De rede van den
Rijkscommissaris.
N.V. De Kennemer Bankvereenlging
Mijnheer Pim...'
Bij het afscheid van
Lieven Duvosel.
AGENDA.
MAANDAG 23 NOVEMBER 194Ö
HA A RE EM'S D'A'GBEAD
2
(Vervolg van pag. 1.)
Gemeenschapsgevoel van een volk.
Ziet gij, daaruit vloeit dan dit gemeenschaps
gevoel van een volk voort, dit is de belevenis die
wij thans in Duistchland hebben. Ik zag dit op
dat ook gij, Nederlanders, deze belevenis zult
krijgen. Het is bij ons niet zoo, dat wij de goede
recepten die wij hebben, alleen voor ons zelf
willen houden. Tegenover u in ieder geval niet.
Tegenover u geven wij de beste recepten rustig,
want wij wenschen dat ook gij een zeer hecht
aaneengesmeed gemeenschapsvolk zult worden,
waarbij de eer van den arbeid en ook de eer
van het bloed op den voorgrond zal staan.
Wij, het Duitsche volk, hebben ons hervonden.
Wij willen nooit meer iets als het internationa
lisme. Wij hebben 1914 beleefd en 1918. Niemand
is voor ons opgestaan, toen na velsche voorspie
gelingen het dictaat van Versailles werd gesloten
en alles wat vroeger gesproken had over wereld
verbroedering, heeft zich op ons geworpen. Wij
waren uitgeleverd, wij stonden aan den rand van
den afgrond en toen heeft God ons een man ge
geven, zij het ook den grootsten, die ons Duitsche
volk ook ter wereld heeft gebracht, onze Führer,
Adolf Hitler.
Toen hebben wij geleerd dat het belangrijkste
het volk is en de gemeenschap van het volk. Wij
blijven niet in de gemeenschap staan. Wij weten
dat deze gemeenschap is ontsproten uit gemeen
schappelijk bloed en wij weten dat dit bloed een
nog grootere ruimte vult, dat is de ruimte der
Germaansche volkeren. En wij voelen de bijzon
dere verantwoordelijkheid voor deze volkeren
van Germaansch bloed. Wij willen onze ervarin
gen niet voor ons zelf houden.
Of gij er gebruik van wilt maken is uw zaak,
maar wij willen, wat wü aan ervaring verwor
ven hebben, u ter beschikking stellen, daar wij
niet willen dat ook gij dezen bitteren weg moet
gaan en daar wij wenschen, dat gij deel zult heb
ben aan deze groote inzichten, die wij in den bit-
tersten strijd hebben verworven.
Daarom zeg ik u: ook voor u geldt de eer van
het bloed en de eer van den arbeid.
Nooit meer toegeven.
Ik beken volkomen openlijk, dat wat wij u
♦ooi-eerst brengen, beperkingen zijn. Het is vol
komen juist, dat gij vroeger voor September 1939
en ook voor Mei 1940 uiterlijk beter hebt geleefd.
Maar gij weet ook, dat wij om ons bestaan strij
den en daarom mag ons de duur van dezen strijd
riet afschrikken. Wij stellen ons er daarom op in,
dat deze oorlog nog jarenlang kan duren, maar
wij zullen nooit meer toegeven. De geschiedenis
heeft ons slechts eenmaal zwak gezien in 1918,
daarom schakelen wij ons thans om op deze levens
houding, opdat wij volhouden, hoelang de oorlog
ook moge duren. Dat heeft tengevolge dat wij
juist u, den arbeiders, niet datgene kunnen bren
gen, wat wij willen, maar dat wij zeggen moeten:
deze lotsgemeenschap begint met beperkingen.
Wanneer gij terugdenkt aan de jaren 1917 en
1918, zult gij constateeren, dat gij toen onder nog
veel moeilijker omstandigheden hebt geleefd dan
thans en toen waart gij niet betrokken in deze
groote gebeurtenis. Gij hebt toen den tijd doorstaan
en ik geloof dat de nuchtere nadenkende Neder
lander zich in zijn houding niet door deze uiter
lijkheden zal laten beïnvloeden.
Gij kunt er echter verzekerd van zijn, dat gij
op geen enkele wijze slechter zult leven dan het
Duitsche volk, dat het op zich neemt te strijden
voor een betere toekomst. Het gaat erom, of de
85 millioen Duitschers in de toekomst kunnen
leven en niet afhankelijk zijn van de willekeur
van anderen. Wanneer in dezen strijd om het be
staan het lot zich ook tot u gewend heeft, moet
gij dit voor oogen houden: het gaat hier om het
bestaan van een volk van 85 millioen menschen
die natuurlijk niet zullen ondergaan in dezen
strijd omdat de Nederlanders niet betrokken wil
len worden in de wereldgeschiedenis. Dat kunt
gij van ons niet verwachten.
