De rede van den Rijkscommissaris. N.V. De Kennemer Bankvereenlging Mijnheer Pim...' Bij het afscheid van Lieven Duvosel. AGENDA. MAANDAG 23 NOVEMBER 194Ö HA A RE EM'S D'A'GBEAD 2 (Vervolg van pag. 1.) Gemeenschapsgevoel van een volk. Ziet gij, daaruit vloeit dan dit gemeenschaps gevoel van een volk voort, dit is de belevenis die wij thans in Duistchland hebben. Ik zag dit op dat ook gij, Nederlanders, deze belevenis zult krijgen. Het is bij ons niet zoo, dat wij de goede recepten die wij hebben, alleen voor ons zelf willen houden. Tegenover u in ieder geval niet. Tegenover u geven wij de beste recepten rustig, want wij wenschen dat ook gij een zeer hecht aaneengesmeed gemeenschapsvolk zult worden, waarbij de eer van den arbeid en ook de eer van het bloed op den voorgrond zal staan. Wij, het Duitsche volk, hebben ons hervonden. Wij willen nooit meer iets als het internationa lisme. Wij hebben 1914 beleefd en 1918. Niemand is voor ons opgestaan, toen na velsche voorspie gelingen het dictaat van Versailles werd gesloten en alles wat vroeger gesproken had over wereld verbroedering, heeft zich op ons geworpen. Wij waren uitgeleverd, wij stonden aan den rand van den afgrond en toen heeft God ons een man ge geven, zij het ook den grootsten, die ons Duitsche volk ook ter wereld heeft gebracht, onze Führer, Adolf Hitler. Toen hebben wij geleerd dat het belangrijkste het volk is en de gemeenschap van het volk. Wij blijven niet in de gemeenschap staan. Wij weten dat deze gemeenschap is ontsproten uit gemeen schappelijk bloed en wij weten dat dit bloed een nog grootere ruimte vult, dat is de ruimte der Germaansche volkeren. En wij voelen de bijzon dere verantwoordelijkheid voor deze volkeren van Germaansch bloed. Wij willen onze ervarin gen niet voor ons zelf houden. Of gij er gebruik van wilt maken is uw zaak, maar wij willen, wat wü aan ervaring verwor ven hebben, u ter beschikking stellen, daar wij niet willen dat ook gij dezen bitteren weg moet gaan en daar wij wenschen, dat gij deel zult heb ben aan deze groote inzichten, die wij in den bit- tersten strijd hebben verworven. Daarom zeg ik u: ook voor u geldt de eer van het bloed en de eer van den arbeid. Nooit meer toegeven. Ik beken volkomen openlijk, dat wat wij u ♦ooi-eerst brengen, beperkingen zijn. Het is vol komen juist, dat gij vroeger voor September 1939 en ook voor Mei 1940 uiterlijk beter hebt geleefd. Maar gij weet ook, dat wij om ons bestaan strij den en daarom mag ons de duur van dezen strijd riet afschrikken. Wij stellen ons er daarom op in, dat deze oorlog nog jarenlang kan duren, maar wij zullen nooit meer toegeven. De geschiedenis heeft ons slechts eenmaal zwak gezien in 1918, daarom schakelen wij ons thans om op deze levens houding, opdat wij volhouden, hoelang de oorlog ook moge duren. Dat heeft tengevolge dat wij juist u, den arbeiders, niet datgene kunnen bren gen, wat wij willen, maar dat wij zeggen moeten: deze lotsgemeenschap begint met beperkingen. Wanneer gij terugdenkt aan de jaren 1917 en 1918, zult gij constateeren, dat gij toen onder nog veel moeilijker omstandigheden hebt geleefd dan thans en toen waart gij niet betrokken in deze groote gebeurtenis. Gij hebt toen den tijd doorstaan en ik geloof dat de nuchtere nadenkende Neder lander zich in zijn houding niet door deze uiter lijkheden zal laten beïnvloeden. Gij kunt er echter verzekerd van zijn, dat gij op geen enkele wijze slechter zult leven dan het Duitsche volk, dat het op zich neemt te strijden voor een betere toekomst. Het gaat erom, of de 85 millioen Duitschers in de toekomst kunnen leven en niet afhankelijk zijn van de willekeur van anderen. Wanneer in dezen strijd om het be staan het lot zich ook tot u gewend heeft, moet gij dit voor oogen houden: het gaat hier om het bestaan