANBXB ES TTÖVEÏTïïET? TO3C
i?SSEEE U'S TS 'K 'G B E 'A
2
LN/T IMtTTtPEN/j
JET TOONEEL
Ank van der Moer
speelt eigen geschreven Schetsen
Een geslaagd Experiment.
Twee jaar geleden heeft Het Nederlandsch Too-
neel Onze Stad van Thornton Wilder opgevoerd,
welk stuk men bijna zonder décors en requisieten
speelde. Het suggestieve spel der acteurs en actrices
vulde in onze fantasie aan, wat op het tooneel ont
brak, zooals dit ook door de Chineezen men her-
innere zich maar De gele Mantel geschiedt
Deze opvoering, waarin zij zelf zoo mooi en ge
voelig Emily Webb creëerde, heeft Ank van der
Moer tot het experiment gebracht om geheel alleen
en bijna zonder hulpmiddelen op het tooneel eenige
schetsen te spelen, waarvoor zij zelf den. tekst had
geschreven, een experiment, dat in alle opzichten
geslaagd is.
In de eerste schets „Morgen is Vader jarig"
waarin de actrice zich te midden van haar denk
beeldig kroost tusschen de al even denkbeel
dige kinderbedjes bewoog en met de kinderen
speelde en stoeide en hen hielp bij het wasschen en
aankleeden, was dit principe wel het verst doorge
voerd. Er waren alleraardigste momenten zooals
het wasschen en afdrogen van den kleinen vent en
het stoeien op den grond met de kinderen maar
wij moesten zelf toch te veel er bij fantaseeren
ook door het groote aantal kinderen dat het ex
periment geheel slaagde. Het publiek stond er blijk
baar nog wat vreemd tegenover, al was het ook ver
overd door den innigen, lieven toon van de stem
en het warme, moederlijke spel der actrice.
Hoe langer hoe meer kwam het publiek
ook Ank van der Moer er echter in. De „Dans
les", waarin Ank van der Moer ons een bakvisch
uit den tijd van, laat ik zeggen, toen ik „Jan van
Beek" schreef, gaf te zien in al haar naïviteit en
nesterigheid, werd door de zeer geestige wijze
waarop de actrice dit speelde, een zeer groot succes.
Het was eigenlijk het meest 'n gewone, ouderwet-
sche voordracht. En voortreffelijk met volkomen
handhaving van het principe van Thornton Wilder
was de schets „Tusschen de eerste en derde
acte", waarin een jonge tooneelspeelster geheel ver
slagen in de kleedkamer haar vriendin vertelt, dat
zij haar verloving heeft afgebroken, maar plotse
ling weer opveert, wanneer zij hoort, dat zij Ophelia
mag spelen. Dit werd vol verve en aan het slot zelfs
brillant door Ank van der Moer gespeeld en zij deed
ons door haar suggestief spel vergeten dat zij maar
gc-heel alleen op het tooneel stond.
Na de pauze kregen wij „Oud en Nieuw", waarin
Ank van der Moer ons den oudejaarsavond van een
en dezelfde vrouw in zes verschillende phasen gaf,
van jong getrouwd vrouwtje af tot vereenzaam
de, oude grootmoeder toe. Zes beelden door één
draad verbonden, in het genre van „Mijlpalen"
dus, of van „De Klop op de Deur". Deze zes tafe
reeltjes vormen samen een geheel en zijn in zeer goe
den dialoog en met veel tooneelkennis hoe voor
treffelijk bijvoorbeeld werd elke scène „afgesloten"
geschreven. Veel was er op dezen oudejaarsavond
gelijk de ontroerende preek, de warme wijn en
de oliebollen maar veel ook veranderde er
uiterlijk en innerlijk in deze vrouw, tot zij op het
laatst zielig alleen, met Truitje, de dienstbode, haar
oudejaarsavond vierde.
Ank van der Moer heeft dezen overgang van
jonge tot oude vrouw niet alleen uitstekend, met
tal van aardige details, geschreven, maar ook prach
tig gespeeld, gevoelig, zuiver, innig en fijn. Er was
aldoor de intimiteit van den Hollandsehen oude
jaarsavond om deze vrouw en zij suggereerde met
haar spel ons den huiselyken kring, dieer niet
was.