Dat gij dit lot, dat deze 85 millioen Duitsche
menschen voor zich bevechten, kameraadschappe
lijk zult deelen, dat verklaar ik en dat is ook de
opdracht, die ik van den Führer gekregen heb.
Wij hebben hier uitstekende menschen gevon
den, die van Germaansch bloed zijn. Zij zijn
thans iu hun leidende lagen voor een deel tegen
ons en voor Engeland. Dat staat hiermede in ver
band, dat gij een groot koloniaal rijk hebt, dat
gij zelf met uw negen millioen niet kunt verdedi
gen en voor welks verdediging gij meende u te
moeten verlaten op de Engelsche vloot. Maar het
volk is een Germaansch volk en daarop letten
wy.
Waar het gaat om de belangen van het Duit
sche Rijk, moet ik hard blijven en daar moogt
gij ook in de toekomst mij geen verwijten voor
maken. Het is echter opdracht van den Führer,
zorg te dragen voor het Nederlandsche volk en
daarmede is alles gezegd. Een opdracht van den
Führer is voor ons het hoogste gebod. Maar deze
zelf is voor ons ook een hartewensch. Wij willen
de groote lotsgemeenschap der Germaansche vol
keren opbouwen, opdat onze kinderen eenmaal ge
lukkig zullen kunnen leven.
Het is volkomen verre van mij, politieke pro
paganda te maken. Welk politiek besluit gij neemt,
is uw eigen aangelegenheid. Toestanden die den
lOden ftlei konden doen ontstaan, zullen wij niet
dulden. Hoe gij overigens handelt, is uw zaak.
Wat wij willen is u een levend voorbeeld geven
van de gemeenschap van een volk. Dat een deel
van het Nederlandsche volk niet begrijpt waarom
het gaat, moge de tyd goedmaken. Een ding kunnen
wij echter niet vergeten en dat is dat de Führer
in uw Nederlandsche dagbladen is bespot. Dat
heeft ons pijn gedaan en dat kunnen wij niet dul
den, want wij staan in voor onzen Führer. Gij zelf
echter hebt niet kunnen inzien wat voor een man
onze Führer is en ik heb daarom besloten een
brochure te laten samenstellen, waarin de Führer
is afgebeeld. Gij ziet hoe de Führer werkelijk is.
Ik wil alleen een beeld geven van den mensch.
dezen oneindig goeden en grooten, maar wanneer
dat noodig is, ook harden mensch. Dat is onze
Führer. Wanneer gij dezen beelden verstaat, zult
gij ons verstaan en dan zult gij het huidige
Duitschland hegrijpen.
Dat wilde ik bij deze gelegenheid zeggen en
ik begroet u door uitdrukking te geven aan den
wensch, dat dit huis voor hen, die de eer van den
arbeid en van het bloed kennen, een gebouw zal
zijn, waar zij steeds raad en hulp kunnen vinden.
Ik begroet u met den wcnsch, dat het werk, dat
gij geschapen hebt, een bouwsteen zal zyn voor de
kameraadschap, die voortvloeit uit de lotsge
meenschap van de eer van het bloed en de eer
van den arbeid.
Met deze woorden besloot de Rijkscommissaris
zijn rede.
Op den tweeden dag van zijn bezoek aan Zuid-
Limburg bezocht de Rijkscommissaris Duitsche
scholen in Spekholzerheide, Heerlerheide en
Hoensbroek, waar hij de klassen binnen ging en
zich met de kinderen onderhield. Tot slot bezocht
hij met zijn begeleiding het „Deutsche Heim" in
Hoensbrcek.
HOUTPLEIN 8
VERHUUR VAN
IN ONDERGRONDSCHE
TEL. 13829 (3 LIJNEN)
SAFE-LOKETTEN
LIPS' KLUIS
(Adv. Ingez. Med.)
HET TOONEEL
DE HAARLEMSCHE
TOONEELCLUB.
WEER EEN MAN TE WATER.
Zondagavond kwart voor twaalf is een 39-ja-
rige voetganger, door de duisternis misleid, in liet
water van den Gasthuissingel te Haarlem ge
vallen. Hii wist zichzelf te redden. Door een sur-
veilleerend politle-agent werd de man, die geen
letsel gekregen had, naar zijn woning gebracht.