van een volk van 85 millioen menschen die natuurlijk niet zullen ondergaan in dezen strijd omdat de Nederlanders niet betrokken wil len worden in de wereldgeschiedenis. Dat kunt gij van ons niet verwachten. Dat gij dit lot, dat deze 85 millioen Duitsche menschen voor zich bevechten, kameraadschappe lijk zult deelen, dat verklaar ik en dat is ook de opdracht, die ik van den Führer gekregen heb. Wij hebben hier uitstekende menschen gevon den, die van Germaansch bloed zijn. Zij zijn thans iu hun leidende lagen voor een deel tegen ons en voor Engeland. Dat staat hiermede in ver band, dat gij een groot koloniaal rijk hebt, dat gij zelf met uw negen millioen niet kunt verdedi gen en voor welks verdediging gij meende u te moeten verlaten op de Engelsche vloot. Maar het volk is een Germaansch volk en daarop letten wy. Waar het gaat om de belangen van het Duit sche Rijk, moet ik hard blijven en daar moogt gij ook in de toekomst mij geen verwijten voor maken. Het is echter opdracht van den Führer, zorg te dragen voor het Nederlandsche volk en daarmede is alles gezegd. Een opdracht van den Führer is voor ons het hoogste gebod. Maar deze zelf is voor ons ook een hartewensch. Wij willen de groote lotsgemeenschap der Germaansche vol keren opbouwen, opdat onze kinderen eenmaal ge lukkig zullen kunnen leven. Het is volkomen verre van mij, politieke pro paganda te maken. Welk politiek besluit gij neemt, is uw eigen aangelegenheid. Toestanden die den lOden ftlei konden doen ontstaan, zullen wij niet dulden. Hoe gij overigens handelt, is uw zaak. Wat wij willen is u een levend voorbeeld geven van de gemeenschap van een volk. Dat een deel van het Nederlandsche volk niet begrijpt waarom het gaat, moge de tyd goedmaken. Een ding kunnen wij echter niet vergeten en dat is dat de Führer in uw Nederlandsche dagbladen is bespot. Dat heeft ons pijn gedaan en dat kunnen wij niet dul den, want wij staan in voor onzen Führer. Gij zelf echter hebt niet kunnen inzien wat voor een man onze Führer is en ik heb daarom besloten een brochure te laten samenstellen, waarin de Führer is afgebeeld. Gij ziet hoe de Führer werkelijk is. Ik wil alleen een beeld geven van den mensch. dezen oneindig goeden en grooten, maar wanneer dat noodig is, ook harden mensch. Dat is onze Führer. Wanneer gij dezen beelden verstaat, zult gij ons verstaan en dan zult gij het huidige Duitschland hegrijpen. Dat wilde ik bij deze gelegenheid zeggen en ik begroet u door uitdrukking te geven aan den wensch, dat dit huis voor hen, die de eer van den arbeid en van het bloed kennen, een gebouw zal zijn, waar zij steeds raad en hulp kunnen vinden. Ik begroet u met den wcnsch, dat het werk, dat gij geschapen hebt, een bouwsteen zal zyn voor de kameraadschap, die voortvloeit uit de lotsge meenschap van de eer van het bloed en de eer van den arbeid. Met deze woorden besloot de Rijkscommissaris zijn rede. Op den tweeden dag van zijn bezoek aan Zuid- Limburg bezocht de Rijkscommissaris Duitsche scholen in Spekholzerheide, Heerlerheide en Hoensbroek, waar hij de klassen binnen ging en zich met de kinderen onderhield. Tot slot bezocht hij met zijn begeleiding het „Deutsche Heim" in Hoensbrcek. HOUTPLEIN 8 VERHUUR VAN IN ONDERGRONDSCHE TEL. 13829 (3 LIJNEN) SAFE-LOKETTEN LIPS' KLUIS (Adv. Ingez. Med.) HET TOONEEL DE HAARLEMSCHE TOONEELCLUB. WEER EEN MAN TE WATER. Zondagavond kwart voor twaalf is een 39-ja- rige voetganger, door de duisternis misleid, in liet water van den Gasthuissingel te Haarlem ge vallen. Hii wist zichzelf te redden. Door een sur- veilleerend politle-agent werd de man, die geen letsel gekregen had, naar zijn woning gebracht. De voorzitter van de Haarlemsche Tooneelclub, Mr. Julius Hoog, opende de eerste voorstelling in dit seizoen, welke Zondagmiddag in den Stads schouwburg