Het publiek heeft Ank van der Moer na „Oud en
Nieuw" een'zeer hartelijke en langdurige ovatie ge
bracht, zoodat wij van een werkelijk succes mogen
spreken. Toch zal dit succes nog grooter worden,
wanneer het programma wordt ingekort en de tekst
ook in de schetsen na de pauze wat wordt
besnoeid. De spanning in het tweede schetsje „Zon
der Bericht" kon zeker nog sterker en suggestiever
worden gespeeld wij voelden niet steeds, dat de
jonge vrouw toch aldoor beheerscht wordt door ge
voel van angst voor haar man en de schets naar
de Italiaansche novelle van Marino More-tti zou
zonder eenige schade voor het geheel kunnen wor
den geschrapt, te meer, omdat dit genre Ank van
der Moer minder goed ligt.
Maar als geheel was het voor de actrice een zeer
mooie middag. Wij zijn er wel zeker van, dat zij
dit programma al is het dan in wat verkorten
Vorm nog dikwijls in ons land zal kunnen geven.
J. B. SCHUIL
ALBERDINCK THYM
speelt Nielen's
Het klinkt bijna ongelooflijk, maar toch is het
waar: van Nielen's „Gebroeders Kalkoen" verscheen
onlangs de 26ste druk. Zou het in ons land meer
zijn voorgekomen, dat een tooneelstuk tijdens het
leven van den schrijver 26 drukken haalt? En
Gerard Nielen is nog lang geen oud man, zoodat er
zeker nog ettelijke drukken op zullen volgen.
Geen tooneelstuk in Nederland is misschien ook
zoo dikwijls gespeeld als Nielen's blijspel. Verleden
jaar maakte het nog twee aardige series, bij het
beroepstooneel, eerst in Rotterdam en daarna in
Carré te Amsterdam. Het is dan ook een stuk, dat
hei bij het publiek altijd weer doet. O zeker, het is
geen hooge kunst, maar het is in zijn soort uitste
kend en met tooneelkennis geschreven. Het is hel
meest verwant aan de blijspelen van Rosier Faassen,
typisch Hollandsch in zijn humor en daarom te
verkiezen boven Duitsche of Amerikaansche kluch
ten.
Dat Alberdingk Tliym dit stuk op den vooravond
van haar gouden jubileum koos, was een recht
matige hulde aan Gerard Nielen, die zoo veel voor
deze vereeniging heeft gedaan en er reeds jaren
lang de ziel van is. En de spelers konden bij voor
baat verzekerd zijn van succes, vooral nu het blij
spel ging onder regie van Herman Moerkerk. Dat
er een vakkundige, artistieke regie achter zat was
aan heel de voorstelling te zien. Niet alleen aan het
vlotte en juiste tempo, ook aan het uitspelen van de
verschillende tooneeltjes, de komische zoowel als de
meer ernstige. Zoo trof mij de stemming, die er zat
in het scènetje van den diefstal, waarin de lach
plotseling in de zaal verstomde door het juiste en
gevoelige spel van alle medespelenden. Juist in
zoo'n tooneeltje en het effect dat het maakt, voelt
men het meest de goede regie.
Eigenlijk was het jammer, dat het stuk niet in
costuum van 'n dertig jaar geleden werd gespeeld.
Want dit blijspel, stamt uit dien tijd en draagt er
bijvoorbeeld in de tooneeltjes met de telefoon en
den bestuurder van den vakbond geheel het
stempel van. Alleen Pietje Kalkoen' droeg een cos
tuum uit dien tijd. De voorstelling zou nog meer
cachet hebben gekregen, wanneer ook de anderen
dat voorbeeld hadden gevolgd.
Het blijspel van Gerard Nielen stelt geen hooge
eischen aan de spelers dat is een der redenen,
y?aarom het reeds duizenden malen werd opgevoerdt
maar zelden zag ik dit stuk toch in een zoo goede
bezetting als gisteren. Men kpn aan alles zien. dat
er hard op was gewerkt. Gerard Nielen speelde voor
de zooveelste maal den cholerischen Hendrik Kal
koen en hij vond in Jan Icas van Dijk als Jakob
Kalkoen een voortreffelijk tegenspeler. De twee rol
len werden in tal van details volkomen uitgespeeld
Nielen was er geheel in en spelde met blijkbaar
plezier, levendig en met begrip van het juiste ko
mische effect. En voor Van Dijk is deze oude vrijer
wien hij een nasaal stemgeluid meegaf precies
een kolfje naar zijn hand. Zij tweeën droegen voor
namelijk ook door den aard van hun rollen
het stuk.