De voorzitter van de Haarlemsche Tooneelclub,
Mr. Julius Hoog, opende de eerste voorstelling in
dit seizoen, welke Zondagmiddag in den Stads
schouwburg gegeven werd, met een woord van her
denking van den man. die zoo lang zijn groote ta
lenten aan deze club had gewijd en er vele jaren
een der steunpilaren van was geweest, den op den
14den Mei bij de verdediging van den Grebbeberg
gesneuvelden majoor W. P. Landzaat. Dit ernstige
woord heeft vooral een diepen indruk gemaakt op
de oudere leden, die Landzaat nog in zijn volle
kracht hebben gekend en hem niet alleen een hooge
achting hebben toegedragen als voortreffelijk speler
maar ook en vooral als warm-voelend, supe
rieur mensch. Dit woord wij voelden het allen
moest gesproken worden op dezen eersten H. T. C.-
middag na Mei en wij, Landzaat's oude vrienden,
zijn er den heer Hoog erkentelijk voor.
Na deze ernstige inleiding was het woord aan
„Mijnheer Pim7". Mijnheer Pim was voor ons geen
onbekende. Wij hadden hem vroeger al eens meer
zien passeeren, eerst in een voorstelling van Hef
Vereenigd Tooneel onder leiding van mevrouw
Ranucci-Beckman en later als voorspel van „De
Brand in den Jongen Jan" door Henri de Vries. Dit
luchtige blijspelletje van A. A. Milne, dat gebouwd
is op een vergissing van mijnheer Pim, die enkel
door een naamverwisseling bijna een huwelijk in
de war had gestuurd en mevrouw Olivia Marden
tot bigamiste zouden hebben doen proclameeren,
moeten wij nemen voor wat het is: een luchtig ge
valletje, een zeepbel, die als ze even heeft rondge-
zweefd, uit elkaar spat en dan in het niet verdwijnt.
Je moet het vooral niet critisch beschouwen, want
dan zou je je de vraag gaan stellen, hoe Olivia nog
eenig respect kan hebben voor haar man, George
Marden, nadat hij zich in het tweede bedrijf zoo'n
uitgedroogden philister heeft getoond. Milne heeft
ons enkel maar 3 bedrijven willen amuseeren met
een komische situatie, die door de vergissing >.an
Mijnheer Pim ontstaat en dit lukt hem vooral door
zijn grappigen, nu en dan zelfs geesügen dialoog,
wat altijd de kracht van de Engelsche tooneelschrij-
vers is.
De stampvolle zaal heeft zich dan ook opperbest
vermaakt met dit luchtige en vluchtige blijspelle
tje, dat door de H. T. C. uitstekend werd gespeeld.
Alle rollen waren zonder uitzondering zeer geluk
kig bezet en Wim Paauw had het geheel voortref
felijk geregisseerd.
De heer Mr. M. C. Wijt en mevrouw M. Bol-
dingh waren George en Olivia Marden, het echt
paar, dat door de schuld van Mijnheer Pim bijna
geen echtpaar was gebleven. Mevrouw Boldingh
zag ik nooit beter dan gistermiddag. Zij speelde
volkomen in den comedietoon, zeer geestig en met
fijne ironie. Hoe puntig en raak zei ze haar tekst,
zonder eenige nadrukkelijkheid en toch zoo, dat
elke aardigheid over het voetlicht kwam. Het was
perfect. De heer Wijt ging meer den kluehtigen
kant uit en men vroeg zich af, of naast deze zeer
gedistingeerde Olivia George o.a. met zijn grime
wel volkomen paste. Maar in deze opvatting was
de heer Wijt weer allervermakelijkst, levendig en
aldoor het tooneel vullend. Hij heeft veel bijge
dragen tot het lachsucces van dezen middag.
Mejuffrouw A. Bierens de Haan was een gezonde,
prettige Hollandsche zus, zoo opgewekt, dat haar
vroolijkheid aanstekelijk werkte. Een alleraardigst
en vooral natuurlijk gespeelde rol.
De heer W. van der Mandele was de verloofde
van dit vroolijke ding en hij wist de rol op peil te
houden. Mevrouw Naessens-Vreeburg typeerde raak
de opgeprikte, stijve Julia Marden en mej. Schmal
was een snoezig dienstmeisje. En dan was er Mijn
heer Pim, de passeerende Mijnheer Pim, die bijna
zonder zijn schuld zooveel onheil in het hu
welijk van den heer en mevrouw Marden had ge
sticht. De heer L. van den Broek maakte van dezen
altijd afwezigen, goedigen Mijnheer Pim kortweg
een creatie, zoodat ik mij dezen „vluchtigen" heer
nauwelijks beter gespeeld kan denken. Hoe fijn bij
voorbeeld waren die handbewegingen, hoe grappig
dat schichtige kijken, hoe voortreffelijk telkens zijn
entrees. Het knappe was, dat deze mijnheer Pim
hoe koddig ook als persoon geen carricatuur
werd.