gegeven werd, met een woord van her denking van den man. die zoo lang zijn groote ta lenten aan deze club had gewijd en er vele jaren een der steunpilaren van was geweest, den op den 14den Mei bij de verdediging van den Grebbeberg gesneuvelden majoor W. P. Landzaat. Dit ernstige woord heeft vooral een diepen indruk gemaakt op de oudere leden, die Landzaat nog in zijn volle kracht hebben gekend en hem niet alleen een hooge achting hebben toegedragen als voortreffelijk speler maar ook en vooral als warm-voelend, supe rieur mensch. Dit woord wij voelden het allen moest gesproken worden op dezen eersten H. T. C.- middag na Mei en wij, Landzaat's oude vrienden, zijn er den heer Hoog erkentelijk voor. Na deze ernstige inleiding was het woord aan „Mijnheer Pim7". Mijnheer Pim was voor ons geen onbekende. Wij hadden hem vroeger al eens meer zien passeeren, eerst in een voorstelling van Hef Vereenigd Tooneel onder leiding van mevrouw Ranucci-Beckman en later als voorspel van „De Brand in den Jongen Jan" door Henri de Vries. Dit luchtige blijspelletje van A. A. Milne, dat gebouwd is op een vergissing van mijnheer Pim, die enkel door een naamverwisseling bijna een huwelijk in de war had gestuurd en mevrouw Olivia Marden tot bigamiste zouden hebben doen proclameeren, moeten wij nemen voor wat het is: een luchtig ge valletje, een zeepbel, die als ze even heeft rondge- zweefd, uit elkaar spat en dan in het niet verdwijnt. Je moet het vooral niet critisch beschouwen, want dan zou je je de vraag gaan stellen, hoe Olivia nog eenig respect kan hebben voor haar man, George Marden, nadat hij zich in het tweede bedrijf zoo'n uitgedroogden philister heeft getoond. Milne heeft ons enkel maar 3 bedrijven willen amuseeren met een komische situatie, die door de vergissing >.an Mijnheer Pim ontstaat en dit lukt hem vooral door zijn grappigen, nu en dan zelfs geesügen dialoog, wat altijd de kracht van de Engelsche tooneelschrij- vers is. De stampvolle zaal heeft zich dan ook opperbest vermaakt met dit luchtige en vluchtige blijspelle tje, dat door de H. T. C. uitstekend werd gespeeld. Alle rollen waren zonder uitzondering zeer geluk kig bezet en Wim Paauw had het geheel voortref felijk geregisseerd. De heer Mr. M. C. Wijt en mevrouw M. Bol- dingh waren George en Olivia Marden, het echt paar, dat door de schuld van Mijnheer Pim bijna geen echtpaar was gebleven. Mevrouw Boldingh zag ik nooit beter dan gistermiddag. Zij speelde volkomen in den comedietoon, zeer geestig en met fijne ironie. Hoe puntig en raak zei ze haar tekst, zonder eenige nadrukkelijkheid en toch zoo, dat elke aardigheid over het voetlicht kwam. Het was perfect. De heer Wijt ging meer den kluehtigen kant uit en men vroeg zich af, of naast deze zeer gedistingeerde Olivia George o.a. met zijn grime wel volkomen paste. Maar in deze opvatting was de heer Wijt weer allervermakelijkst, levendig en aldoor het tooneel vullend. Hij heeft veel bijge dragen tot het lachsucces van dezen middag. Mejuffrouw A. Bierens de Haan was een gezonde, prettige Hollandsche zus, zoo opgewekt, dat haar vroolijkheid aanstekelijk werkte. Een alleraardigst en vooral natuurlijk gespeelde rol. De heer W. van der Mandele was de verloofde van dit vroolijke ding en hij wist de rol op peil te houden. Mevrouw Naessens-Vreeburg typeerde raak de opgeprikte, stijve Julia Marden en mej. Schmal was een snoezig dienstmeisje. En dan was er Mijn heer Pim, de passeerende Mijnheer Pim, die bijna zonder zijn schuld zooveel onheil in het hu welijk van den heer en mevrouw Marden had ge sticht. De heer L. van den Broek maakte van dezen altijd afwezigen, goedigen Mijnheer Pim kortweg een creatie, zoodat ik mij dezen „vluchtigen" heer nauwelijks beter gespeeld kan denken. Hoe fijn bij voorbeeld waren die handbewegingen, hoe