Maar ook de andere bezetting mocht er zijn. Me
vrouw Kruyver-Rubeling was 'n pittig, bijdehand
winkelmeisje, dat het volkomen verklaarbaar maak
te, dat de gebroedex-s Kalkoen het van haar te pak
ken kregen. Mevrouw Nielen was vermakelijk als
de opgeprikte Pietje Kalkoen en mevrouw Kreeft
sloot zich als Truus zeer goed bij dit spel aan.
De heeren-rollen naast de gebx-oeders Kalkoen
blijven alle op het tweede plan, maar zij kunnen
in een ensemble bij onvoldoende vertolking toch
veel bederven. Hiervan nu was gisteren geen spra
ke. De heer Henneman was een rondborstige huis
vriend, Joop Kruyver een overtuigende vrijer, An
ton Rombouts en Johan van Zwieten waren volko
men op hun plaats als de winkelbedienden de
heer Rombouts speelde het moeilijk tooneeltje van
de diefstal zelfs heel goed Wim Teeuwissen vol
deed als de bestuurder van den Winkelbedienden-
bond en Dirk Vreeswijk typeerde alleraardigst den
ouden loopknecht Johan. De heer Moerkex-k had
zorg gedragen voor een goede figuratie in den
winkel, zoodat het geheel op rolletjes liep.
Geen wonder, dat dit altijd nog dankbare blijspel
bij de volle zaal veel succes had. Alberdingk Thijm
heeft het jubileumseizoen gelxikkig ingezet en kan
met voldoening op dezen avond terugzien.
J. E. SCHUIL
door
„JACOB VAN LENNEP"
„De andere Vrouw" vermeldde het programma
van Jacob van Lennep. De titel was ons onbekend
en wij verwachtten dus een nieuw stuk, maar nau
welijks zagen wij den heer Jan van Eden in de ge
daante van den eigenwijzen buttler Wigson, of wij
waren thuis en wisten dat wij de oude klucht „Da'ar
liegen wij ons uit" te zien zouden krijgen.
Voor de heeren Van Eden en Van Dongen was
dat bekend terrein. Zij hadden ongeveer twaalf
jaar geleden dezelfde rollen in dit stuk onder de
beproefde regie van Job Kaart bij Haarlem's Too
neel gespeeld en wisten blijkbaar nog precies
hoe het moest. Wigson liep nog even gewichtig en
zwaarwichtig over het tooneel en lanceerde zijn
„Daar was ik juist mee bezig" nog op dezelfde ko
mische manier. De heer Van Eden bleek het nog
allerminst verleerd te hebben en speelde de rel
met de zelfde inwendige pret, als toen Job Kaart
nog de leiding had.
En ook de heer Van Dongen had de zoo zaakkun
dige lessen van zijn ouden regisseur niet vergeten.
Hij speelde Frank Fuller vlot en levendig en wist
ook uit den tekst alles te halen wat er in zat. Het
groote en vex-diende succes was dan ook voor de
heeren Van Eden en Van Dongen, waarbij xich nog
mevrouw Van Dongen voegde als mevrouw Brown.
Ook zij had het stuïc nog onder Kaart's regie ge
speeld, maar toen in een andere rol. Zij zette me
vrouw Brown stevig en vierkant op haar voeten
en was een kurassier van een vrouw al luisterde
zij naar den zachten naam van Martha om alle
mannen op de vlucht te jagen. Een werkelijk ko
misch gespeelde rol.
Het spreekt wel vanzelf, dat de anderen het bij:
deze „geroutineerde rotten" af moesten leggen. Me
vrouw Dreyer is een beproefde kracht. Zij speelt j
natuurlijk en vlot, al blijft zij zich zelf altijd wat
gelijk, en zij had met mevrouw Temple dan ook niet
veel moeite.