Ik roemde reeds de knappe regie van Paauw. Wal
werd bijvoorbeeld door allen uitstekend gesproken!
Geen woord ging er in de zaal verloren daar mo
gen vele beroepsacteurs een voorbeeld aan nemen
en elke zin kreeg zijn juiste accent.
De voorstelling die ook door vele „jongens"
van Kareol werd bijgewoond had een zeer groot
en verdiend succes. De stampvolle zaal was een be
wijs, dat de H. T. C. zelfs in dezen tijd in bloeien-
den toestand verkeert.
J. B. SCHUIL
CENTRAAL TOONEEL.
Hamlet.
„Hier brak een edel hart" zegt Horatius bij het
lijk van Hamlet en Fortïnbras' laatste woorden zijn:
„Hij zou zeker een koning zijn geweest".
In dezen geest heeft Gysbert Tcrsteeg Hamlet
ook gespeeld. Hij was een nobele figuur en stond
boven zijn omgeving door zijn waarlijk vorstelijke
houding. Het is mogelijk, ja zelfs waarschijnlijk,
dat Tersteeg de rol later nog verdiepen zal, ma3r
zal hij dan niet verliezen aan spontaniteit in zijn
spel en san bezieling?
„Een bezielde Hamlet, jeugdig in houding en uiter
lijk, rijp door de slagen die het leven hem heeft toe
gebracht". schreef ik na de première te Amster
dam. Tex-steeg heeft de Hamlet-figuur geheel door
leefd en hij geeft hem ons met al zijn flitsende wis
selingen in gebaar, stem en houding in schoonheid,
zoodat zijn spel ook een aesthetisch genot schenkt.
Met Hamlet kreeg Gijsbert Tersteeg de groote
kans van zijn kunstenaarsleven. die hij niet voor
bij heeft laten gaan. Wy hopen later hem nog eens
in een omgeving te zien, die dezen Hamlet volko
men waardig is. Want een gave, imponeerende
Hamlet-opvoering is dit ondanks den verrassend
goeden Hamlet toch niet geworden.
Daar zijn allereerst de door Arend Hauer ont
worpen décors. Deze tooneelbouw moge het voor
deel bieden, dat het spel ononderbroken door kan
gaan een voordeel, dat wij zeker niet gering
schatten we dachten bij die leelijke gele gordij
nen en die smalle openingen meer aan alkoven van
een derde klas pension dan aan een Koninklijk
Hof in de Middeleeuwen.
Ook aan het spel ontbrak nog al iets. Verkade, die
de regie heeft gevoerd, was nu voor het eerst Ko
ning Claudius, aan wien hij al heel weinig teekening
gaf. Elly van Stekelenburg speelde en zegde ook
haar verzen veel beter dan Verkade, maar zij miste
te veel vorstelijke allure en was ook te klein naast
dezen langen koning. Waarom heeft men voor deze
rol Louise Kooiman niet gevraagd?
Dick van Veen heeft wel wat een al te kluchtige
opvatting van Polonius. In die opvatting was zijn
spel en vooral zijn dictie zeer geestig, maar Polo
nius is toch ook de man, die aan zijn zoon Laertes
dien raad vol wijsheden medegeeft op reis en dus
werkelijk niet uitsluitend een oude, trippelende zot.
Adrienne Canivez heb ik als Ophelia wel kunnen
waardeeren, vooral in haar waanzinscène, die zij
teer en suggestief speelde. Ko van Dijk was een wel
vurige Laertes, maar o, o, wat een spraakgebreken
heeft deze jonge acteur!
De edellieden aan het Hof misten bijna allen
met Horatius aan het hoofd aristocratische gra
tie en het malheur bij de begrafenis van Ophelia
was heel pijnlijk. Zoo ontbreekt er nogal wat aan
deze Hamlet-opvoering, al staan daar ook goede
dingen, zooals een voortreffelijke doodgraver van
Matthieu van Eysden, de indrukwekkende geest
van Hamlet's vader van Jacques Snoek, een goede
tooneelspeler van Hamburger, tegenover.
Maar de vele onvolkomenheden in deze voorstel
ling vergeten wij gaarne voor de winst van den
nieuwen, jongen en bezielden Hamlet. Gijsbert Ter
steeg geeft beteekenis aan deze opvoering, die dank
zij hem een zoo groot succes is geworden. Onze
Stadsschouwburg was Zaterdagmiddag zeer goed
bezet en het publiek heeft aan het slot Tersteeg
warm en langdurig toegejuicht
J. B. SCHUIL
HET NEDERLANDSCH TOONEEL
Tooneelspeelster.