grappig dat schichtige kijken, hoe voortreffelijk telkens zijn entrees. Het knappe was, dat deze mijnheer Pim hoe koddig ook als persoon geen carricatuur werd. Ik roemde reeds de knappe regie van Paauw. Wal werd bijvoorbeeld door allen uitstekend gesproken! Geen woord ging er in de zaal verloren daar mo gen vele beroepsacteurs een voorbeeld aan nemen en elke zin kreeg zijn juiste accent. De voorstelling die ook door vele „jongens" van Kareol werd bijgewoond had een zeer groot en verdiend succes. De stampvolle zaal was een be wijs, dat de H. T. C. zelfs in dezen tijd in bloeien- den toestand verkeert. J. B. SCHUIL CENTRAAL TOONEEL. Hamlet. „Hier brak een edel hart" zegt Horatius bij het lijk van Hamlet en Fortïnbras' laatste woorden zijn: „Hij zou zeker een koning zijn geweest". In dezen geest heeft Gysbert Tcrsteeg Hamlet ook gespeeld. Hij was een nobele figuur en stond boven zijn omgeving door zijn waarlijk vorstelijke houding. Het is mogelijk, ja zelfs waarschijnlijk, dat Tersteeg de rol later nog verdiepen zal, ma3r zal hij dan niet verliezen aan spontaniteit in zijn spel en san bezieling? „Een bezielde Hamlet, jeugdig in houding en uiter lijk, rijp door de slagen die het leven hem heeft toe gebracht". schreef ik na de première te Amster dam. Tex-steeg heeft de Hamlet-figuur geheel door leefd en hij geeft hem ons met al zijn flitsende wis selingen in gebaar, stem en houding in schoonheid, zoodat zijn spel ook een aesthetisch genot schenkt. Met Hamlet kreeg Gijsbert Tersteeg de groote kans van zijn kunstenaarsleven. die hij niet voor bij heeft laten gaan. Wy hopen later hem nog eens in een omgeving te zien, die dezen Hamlet volko men waardig is. Want een gave, imponeerende Hamlet-opvoering is dit ondanks den verrassend goeden Hamlet toch niet geworden. Daar zijn allereerst de door Arend Hauer ont worpen décors. Deze tooneelbouw moge het voor deel bieden, dat het spel ononderbroken door kan gaan een voordeel, dat wij zeker niet gering schatten we dachten bij die leelijke gele gordij nen en die smalle openingen meer aan alkoven van een derde klas pension dan aan een Koninklijk Hof in de Middeleeuwen. Ook aan het spel ontbrak nog al iets. Verkade, die de regie heeft gevoerd, was nu voor het eerst Ko ning Claudius, aan wien hij al heel weinig teekening gaf. Elly van Stekelenburg speelde en zegde ook haar verzen veel beter dan Verkade, maar zij miste te veel vorstelijke allure en was ook te klein naast dezen langen koning. Waarom heeft men voor deze rol Louise Kooiman niet gevraagd? Dick van Veen heeft wel wat een al te kluchtige opvatting van Polonius. In die opvatting was zijn spel en vooral zijn dictie zeer geestig, maar Polo nius is toch ook de man, die aan zijn zoon Laertes dien raad vol wijsheden medegeeft op reis en dus werkelijk niet uitsluitend een oude, trippelende zot. Adrienne Canivez heb ik als Ophelia wel kunnen waardeeren, vooral in haar waanzinscène, die zij teer en suggestief speelde. Ko van Dijk was een wel vurige Laertes, maar o, o, wat een spraakgebreken heeft deze jonge acteur! De edellieden aan het Hof misten bijna allen met Horatius aan het hoofd aristocratische gra tie en het malheur bij de begrafenis van Ophelia was heel pijnlijk. Zoo ontbreekt er nogal wat aan deze Hamlet-opvoering, al staan daar ook goede dingen, zooals een voortreffelijke doodgraver van Matthieu van Eysden, de indrukwekkende geest van Hamlet's vader van Jacques Snoek, een goede tooneelspeler van Hamburger, tegenover. Maar de vele onvolkomenheden in deze voorstel ling vergeten wij gaarne voor de winst van den nieuwen, jongen en bezielden Hamlet. Gijsbert Ter steeg geeft beteekenis aan deze opvoering, die dank zij hem een zoo groot succes is geworden. Onze Stadsschouwburg was Zaterdagmiddag zeer goed bezet en het