De heer Selman, dien wij al eens meer bij Van
Lennep hebben gezien, was wel niet zoo levendig
als Van Dongen, maar hij was toch lang geen slecht
tegenspeler. Zij vormden samen een niet onver
makelijk span. Mevrouw Selman lijkt mij een niet
onverdienstelijke dilettante. Ik zag haar doordat
ik niet langer dan tot de pauze kon blijven
slechts in één scène, maar dat was voldoende om
te constateeren dat zij zich gemakkelijk op de plan
ken beweegt en een prettige toon eel verschijning is.
Mej. Bulters was 'n schattig kamermeisje, maar
haar werk was louter decox-atief. John Brown moest
het niet alleen als man maar ook als acteur tegen
zijn stevige, vierkante vrouw afleggen en Captain
Sharpe maakte het ons wel zeer moeilijk in zijn
militaire en veroveraarskwaliteiten te gelooven,
maar bij Dorothy zoxx hij misschien toch succes heb
ben, omdat zij mij ook nog al timide en verlegen
van aai'd toescheen.
Van Dongen liet dit spel van vergissingen terecht
volkomen als klucht spelen en het, publiek, dat de
gx-oote zaal van den H. K. B. geheel vulde, had er
veel plezier ijt. en lachte hartelijk om al
deze onmogelijk verwikkelingen, vooral wanneer
de heer en mevrouw Van Dongen en de heer Van
Eden op het tooneel waren, zoodat Van Lennep wel
plezier van „Daar liegen wij ons uit" heeft gehad.
J. B. SCHUIL'
door
„Het Nederlandsch Tooneel".
Voor vijf bedrijven moge de inhoud van
„L'Ecole des Femmes" wat mager zijn, hoeveel
geest is er toch ook in dit blijspel van Molière'
Nu kunnen wij ons nauwelijks begrijpen, dat dit
stuk eens zoo veel aanvallen had te doorstaan,
dat Molière om zich te verdedigen men had
zelfs zijn particuliere leven er bij gesleept ge
dwongen werd de eomédie „La Critique de l'Ecole
des Femmes" die-ons in de opvoering van
Zaterdag helaas onthouden werd te
schrijven.
Het was vooral zijn .hekeling van de averecht-
sche paedagogie, die de natuur miskent en de
jeugd wil opleiden door totale onwetendheid,
welke de pennen tegen Molière in bewéging had
gebracht.
In deze hekeling is Molière op zijn best en dit
is wel het geestigste deel van zijn blijspel.
In Arnolphe, derx hoofdpersoon, onderkennen
wjj evenals in Alceste van „De Misanthroop"
een tragischen ondergrond. Molière heeft de tra
giek van den met een jonge vrouw getrouwden
ouderen man zelf ondervonden en pijnlijk toe
passelijk op Molière bijna als zelfspot klin
ken de waarschuwingen en raadgevingen van
Chrvsalde aan Arnolphe.
Wij hebben na de première te Amsterdam
indertijd uitvoerig over stuk en voorstelling ge
schreven en mogen dus nu kort zijn, te meer,
daar wij slechts de laatste twee bedrijven na
de pauze zagen. Dit is. niet het sterkste deel
van het blijspel, dat in het derde bedrijf zijn
hoogtepunt bereikt.
De bezetting was met uitzondering Van den
knecht, die nu door Guus Oster inplaats van Piet
Rienks werd gespeeld gelijk aan die te Amster
dam. Ook werd er in hetzelfde décor gespeeld.
Defresne heeft als regisseur het geheel in den
stijl van het hoogere blijspel gehouden en allen
blijven terecht ver van de caricatuur. Roe
mer geeft een uitstekenden tragi-komischen
Arnolphe, Palmers speelt met zwier den minnaar
Horace. en Ank van der Moer die een zoo
zwaren middag achter den rug had was van
een lieve argeloosheid als Agnes.
May Vollinga en Guus Oster maakten weer iets
aardigs van de meid en den knecht en Han Bentz
van den Berg speelde den notaris zeer burlesque.
De zaal was niet slecht bezet en het publiek
toonde zich dankbaar voor spel en stuk.
J. B. SCHUIL.
Tijdelijk 1Syo korting
op Stoomen en Verven
Groote Houtstraat 5a
(Adv. Ingez. Med.)
MUZIEK.