De komedie van Roland Schacht geeft ons niet
de karakteristiek van een groote tooneelspeelster,
zooals het programma beloofde. Daarvoor heeft de
schryver Stella Anderson te veel in een uitzonde
ringspositie geplaatst, door als rivale in de liefde.
haar dochter tegenover haar te plaatsen. Wij kregen
hierdoor al te greve effecten in dit stuk, die culmi-
neeren in de scène, waarin Stella Anderson haar
bezoekers en bezoeksters uit de kleedkamer jaagt
op een wijze, die meer aan een vischhal dan aan een
schouwburg doet denken. Roland Schacht heeft te
veel geofferd aan effecten en daardoor zijn stuk
niet geloofwaardig gemaakt. Het blijft bijna aldoor
tooneel en wordt niet tot werkelijkheid.
Mevrouw Duymaer van Twist heeft den schrijver
ook geen dienst bewezen door haar woede-uitvallen
en die zijn er nogal eens in dit stuk zoo on-
beheerscht te spelen. Het werd nu soms bijna een
krijschen. Eigenlijk jammer, omdat er ook zoo veel
moois in haar spel was, vooral in de verhouding van
Stella Anderson tot haar dochter. De groote scène
uit Medea speelde zij in grooten stijl.
Wie wij in alle opzichten bewonderd hebben, is
Myra Ward in de rol van Maria. Wat was dat fijn,
warm en gevoelig van actie! Hoe mooi was ook
haar luisteren en haar stille spel! Myra Ward is op
weg een onzer beste jonge actrices te worden.
Aline Markus had veel plezier van haar rol van
juffrouw Fuchs, de „parodjste". Zij speelde die mis
schien 'n tikje te gechargeerd, maar toch ook gees
tig. Lena Kley was aardig en natuurlijk als de kleed
ster. De heeren-rolen zijn door Roland Schacht zoo
verwaarloosd, dat ze niet veel meer dan sprekende
figuranten zijn. Alleen Roemer had als de theater
directeur een wat dankbaarder rolletje, maar een
modern directeur was hij zeker niet.
Wij moesten de openingsscène tusschen Cor Her
mus en Mien Duymaer van Twist missen, doordat
de heer Hermus den trein had gemist. Veel is het
publiek naar ik mij herinner van de première te
Amsterdam niet tekort gekomen en Jan van
Ees leidde het stuk handig in.
Het publiek toonde zich Zaterdagavond in onzen
Stadsschouwburg dankbaar voor stuk en spel. Tot
de bezoekers behoorden ook de gewonden van Ka
reol, die het balcon bezetten en evenals reeds
meerdere malen door den heer Deinum waren
uitgenoodigd tot het bijwonen van deze vooi-stelling.
Voorwaar een zeer sympathieke geste van de di
rectie van onzen stadsschouwburg.
J. B. SCHUIL
Op de Zondagmiddag gehouden afscheidsreceptie
hebben verscheidene sprekers den scheidenden
kunstenaar Lieven Duvosel gehuldigd. Men heeft
zijn genialiteit als toondichter, men heeft ook zijn
eigenschappen als mensch en in 't bijzonder als
strijder voor de zaak der Vlamingen in 't licht
gesteld.
Het ligt niet in mijn bedoeling hier een levens
schets van Duvosel te geven; want dit zou alleen
kunnen uitloopen op een poging tot concurrentie
in letterkundgen vorm met wat Duvosel reeds
zelf drie jaar geleden, in toonkundige vormen neer
legde: van zijn in 1937 voor orgel geschreven en
door Flor Peeters hier gespeelde „Levensschets"
karakteriseert het Prelude zijn jeugd, het Choral
zijn e,loof, hoop, liefde en vertrouwen. De Dubbele
Fuga zijn levensstrijd. Maar enkele grepen uit de
korte autobiografie, die in het programma van
het aan werken van Duvosel gewijde, 21 Nov. 1937
door het mannenkoor „Die Spaerncsanghers" ge
geven eereconcert voorkomt, mogen hier een plaat:
vinden.