publiek heeft aan het slot Tersteeg warm en langdurig toegejuicht J. B. SCHUIL HET NEDERLANDSCH TOONEEL Tooneelspeelster. De komedie van Roland Schacht geeft ons niet de karakteristiek van een groote tooneelspeelster, zooals het programma beloofde. Daarvoor heeft de schryver Stella Anderson te veel in een uitzonde ringspositie geplaatst, door als rivale in de liefde. haar dochter tegenover haar te plaatsen. Wij kregen hierdoor al te greve effecten in dit stuk, die culmi- neeren in de scène, waarin Stella Anderson haar bezoekers en bezoeksters uit de kleedkamer jaagt op een wijze, die meer aan een vischhal dan aan een schouwburg doet denken. Roland Schacht heeft te veel geofferd aan effecten en daardoor zijn stuk niet geloofwaardig gemaakt. Het blijft bijna aldoor tooneel en wordt niet tot werkelijkheid. Mevrouw Duymaer van Twist heeft den schrijver ook geen dienst bewezen door haar woede-uitvallen en die zijn er nogal eens in dit stuk zoo on- beheerscht te spelen. Het werd nu soms bijna een krijschen. Eigenlijk jammer, omdat er ook zoo veel moois in haar spel was, vooral in de verhouding van Stella Anderson tot haar dochter. De groote scène uit Medea speelde zij in grooten stijl. Wie wij in alle opzichten bewonderd hebben, is Myra Ward in de rol van Maria. Wat was dat fijn, warm en gevoelig van actie! Hoe mooi was ook haar luisteren en haar stille spel! Myra Ward is op weg een onzer beste jonge actrices te worden. Aline Markus had veel plezier van haar rol van juffrouw Fuchs, de „parodjste". Zij speelde die mis schien 'n tikje te gechargeerd, maar toch ook gees tig. Lena Kley was aardig en natuurlijk als de kleed ster. De heeren-rolen zijn door Roland Schacht zoo verwaarloosd, dat ze niet veel meer dan sprekende figuranten zijn. Alleen Roemer had als de theater directeur een wat dankbaarder rolletje, maar een modern directeur was hij zeker niet. Wij moesten de openingsscène tusschen Cor Her mus en Mien Duymaer van Twist missen, doordat de heer Hermus den trein had gemist. Veel is het publiek naar ik mij herinner van de première te Amsterdam niet tekort gekomen en Jan van Ees leidde het stuk handig in. Het publiek toonde zich Zaterdagavond in onzen Stadsschouwburg dankbaar voor stuk en spel. Tot de bezoekers behoorden ook de gewonden van Ka reol, die het balcon bezetten en evenals reeds meerdere malen door den heer Deinum waren uitgenoodigd tot het bijwonen van deze vooi-stelling. Voorwaar een zeer sympathieke geste van de di rectie van onzen stadsschouwburg. J. B. SCHUIL Op de Zondagmiddag gehouden afscheidsreceptie hebben verscheidene sprekers den scheidenden kunstenaar Lieven Duvosel gehuldigd. Men heeft zijn genialiteit als toondichter, men heeft ook zijn eigenschappen als mensch en in 't bijzonder als strijder voor de zaak der Vlamingen in 't licht gesteld. Het ligt niet in mijn bedoeling hier een levens schets van Duvosel te geven; want dit zou alleen kunnen uitloopen op een poging tot concurrentie in letterkundgen vorm met wat Duvosel reeds zelf drie jaar geleden, in toonkundige vormen neer legde: van zijn in 1937 voor orgel geschreven en door Flor Peeters hier gespeelde „Levensschets" karakteriseert het Prelude zijn jeugd, het Choral zijn e,loof, hoop, liefde en vertrouwen. De Dubbele Fuga zijn levensstrijd. Maar enkele grepen uit de korte autobiografie, die in het programma van het aan werken van Duvosel gewijde, 21 Nov. 1937 door het mannenkoor „Die Spaerncsanghers" ge geven eereconcert voorkomt, mogen hier een plaat: vinden. Wij zien daaruit, dat Duvosel (geb. 14 December 1877 te Gent) reeds zeer jong in de muziek inge wijd werd; dat hij op 7-jarigen leeftijd zijn stu dies begon aan het Gentsche Conservatorium en daar verschillende prijzen en onderscheidingen voor solfège, piano, harmonie, contrapunt, fuga