Men kan met recht aarzelen om van Kalman's
operette „Holland-weibchen" de Hollandsche om
zetting „Het Hollandsch wijfje" neer te schrijven,zoo
als het programma van het Nederlandsch Operette-
gezelschap ons die Zondagmiddag in den Haarlem-
schen Stadsschouwburg gaf. Ik meen, dat „Hol
land-vrouwtje" veel minder akelig klinkt. De hoofd
persoon is n.l. een Volendammertje, of liever een
Duistche prinses, die zich heeft vermomd om haar
prins, aan wien zij zal worden uitgehuwd zonder
hem ooit te hebben ontmoet, en die zelf evenmin
iets voelt voor zuk een huwelijk, de gelegenheid
te geven, haar te leei-en kennen. Het Duitsche vor
stendommetje ziet n.l. zijn prins de vlucht nemen
naarWijk aan Zee! Voila tout. En Kalman en
de zijnen hebben gebrak gemaakt van de gelegen
heid, om 't aardig effect der Volendamsche kleeding
te brengen op het tooneel. De buitenlander smult,
de Hollander vindt het tenslotte, om geen Nurks te
zijn, toch ook wel aardig. Inderdaad is het contrast
tusschen de Excellenties ginds en de Grietjes en
Japen hier heusch nog zoo kwaad niet op het too
neel, vooral niet waar de spelers van dit Gezelschap
de gezonde sfeer van het visschersvolk zoo prettig
weten te brengen. Had ook niet de opera van Jan
Blokx, den Vlaming, het succes met zijn mooie werk
„De Bruid der Zee" goeddeels te danken aan zulk
een aardige vondst?
Die sfeer van het visschersvolk. Was niet de mid-
'XiÊXe
(Adv. Ingez. Med.)
Ank van der Moer in „Zonder bericht". Zij begon haar tournee als voordracht
kunstenares Zaterdag in den Baarlemschen Stadsschouwburg. Een Haarlemsche
première dus.
.(Foto Fax Holland.).
denacte het best, van al? Heeft men niet juist daai
het meest geklapt en het meest genoten? Hier
was Dox~a Witt, die als gast de Prinses vertolkte, op
haar allerbest. Waarlijk, daar waren momenten die
mén gaarne nog eens zag herhaald, en dat geldt
zeker niet minder voor Coby Fabel, die de hofdame
(Baronesse Elly v. d. W.) voor haar rekening had.
Dat was gelukkig en natuurlijk samenspel met en
benevens frisschen prettigen zang. En zeker was hier
Fer van Zijp (als Dr. Udo von Stolzel) niet minder
gelukkig dan in de hofscène, en H. Wieiinga niet
minder op zijn plaats als in het eerste bedrijf als
Kamerheer Von Stopp. Met hen deelde hier ook
het succes Jac. Gosen als Prins Paul. Dat hij per
soonlijk niet aansprakelijk is voor fraaie' vertalingen
als „Ja, maar Paultje, die is verzwonden" spreekt
van zelf. Maar hu ik aan 't critiseeren raak, wil
ik toch de opmerking over 't vex-zorgen der uit
spraak, die voor 't meerendeel der spelers geldt,
niet in de pen houden. Werd zij niet vërzox-gd? In
tegendeel, soms al te zeer. Zoo hoorde men „waz-
ziek" voor „was ziek", dat hier phonetisch moet
zijn „wassielc". Diezelfde stroopmakerij der scherpe
medeklinkers was te hooren bij „met zorg" dat
klonk als „medzoi-g". Zoo dóórgaande komt men
tenslotte aan het beruchte „medzuiker" dat ons uit
de hoofdstad is aangewaaid.
Het is vervelend, dat critiseeren, want het zou
bij den lezer den indruk kunnen wekken van een
minder geslaagde uitvoering. Niets is minder waar.
Vex-ving de dirigent, Jac Zwaan, Willem Rettich
(door tijdsomstandigheden gedwongen uitstedig te
zijn) niet hoogst verdienstelijk? Hij toch durfde
het aan Kalman's lang niet gemakkelijke partituur
onder handen te nemen en deze opvoering mogelijk
te maken; een daad, den kunstenaar waardig. Dat
het hem niet overal gelukte, het tempo vlot en le
vendig te houden waar dit pas gaf, ligt voor de
hand. Maar het orkest, uit eerste krachten samen
gesteld, was hem zeer ter wille, en dat zegt alles:
het begreep dat het den dirigent zou gelukken, een
goede uitvoering te geven en het handelde daar
naar. Zwaan deed alles geheel belangeloos.