Wij zien daaruit, dat Duvosel (geb. 14 December
1877 te Gent) reeds zeer jong in de muziek inge
wijd werd; dat hij op 7-jarigen leeftijd zijn stu
dies begon aan het Gentsche Conservatorium en
daar verschillende prijzen en onderscheidingen
voor solfège, piano, harmonie, contrapunt, fuga
en compositie behaalde; dat hij later zijn studies
voortzette en volbracht aan het Conservatoire
national en aan de Université libre te Parijs. Van
zijn leeraren kunnen we de Vlamingen Peter
Benoit en Jan Blocks, de Franschen Ch. Widor
en G. Fauré, als de meest bekende, noemen
Reeds in zijn prille jeugd trad hij als klavier
virtuoos op: op 13-jarigen leeftijd werd hij dirigent
van een klein Symphonie-orkest; 15 jaar was hij,
toen zijn eerste Cantate voor soli, koor en orkest
uitgevoerd werd. Spoedig volgden zijn successen,
prijzen en bekroningen als koorleider en compo
nist elkaar snel op en in de jaren vóór den wereld
oorlog bekleedde D. verschillende eervolle functies
in België en Frankrijk. Tijdens dien oorlog (in
1917) bood het Vlaamsche Ministerie hem het
directeurschap van een der groote Belgische
conservatoria aan. De politieke toestand en zijn
Groot-Nederlandsche overtuiging noopten Duvosel
zich in 1921 vrijwillig in Nederland te vestigen.
Hier koos men hem tot dirigent van de afd.
Tiel en Haarlem der M. t. B. d. T. en van het Utr.
Mannenkoor „Euterpe", in 1924 tot dirigent van
onze liedertafel „Zang en Vriendschap", bij welker
eeuwfeest in 1930 hij als leider van 5 koren fun
geerde. In 't volgende jaar waren meeningsver-
schillen onder de leden van Z. en V. oorzaak, dat
een deel zich met den dirigent van de overigen
afscheidde en het mannenkoor „Die Spaernc
sanghers" stichtte; dit debuteerde in November
van dat jaar met een programma, waarop o.a. 3
nieuwe werken van Duvosel n.l. „Aanbidding".
„Aussöhnung" en „De Zonne zingt" voorkwamen
Drie jaar later volgde de oprichting van Haarlem's
Vrouwenkoor, waarmee Duvosel o.a. de volledige
3-stemmige Mis van Caplet uitvoerde.
Het aantal van Duvosel's composities is groot.
Behalve orkestwerken behooren er toe ruim 130
liederen, ruim 150 Koraalbewei-kingen voor 4-
stemmig koor, ruim 50 andere werken voor koor
capelle, een kindercantate, verschillende werken
voor koor, soli en orkest enz. Beken dzijn hier o..a
geworden zijn „Aussöhnung" (tekst van Goethe)
voor sopraansolo, mannenkoor en orkest en eenige
zijner bewerkingen van Valerius-liederen voor
mannenkoor. Vele zijner composities werden be
kroond door het Ned. Zangers-Verbond.
Of de aard van Duvosels' werken hem als een
muzikaal genie, dus als een der baanbrekende
persoonlijkheden onder de componisten moet doen
beschouwen, kunnen we nog niet uitmaken. Maar
voorzeker hebben ze hem ons doen kennen als
een zeer begaafd- en zeer bekwaam toon
dichter. Een werk als „Aussöhnung toont
zin voor melodische strooming, voor coloriet,
voor subtiele thematische bewerking; het toont
ook Duvosel's meesterschap in de behandeling der
stof. Dit meesterschap blijkt ook uit zijn reeds
m 1903 geschreven „Sanctus" (ook hier uitge
voerd); de habiele contrapuntist doet zich kennen
in de tallooze canonische coxnbinaties zijner Va-
lerius-bewei-kingen, die voor de uitvoerenden alles
behalve peulschilletjes zijn. Mag men ten aanzien
dier bewerkingen zeggen dat Duvosel de kunst
der oude Nederlandsche School tot nieuw leven
gewekt heeft: in zijn „Aussöhnung" heeft hij ge
toond dat Wagner's richting niet onopgemerkt aan
hem voorbij gegaan is, nadat hij zich in zijn jonge
jaren „Sanctus" op de kunst van een Handel
gebaseerd had. Maar al Duvosel's composities zijn
polyphoon gedacht en contrapuntisch ontwikkeld;
waardeloos vulsel versmaadt hij; elke stem heeft
haar beteekenis.
Af-fzonderlijk willen we nog noemen den uit 5
deëlen bestaanden, in verschillende jaren gecom-
poneerden „Leie"-Cyclué, die hier een paar jaar
geleden en te Brussel verleden Zondag in zijn ge
heel is uitgevoerd.
Vele van Duvosel's composities zijn in en buiten
Nederland tot uitvoering gekomen. Toch heeft hij
in Nederland niet de waardeering gevonden, die
hij verwacht had. Hij zal nu naar zijn vaderland
terugkeeren om De Fauw als dirigent van het
Brusselsche Symphonie-orkest op te volgen. De
hartelijke, spontane mensch Duvosel heeft zich
hier vele trouwe vrienden gemaakt; de kunste
naar Duvosel heeft den eerbied verworven van
allen die met zijn composities kennis maakten.