en compositie behaalde; dat hij later zijn studies voortzette en volbracht aan het Conservatoire national en aan de Université libre te Parijs. Van zijn leeraren kunnen we de Vlamingen Peter Benoit en Jan Blocks, de Franschen Ch. Widor en G. Fauré, als de meest bekende, noemen Reeds in zijn prille jeugd trad hij als klavier virtuoos op: op 13-jarigen leeftijd werd hij dirigent van een klein Symphonie-orkest; 15 jaar was hij, toen zijn eerste Cantate voor soli, koor en orkest uitgevoerd werd. Spoedig volgden zijn successen, prijzen en bekroningen als koorleider en compo nist elkaar snel op en in de jaren vóór den wereld oorlog bekleedde D. verschillende eervolle functies in België en Frankrijk. Tijdens dien oorlog (in 1917) bood het Vlaamsche Ministerie hem het directeurschap van een der groote Belgische conservatoria aan. De politieke toestand en zijn Groot-Nederlandsche overtuiging noopten Duvosel zich in 1921 vrijwillig in Nederland te vestigen. Hier koos men hem tot dirigent van de afd. Tiel en Haarlem der M. t. B. d. T. en van het Utr. Mannenkoor „Euterpe", in 1924 tot dirigent van onze liedertafel „Zang en Vriendschap", bij welker eeuwfeest in 1930 hij als leider van 5 koren fun geerde. In 't volgende jaar waren meeningsver- schillen onder de leden van Z. en V. oorzaak, dat een deel zich met den dirigent van de overigen afscheidde en het mannenkoor „Die Spaernc sanghers" stichtte; dit debuteerde in November van dat jaar met een programma, waarop o.a. 3 nieuwe werken van Duvosel n.l. „Aanbidding". „Aussöhnung" en „De Zonne zingt" voorkwamen Drie jaar later volgde de oprichting van Haarlem's Vrouwenkoor, waarmee Duvosel o.a. de volledige 3-stemmige Mis van Caplet uitvoerde. Het aantal van Duvosel's composities is groot. Behalve orkestwerken behooren er toe ruim 130 liederen, ruim 150 Koraalbewei-kingen voor 4- stemmig koor, ruim 50 andere werken voor koor capelle, een kindercantate, verschillende werken voor koor, soli en orkest enz. Beken dzijn hier o..a geworden zijn „Aussöhnung" (tekst van Goethe) voor sopraansolo, mannenkoor en orkest en eenige zijner bewerkingen van Valerius-liederen voor mannenkoor. Vele zijner composities werden be kroond door het Ned. Zangers-Verbond. Of de aard van Duvosels' werken hem als een muzikaal genie, dus als een der baanbrekende persoonlijkheden onder de componisten moet doen beschouwen, kunnen we nog niet uitmaken. Maar voorzeker hebben ze hem ons doen kennen als een zeer begaafd- en zeer bekwaam toon dichter. Een werk als „Aussöhnung toont zin voor melodische strooming, voor coloriet, voor subtiele thematische bewerking; het toont ook Duvosel's meesterschap in de behandeling der stof. Dit meesterschap blijkt ook uit zijn reeds m 1903 geschreven „Sanctus" (ook hier uitge voerd); de habiele contrapuntist doet zich kennen in de tallooze canonische coxnbinaties zijner Va- lerius-bewei-kingen, die voor de uitvoerenden alles behalve peulschilletjes zijn. Mag men ten aanzien dier bewerkingen zeggen dat Duvosel de kunst der oude Nederlandsche School tot nieuw leven gewekt heeft: in zijn „Aussöhnung" heeft hij ge toond dat Wagner's richting niet onopgemerkt aan hem voorbij gegaan is, nadat hij zich in zijn jonge jaren „Sanctus" op de kunst van een Handel gebaseerd had. Maar al Duvosel's composities zijn polyphoon gedacht en contrapuntisch ontwikkeld; waardeloos vulsel versmaadt hij; elke stem heeft haar beteekenis. Af-fzonderlijk willen we nog noemen den uit 5 deëlen bestaanden, in verschillende jaren gecom- poneerden „Leie"-Cyclué, die hier een paar jaar geleden en te Brussel verleden Zondag in zijn ge heel is uitgevoerd. Vele van Duvosel's composities zijn in en buiten Nederland tot uitvoering gekomen. Toch heeft hij in Nederland niet de waardeering gevonden, die hij