De nog niet genoemde meespelenden (Truus
Gosen, Kees Reijendam, J. Rabenberg, G. Stegwee)
waren in de hun toebedeelde rollen juist op hun
plaats. En de regie? Hiervan heeft Jac. Gosen alle
eer. Onder de vele mooie scènes wil ik niet on
vermeld laten den rei der zeven bruidjes, waarover
heel even de adem woei van een Botticelli. En Mon
teverde zou hieraan zijn vreugde hebben gehad.
Hoe toch kón deze ontroering over ons komen? Het
is de onopzettelijkheid, de natuurlijkheid, die ge
lukkig nog het eigendom is van dilettanten.
G. J. KALT.
PIANO en ORGEL stemt
F. MOLENAAR, ƒ5.p. jaar, 4 keer. Repareert,
stemt, ook buiten de stad. Telef. 13795, Schalk-
burgergrapht 38, Haarlem-Noord.
(Adv. Ingez. Med.)
Haarlemsche Bachvereeniging.
Lang geleden spqelde eens een oxxzer vooraan
staande musici wie, dat doet er niet toe, want hij
behoort niet meer tot de levenden mij een eigen
compositie uit zijn jonge jaren voor, en, openhartig
als hij steeds was, vertelde hij daarna, dat hij die,
toexx ze pas xiieuw was, eens aan het oordeel vaxx
Brahms had onderworpen. Brahms had er toen, zei
hij me, het volgende over opgemerkt: „Als men dit
stuk speelt, is het alsof men een mooie wandeling
vol afwisseling maakt: hier komt men door een lie
felijke, daar door een wildere, en tenslotte door een
bekende streek". Dat „bekende" was een kleine
steek, maar, zooals.me bleek, een steek, die steek
hield.
Nu zal men misschien vragen, wat deze inleiding
met het Zondagmiddag gegeven Bachconcert te ma
ken heeft. Welnu, op dien namiddags was het me,
alsof Eduard van Beinum, het Concertgebouw
orkest en de violist Ernil von Telmanyi ons een
reeks muzikale tochten lieten maken door allerlei
mooie streken, die door 'hex-haaldelijke kennisma
king ons lief en dierbaar zijn geworden; van die
streken waar men elke kronkeling des wegs (zoo
zeide Potgieter dat), elk vei'schiet kent, maar van
welker schoonheid men telkens weer met nieuwe
vreugde de indrukken ondergaat.
Zoo was het met Beethoven's „Fidelio"-Ouver-
ture, met. Schubert's „Unvollendete", met Debussy's
„Prélude a l'Après-midi d'un Faune" en met
Brahm's Vioolconcert gesteld. De eerste drie dezer
vier werken werden vóór de pauze gespeeld; het
Vioolconcert daarna.
In de uitvoeringen was stijging, zoowel wat iedere
afzonderlijk als wat de reeks betreft.
Het Allegro der Ouverture mocht naar de mee
ning van enkelen wat tam aangevangen zijn; juist
daardoor kon Van Beinum de spanning voortdurend
verhoogen om haar in de stretta van het slot te
doen culmineeren. De wandeling door het eerste
hoofddeel van Schubert's Symphonie voerde nog
langs enkele eenigszins mile paden, maar van het
Andante con moto ondergingen we de pure schoon
heid zonder eenige belemmering of nevengedachte.
En de uitvoering van Debussy's werk vormde het
hoogtepunt van feillooze en suggestieve vertolkings
kunst. We bleven daarbij in dezelfde hoofdtoon
soort, die Schubert's Andante beheerscht en toch
zou elke poging om een voorkeur te vinden falen.
Hoe verschillend -ook beide stukken zijn er ligt
een tijdruimte van driekwart eeuw tusschen hun
ontstaan een geniale openbaring is elk van beide.