Hun aller geode wenschen mogen hem vergezellen
bij zijn intrede in den nieuwen werkkring dien
de jeugdige en energieke drieënzestiger zich ge
kozen heeft.
IK. DE JONG.
PERSONALIA.
Te 's-Gravenhage slaagden Vrijdag voor Aard
rijkskunde M.O. de heeren R. Allon en J. E. Lieve,
beiden te Haarlem.
TEGEN DE TRAM GEFIETST.
Een 25-jarige wielrijder wilde Zondagavond
kwart voor zeven op het Stationsplein te Haarlem
linksaf het Jansweg-viaduct passeeren, tegelijk
met een tram, die zich bij den vluchtheuvel aan
den Jansweg juist in beweging zette, om in de
zelfde richting te rijden. De wielrijder schonk
daarbij te veel aandacht aan deze tram. Daar
door zag hij niet een tram. die van de andere zijde
naderde; hij fietste er tegen aan. met het gevolg
dat hij viel. Hij kreeg een bloedende hoofdwonde
en een blessure aan den linkerarm. Door leden
van den Ongevallendienst werd hij behandeld en
daarna per taxi naar het Ziekenhuis St. Johan
nes de Deo gebracht. Later kon hij naar zijn
woning worden vervoerd.
Normalisatie van bouwverordeningen
Commissie ingesteld.
Van architectenzijde is de hoofdcommissie
voor de normalisatie in Nederland opmerkzaam
gemaakt op de thans bestaande verscheiden
heid in de verschillende bepalingen der ge
meentelijke bouwverordeningen, slechts bij uit
zondering gemotiveerd wegens plaatselijke om
standigheden van welvaart of bodemgesteld
heid, maar welke het economisch ontwerpen en
bouwen van woningen in den weg staan. De be
palingen mogen wel niet van dien aard zijn. dat
door de toepassing van het eene of het andere
voorschrift de hoedanigheid wordt geschaad,
dc belangen van welhaast alle bij het bouwbe
drijf betrokkenen zouden er ten zeerste meaft
zijn gebaat, indien die bepalingen onderling iia,J
zoo zeer verschillen.
Nadat de hoofdcommissie omtrent de wen-
schelijkheid en de mogelijkheid van de voorge
stelde normalisatie het oordeel heeft gevraagd
van verschillende belanghebbenden, heeft zij
ingesteld een commissie 54, voor de normalisatie
van voorschriften ten behoeve van bouwver
ordeningen. Voorzitter van deze commissie is
ir. H. van der Kaa. hoofdinspecteur voor de
Volkshuisvesting te 's-Gravenhage, terwijl ver
der in de commissie zitting hebben de heeren:
A. H. Bredero, dir. N.V. Bredero's Bouwbedrijf
te Utrecht, ir. A. van der Heijden, lid architec
tenbureau v. d. Heijden en van Nieuwen-
huyzen te Rotterdam; ir. D. Kruyf, dir. gem.
Bouw- en Woningtoezicht te Haarlem, I. W. F.
M. Keulemans. architect te De Bilt, J. P. Kloos
architect te Haarlem. P. Klu.vver, architect te
Rotterdam, ir. C. G. Meeder, ing. hoofdinspectie
van de volkshuisvesting te 's-Gravenhage, ir.
H. Meyerink, inspecteur Volkshuisvesting te
Zwolle. F. J. de Rooy. dir. gem. Bouw- en
Woningtoezicht te Nijmegen. H. van der
Schaar, dir. Bouwbureau te Amsterdam, A.
N. Schippers, architect te 's-Gravenhage, ir.
D. B. Talma, inspecteur van den Arbeid te
's-Gravenhage, W. G. Tesser, secretaris Ver-
eeniging van handelaren in bouwmaterialen in
Nederland, te Amsterdam, ir. M. E. H. Tjaden,
dir. gem. Bouw- en Woningtoezicht te Am-
iterdam, L. v. d. Walx. voorzitter Nationale
Woningraad te Amsterdam, G. Westerhout,
architect te 's-Gravenhage.
De commissie is op 18 November geïn
stalleerd door den voorzitter der hoofdcommis
sie. den heer C. J. P. Zaalberg, waarna zij haar
arbeidsveld heeft besproken. Uit de resultaten
welke een bij een groot aantal gemeenten
door den hoofdinspecteur voor de volkshuis
vesting ingestelde enquête heeft opgeleverd, zal
worden opgemaakt, welke onderwerpen in de
eerste plaats in behandeling dienen te worden
genomen, en in welke volgorde deze behande
ling zal plaats hebben.