verwacht had. Hij zal nu naar zijn vaderland terugkeeren om De Fauw als dirigent van het Brusselsche Symphonie-orkest op te volgen. De hartelijke, spontane mensch Duvosel heeft zich hier vele trouwe vrienden gemaakt; de kunste naar Duvosel heeft den eerbied verworven van allen die met zijn composities kennis maakten. Hun aller geode wenschen mogen hem vergezellen bij zijn intrede in den nieuwen werkkring dien de jeugdige en energieke drieënzestiger zich ge kozen heeft. IK. DE JONG. PERSONALIA. Te 's-Gravenhage slaagden Vrijdag voor Aard rijkskunde M.O. de heeren R. Allon en J. E. Lieve, beiden te Haarlem. TEGEN DE TRAM GEFIETST. Een 25-jarige wielrijder wilde Zondagavond kwart voor zeven op het Stationsplein te Haarlem linksaf het Jansweg-viaduct passeeren, tegelijk met een tram, die zich bij den vluchtheuvel aan den Jansweg juist in beweging zette, om in de zelfde richting te rijden. De wielrijder schonk daarbij te veel aandacht aan deze tram. Daar door zag hij niet een tram. die van de andere zijde naderde; hij fietste er tegen aan. met het gevolg dat hij viel. Hij kreeg een bloedende hoofdwonde en een blessure aan den linkerarm. Door leden van den Ongevallendienst werd hij behandeld en daarna per taxi naar het Ziekenhuis St. Johan nes de Deo gebracht. Later kon hij naar zijn woning worden vervoerd. Normalisatie van bouwverordeningen Commissie ingesteld. Van architectenzijde is de hoofdcommissie voor de normalisatie in Nederland opmerkzaam gemaakt op de thans bestaande verscheiden heid in de verschillende bepalingen der ge meentelijke bouwverordeningen, slechts bij uit zondering gemotiveerd wegens plaatselijke om standigheden van welvaart of bodemgesteld heid, maar welke het economisch ontwerpen en bouwen van woningen in den weg staan. De be palingen mogen wel niet van dien aard zijn. dat door de toepassing van het eene of het andere voorschrift de hoedanigheid wordt geschaad, dc belangen van welhaast alle bij het bouwbe drijf betrokkenen zouden er ten zeerste meaft zijn gebaat, indien die bepalingen onderling iia,J zoo zeer verschillen. Nadat de hoofdcommissie omtrent de wen- schelijkheid en de mogelijkheid van de voorge stelde normalisatie het oordeel heeft gevraagd van verschillende belanghebbenden, heeft zij ingesteld een commissie 54, voor de normalisatie van voorschriften ten behoeve van bouwver ordeningen. Voorzitter van deze commissie is ir. H. van der Kaa. hoofdinspecteur voor de Volkshuisvesting te 's-Gravenhage, terwijl ver der in de commissie zitting hebben de heeren: A. H. Bredero, dir. N.V. Bredero's Bouwbedrijf te Utrecht, ir. A. van der Heijden, lid architec tenbureau v. d. Heijden en van Nieuwen- huyzen te Rotterdam; ir. D. Kruyf, dir. gem. Bouw- en Woningtoezicht te Haarlem, I. W. F. M. Keulemans. architect te De Bilt, J. P. Kloos architect te Haarlem. P. Klu.vver, architect te Rotterdam, ir. C. G. Meeder, ing. hoofdinspectie van de volkshuisvesting te 's-Gravenhage, ir. H. Meyerink, inspecteur Volkshuisvesting te Zwolle. F. J. de Rooy. dir. gem. Bouw- en Woningtoezicht te Nijmegen. H. van der Schaar, dir. Bouwbureau te Amsterdam, A. N. Schippers, architect te 's-Gravenhage, ir. D. B. Talma, inspecteur van den Arbeid te 's-Gravenhage, W. G. Tesser, secretaris Ver- eeniging van handelaren in bouwmaterialen in Nederland, te Amsterdam, ir. M. E. H. Tjaden, dir. gem. Bouw- en Woningtoezicht te Am- iterdam, L. v. d. Walx. voorzitter Nationale Woningraad te Amsterdam, G. Westerhout, architect te 's-Gravenhage. De commissie is op 18 November geïn stalleerd door den voorzitter der hoofdcommis sie. den heer C. J. P. Zaalberg, waarna zij haar arbeidsveld heeft besproken. Uit de resultaten welke een bij een groot aantal gemeenten door den hoofdinspecteur voor de volkshuis vesting ingestelde enquête heeft