Emil v. Telmanyi's vertolking van het Vioolcon
cert schonk in het eerste Allegro geen algeheele
bevrediging. Technisch was lang niet alles even
verzorgd en langs de mooie melodische gedeelten
voerde hij ons zonder blijk te geven dat hij er zelf
door ontroerd werd. Er was een koele objectiviteit
in dit spel, die we van een Hongaar niet vex-wacht
hadden. Een zeer merkwaardige cadens speelde de
solist in dat hoofddeel, n.l. de door Busoni gecom
poneerde; merkwaardig niet alleen omdat de pau
ken geruimen tijd door een meestal zeer zachten,
doch bij wijlen aanzwellenden roffel een orgelpunt
als onwrikbare harmonische basis onder de thema
tische fantasieën van het solo-instrument vormen,
maar ook omdat verderop de strijkinstrumenten van
het orkest, eerst de lage, dan successievelijk de
overige, zich in het spel mengen en aldus de in
trede van den epiloog der coda voorbereiden. Nu is
deze gang van zaken wel ongewoon al heeft ook
Beethoven in zijn eigep cadens bij de'pianotrans-
scriptie van zijn Vioolconcert de pauken een woordje
doen meespreken maar we moeten erkennen,
dat Busoni zich streng aan het thematische mate
riaal van het eerste hoofddeel heeft gehouden; dit
is natuurlijk op prijs te stellen. Daartegenover zou
ik als mijn persoonlijken indruk kunnen stellen,
dat de voorbereiding der coda, hoe logisch en vol
komen aansluitend zij ook is, de verrassende wer
king van dien als uit den hemel dalenden epiloog
verkleint.
Het Adagio van het Vioolconcert speelde de solist
met bijzonder mooien en krachtigen toon en met
consciëntieuze inachtneming van elke nuance die
Brahms voorgeschreven heeft. Hier klonk alles
zuiver en weloverwogen en werd ons een puur mu
zikaal genot geschonken. De solo-hoboïst van het
orkést had daaraan ook zijn werkzaam aandeel; ik
kon zijn vertolking zeer waardeeren, hoewel de toon
der Stotijnsche school mij meer ontroert. En in het
Allegro giocoso gaf Telmanyi meesterlijk spel: strak
en beheerscht en toch stuwkrachtïg. Zijn succes was
gróót; Van Beinum, die voortreffelijk gesecondeerd
had, deelde ei* in. Ook de solofluilist Barwasser
werd om de schoone vertolking van zijn partij in
Debussy's Prélude warm toegejuicht..
Ik sluit me bij deze verdiende huldigingen gaar
ne aan.
K. DE JONG
De ruïne van het Club- en kleedlokaal der Maas-
trichtsehe hockeyclub M. H. C., dat het tegen
den storm heeft moeten afleggen. Het werd
door twee omwaaiende boomen geraakt.
(Foto Het Zuiden.)
Boek- en Prentkunst in liet
Frans Halsmuseum.
Zondagmiddag is in het Frans Hals museum ta
Haarlem een belangrijke tentoonstelling van Hol
landscheprentkunst en goede, zelfs bijzonder fraaie
exemplaren van moderne drukkunst geopend. Za
blijft tot eenige dagen na Sintex'klaas geopend en
werd georganiseerd door de Haarlemsche Vex-eeni-
ging „Voor de Kunst", die het werk van „Kunst
aan het Volk" voortzet. Daardoor kan ze op een
vijftienjarigen nuttigen arbeid in onze stad terug
zien en de thans ingerichte expositie als een jubi
leumsdaad worden beschouwd.
De voorzitter van „Voor de Kunst", dr. A. van
der Boom, heeft in zijn openingswoord allereerst
het gemeente bestuur, dat door wethouder M. A.
Reinalda vertegenwoox-digd was, bedankt voor het
beschikbaar stellen van de zaal, zoowel als voor
de meermalen ondervonden belangstelling en steun
bij genoemd bestuur ondervonden. Ook den heer G.
D. Gratama dankte dr. van der Boom, voor de hulp
door hem bij de inrichting der expositie persoon
lijk en met zijn staf verleend. Tenslotte werd oolc
dank gebracht aan de inzenders, waarbij de spre
ker er op attent maakte dat zij allen door „Voor
de Kunst" genoodigd waren, doch overigens in hun
inzendingen waren viij gelaten. En een bijzonder
woord van dank werd ten slotte gewijd aan de vier;
mannen, die zich speciaal voor de boekkunstmzen-
ding verdienstelijk hadden gemaakt waardoor da
oude eetzaal van het vroegere weeshuis thans tot
een klein museum Plantijn herschapen was.