Het secretariaat der commissie wordt vervuld
door het Centraal Normalisatie Bureau, Wil
lem Witsenplein 6, 's-Gravenhage.
Jaarvergadering van de Ned. Heide
Maatschappij.
Voor de agrarische bedrijven was 1939
niet ongunstig.
In het jaarbeursrestaurant te Utrecht vond
Zaterdagmiddag de 52ste algemeene vergadering
van de Nederlandsche Heidemaatschappij plaats,
welke vergadering gepresideerd werd door den on
dervoorzitter, mr. S. Baron van Heemstra. Nadat
de voorzitter in het bijzonder ir, J. Hidde Nijland
.welkom had geheeten, die namens den secretaris
generaal van het departement van sociale zaken
aanwezig was, zeide hij in zijn openingswoord o.m.,
dat de oorlog op het werk van de maatschappij wei
nig invloed heeft uitgeoefend. Wel is echter het
karakter van dit werk veranderd: men concentreert
thans de aandacht op die werken, die spoedig of
onmiddellijk resultaten kunnen afwerpen ten dien
ste van de voeding van mensch en dier, zulks, om
dat wij thans moeten leven althans hoofdzake
lijk van wat onze bodem oplevert. Hooge eischen
worden daardoor aan bodem zoowelals aan ar
beidskrachten gesteld en het is daarom te betreu
en, dat een acuut gebrek aan geschoolde landar
beiders dreigt.
Aan het verslag van de directie ontleenen wij,
dat de maatschappij op 1 Juni 1940 4256 leden en
143 begunstigers leide. Uit het overzicht van de
agrarische bedrijven blijkt, dat het jaar 1939 voor
de veebedrijven niet ongunstig is geweest. Hoewel
het vee ook thans weer te lijden had onder mond
en klauwzeer, was deze ziekte toch niet zoo fel als
in 1938, maar niettemin heeft men er, vooral in de
zandprovincies, den zeer nadeeligen invloed voor
de bedrijfsuitkomsten bemerkt. Bovendien speel
de de groote droogte in het voorjaar en in den
voorzomer den veehouders parten, zoodat velen
zich genoodzaakt zagen, een deel van hun veesta
pel op te ruimen.
De opbrengst van de akkerbouwbedrijven viel,
zoowel kwalitatief als kwantitatief mede en dank
zij het ingrijpen van de regeering waren de uit
komsten heel wat beter dan in het vorige jaar.
WINTERCOMPETITIE.
De eerste maand der wintercompetitie van de
bridgeclub Haarlem-Noord is achter den rug en de
stand is:
Dames Wiegmink-Mulder 75 matchpunten, hee
ren Veenings-Scheaffer, 71.5 matchpunten, heeren
v. d. Bogaard-Dekker 69 matchpunten; heeren J. J.
Walter-Steenkist 69; heeren v. 't Hoff-Groeneberg
55; heeren Scbreuder-v. d. Aakster 54.5; mevr. v.
d. Heuvel-heer Kabel 49.5: heeren Pigge-Kroon 48;
heeren Drulmo"-Peters 48; heeren Meijboom-Nie-
man 46; heeren Mulder-Wiegmink 40.5; heeren F.
Gaus-Warmendam 38: heeren Ris-de Groot 36;
heeren Hooydonk-Doombosch 31.5: heeren Groene-
veld-Bósch, 27; heeren v. Schagen-Suman 20 match
punten.
Een foto, genomen tijdens dc rondwandeling van den Rijkscommissaris, door de
Husken-kolonie te Heerlen.
T (Foto Het Zuiden.).
Slot defect? Tel. 11493
DeSleutelspecialist.L.Veerstr. 10
(Adv. Ingez. Med.)
MAANDAG 25 NOVEMBER.
Rembrandt Theater: Snip en Snap in de Revue:
„Kop op!" 2.30 en 7.30 uur.
Frans Hals Museum. Tentoonstelling „Kunst zij
ons doel". 104 uur.
Frans Hals Theater: „De verboden vrucht". 2.30,
6.30 en 8.45 uur.
Luxor Theater: „Singende Jugend", 2.30, 6.30 en
8.45 uur.
Palace: „Alarm", 2. 6.30 en 8.45 uur.
DINSDAG 26 NOVEMBER.
Stadsschouwburg, Wilsonsplein: „Toontje heeft
een paard geteekend" door de N.V. Het Residentie-
tooneel, 7.45 uur.
Rembrandt Theater: Snip en Snap in de Revue;
„Kop op!" 2.30 cn 7.30 uur.
Frans Hals Museum Tentoonstelling „Kunst zjj
ons doel", 104 uur.
Bioscooptheaters: Voorstellingen des middags en
des avonds.