opgeleverd, zal worden opgemaakt, welke onderwerpen in de eerste plaats in behandeling dienen te worden genomen, en in welke volgorde deze behande ling zal plaats hebben. Het secretariaat der commissie wordt vervuld door het Centraal Normalisatie Bureau, Wil lem Witsenplein 6, 's-Gravenhage. Jaarvergadering van de Ned. Heide Maatschappij. Voor de agrarische bedrijven was 1939 niet ongunstig. In het jaarbeursrestaurant te Utrecht vond Zaterdagmiddag de 52ste algemeene vergadering van de Nederlandsche Heidemaatschappij plaats, welke vergadering gepresideerd werd door den on dervoorzitter, mr. S. Baron van Heemstra. Nadat de voorzitter in het bijzonder ir, J. Hidde Nijland .welkom had geheeten, die namens den secretaris generaal van het departement van sociale zaken aanwezig was, zeide hij in zijn openingswoord o.m., dat de oorlog op het werk van de maatschappij wei nig invloed heeft uitgeoefend. Wel is echter het karakter van dit werk veranderd: men concentreert thans de aandacht op die werken, die spoedig of onmiddellijk resultaten kunnen afwerpen ten dien ste van de voeding van mensch en dier, zulks, om dat wij thans moeten leven althans hoofdzake lijk van wat onze bodem oplevert. Hooge eischen worden daardoor aan bodem zoowelals aan ar beidskrachten gesteld en het is daarom te betreu en, dat een acuut gebrek aan geschoolde landar beiders dreigt. Aan het verslag van de directie ontleenen wij, dat de maatschappij op 1 Juni 1940 4256 leden en 143 begunstigers leide. Uit het overzicht van de agrarische bedrijven blijkt, dat het jaar 1939 voor de veebedrijven niet ongunstig is geweest. Hoewel het vee ook thans weer te lijden had onder mond en klauwzeer, was deze ziekte toch niet zoo fel als in 1938, maar niettemin heeft men er, vooral in de zandprovincies, den zeer nadeeligen invloed voor de bedrijfsuitkomsten bemerkt. Bovendien speel de de groote droogte in het voorjaar en in den voorzomer den veehouders parten, zoodat velen zich genoodzaakt zagen, een deel van hun veesta pel op te ruimen. De opbrengst van de akkerbouwbedrijven viel, zoowel kwalitatief als kwantitatief mede en dank zij het ingrijpen van de regeering waren de uit komsten heel wat beter dan in het vorige jaar. WINTERCOMPETITIE. De eerste maand der wintercompetitie van de bridgeclub Haarlem-Noord is achter den rug en de stand is: Dames Wiegmink-Mulder 75 matchpunten, hee ren Veenings-Scheaffer, 71.5 matchpunten, heeren v. d. Bogaard-Dekker 69 matchpunten; heeren J. J. Walter-Steenkist 69; heeren v. 't Hoff-Groeneberg 55; heeren Scbreuder-v. d. Aakster 54.5; mevr. v. d. Heuvel-heer Kabel 49.5: heeren Pigge-Kroon 48; heeren Drulmo"-Peters 48; heeren Meijboom-Nie- man 46; heeren Mulder-Wiegmink 40.5; heeren F. Gaus-Warmendam 38: heeren Ris-de Groot 36; heeren Hooydonk-Doombosch 31.5: heeren Groene- veld-Bósch, 27; heeren v. Schagen-Suman 20 match punten. Een foto, genomen tijdens dc rondwandeling van den Rijkscommissaris, door de Husken-kolonie te Heerlen. T (Foto Het Zuiden.). Slot defect? Tel. 11493 DeSleutelspecialist.L.Veerstr. 10 (Adv. Ingez. Med.) MAANDAG 25 NOVEMBER. Rembrandt Theater: Snip en Snap in de Revue: „Kop op!" 2.30 en 7.30 uur. Frans Hals Museum. Tentoonstelling „Kunst zij ons doel". 104 uur. Frans Hals Theater: „De verboden vrucht". 2.30, 6.30 en 8.45 uur. Luxor Theater: „Singende Jugend", 2.30, 6.30 en 8.45 uur. Palace: „Alarm", 2. 6.30 en 8.45 uur. DINSDAG 26 NOVEMBER. Stadsschouwburg, Wilsonsplein: „Toontje heeft een paard geteekend" door de N.V. Het Residentie- tooneel, 7.45 uur. Rembrandt Theater: Snip en Snap in de Revue; „Kop op!" 2.30 cn 7.30 uur. Frans Hals Museum Tentoonstelling „Kunst zjj ons doel", 104 uur. Bioscooptheaters: Voorstellingen des middags en des avonds.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 2