De officieele opening der expositie geschiedde
daarna, op verzoek van dr. van der Boom, door den
heer Gratama, die de vriendelijkheden aan zijn
adres, door den voorzitter geuit, reciproceerde en
der tentoonstelling het alleszins verdiende succes
toewenschte.
De vier mannen, bovenbedoeld, dragen in de we
reld van het schoone boek, klinkende namen: da
letterteekenaar en meesterdrukker S. H. de Roos
laat in vitrines keur van zijn productie zien; niet
minder verzot op de mooie pagina is de voor de
firma Enschedé arbeidendeJ. van Krimpen. Mr.
van Royen, een der eerste promotors der fraaie»
boekverzorging hier te lande en stichter van zijn
private presses, waarvan de uitgaven thans tot de
kostelijkste en kostbaarste in de bibliophielenwe-
eld zijn gaan behooren, vormt den „Dritte irn
Bunde" tex-wijl het quartet voltooid wordt door den
uitgever Stols, wiens roem hier ook niet verder be
zongen behoeft te worden en die hier onder anderai
ook zijn jongste creatie, het kwartaal-schrift Hal
cyon, in ons blad-besproken, exposeert.
In de groote zaal ontmoeten wij keur van Hol
landsche houtsnijders, lithografen en etsers, als wij
ons niet bedriegen zonder uitzondering leden van
de Vereeniging voor Grafische Kunst en dus voor
de prentkunstliefhebbers geen onbekenden. Wel
echter zagen wij bij een eersten, overzichtelijken,
rondgang van velen hunner nieuwe werken, zoodat
ook hij, die meent op de hoogte te zijn, voldaan
over vele verrassingen huiswaarts keert.
Om voorloopig slechts enkele groepen te noe
men, zouden wij op de inzendingen willen wijzen
van Moulijn, thans waarschijnlijk de nestor der
artisten-graveurs en reeds medewerker aan de
oude Nederlandsche Etsclub, die in de jaren tachtig
van de vorige eeuw het réveil der oorspronkelijke
prent inluidde. Stellen wij tegenover hem de in
zending van een der jongsten, wier werk succes
oogstten, Nico Bulder, wiens groep zeer uitgebreid
en interessant is. Tusschen beider leeftijden liggen
denkelijk veertig jaar, waarin allerlei gestalten
lichtingen, neigingen, tot rijpheid en bekendheid
kwamen: noemen wij, een lossen greep doend, den
fantastisch-arehitectonischen Esscher, den grotesk-
filosophischen De Mesquita, den charmeerenden,
al jaren in Den Haag levenden Duitscher Alfred
Löb, den meester-lithograaf Van Dobbenburgh, den
straffen, soms te dorren houtsnijder Dixie Nijland,
de uiterst kundige Deborah Duyvis om van de
jongste generatie mannen als Dirk van Gelder, Van
Heusden (hier ditmaal met zeer opmerkelijk werk
aanwezig) Levigne en Kuno Brinks te noemen. Ik
weet dat ik er oversla, die in meerdere of mindere
mate gelijkwaardig aan de genoemden zijn, doch
het bovenstaande zal reeds voldoende wezen om de
liefhebbers van een mooi stuk grafisch werk naar
het Frans Halsmuseum te doen gaan, en er zich van
te overtuigen dat een goede prent beter is dan een
slecht schilderij.
J. H. *DE BOIS
O LEERZAAM
speelgoed
Weert voor
van
Nooitgedacht en
Sleiff-Artikelen
de Baby
Artegang 46
(Adv. Ingez. Med.)
Heden:
MAANDAG 18 NOVEMBER.
Frans Hals Museum. Tentoonstelling „Kunst zij
ons doel", 104 uur.
Frans Hals Theater: Stjenka Rasin, 2.30, 6.30 en
.45 uur.
Palace: Watt en Half Walt als: Comedianten. 2,
1.30 en 8.45 uur.
Lux or: Blonde Carmen, 2.30, 6.30 en 8.45 uur.
Rembx-andt Theater- De Kribbebijter, 2.30. 6.30
en 8.45 uur.
DINSDAG 19 NOVEMBER.
Gemeentelijke Concertzaal: Paedagogisch volks-
concex-t H.O.V., 7 uur.
Bioscooptheaters: Voorstellingen des middags en
des avonds.